NL8500593A

NL8500593A - Platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat.

Info

Publication number: NL8500593A
Application number: NL8500593A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1985-03-04
Filing date: 1985-03-04
Publication date: 1986-10-01
Also published as: EP0194713B1; DE3670715D1; JPH0616335B2; US4715025A; KR860007654A; JPS61217960A; EP0194713A1; KR940001461B1

Description

* * w 'S’ PHN 11.289 1 N.V. Philips* Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat".

De uitvinding heeft betrekking op een platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat, welke platenspeler is voorzien van een behuizing met een gestel, waarin een draaitafel is gelagerd, waarbij het laadmechanisme een door een frontopening in de be-5 huizing in een inschuif- en uitschuifrichting verplaatsbare schuiflade omvat voor het naar de draaitafel brengen respectievelijk daarvan verwijderen van de plaat en waarbij het laadmechanisme een tussen een be-drijfsstand en een verder van de draaitafel gelegen stand beweegbare aandrukbeugel met een plaataandrukker omvat voor het in de bedrijfs- 10 stand tegen de draaitafel drukken van de plaat.

Een dergelijke platenspeler is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8302129 (PHN 10.702). De bekende platenspeler is in principe bestemd voor het afspelen van optisch uitleesbare audioplaten van het type "Compact-Disc". Bij de bekende platenspeler draagt de schuif- 15 lade een in hoogterichting verplaatsbaar plateau voor het opleggen van de plaat. De schuiflade is voorts voorzien van twee opstaande, zich over de gehele diepte van de schuiflade uitstrekkende zijwanden waarin een aantal gezien in de uitschuifrichting van de schuiflade neerwaarts lopende eerste en tweede groeven zijn aangebracht. De eerste groeven 20 bevinden zich nabij de voor- en achterzijde van de schuiflade en dienen voor het geleiden van het plateau. De zich tussen de eerste groeven bevindende tweede groeven werken samen met zijwaarts gerichte pennen van de aandrukbeugel. Deze pennen worden tijdens het in- en uitschuiven van de schuiflade in de tweede groeven geleid voor het naar de draaitafel 25 toe, respectievelijk daarvan af verplaatsen van de aandrukbeugel. Een bezwaar van deze bekende constructie is de noodzakelijke aanwezigheid van de genoemde opstaande zijwanden, die het op de schuiflade leggen en het van de schuiflade wegnemen van een plaat bemoeilijken. Om het plateau van de schuiflade in dit opzicht toch voldoende toegankelijk te 30 maken, en daarmede het opleggen en wegnemen van een plaat te vergemakkelijken, zijn extra maatregelen nodig. Zo kan, zoals in de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage is getoond, de schuiflade zover uit de be- 85 0 0 5 9 3 4 v PHN 11.289 2 huizing geschoven worden dat de op de schuiflade liggende plaat zich geheel buiten de behuizing bevindt en daardoor beter bereikbaar wordt. Een bezwaar hiervan is echter dat de zich in de uitgeschoven stand bevindende schuiflade veel ruimte in beslag neemt, hetgeen in bepaalde 5 gevallen ongewenst is. In dit verband wordt bijvoorbeeld gedacht aan de toepassing van een audio-platenspeler in een auto, waar de beschikbare ruimte doorgaans beperkt is. Voorts kan in een normale huiskamer-situatie een ver uitgeschoven schuiflade van een video-platenspeler, waarvan de platen een relatief grote diameter hebben, eveneens proble- 10 men opleveren wat betreft de ter beschikking staande ruimte. Een andere mogelijkheid om het hierboven geschetste probleem op te lossen is, om de schuiflade te verbreden, waardoor tussen de zijwanden van de schuiflade en een opgelegde plaat voldoende ruimte wordt gecreëerd om de plaat met de hand te kunnen wegnemen. Deze maatregel leidt vanzelfsprekend tot een verbreding van de behuizing van de platenspeler, hetgeen gezien vanuit het gezichtspunt dat een platenspeler zo compact mogelijk dient te zijn, een weinig elegante oplossing is.

De uitvinding beoogt nu de platenspeler van de genoemde soort zodanig te verbeteren, dat een compacte behuizing mogelijk is in combinatie met een optimaal gebruikscomfort.

De uitvinding vertoont daartoe als kenmerk dat de aandruk-beugel samenwerkt met ten minste één terzijde van de draaitafel aangebrachte, zich in de inschuifrichting van de schuiflade uitstrekkende hefboom, met een eerste hefboomsarm en een daarachter gelegen tweede 25 hefboomsarm, welke hefboom zwenkbaar is om een tussen de eerste en de tweede hefboomsarm gelegen en in het gestel gelagerde zwenkas, waarbij de eerste hefboomsarm gekoppeld is met de aandrukbeugel en de tweede hefboomsarm is voorzien van een eerste koppelingsmiddel voor 2Q samenwerking met een tweede koppelingsmiddel van de schuiflade waarbij een van de koppelingsraiddelen een gezien in de inschuifrichting van de schuiflade hellend wanddeel vertoont, waarover tijdens het in de inschuifrichting verplaatsen van de schuiflade een geleide-element van het andere koppelingsmiddel beweegt voor het doen zwenken van de 25 hefboom en het naar de bedrijfsstand brengen van de plaataandrukker.

Door deze inventieve maatregelen ontstaat de mogelijkheid, de schuiflade uit te voeren zonder de bij de bekende platenspeler noodzakelijk aanwezige zijwanden. Hierdoor kan de schuiflade zowel in 8500593 PHN 11.289 3 breedte- als in hoogteafmeting kleiner uitgevoerd worden, hetgeen tot een compacte platenspeler leidt. Bovendien behoeft de schuiflade zich in de uitgeschoven stand slechts ten dele buiten de behuizing te bevinden, zonder dat daardoor het aanbrengen en wegnemen van de plaat wordt 5 bemoeilijkt. Het slechts ten dele buiten de behuizing brengen van de schuiflade heeft behalve dat er minder ruimte in beslag genomen wordt tevens het voordeel dat de lagering van de schuiflade eenvoudiger kan zijn.

Een verder belangrijk voordeel van de platenspeler volgens M de uitvinding is, dat de relatie tussen de aandrukkracht, die de plaat-aandrukker op de op de draaitafel aanwezige plaat uitoefent, en de be-dieningskracht, die nodig is om de schuiflade in de behuizing te brengen, nauwkeurig vastgelegd kan worden door het profiel van het hellend wanddeel, alsmede door de onderlinge lengteverhouding tussen de beide 15 hefboomsarmen van de hefboom. Zo kan bijvoorbeeld het hellend wanddeel een zodanig verloop hebben, dat de bedieningskracht gedurende de gehele inschuifbeweging althans nagenoeg constant blijft, hetgeen vooral bij een motorisch verplaatsbare schuiflade van belang is.

De platenspeler volgens de uitvinding is in het bijzonder 20 geschikt voor het afspelen van optische uitleesbare platen, welke zowel audio- als videoplaten kunnen zijn.

Bij een platenspeler, waarbij de schuiflade horizontaal is opgesteld, en de plaat in een omlaag gerichte beweging op de draaitafel wordt gelegd is het hellend wanddeel, gezien in de inschuifrichting van 25 de schuiflade neerwaarts verlopend, opdat de hefboom tijdens de inschuif beweging van de schuiflade zodanig kantelt, dat de aandrukbeugel naar de draaitafel wordt verplaatst. Vanzelfsprekend kan in bepaalde andere constructies het profiel van het genoemde wanddeel juist opwaarts verlopend zijn.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de platenspeler volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat het hellend wanddeel deel uit maakt van een groef waarin het geleide-element beweegbaar is.

Doordat het geleide-element tijdens althans een laatste gedeelte van de inschuifbeweging en derhalve tijdens althans een eerste 35 gedeelte van de uitschuifbeweging van de schuiflade door de groef beweegt, kan tijdens de uitschuifbeweging van de schuiflade de hefboom en daarmede de aandrukbeugel een gedwongen beweging gegeven worden, zoda- 85 00 5 93 PHN 11.289 4 nig, dat de plaataandrukker uit zijn bedrijfsstand gebracht wordt. Hierdoor wordt op een eenvoudige wijze bereikt, dat de plaataandrukker op het juiste moment vrijkomt van de op de draaitafel liggende plaat, waarna deze tijdens de verdere uitschuifbeweging van de schuiflade 5 buiten de behuizing gebracht kan worden. De aandrukbeugel met de plaataandrukker kan op verschillende op zich bekende manieren in de zich van de draaitafel afgelegen stand gehouden worden, bijvoorbeeld doordat de hefboom als gevolg van zijn gewichtsverdeling in de met de laatstgenoemde stand van de aandrukbeugel corresponderende kantelpositie blijft 10 staan. Ook kan gebruik gemaakt worden van een verend element, zoals een schroefveer.

Een andere uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat het eerste koppelingsmiddel van de tweede hefboomsarm een als een draaibare rol uitgevoerd geleide-element omvat en dat het tweede koppelingsmiddel van ^ de schuiflade het genoemde hellend wanddeel vertoont. De schuiflade van moderne platenspelers van de hier bedoelde soort wordt doorgaans door middel van een spuitgiet-procedé vervaardigd uit een kunststof. Bij deze uitvoeringsvorm kan het hellend wanddeel tijdens het spuitgieten van de schuiflade meegespoten worden. De matrijzen van de spuitgiet- 20 machine behoeven daartoe slechts een geringe aanpassing, overeenkomend met het verloop van het genoemde wanddeel.

Het geleide-element dat in deze uitvoeringsvorm als een draaibare rol is uitgevoerd, strekt zich ten behoeve van de samenwerking met het hellend wanddeel in dwarsrichting van de platenspeler uit, 25 en is bevestigd aan de aanwezige hefboom. Daardoor kunnen de zijwanden van de schuiflade geheel vlak zijn, hetgeen het monteren en een eventueel demonteren van de schuiflade vergemakkelijkt. Bovendien kan daardoor de breedte van de frontopening van de behuizing beperkt blijven, hetgeen uit esthetisch oogpunt belangrijk kan zijn.

30

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat in het gestel een tweede parallel aan de genoemde hefboom opgestelde hefboom met een eerste en een tweede hefboomarm is gelagerd, waarbij de hefbomen zich ter weerszijden van de draaitafel bevinden. Aldus verkrijgt men een symmetrisch laadmechanisme, hetgeen het voordeel heeft, 35 dat de belasting op de schuiflade tijdens de inschuif beweging, alsmede de belasting op de aandrukbeugel symmetrisch is. Als gevolg daarvan kan in het algemeen volstaan worden met een eenvoudige geleiding voor 8500593 PHN 11.289 5 de schuiflade, omdat deze tijdens de samenwerking met de hefbomen in principe geen dwarskrachten ondervindt. Bovendien vergroot de hier genoemde maatregel de positioneringsnauwkeurigheid van de plaataandruk-ker.

g

Een weer andere uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat de aandrukbeugel met de plaataandrukker langs een aan het gestel bevestigde rechtgeleiding van en naar de bedrijfsstand verplaatsbaar is. De aandrukbeugel kan in deze uitvoeringsvorm langs de draaiingsas van de draaitafel verplaatst worden, waarbij de plaataandrukker in een paral-10 lel aan de draaitafel georienteerde positie blijft. Hierdoor is gegarandeerd, dat de plaataandrukker tijdens althans het laatste gedeelte van zijn naar de draaitafel gerichte beweging alsmede in zijn bedrijfsstand de plaat gelijkmatig tegen de draaitafel drukt. Bij voorkeur is bij toepassing van twee hefbomen de aandrukbeugel nabij elk van de hef-15 bomen voorzien van een glijblok, dat in hoogte richting beweegbaar is langs althans één glijwand van de rechtgeleiding.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin

Figuur 1 een opengewerkt perspectivisch aanzicht is van een 20 eerste uitvoeringsvorm van de platenspeler volgens de uitvinding,

Figuur 2 een vergroot detail van de eerste uitvoeringsvorm in perspectief toont,

Figuur 3 een vergroot detail van de eerste uitvoeringsvorm in een zijaanzicht toont, en 25

Figuur U een opengewerkt perspectivisch aanzicht is van een tweede uitvoeringsvorm van de platenspeler volgens de uitvinding.

In de figuren zijn de overeenkomstige onderdelen aangegeven met overeenkomstige verwijzingscijfers. De in de figuren 1 tot en met 3 getoonde platenspeler volgens de uitvinding is uitgevoerd als een 30 video-platenspeler, die een behuizing 1 met een frontwand 3» een be-dieningstoets 5, een frontopening 7, alsmede een achterwand 9 heeft. In de behuizing 1 is een gestel 11 aangebracht, waarin een draaitafel 13 en een daarmede gekoppelde electromotor voor het roteren van de draaitafel om een rotatie-as 15 is gelagerd. In het gestel is voorts een op-35 tische eenheid 17 gelagerd, welke ten opzichte van de draaitafel 13 in radiale richting beweegbaar is voor het tijdens het roteren van een op de draaitafel aanwezige optisch uitleesbare plaat langs optische weg 3500593 PHN 11.289 6 uitlezen van de op de plaat aanwezige informatie. Tijdens het uitlezen verplaatst de optische eenheid zich in radiale richting door een in het gestel 11 uitgespaarde langwerpige opening 19· Duidelijkheidshalve is de genoemde plaat in de figuren niet getekend.

5

De platenspeler heeft voorts een laadmechanisme voor het laden van de plaat, welk mechanisme een schuiflade 21 omvat, welke door de frontopening 7 in de frontwand 3 rechtlijnig verplaatsbaar is in achtereenvolgens een inschuifrichting en een uitschuifrichting volgens pijl A respectievelijk pijl B voor het naar de draaitafel toe brengen 10 van de plaat, respectievelijk daarvan verwijderen van de plaat. In de getekende stand volgens figuur 1 bevindt de schuiflade 21 zich bijna in de ingeschoven stand. In de behuizing 1 is een geleiding voor de schuiflade 21 aanwezig, welke aan weerszijden van de schuiflade een aan het gestel bevestigde strip 23 met een aantal rollen 25, alsmede een 15 aan de schuiflade bevestigde geprofileerde rail 27 omvat, waarbij de strippen 23 en de rails 27 parallel aan elkaar lopen en d.e rollen 25 samenwerken met de rails 27·

De schuiflade 21 is voorzien van een plateau 29 voor het opleggen van de plaat. Het plateau 29 bevindt zich tussen twee zijwanden 20 31 van de schuiflade 21 en is ten opzichte daarvan in verticale richting, dat wil zeggen in een richting evenwijdig aan de rotatie-as 15, verplaatsbaar. Daartoe zijn de zijwanden 31 nabij de voor- en achterzijde van de schuiflade 21 voorzien van in voorwaartse richting schuin neerwaarts lopende groeven 33 en is het plateau voorzien van een vier-25 tal pennen 35 die door de groeven 33 kunnen bewegen. De neerwaarts lopende groeven 33 grenzen aan hun uiteinden aan een hoger gelegen horizontaal groefdeel 33A en een lager gelegen horizontaal groefdeel 33B. In de uitgeschoven stand alsmede tijdens het grootste gedeelte van de inschuif- en uitschuifbeweging van de schuiflade bevinden de pennen 35 30 zich in het groefdeel 33A, als getekend in figuur 1. Het plateau 29 is aan de naar de achterwand 9 toegekeerde zijde voorzien van twee loopwielen 37, welke kort voordat de schuiflade 21 de ingeschoven stand bereikt tegen de achterwand 9 aanlopen. Daardoor wordt een verdere verplaatsing van het plateau 29 in de inschuifrichting van de schuiflade 35 21 verhinderd en worden de pennen 35 bij voortgaande verplaatsing van de schuiflade 21 in de groeven 33 geleid, waarbij het plateau 29 een verticaal neerwaarts gerichte beweging uitvoert en de loopwielen 37 8500593 PHN 11.289 7 langs de achterwand 9 lopen. De hierboven beschreven lagering van het plateau in de schuiflade is zodanig gedimensioneerd, dat de aangeduide verticale beweging van het plateau 29 plaatsvindt, nadat de plaat zich co-axiaal boven de draaitafel 13 bevindt. Als de inschuiflade in de in-5 geschoven stand is gebracht, bevinden de pennen 35 zich in de groefde-len 33B en heeft het plateau zijn laagste niveau bereikt. De eventueel aanwezige plaat ligt dan op de draaitafel 13 en is geheel vrij van het plateau 29. Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de constructie en beweging van het plateau wordt verwezen naar de Nederlandse oc-10 trooiaanvrage 8302129 (PHN 10.702).

Het laadmechanisme omvat voorts een plaataandrukker 37 voor het tegen de draaitafel drukken van de daarop liggende plaat. De plaataandrukker 37 is gelagerd in een aandrukbeugel 39 die beweegbaar is tussen een op bepaalde afstand van de draaitafel 13 gelegen stand en 15 een bedrijfsstand, waarin de plaataandrukker 37 op de plaat drukt (in figuur 1 is een tussenstand getekend). De beweging van de aandrukbeugel 39 met de plaataandrukker 37 van en naar de bedrijfsstand i3 afgeleid van de rechtlijnige beweging van de schuiflade 21. Daartoe is in de behuizing 1 aan weerszijden aan de schuiflade 31 een hefboom 41 in het 20 gestel gelagerd. Beide hefbomen 41 omvatten elk een eerste hefboomsarm 41A en een tweede hefboomsarm 41B en zijn elk zwenkbaar om een zwenkas 43. De eerste hefboomsarmen 41A zijn door middel van een open pen- ai gatverbinding gekoppeld met de aandrukbeugel 39, waarbij de eerste hefboomsarmen 41A zijn voorzien van een aan zijde open gat 45 waarin een 25 met de aandrukbeugel 39 verbonden pen 47 beweegbaar is (zie in het bijzonder figuur 2). Teneinde de plaataandrukker 37 parallel aan de rota-tie-as 15 van de draaitafel 13 te kunnen verplaatsen is een rechtgelei-ding voor de aandrukbeugel 39 voorzien. De rechtgeleiding bestaat aan weerszijden van de schuiflade uit een min of meer H-vormig glijblok 49 30 en twee glijwanden 50, waartussen zich een langwerpige opening 54 bevindt, welke opening 54 door het glijblok 49 verticaal verplaatsbaar is. De glijblokken 49 zijn voorzien van een bevestigingsblokje 49A waarin een bout 55 is geschroefd ter bevestiging van de glijblokken 49 aan de aandrukbeugel 39· De met de glijblokken 49 samenwerkende glij-35 wanden 50 maken deel uit van het gestel 11.

De tweede hefboomsarmen 41B van de hefbomen 41 zijn elk voorzien van een eerste koppelingsmiddel voor samenwerking met een 8500593 PHN 11.288 8 « tweede koppelingsmiddel dat voorkomt aan de schuiflade 21. De samenwerking tussen de eerste en tweede koppelingsmiddelen is zodanig, dat tegen het einde van de inschuif be weging van de schuiflade 21, waarbij het plateau 29 zich in een tussenstand kan bevinden, een zwenkbeweging g van de hefbomen 41 om de zwenkas 43 wordt geïnitieerd in de in Figuur 1 aangegeven draairichting volgens pijl C, Deze zwenkbeweging wordt via de open pen- gatverbindingen 45, 47 omgezet in een verticale neerwaarts gerichte beweging van de glijblokken 49 en derhalve van de aandrukbeu-gel 39 en de plaataandrukker 37· 10 Teneinde de hefbomen 41 op het juiste moment en vervolgens over de gewenste hoek in de genoemde richting volgens pijl C te doen zwenken zijn de tweede hefboomsarmen 41B voorzien van een geleide-ele-ment dat hier uitgevoerd is als een draaibare rol 51 en is de schuiflade 21 aan weerszijden, nabij zijn tegenover de achterwand 9 gelegen ^ zijde 21A voorzien van een hellend wanddeel 53, dat gezien in de in- schuifrichting van de schuiflade 21 schuin neerwaarts verloopt (zie ook figuur 3). De wanddelen 53 fungeren als tweede koppelingsmiddel en bevinden zich, zoals in dit voorbeeld, bij voorkeur in een hellend verlopende groef 55. De draaibare rollen 51 zijn draaibaar om aan de hef-20 bomen 41 bevestigde assen 51A. In plaats van draaibare rollen kunnen ook vaste uitsteeksels, zoals pennen, als geleide-element dienst doen. De zwenking van de hefbomen 41 in de richting volgens pijl C vindt plaats, wanneer tijdens de inschuifbeweging van de schuiflade 21 de rollen 51 over de hellende wanddelen 53 van de schuiflade worden ge-25 leid. Worden hellende groeven toegepast dan bevinden zich tegenover de wanddelen 53 hellende groefbegrenzende wanddelen 57, waarlangs tijdens de uitschuifbeweging van de schuiflade 21 de rollen 51 bewegen, waardoor de hefbomen 41 een gedwongen zwenkbeweging om de zwenkassen 43 in een aan pijl C tegengestelde richting uitvoeren. Op deze wijze worden 30 de hefbomen naar hun uitgangspositie terug gebracht en wordt de plaataandrukker uit zijn bedrijfsstand gebracht. Schroefveren 58 kunnen tussen het gestel 11 en de hefbomen 41 zijn aangebracht, om de hefbomen in laatstgenoemde stand te handhaven bij uitgeschoven schuiflade, zodat bij inschuivende schuiflade de rollen 51 zich in het juiste niveau ten 35 opzichte van de groeven 55 bevinden. Teneinde de rollen 51 soepel in de groeven 55 te geleiden is de schuiflade voorzien van lichthellende, aan de hellende wanddelen 53 grenzende geleide-vlakken 59. Ter begrenzing 8500593 PHN 11.289 9 van de zwenkhoek waarover de hefbomen 41 dienen te zwenken, verdient het aanbeveling om horizontale geleidevlakken 59A in de zijwanden van de schuiflade 21 aan te brengen, voor het ondersteunen van de rollen 55 bij geheel ingesehoven schuiflade.

5 Voor de aandrijving van de schuifbewegingen van de schuif lade 21 is de platenspeler voorzien van een electrische motor, waarvan de poelie 61 in figuur 1 zichtbaar is. Via een riem- en tandwieloverbrenging 63 kunnen twee in het gestel 11 gelagerde wrijvingswielen 65A en 65B in rotatie gebracht worden. De beide wrijvingswielen staan met 10 hun rotatie-as parallel aan elkaar opgesteld en bevinden zich nabij de achterwand 9 van de behuizing 1. De wrijvingswielen 65A en 65B bevinden zich op enige afstand van elkaar en hebben loopvlakken 67 voor het door middel van wrijvingskrachten rechtlijnig verplaatsen van een tussen de wrijvingswielen 65A en 65B gebracht meeneemelement 69 van de schuiflade 15 21.

De inschuif be weging van de schuiflade 21 kan in dit uit-voeringsvoorbeeld verdeeld worden in een eerste bewegingsdeel, waarbij de schuiflade met de hand naar binnen wordt geschoven en een tweede be-wegingsdeel, waarbij de door handkracht ingezette beweging automatisch 20 wordt voortgezet door de electromotor 61. De overgang van het eerste naar het tweede bewegingsdeel vindt plaats, op het moment dat een niet getoonde aanslag van de schuiflade 21 een eerste schakelaar 71 bedient, waarmede de electromotor 61 wordt gestart. Een en ander is zodanig gedimensioneerd, dat op het moment dat de schakelaar 71 wordt bediend, het meeneemelement 69 van de schuiflade 21 reeds in contact is met de loopvlakken 67 van de wrijvingswielen 65A en 65B. De door middel van schakelaar 71 gestarte electromotor brengt de wrijvingswielen 65A en 65B in de volgens de pijlen D respectievelijk E aangegeven richting in rotatie, waardoor de schuiflade 21 met het meeneemelement 69 in de 20 richting van de achterwand 9 wordt geleid. Het tweede bewegingsdeel van de schuiflade eindigt, wanneer een niet getoonde aanslag van de schuiflade 21 een tweede schakelaar 73 bedient voor het uitschakelen van de electromotor 61. De schuiflade 21 bevindt zich dan in de ingeschoven stand.

De in figuur 4 getoonde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is eveneens voorzien van een laadmechanisme voor een plaat. Het getoonde van deze platenspeler is in hoofdzaak beperkt tot de voor deze 35 8500593 PHN 11.289 10 uitvoeringsvorm specifieke constructiedelen. De niet getoonde onderdelen kunnen analoog zijn aan die van de reeds beschreven uitvoeringsvorm, en worden hier niet nader omschreven. Het laadmechanisme omvat een door een opening 7 van een frontwand 3 van een behuizing 1 ver-5 schuifbare schuiflade 21, alsmede een in de behuizing 1 aangebrachte aandrukbeugel 39 met een plaataandrukker 37. De schuiflade 21 die in figuur 4 in de uitgeschoven stand is getekend, heeft zijwanden 31, die in het midden zijn voorzien van lage zijwanddelen 31A. De schuiflade 21, die tevens is voorzien van een plateau 29 kan een breedte hebben, 10 welke nagenoeg gelijk is aan de diameter van de af te spelen plaat, omdat de zijwanddelen 3IA zorgen voor een goede toegankelijkheid van het plateau bij het van het plateau afnemen van de plaat.

In de behuizing 1 bevindt zich een gestel 11, waarop door middel van een steun 40 met een zwenkas 43 twee zich ter weerszijden 15 van de schuiflade uitstrekkende hefbomen 41 zijn bevestigd. De hefbomen 41 hebben, in de insohuifrichting van de schuiflade 21 gezien, twee achter elkaar en aan weerszijden van de zwenkassen 43 gelegen hefbooms-armen, te weten een eerste hefboomarm 41A en een tweede hefboomsarm 41B. Aan de eerste hefboomsarmen is de genoemde aandrukbeugel 39 door 20 schroefverbindingen 56 bevestigd. De tweede hefboomsarmen zijn elk voorzien van een hellend wanddeel 53 dat gezien in de insohuifrichting van de schuiflade neerwaarts verloopt. Aansluitend op de wanddelen 53 zijn de hefbomen voorzien van geleide-vlakken 59 welke zich aan de onderzijde van de hefbomen bevinden en zich bijna over de hele lengte van 25 de hefbomen uitstrekken. In de uitgeschoven stand van de schuiflade 21, maar tevens gedurende het grootste gedeelte van diens inschuifbeweging, bevinden de hefbomen zich in de getekende stand en lopen de geleide-vlakken 59 horizontaal. De schuiflade is aan weerszijden, voorzien van twee in de zijwanden 31 bevestigde rollen of pennen 51, welke tijdens 30 de inschuifbeweging van de schuiflade over de geleide-vlakken 59 bewegen en waarvan de meest naar achteren gelegen pennen 51 tegen het einde van de inschuifbeweging samenwerken met de wanddelen 53 en een zwenking van de hefbomen 41 volgens de getekende pijl C veroorzaken voor het naar de bedrijfsstand brengen van de aandrukbeugel 39 met de plaataan-35 drukker 37.

De wanddelen 53 bevinden zich in groeven 55 van de hefbomen, in welke groeven zich voorts nog parallel aan de wanddelen 53 lopende 8500593 ψ ΡΗΝ 11.289 11 5 groefbegpenzende wanddelen 57 bevinden welke dienen voor het terugzwenken van de hefbomen 41 bij het vanuit de ingeschoven stand naar buiten verplaatsen van de schuiflade 21.

10 15 20 25 30 35 8500593

Claims

1. Platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat, welke platenspeler is voorzien van een behuizing met een gestel, waarin een draaitafel is gelagerd, waarbij het laadmechanisme een door een frontopening in de behuizing in een inschuif- en uitschuifrichting 5 verplaatsbare schuiflade omvat voor het naar de draaitafel brengen respectievelijk daarvan verwijderen van de plaat en waarbij het laadmechanisme een tussen een bedrijfsstand en een verder van de draaitafel gelegen stand beweegbare aandrukbeugel met een plaataandrukker omvat voor het in de bedrijfsstand tegen de draaitafel drukken van de plaat, met het W kenmerk, dat de aandrukbeugel samenwerkt met ten minste één terzijde van de draaitafel aangebrachte, zich in de inschuifrichting van de schuiflade uitstrekkende hefboom, met een eerste hefboomsarm en een daarachter gelegen tweede hefboomsarm, welke hefboom zwenkbaar is om een tussen de eerste en de tweede hefboomsarm gelegen en in het gestel gelagerde zwenk-15 as, waarbij de eerste hefboomsarm gekoppeld is met de aandrukbeugel en de tweede hefboomsarm is voorzien van een eerste koppelingsmiddel voor samenwerking met een tweede koppelingsmiddel van de schuiflade waarbij een van de koppelingsmiddelen een gezien in de inschuif richting van de schuiflade hellend wanddeel vertoont, waarover tijdens het in de in-2Π schuifrichting verplaatsen van de schuiflade een geleide-element van het andere koppelingsmiddel beweegt voor het doen zwenken van de hefboom en het naar de bedrijfsstand brengen van de plaataandrukker.

2. Platenspeler volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het hellend wanddeel deel uit maakt van een groef waarin het geleide-element beweegbaar is.

3. Platenspeler volgens conclusie 1 of 2 met kenmerk, dat het eerste koppelingsmiddel van de tweede hefboomsarm een als een draaibare rol uitgevoerd geleide-element omvat en dat het tweede koppelingsmiddel van de schuiflade het genoemde hellend wanddeel vertoont.

4. Platenspeler volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat in het gestel een tweede parallel aan de genoemde hefboom opgestelde hefboom met een eerste en een tweede hefboomarm is gelagerd, waarbij de hefbomen zich ter weerszijden van de draaitafel bevinden.

5. Platenspeler volgens een der voorgaande conclusies, met het 35 kenmerk, dat de aandrukbeugel met de plaataandrukker langs een aan het gestel bevestigde rechtgeleiding van en naar de bedrijfsstand verplaatsbaar is. 8500593 PHN 11.289 13

6. Platenspeler volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de aan- drukbeugel nabij elk van de hefbomen is voorzien van een glijblok, dat in hoogterichting beweegbaar is langs althans één glijwand van de rechtge-leiding. 5 10 15 20 25 30 3500593 35