NL8500997A - Ploeg. - Google Patents

Ploeg. Download PDF

Info

Publication number
NL8500997A
NL8500997A NL8500997A NL8500997A NL8500997A NL 8500997 A NL8500997 A NL 8500997A NL 8500997 A NL8500997 A NL 8500997A NL 8500997 A NL8500997 A NL 8500997A NL 8500997 A NL8500997 A NL 8500997A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
plow
axis
frame
arm
extension
Prior art date
Application number
NL8500997A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8500997A priority Critical patent/NL8500997A/nl
Priority to DE8686200551T priority patent/DE3664994D1/de
Priority to EP19860200551 priority patent/EP0196729B1/en
Publication of NL8500997A publication Critical patent/NL8500997A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B15/00Elements, tools, or details of ploughs
    • A01B15/02Plough blades; Fixing the blades
    • A01B15/08Mouldboards
    • A01B15/10Interchangeable or adjustable mouldboards

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

C. van der Lely N.V., Weverskade 10, Maasland.
''Ploeg"
De uitvinding heeft betrekking op een ploeg voorzien van een gestel en ten minste één aan dit gestel aangebracht ploeglichaam.
Bij ploegen van deze soort zijn de ploeglichamen 5 voorzien van ristervormen die aan specifieke grondsoorten zijn aangepast. Dit betekent dat men een bepaalde ploeg voor een bepaalde grondsoort moet aanschaffen. Door middel van de constructie volgens de uitvinding zijn nu voorzieningen getroffen met behulp waarvan men de vorm van het rister 10 zodanig kan wijzigen dat men het ploeglichaam voor meerdere grondsoorten kan gebruiken.
Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat het ploeglichaam een rister omvat dat uit ten minste twee delen bestaat, welke delen ten opzichte van elkaar verzwenk-15 baar zijn aangebracht.
Met behulp van deze constructie kan men de vorm die het rister heeft en daarmee de geleiding die het rister voor de losgesneden ploegbalk vormt wijzigen. Hierdoor kan men niet alleen de vorm van he,t rister aanpassen aan de 20 grondsoort, doch tevens kan men een aanpassing aan de beoogde snelheid waarmee men wil ploegen verkrijgen.
Een ander facet van de uitvinding betreft een ploeg, waarbij het ploeglichaam een rister omvat dat twee delen heeft, die elk om een verschillende, zich in opwaartse 25 richting uitstrekkende as verstelbaar zijn aangebracht.
Door toepassing van deze constructie kan men de weerstand die een ploeglichaam bij zijn voortbeweging door de grond ondervindt beïnvloeden, dat wil zeggen men kan steeds een zodanigestand van het rister verkrijgen dat de weerstand 30 tijdens de voortbeweging van ploeglichaam door de grond minimaal is.
Een volgend facet van de uitvinding betreft een ploeg waarbij het ploeglichaam een rister omvat dat een bovenste deel heeft, hetwelk om een opwaarts gerichte as 35 in twee of meer standen instelbaar is. Door toepassing van deze constructie kan men de keerwerking van het ploeglichaam beïnvloeden en aldus een aanpassing aan de gewenste ploeg-werking verkrijgen.
Z1# V « v ƒ - 2 - fr *
Een verder facet van de uitvinding betreft een ploeg waarbij het ploeglichaam een rister omvat-dat een deel heeft dat om een nabij de ploegschaar aangebrachte as verzwenkbaar is. Doordat men de as vóór de verzwenking 5 van een risterdeel op deze wijze aanbrengt, bewerkstelligt men dat bij de verstelling van het rister de onderzijde van het rister zich ten opzichte van de schaar praktisch niet wijzigt, hetgeen voor de geleiding van de grondbalk van groot belang is.
10 Het laatste facet van de uitvinding betreft een ploeg voorzien van ten minste één ploeglichaam dat een rister heeft dat is voorzien van een verlenging, die om een opwaarts gerichte as verstelbaar is aangebracht. Met behulp van de verleninging kan men het geleidend oppervlak van het rister 15 vergroten, een en ander zodanig dat bij een verzwenking van het rister respectievelijk risterdelen naar achteren een voorwaartse beweging van de verlenging optreedt, waardoor het totale risteroppervlak wordt vergroot.
Aan de hand van een in de tekening weergegeven 20 uitvoeringsvoorbeeld zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een ploeg weer voorzien van een constructie volgens de uitvinding.
Figuur 2 geeft op grotere schaal een zijaanzicht 25 weer van een ploeglichaam voorzien van een constructie volgens de uitvinding.
Figuur 3 geeft een aanzicht weer volgens de pijl III in fig. 2..
Figuur 4 geeft op grotere schaal een bovenaanzicht 30 weer van het voorste deel van de in fig. 1 afgeheeld ploeg.
Figuur 5 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de lijn V - V in fig. 4, terwijl 'Figuur 6 een aanzicht weergeeft volgens de lijn VI - VI in fig. 4.
35 a 3 ·ί> n c q 7 ^ W V ^ ï'J * tf » - 3 -
De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een wentelploeg, die een zich schuin op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende hoofdgestelbalk 1 omvat, welke balk althans nage-5 noeg horizontaal is gelegen. De hoofdgestelbalk 1 omvat een uit plaat gevormd U-vormig deel 2 dat zodanig is gelegen dat de benen van de U zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekken. Aan de einden zijn de benen over een deel haaks omgezet en door middel van bouten 3 aan een zich 10 in opwaartse richting uitstrekkende plaat 4 aangebracht.
Aan de hoofdgestelbalk 1 zijn op onderling gelijke afstand van elkaar plaatvormige steunen 5 bevestigd. Zoals uit fig. 1 blijkt is de voorste steun 5 aan het vooreinde van de hoofdgestelbalk 1 aangebracht, terwijl de achterste 15 steun zich op enige afstand vóór het einde van de hoofdgestelbalk 1 bevindt.
Aan elk van de plaatvormige steunen 5, die door middel van de bouten 3 tegen de plaat 4 van de hoofdgestelbalk 1 zijn geklemd, is een zich dwars op de voortbewegings-20 richting A uitstrekkende, althans nagenoeg horizontale as 6 aangebracht. Op enige afstand van de plaatvormige steun 5 is op de as 6 een drager 7 verzwenkbaar aangebracht. De drager 7 strekt zich naar achteren en althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A uit en is tijdens 25 normaal bedrijf althans nagenoeg horizontaal gelegen. De drager 7, die zoals uit fig. 5 blijkt hol is en een rechthoekige dwarsdoorsnede heeft, is ter hoogte van de as 6 omgeven door een steun 8, die aan de boven- en onderzijde tevens door middel van een schoorplaat 9A is vastgezet.
30 De steun 8 is aan de boven- en onderzijde voorzien van een tap 9, die zich in de richting van de hoofdgestelbalk 1 uitstrekt en evenwijdig aan de as 6 is gelegen.
Om elk van de tappen 9 is vrij verzwenkbaar een stang 10 aangebracht, welke stang zich in hoofdzaak evenwij-35 dig aan de drager 7 uitstrekt. Elk van de stangen 10 bestaat uit een voorste stripvormig deel 11, dat nabij het midden van de stang door middel van een zich evenwijdig aan de tappen 9 uitstrekkende pen 12 scharnierend tussen twee 850099' * i - 4 - strippen van een deel 13 is aangebracht. Elk deel 13 is met zijn achtereinde door middel van een pen 14, die zich eveneens althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de tap 9, verzwenkbaar verbonden met een vorkachtig deel 15, het-5 welk door middel van de pen 14 en een oor tussen de strippen van het deel 15 is aangebracht. De vorkachtige delen 15 zijn door middel van een gemeenschappelijke as 16, die zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekt, verzwenkbaar aangebracht aan een arm 17, die met zijn andere einde 10 door middel van een vorkachtig deel en een zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekkende pen 18 verzwenkbaar is aangebracht aan een oor 19, dat door middel van bouten 3 op de plaat 4 van de hoofdgestelbalk 1 is bevestigd. Om de as 16 is tussen de vorkachtige delen 15 één einde 15 gebogen van een bladveer 20, waarvan de breedste zijde zich in opwaartse richting uitstrekt en die met zijn andere einde is aangebracht om een althans nagenoeg verticale as 21, die zich bevindt tussen oren 22 op de steun 5. De bladveer 20 die onder voorspanning staat, tracht de delen van de 20 stangen 10 en daarbij de drager 7 in een stand te houden zoals in fig.6 is weergegeven. In deze stand rust een door een verstelbare bout gevormde aanslag 23, die door middel van een steun 24 op het deel 13 is aangebracht tegen het deel 11.
25 De stangen 10 en de veer 20 vormen een overbelas- tingsveiligheidsmechanisme, dat de drager 7, waaraan twee boven elkaar gelegen ploeglichamen 25 zijn aangebracht, in een middenstand houdt, waarbij een verzwenking van de drager 7 om de as 6 door de veer wordt tegengewerkt en de 30 stangen 10 beide op trek zijn belast. Aan de einden is elke drager 7 voorzien van een zich schuin naar beneden en naar voren resp. schuin naar boven en naar voren uitstrekkende rechte arm 26, die aan het van de arm afgekeerde einde is voorzien van het ploeglichaam 25. Elk ploeglichaam 25 omvat 35 een steun 27, die zich in de voortbewegingsrichting A van de ploeg uitstrekt en wordt gevormd door een hoekijzer.
Het hoekijzer is zodanig aangebracht, dat een zijde tegen de buitenzijde van de arm 26 is gelegen en de onderzijde tegen het ondereinde van de arm rust. De steun 27 doet tevens 8500997 «- * - 5 - dienst als zoolijzer en is daartoe aan de achterzijde voorzien van een slijtstuk 28 waarvoor een schermstrip 29 is aangebracht, die opstropen van materiaal moet voorkomen.
Aan het vooreinde is zowel de opstaande zijde 5 als de liggende zijde van de steun 27 afgeschuind, een en ander zodanig, dat hierdoor een bevestigingsmogelijkheid ontstaat voor een schaar 30 waarvan de breedte vanaf de bevestiging aan de steun naar zijn van het hoekijzer afgekeerde einde afneemt (fig. 3) en waarvan de voorzijde zich 10 ten opzichte van de voortbewegingsrichting A onder een hoek van + 50° naar achteren uitstrekt. Op de schaar 30 sluit een rister 31 aan. Het rister 31 heeft een onderste deel 32, dat aan de naar de steun 27 gekeerde zijde aan de achterzijde is voorzien van een door middel van bouten 32A bevestig-15 de plaat 33. De plaat 33 is aangebracht op de bovenzijde van een bus 34, welke bus vrij verzwenkbaar is om een as 35, die op het liggende been van de hoekijzervormige steun 27 is aangebracht en althans nagenoeg verticaal is gelegen. Boven het zich in opwaartse richting uitstrekkende been 20 van de hoekijzervormige steun 27 is een zich in bovenaanzicht althans nagenoeg recht verlopende strip aangebracht, die een opbreekorgaan 36 vormt en van voren naar achteren enigszins versmalt. Het opbreekorgaan 36 is aan de voorzijde, die vóór de schaar 30 is gelegen,voorzien van een snijrand 25 en volgt in zijaanzicht gezien (fig. 3) het verloop van de voorste omhoog gerichte zijde van de schaar en het rister-deel 32.
Het boveneinde van het opbreekorgaan 36 reikt tot boven de bovenzijde van het risterdeel 32. Het opbreek-30 orgaan 36 vormt tevens een afscherming, achter welke afscherming het risterdeel 32 door middel van de bus 34 om de as 35 kan verzwenken door middel van een hierna nader te bespreken verstelinrichting. Op de bovenzijde van het opbreekorgaan 36 sluit een bovenste deel 37 van het 35 rister 32 aan, welk deel althans nagenoeg evenwijdig aan ;de bovenrand van het risterdeel 32 is gelegen en door middel van een steun 38 aan het opbreekorgaan 36 en de drager 26 is bevestigd.
85ÜÖiO7 * 5 - 6 -
Het bovenste risterdeel 37 omvat een op het opbreek-orgaan 36 aansluitend gedeelte dat door middel van een schar-nieras 39, die althans nagenoeg verticaal is gelegen is verbonden met een gedeelte dat een lengte heeft, die ongeveer 5 twee maal de lengte van het eerstgenoemde deel bedraagt.
Het risterdeel 37 strekt zich in bovenaanzicht gezien over + twee-derde van de lengte van de bovenzijde van het risterdeel 32 uit.
Aan het vrije einde van’het risterdeel 32 is door 10 middel van steunen 40 en een as 41, die zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting uitstrekt, aan de achterzijde een verlenging 42 voor het rister 31 aangebracht. De verlenging 42 is, zoals uit fig. 2 blijkt, in hoofdzaak rechthoekig, waarbij ze naar het vrije einde enigszins taps 15 verloopt en is voorzien van afgeschuinde hoeken.
Voor de verstelling van de het rister 31 vormende delen 32 en 37 en de verlenging 42 is voor elk ploeglichaam 25 een verstelmechanisme aanwezig dat zich in hoofdzaak ter hoogte van de bovenzijde van het risterdeel 32 bevindt 20 en aan de achterzijde van de arm 26 is aangebracht. Hiertoe is aan de achterzijde van de arm 26 een oor 43 aanwezig.
In het oor 43 is door middel van een bus 44 een zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting uitstrekkende as 45 ondersteund. Om de as 45 is onder de bus 44 een arm 25 46 aangebracht, die zich in althans horizontale richting uitstrekt en door twee boven elkaar gelegen strippen wordt gevormd. De arm 46 is met zijn andere einde door middel van een tap 47, die zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekt verzwenkbaar verbonden met een tussen de strippen '30 gelegen arm 48. De arm 48 is met zijn andere einde door middel van een zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting uitstrekkende tap 49 verzwenkbaar aangebracht tussen twee oren 50 aan de achterzijde van het onderste risterdeel 32. Boven de bus 44 is op de as 45 een arm 51 aangebracht, 35 die met zijn andere einde door middel van een zich in opwaartse richting uitstrekkende, althans nagenoeg verticaal gelegen pen 52 verzwenkbaar is aangebracht tussen twee oren 53, die nabij de as 41 waarom de verlenging 42 verzwenkbaar is aan de achterzijde van de verlenging zijn bevestigd.
8 o 0 0 9 3 7 4 'i * - 7 -
Op enige afstand van de as 45 is door middel van een zich in opwaartse, bij voorkeur verticale richting uitstrekkende pen 54 aan de onderzijde van de arm 51 een tussen-arm 55 verzwenkbaar aangebracht. De tussenarm 55 is door 5 middel van een pen 56, die zich eveneens althans nagenoeg in verticale richting uitstrekt verzwenkbaar aangebracht tussen twee oren 57 aan de achterzijde van het verzwenkbare gedeelte van het bovenste deel 37 van het rister 32. De as 45, die een gemeenschappelijke as voor de verstelmecha-10 nismen van een paa: ploeglichamen 25 vormt, is aan de van de hoofdgestelbalk 1 afgekeerde zijde van de drager 7 door middel van een leger 58 ondersteund. Ter hoogte van het leger 58 is de as 45 voorzien van een arm 59, die zich vanaf de drager 7 uitstrekt en althans nagenoeg horizontaal is 15 gelegen. De arm 59 is door middel van een althans nagenoeg verticale pen 60 verzwenkbaar verbonden met een stang 61, die zich langs de drager 7 naar voren uitstrekt. Het vooreinde van de stang 61 is door middel van een pen 62, die zich evenwijdig aan de as 6 uitstrekt, scharnierend verbon-20 den met een opwaarts verlopende hefboom 63.
De hefboom 63 is aan de bovenzijde aangebracht aan een einde van een as 64. De as 64 is evenwijdig aan de as 69 gelegen en door middel van een arm 65 op de as 6 ondersteund. De as 64 is nabij zijn andere einde onder-25 steund in een bus 66, die een doorvoer vormt door een zich in opwaartse richting uitstrekkend oor 67, dat door middel van de bouten 3 aan de van de plaat 5 afgekeerde einden van het U-vormig deel 2 van de hoofdgestelbalk 1 is vastgezet. Het betreffende einde van de as 64 is voorzien van 30 een arm 68, die zich naar beneden uitstrekt en door middel van een pen 69, die zich evenwijdig aan de assen 6 en 64. uitstrekt, is verbonden met een langs de bovenzijde van de hoofdgestelbalk 1 verlopende spoorstang 70. De spoorstang 70 is tussen het tweede en derde paar ploeglichamen verbonden 35 met een hydraulische verstelcylinder 71, die door middel van niet nader weergegeven leidingen met het hydraulisch circuit van de trekker kan worden verbonden en vanaf de trekker bedienbaar is.
C ~ η Λ Λ / ü W >J £? ij / - δ -
De ploeg heeft een met een trekker te koppelen gestel 72. Het gestel 72 omvat een gesteldeel dat wordt gevormd door een in bovenaanzicht gezien driehoekig raam.
Het raam omvat een dwarsbalk 73, die althans nagenoeg hori-5 zontaai is gelegen en zich althans nagenoeg loodrecht op de voortbewegingsrichting A uitstrekt. De dwarsbalk 73 omvat een uit plaat bestaand U-vormig deel 74, waarvan de benen zich in voorwaartse richting uitstrekken en aan de einden haaks zijn omgezet. De omgezette delen van de benen 10 zijn verschuifbaar aangebracht door middel van een opwaarts gerichte plaat, die langs een plaat 75 en aan de bovenen onderzijde van deze plaat bevestigde strippen 76 beweegbaar is. De strippen 76 en de plaat 75 zijn door middel van bouten aangebracht aan een opwaarts gerichte plaat 77, 15 die zich aan het einde van de dwarsbalk bevindt, dat naar de hoofdgestelbalk is gekeerd. Het andere einde van de dwarsbalk 73 is aan de achterzijde voorzien van een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende balk 78. Het achtereinde van de balk 78 is door middel van een verbindings-20 balk 79 verbonden met een punt aan de achterzijde van de dwarsbalk 73, dat zich nabij het andere einde bevindt. De zich aan de voorzijde van de dwarsbalk 73 bevindende plaat 77 is nabij het in de voortbewegingsrichting A gezien rech-tereinde voorzien van een horizontale as 80, welke as zich 25 in de voortbewegingsrichting A uitstrekt en verdraaibaar is ondersteund in legers 81, die zijn aangebracht aan een bok 82, die is voorzien van een driepuntsbevestiging voor aankoppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker.
In de dwarsbalk 73 is een zich in de langsrichting van de 30 balk uitstrekkende verstelcylinder 83 aangebracht. De ver-stelcylinder 83 is vanaf de trekker bedienbaar en met één einde scharnierend verbonden met een steun aan de achterzijde van de plaat 75. Het andere einde van de verstelcylinder 83 is aangebracht aan een steun die zich binnen de dwars-35 balk 73 bevindt. De verstelcylinder 83 kan door middel van niet nader weergegeven leidingen met het hydraulisch circuit van een trekker worden verbonden.
850 0 9 $ 7 - 9 -
De hoofdgestelbalk 1 is in twee achter elkaar gelegen punten scharnierend met het gestel 72 verbonden. Het voorste scharnierpunt wordt gevormd door een scharnieras 84, met behulp waarvan een oor 85 nabij het vooreinde van 5 de verbindingsbalk 79 tussen twee boven elkaar gelegen lippen 86 op de hoofdgestelbalk 1 is aangebracht. Het tweede scharnierpunt bevindt zich juist vóór het midden van de hoofdgestelbalk 1 en wordt gevormd door een scharnieras 87, die een oor 88 op de hoofdgestelbalk verbindt met een 10 verbindingsarm 89. De verbindingsarm 89 is door middel van een as 90 verzwenkbaar aangebracht tussen de eindai van een arm 91 en wel vóór het achtereinde op 1/5 van de lengte van de arm 91. Het achtereinde van de arm 91 is door middel van een as 92 verzwenkbaar aangebracht aan de bovenzijde 15 van de balk 78 nabij het achtereinde van deze laatste. Het vooreinde van de arm 91 is door middel van een as 93 scharnierend verbonden met een bus waarin een schroefspindel 94 • verdraaibaar is. De schroefspindel 94 is met zijn einde verzwenkbaar aangebracht tussen boven elkaar gelegen oren 20 95, die aan de achterzijde van de dwarsbalk 73 zijn aange bracht. Met behulp van de as 80 kan men de ploeg, die zoals vermeld als wentelploeg is uitgevoerd, door middel van een niet nader weergegeven bekend wentelmechanisme in twee werk-standen brengen waarin afwisselendde ploeglichamen 25 van 25 de respectieve paren in bedrijf zijn. Aan het achtereinde van de hoofdgestelbalk 1 is een steun 96 aanwezig die is voorzien van een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as waarom een arm 97 verzwenkbaar is, die in een werkstand van de ploeg schuin naar beneden en naar 30 achteren is gericht en een loopwiel 98 draagt, een en ander zodanig dat het loopwiel twee standen kan innemen waarin dit loopwiel tijdens de bovengenoemde werkstanden van de ploeg met de grond in aanraking is.
De werking van de in het voorgaande beschreven 35 ploeg is als volgt.
Tijdens het bedrijf is de ploeg door middel van het aankoppeldeel, dat de bok 82 en de plaat 75 omvat, met de armen van de driepuntshefinrichting van de trekker verbonden en kan de ploeg, indien zij een stand inneemt zoals i.7 , · · ' M ' J 'j J 3 -10- in fig. 1 is weergegeven, worden voortbewogen in een richting volgens pijl A. Hierbij worden door de ploeglichamen 25 die in bedrijf zijn, de schematisch in de figuur aangegeven grondbalken onder een kering naar rechts verplaatst.
5 In de weergegeven werkstand bevinden de onderste armen van de hefinrichting zich in een stand waarbij zij praktisch symmetrisch zijn gelegen ten opzichte van een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A en door een punt in het midden van de achteras van de trekker. Het snijpunt 10 van het verlengde van de betreffende armen, dat het ideële trekpunt vormt, is hierbij eveneens praktisch in dit vlak gelegen, evenals het aangrijpingspunt van de trekkracht van de ploeg. De weerstandslijn, die beide punten verbindt, verloopt hierbij door het middenpunt van de achteras, zodat 15 de trekker maximaal bestuurbaar is.
Indien men vanuit de in fig. 1 weergegeven werkstand door middel van de hydraulische verstelcylinder 83 het gestel 72 met de hoofdgestelbalk 1 en de er aan aangebrachte paren ploeglichamen 75 ten opzichte van de voort-20 bewegingsrichting A en het aankoppeldeel dat met de trekker is verbonden naar rechts verplaatst, wordt dankzg de scharnierende verbinding tussen de hoodgestelbalk 1 en het gestel 72, welke scharnierende verbinding de achter elkaar gelegen, .. door de althans nagenoeg verticale assen 84 en 87 gevormde 25 scharnierpunten omvat, de hoofdgestelbalk 1 zodanig verplaatst ten opzichte van het gestel 72 en ten opzichte van de voortbewegingsrichting A, dat de weerstandslijn in gelijke mate naar links wordt verplaatst waardoor deze weerstandslijn althans nagenoeg door het midden van de achteras van de 30 trekker blijft verlopen. Bij de verplaatsing van het gestel 72 naar rechts, beweegt de arm 91 naar buiten waarbij het scharnierpunt gevormd door de as 87 met behulp van de ver-bindgingsarm 89 naar links wordt verplaatst, waardoor de hoofdgestelbalk 1 om het scharnierpunt gevormd door de as 35 84 naar links verzwenkt en daarbij de beoogde verplaatsing van de weerstandslijn wordt verkregen. De bovenvermelde verplaatsing wordt veelal uitgevoerd om een juiste aanpassing van de stand van het voorste ploeglichaam aan de spoorbreedte 8500997 - 11 - van de trekker te verkrijgen. De ploeg is bij een maximale verplaatsing van + 40 cm naar rechts in een stand brengbaar, waarbij het voorste ploeglichaam 6 achter het trekkerwiel, dat wil zeggen in de open voor komt. Hierbij vindt een be-5 lasting van de ploeg alleen plaats door middel van de reac-tiekrachten die op twee ploeglichamen werken. In dit geval komt het aangrijpingspunt van de trekkracht tussen de twee ploeglichamen te liggen. Ook hier wordt bij het verplaatsen van het gestel 72 de hoofdgestelbalk 1 door middel van de 10 bovenvermelde scharnierverbinding ten opzichte van het gestel zodanig verplaatst dat de weerstandslijn althans nagenoeg door het midden van de achteras van de trekker blijft verlopen. Geringe correcties ten aanzien van het verloop van de weerstandslijn kan men verkrijgen door de schroef-15 spindel 94 te verdraaien waardoor de arm 91 om de schar-nieras 92 verzwenkt en met behulp van de verbindingsarm 89 een geringe, naverstelling van de hoofdgestelbalk 1 wordt verkregen.
Zoals reeds vermeld wordt tijdens het bedrijf 20 de drager 7 voor de ploeglichamen 25 door middel van de onder werking van de veer 20 staande, op trek belaste stangen 10 in een althans nagenoeg horizontale werkstand gehouden.
Indien tijdens het bedrijf het in het werk zijnde ploeglichaam 25 op een obstakel stoot kan de drager 7 en 25 daarbij het ploeglichaam om de as 6, teneinde beschadiging te voorkomen, naar boven uitwijken. Hierbij worden de delen 11 en 13 van de bovenste stang 10 tegen de werking van de veer 20 in om de pen 12 naar boven geknikt, zodat alleen de onderste stang 10 op trek belast blijft en het ploeglichaam 30 van het obstakel kan vrijkomen waarna het snel in zijn oorspronkelijke werkstand kan terugkeren, waarbij de delen van de bovenste stang onder invloed van de veer 20 in hun oorspronkelijke stand terugkeren.
Tijdens de voortbeweging van de ploeg wordt,door 35 het zich aan de voorzijde van elk ploeglichaam 25 bevindende opbreekorgaan 36, een gunstig lossnijden van de grondbalk en een geleiden van deze grondbalk langs de schaar 30 op het rister 31 verkregen. Men kan daarbij de risterdelen O « Λ ·'< ) ; ^ w J & £} * - 12 - 32 en 37 de stand laten innemen die in fig. 3 is weergegeven, waarbij de verlenging de in de figuur weergegeven praktisch onwerkzame stand evenwijdig aan de voortbewegingsrichting A inneemt.Echter kan men de stand van de risterdelen wijzigen 5 door met behulp van de verstelcylinder 71,de spoorstang 70 en de in het voorgaande beschreven verstelmechanismen voor elk ploeglichaam de risterdelen vanuit de weergegeven stand om de assen 35 en 39 naar achteren te zwenken. Dit kan bijvoorbeeld gewenst zijn bij het ploegen van zware 10 grond of indien men met een hogere snelheid wil ploegen.
Bij het naar achteren bewegen van de respectieve risterdelen gaat de verlenging 42 zich vanuit de weergegeven stand naar voren bewegen, waardoor deze verlenging geleidelijk aan de geleiding van een grondbalk gaat deelnemen. Indien men 15 de risterdelen maximaal naar achteren verzwenkt, komt de verlenging volledig in het verlengde van het ristervlak, waardoor dit maximaal wordt vergroot, bijvoorbeeld voor het ploegen van de zwaarste gronden. Door de verstelling van het bovenste risterdeel 37 kan men tevens het keren 20 van de losgesneden grondbalk beïnvloeden. Doordat de as 35 voor de verzwenking van het onderste risterdeel 32 zich direct achter de schaar 30 bevindt wijzigt de stand van het risterdeel zich praktisch niet indien dit deel om de as wordt verzwenkt.
25 De uitvinding is niet beperkt tot het vorenstaande doch betreft tevens alle details van de figuren al of niet beschreven.
30 -Conclusies- 35 3ÜÖÖ997

Claims (28)

1. Ploeg voorzien van een gestel en ten minste één aan dit gestel aangebracht ploeglichaam, met het kenmerk, dat het ploeglichaam een rister omvat, dat uit ten minste twee delen bestaat welke delen t.o.v. elkaar verzwenkbaar 5 zijn aangebracht.
2. Ploeg volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elk deel van het ploegrister om een afzonderlijke as verzwenkbaar is.
3. Ploeg voorzien van een gestel en ten minste één 10 aan dit gestel aangebracht ploeglichaam, met het kenmerk, dat het ploeglichaam een rister omvat dat twee delen heeft die elk om een verschillende, zich in opwaartse richting uitstrekkende as verstelbaar zijn aangebracht.
4. Ploeg volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, 15 dat de assen ten opzichte van de voortbewegingsrichting van de ploeg op een afstand achter elkaar zijn gelegen.
5. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies 2 -4, met het kenmerk, dat de assen zich op verschillende hoogten bevinden.
6. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het rister is voorzien van een bovenste deel dat om een opwaarts gerichte as in twee of meer standen instelbaar is.
7. Ploeg voorzien van een gestel en ten minste één 25 daaraan aangebracht ploeglichaam, met het kenmerk, dat het ploeglichaam een rister omvat, dat een bovenste deel heeft, hetwelk om een opwaarts gerichte as in twee of meer standen instelbaar is.
8. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat het rister een onderste deel heeft dat om een opwaartse, nabij de ploegschaar gelegen as t.o.v. de voortbewegingsrichting van de ploeg verstelbaar is.
9. Ploeg voorzien van een gestel en ten minste één aan dat gestel aangebracht ploeglichaam, met het kenmerk, 35 dat het ploeglichaam een rister omvat, dat een deel heeft, dat om een nabij de ploegschaar aangebrachte as verzwenkbaar is. 85005 v. - 14 -
10. Ploeg volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de as is aangebracht op een zich aan de onderzijde van het ploeglichaam bevindende steun.
11. Ploeg volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat 5 de steun wordt gevormd door een hoekijzer, waarbij de achterzijde van de steun tevens dienst doet als zoolijzer.
12. Ploeg volgens een der conclusies 6-11, met het kenmerk, dat het bovenste deel van het rister een scharnieras omvat, die zich nabij een opwaarts gerichte 10 arm voor het ploeglichaam bevindt.
13. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het rister een verlenging omvat, die t.o.v. het overige deel van het rister om een zich in opwaartse richting uitstrekkende as verstelbaar is aange- 15 bracht.
14. Ploeg voorzien van een gestel en ten minste een aan het gestel aangebracht ploeglichaam, met het kenmerk, dat het ploeglichaam een rister heeft dat is voorzien van een verlenging, die om een opwaarts gerichte as verstelbaar 20 is aangebracht.
15. Ploeg volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de verlenging in hoofdzaak rechthoekig is.
16. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies 13 - 15, met het kenmerk, dat de bovenzijde van de ver- 25 lenging althans nagenoeg op gelijke hoogte met de bovenzijde van het rister is gelegen.
17. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voor de verstelling van de respectieve delen van het rister een verstelmechanisme aanwezig is 30 dat een zich in opwaartse richting uitstrekkende as omvat, -die aan een drager voor het ploeglichaam is bevestigd.
18. Ploeg volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het verstelmechanisme een arm omvat, die op de as is bevestigd en scharnierend met het onderste deel van het 35 rister is verbonden en op de as tevens een arm is aangebracht, die verzwenkbaar is verbonden met het verzwenkbare bovenste deel van het rister, een en ander zodanig dat bij een verzwenking van het onderste deel van het ristertevens een verstelling van het bovenste deel van het rister optreedt. 85 0 0 9.9 / - 15 -
19. Ploeg volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de arm voor de verstelling van het bovenste deel van het rister op een arm is aangebracht, die met de verlenging voor het rister verzwenkbaar is verbonden, een en ander 5 zodanig dat bij een achterwaartse verstelling van de delen van het rister de verlenging in voorwaartse richting wordt bewogen.
20. Ploeg volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat meerdere ploeglichamen aan de hoofdgestelbalk zijn 10 aangebracht en een zich langs de hoofdgestelbalk uitstrekkende stang aanwezig is met behulp waarvan een verzwenking van de armen voor de verstelling van de respectieve rister-delen uitvoerbaar is.
21. Ploeg volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat 15 de stang met een hydraulische verstelcylinder is verbonden.
22. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ploeg een wentelploeg is en de as voor de verstelling van de armen van de verstelmechanismen voor de risterdelen voor paren ploeglichamen gemeenschappe-20 lijk is.
23. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ploeglichaam een opbreekorgaan omvat, dat zich vóór het voorste deel van de schaar en het zich daarop aansluitende voorste deel van het ploeg-25 rister bevindt.
24. Ploeg volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het opbreekorgaan zich tot de bovenzijde van het rister uitstrekt.
25. Ploeg volgens conclusie 23 of 24, met het kenmerk, dat op het opbreekorgaan het bovenste deel van het rister 30 aansluit.
26. Ploeg volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ploeg is voorzien van een aan-koppeldeel voor aankoppeling aan de driepuntshefinrichting van een trekker en middelen aanwezig zijn met behulp waarvan 35 het voorste ploeglichaam in een zich dwars op de voortbe-wegingsrichting van de ploeg uitstrekkende richting verstelbaar is.
27. Ploeg volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat voor de dwarsverstelling een verstelcylinder aanwezig is, r> Γ" ' Λ *· 7 V- *. - V \^/ / - 16 - die vanaf de trekker bedienbaar is.
28. Ploeg zoals beschreven in het voorgaande en weergegeven in de figuren. 85 Ö 0 9 9 7
NL8500997A 1985-04-04 1985-04-04 Ploeg. NL8500997A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8500997A NL8500997A (nl) 1985-04-04 1985-04-04 Ploeg.
DE8686200551T DE3664994D1 (en) 1985-04-04 1986-04-02 A plough
EP19860200551 EP0196729B1 (en) 1985-04-04 1986-04-02 A plough

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8500997A NL8500997A (nl) 1985-04-04 1985-04-04 Ploeg.
NL8500997 1985-04-04

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8500997A true NL8500997A (nl) 1986-11-03

Family

ID=19845791

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8500997A NL8500997A (nl) 1985-04-04 1985-04-04 Ploeg.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8500997A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3817333A (en) Plow system with plurality of plow units and means for adjusting spacing between units in a continuous manner
US20210310212A1 (en) Earth Working Implement
US4036305A (en) Gang plow
US4502544A (en) Plow assembly with turn limiter
NL8402106A (nl) Ploeg.
CA1073728A (en) Multi-unit adjustable plow with articulated frame
NL8402540A (nl) Ploeg.
US4049063A (en) Multi-unit adjustable plow system
EP0196729B1 (en) A plough
NL8402585A (nl) Ploeg.
NL8403424A (nl) Ploeg.
NL8500997A (nl) Ploeg.
NL8503156A (nl) Maaiinrichting.
NL8500996A (nl) Ploeg.
NL7907081A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0114156A2 (en) A reversible plough
NL8500187A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8001263A (nl) Landbouwwerktuig, in het bijzonder grondbewerkingsmachine.
NL8402323A (nl) Ploeg.
US3543864A (en) Tail wheel lifting mechanism
EP0184890B1 (en) Plough
NL192594C (nl) Combinatie van een grondbewerkingsmachine en een daarmee te koppelen verdere machine.
EP0257008B1 (en) Plough
EP0578650A1 (en) Agricultural plough
CA1123255A (en) Ground-working implement and lift linkage therefor

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed