NL8500869A - Inrichting voor het verwarmen van vormlingen uit thermoplastisch materiaal met het oog op het vormen, door blazen, van holle lichamen. - Google Patents

Description

'r N033031 1 —''

Inrichting voor het verwarmen van vormlingen uit thermoplastisch materiaal met het oog op het vormen, door blazen, van holle lichamen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwarmen van de vormlingen uit thermoplastisch materiaal met het oog op het vormen, door blazen, van holle lichamen, bijv. flessen.

Bij een werkwijze voor het vervaardigen van holle lichamen uit \ 5 thermoplastisch materiaal is de eerste handeling het vormen van vorm lingen omvattende een kraag met de definitieve vorm en afmetingen van de kraag van het holle lichaam, dat men wenst te verkrijgen. Deze vormlingen worden vervolgens op een temperatuur gebracht overeenkomend met de thermo-elastische toestand van het materiaal, waaruit ze zijn ge-10 vormd, vervolgens geplaatst in een vorm waarin de definitieve vorm van het gerede produkt wordt verkregen door blazen.

De inrichting voor het verwarmen van vormlingen, die het meest wordt toegepast, bestaat uit een tunnel, voorzien van een langsspleet in zijn onderwand, waarvan ten minste één van de zijwanden infrarood-15 stralers draagt. De vormlingen, die uitsteken in de tunnel met hun langsspleet worden verticaal geplaatst, de kraag naar beneden, op on- *' dersteuningen die zich verplaatsen in de richting van de langshartlijn van de tunnel en tegelijkertijd om zichzelf draaien.

Men kent ook een tunnel van het hierboven beschreven type waarbij 20 een ventilator verse lucht blaast op de verbindingen en de achtervlak-ken van de reflectoren van de infrarood-stralers om ze te koelen en tenslotte hun levensduur te verhogen. Deze lucht, die is verwarmd door het koelen van de verbindingen en reflectoren, bereikt vervolgens de tunnel door openingen aangebracht in of tussen de reflectoren en homo-25 geniseert de temperatuur van de tunnel voordat hij naar buiten ontsnapt door de langsspleet in zijn binnenwand. Een dergelijke tunnel heeft het nadeel dat warme lucht wordt afgevoerd ter hoogte van de kragen van de voorvormen, wat tot effect heeft dat zij worden verwarmd, en in het betreffende geval worden gedeformeerd.

30 Men kent nog een naar achteren open tuimel verwarmd door infrarood-stralers, in de bovenwand waarvan luchtopeningen zijn aangebracht die kunnen worden gesloten door kleppen, bestuurd door één of meer thermostatische sonden* In deze tunnel kan de verwarming van de vormlingen niet alleen worden geregeld door de keuze van het vermogen 35 aangelegd op de stralers, maar ook door het openen van de afsluitklepr-pen die worden bestuurd door de thermostatische sonden. Als de tempera- 8500869 2 tuur de neiging heeft hoger te worden, gaan de kleppen open, waardoor de ventilatie van de tunnel wordt verhoogd, wat een regeleffect verschaft. Door natuurlijke convectie kan de lucht van beneden naar boven door de tunnel stromen en worden afgevoerd, na verwarming, door de open 5 kleppen. Een dergelijke tunnel heeft het nadeel dat de kraag van de voorvormen niet wordt gekoeld dan als de kleppen open zijn.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwarmen van vormlingen uit thermoplastisch materiaal waarmede de nadelen van de bekende bovenbeschreven inrichtingen worden vermeden in het bij-10 zonder wordt het verwarmen van de kraag van de vormlingen vermeden.

Hiertoe heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het verwarmen van vormlingen uit thermoplastisch materiaal met het oog op het vormen, door blazen, van holle lichamen, omvattende een zijdelings begrensde tunnel, door reflecterende wanden waarvan er ten minste een 15 infrarood-stralers draagt en loodrecht daarop door twee wanden waarvan de ene een langsspleet bezit die zich uitstrekt over de gehele lengte van de tunnel en de andere ten minste een opening, en ondersteuningen voor de vormlingen, geplaatst op het uitwendige van de tunnel, die zich kunnen verplaatsen langs een langsas daarvan en tegelijkertijd om zich-20 zelf kunnen draaien, waarbij de ruimte gevormd door de tunnel is verbonden met een zuigorgaan dat het onder onder druk brengen mogelijk maakt.

Andere eigenschappen en voordelen van de uitvinding zullen blijken bij lezing van de hierna volgende beschrijving aan de hand van de 25 enkele figuur van bijgevoegde tekening, die uitsluitend als niet beperkend voorbeeld is gegeven, en een schematische dwarsdoorsnede toont van een verwarmingsinrichting volgens de uitvinding.

De verwarmingsinrichting volgens de uitvinding omvat een tunnel 1, die is begrensd door een binnenwand 2 omvattende een langsspleet die 30 zich uitstrekt over de gehele lengte van de tunnel, door een bovenwand 4, voorzien van een opening 5, en door twee reflecterende zijwanden 6 en 7, waarbij de wand 6 is voorzien van openingen 8. De binnenwanden 2 en de bovenwand 4 strekken zich uit aan de andere zijde van de wand 6 om met een wand 9 evenwijdig met de wand 6 een kamer 10 te vormen, die 35 is voorzien van twee openingen 11 en 12.

De infrarood-stralers 13 zijn bevestigd op de wanden 6 door middel van ondersteuningen 14, evenwijdig met de langshartlijn van de tunnel 1.

De opening 5 van de bovenwand 4 is verbonden door een buis 15 met 40 de zuigmond van een ventilator 16.

8500869 ^ ' .....

3

De te verwarmen vormlingen 17, die aan één van hun uiteinden zijn gesloten en aan het andere uiteinde zijn voorzien van een kraag gevormd op zijn definitieve zijden, worden elk verticaal vastgehouden door een ondersteuning 19, die is geplaatst boven de onderwand 2 van de tunnel 5 1. Elke 'ondersteuning kan zich volgens de langshartlijn van de tunnel 1 verplaatsen en tegelijkertijd daarop draaien, en zijn bovendeel is geplaatst in de kraag 18 van de vormlingen 17 om ze vast te houden. Het te verwarmen deel van de vormlingen 17 steekt uit in de tunnel 1 door de langsspleet 3 aangebracht in de wand 2.

10 Als de verwarmingsinrichting werkt doorlopen de vormlingen 17 in langsrichting de tunnel 1 waar zij worden verwarmd door infrarood-stra-ling vanaf de stralers 13. De ventilator 16, waarvan de zuigopening is verbonden met de tunnel 1 door de buis 15, veroorzaakt een onderdruk in laatstgenoemde, wat het intreden van verse lucht met zich brengt, ener-15 zijds in de kamer 10 volgens de pijlen F door de openingen 11 en 12, en anderzijds in de tunnel 1 door de langsspleet 3 volgens de pijlen G. De lucht die is binnengedrongen in de kamer 10, waar hij het achterste van de reflecterende wanden 6 alsmede de elektrische verbindingen van de infrarood-stralers 13 koelt, treden vervolgens in de tunnel 1 door de 20 openingen 8, terwijl de lucht die dringt in de tunnel 1 door de spleet 3 stroomt om de kragen 18 van de vormlingen 17 en ze koelt.

Als variant kan worden overwogen de luchttoevoeren 11 en 12 van de kamer 1 te voorzien van middelen, niet weergegeven in de tekening, waarmede het mogelijk is de doorsnede van het kanaal van de luchttoe-25 voeren te variëren.

Hen kan ook overwegen in de bovenwand 4 van de tunnel 1 een aantal openingen 5 aan te brengen die hetzij elk op een ventilator hetzij op een enkele ventilator zijn aangesloten.

De voordelen verschaft door de inrichting voor het verwarmen van 30 de voorvormlingen met de inrichting volgens de uitvinding zijn de volgende:

De lucht aangezogen door de openingen 11 en 12 van de kamer 10 koelen de reflecterende wanden 6 alsmede de verbindingen en de ondersteuningen 14 van de infrarood-stralers 13, wat op zeer belangrijke 35 wijze hun levensduur verhoogt. De aangezogen lucht verwarmt zich aldus voor voor het bereiken van de openingen 8 van het inwendige van de tunnel 1, waar hij een verwarming door convectie veroorzaakt. Men verhoogt aldus het energierendement van de infrarood-stralers.

De lucht aangezogen door de spleet 3 waardoor de vormlingen 17 40 uitsteken in het inwendige van de tunnel, stroomt om en in de onmiddel- 8500869 o lijke nabijheid van de kragen 18 en voorkomt hun verwarming ten gevolge van thermische conduktie van het materiaal van de vormlingen en ongecontroleerde reflecties van de infrarood-straling. Bij het verzekeren van het koelen van de kraag van de vormlingen verwarmt de lucht zich en 5 verzekert een verwarming door convectie in het inwendige van de tunnel. Opgemerkt wordt dat het van groot belang is voor de kwaliteit van de afgewerkte produkten dat de kragen niet worden verwarmd die reeds in de vormlingen hun vorm en hun definitieve afmetingen bezitten.

Tenslotte wordt opgemerkt dat het in circulatie brengen van de 10 lucht in een verwarmingsinrichting voor vormlingen ook goed kan worden verkregen door het vormen van een overdruk die een onderdruk vormt waarbij alleen laatstgenoemde het mogelijk maakt een koeling te verkrijgen om de kragen zoals uiteengezet hiervoor. In feite in het geval waarin een overdruk is gevormd in de verwarmingsinrichting, door het 15 verwarmen van lucht bijvoorbeeld, zal de lucht in aanraking met de vormlingen en de reflecterende wanden ontsnappen door de spleet 3 waardoor de vormlingen 17 zich uitstrekken in de tunnel 1 en stroomt in de nabijheid van de kragen, die daardoor worden verwarmd, wat men wenst te vermijden.

20 Het zal duidelijk zijn dat een verwarmingsinrichting ook kan wor den toegepast in het geval waarin de vormlingen verticaal worden gehouden, met de kragen naar boven. De verwarmingsinrichting is symmetrisch ten opzichte van een horizontaal vlak van de hierboven beschreven inrichting. In deze vorm maakt het aanzuiveren van lucht het mogelijk 25 niet alleen de kragen 18 van de vormlingen te koelen maar ook de mechanische inrichting voor het in rotatie brengen van de ondersteuningen 19, geplaatst boven de tunnel 1. Dit is niet het geval zonder aanzuiging waarbij de verwarmde lucht die uit de tunnel ontsnapt, zich naar boven richt onder verwarming van de kragen 18, de ondersteuningen 19 en 30 de mechanische inrichting voor het in rotatie brengen van laatstgenoemden.

8500869

Claims (3)

1. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aan zuigorgaan (16) een ventilator is waarvan de aanzuigopening is verbonden met ten minste een opening (5) van éin van de wanden van de tunnel (1).
2. 3. Inrichting volgens êén van de conclusies 1 en 2, met het ken-20 merk, dat de reflecterende wand (6), die de infrarood-stralers draagt, is voorzien van openingen (8) die het passeren van de lucht toelaten.
3. 4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een kamer (10) nabij de reflecterende wand (6) is aangebracht op een zijde van de tunnel (1), welke kamer is voorzien van ten minste een toevoeropening 25 van de lucht (11-12). 85 00 869