NL8403330A - Draagelement voor een op te hangen voorwerp. - Google Patents

Description

*> f VO 6604 i

Draagelement voor een op te hangen voorwerp.

De uitvinding heeft betrekking op een draagelement voor een op te hangen voorwerp, welk draagelement in tegenover elkaar gelegen boringen in een bevestigingswandApLaat en in een achterwand van het voorwerp ingrijpt.

5 Bij het monteren respectievelijk ophangen van voorwerpen, bij voorbeeld wandradiatoren, kasten en dergelijke waarbij in de achterwand van de voorwerpen op eenvoudige wijze gaten kunnen worden geboord of waarbij zich reeds ophanggaten in de achterwand bevinden, is een exact horizontale positie van het opgehangen voorwerp slechts dan te 10 verkrijgen, wanneer de boringen in de achterwand van het op te hangen voorwerp en de boringen in de bevestigingswand precies op één lijn liggen. Opdat het op te hangen voorwerp geen scheve positie inneemt, zijn hierbij in verticale richting geen toleranties toelaatbaar. Met name bij een bevestigingswand uit metselwerk met aanzienlijke hardheids-15 verschillen tussen steen en cement, is het praktisch onvermijdelijk, dat het boorgat in een bepaalde richting verloopt. Een nauwkeurig uitrichten van het op te hangen voorwerp bij verlopende boringen is, indien dit zelfs mogelijk zou zijn, slechts zeer moeilijk te verwezenlijken.

20 Het probleem van verlopende en niet precies op één lijn lig gende boringen komt in de praktijk vaak voor; voor het verwezenlijken van een nauwkeuriger uitlijning van door schroeven en bouten verbonden werkstukverbindingen is het bekend (tijdschrift "Machinedesign" 50 (1978) 12, blz. 81-82), om naast de schroeven bovendien nog conisch of 25 cilindrische veiligheidspennen te gebruiken. Een verdere verbetering van de uitlijning van schroefverbindingen wordt verkregen door toepassing van bussen, die zonodig tezamen met de passchroeven en -pennen worden ingezet.

De uitvinding heeft als doel een draag- resp. ophangelement te 30 verschaffen, dat zelfs bij zeer sterk verlopende boringen en oneffen wanden een exact ophangen en uitlijnen van het opgehangen voorwerp, zoals in het bijzonder radiatoren, op een eenvoudige wijze mogelijk maakt, zodat ook een leek deze werkzaamheden zonder problemen kan uitvoeren. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een bout met, « 8403330 ? ‘y -2- in het gebied van de boring in de achterwand, een verstelbaar excenter. Afhankelijk van de uitslag van het los over de bóut geschoven verstelbare excenter kan de boring in de achterwand van het. op te hangen voorwerp zo groot worden uitgevoerd, dat zelfs bij een aanzienlijk verti-5 kaal afwijkend boorgat in de tegenover liggende wand, een horizontale positie van het- op te hangen voorwerp kan worden bewerkstelligd. Na het inzetten van de bout in het boringsgat behoeft het verstelbare excenter slechts zover om de bout te worden gedraaid, totdat het voorwerp de gewenste horizontale positie inneemt.

10 Het verstelexcenter bestaat uit vormsluitend in elkaar grij pende, over de bout geschoven schijven, die een naar wens variëren van de afmeting van het verstelbare excenter toelaten, zodanig, dat het verstelbare excenter kan worden aangepast aan de betreffende wanddikte.

Het excenter kan worden verdraaid middels een instelflens welke 15 vormsluitend met het verstelbare excenter is verbonden en bij voorkeur een zeskantige flensmoer is, die met een daarop geplaatste sleutel kan worden verdraaid. Om te waarborgen, dat de instelflens en het verstelbare excenter onderling vormsluitend zijn, bezit de instelflens ofwel een op het verstelbare excenter' aangepaste, ten opzichte van de door-20 gangsboring voor de bout excentrische uitsparing of een recht aanlig-vlak met een uitspringende nok, die int de profilering van de eerste schijf van het samengestelde verstelexcenter aangrijpt.

Een compacte eenheid wordt gevormd door het tussen de instelflens en een binnenste flens ingespannen verstelbare excenter, waarbij • 25 een toegevoegde geleiding van het verstelbare excenter bij verdraaiing ontstaat, wanneer het verstelbare excenter in een ten opzichte van de bout concentrische uitsparing van. de binnenste flens aangrijpt, met een doorsnede, die een volledige excentrische uitslag mogelijk maakt. Deze ondersteunende, concentrisch ten opzichte van de doorgangsboring 30 voor de bout aangebrachte uitsparing is echter geenszins absoluut noodzakelijk; een ingesloten positie van het verstelbare excenter waarborgt eveneens een binnenste flens met een glad voorvlak, waartegen het verstelbare excenter met een gladde afsluitschijf aanligt.

De binnenste flens heeft een ten opzichte van de uitsparing 35 tegenovergesteld geplaatste naad evenals een in dezelfde richting uitspringende omtrekskraag, zodanig, ‘dat oneffenheden van de bevestigings- 8403330 ï i -3- wand bij het ophangen van het voorwerp niet nadelig uitwerken. De achterwand van het voorwerp bevindt zich hierdoor op een geringe afstand van de bevestigingswand, waarvan de aanwezige oneffenheden door de binnenste flens worden gecompenseerd. Voorzover de naaf boven de omtreks-5 kraag tot in de boring van de bevestigingswand wordt verlengd, beschermt deze tegelijkertijd de boring tegen een uitbreken van materiaal. Deze veronderstelling verschaft als alternatief een over de bout, voor de naaf van de binnenste flens, geschoven plastische expansiehuls en/of een beschezmingshuls. Het gelijktijdig plaatsen van een plastisch ex-10 pansiedeel uit een week materiaal leidt ertoe, dat bij het aantrekken van de moer van de bout een verwijding van de huls plaatsvindt, zodat daarmee een vaste en zekere positie van de bout in de boring wordt gewaarborgd.

In plaats van uit afzonderlijke delen kan ook een uit één stuk 15 bestaande eenheid uit een instelflens evenals een binnenste flens en daartussen gelegen excenter worden gebruikt. Een der gelijk compleet over de bout geschoven enkelvoudige eenheid is zeer geschikt voor series met constant gelijkblijvende- achterwanddikte, zodat aanpassing van de breedte van het verstelbare excenter, door toe te voegen schijven, niet / 20 noodzakelijk is. In het bijzonder is dit geschikt voor voorwerpen, die naar boven uitstekende, platte ogen met grote uitsparingen bezitten en die over de flens kunnen worden geheven en dan tussen de flenzen kunnen worden geleid en tot op het excenter kunnen worden neergelaten. In tegenstelling tot de uit afzonderlijke delen samengestelde bouweenheid 25 draait bij een eenheid uit één· stuk, bij het verdraaien van het excenter, ook de binnenste flens. De preciese verdraaiingsweg van het excenter wordt getoond door een markering op de voorzijde van het draag-element, bij voorkeur op de flensmoer, die bijvoorbeeld het hoogste punt van het excenter aangeeft..

30 Flenzen en verstelbare excenters, die uit kunststof zijn ver vaardigd, .zijn bijzonder voordelig te vervaardigen.

In gemonteerde toestand van het draagelement zijn de gezamenlijke onderdelen, als flenzen en schijven van het verstelbare excenter, evenals zonodig de beschermingshuls en een expansiehulstussen de kop 35 van de bout en een opgeschroefde moer gespannen.

8403330 CF ^ -4-

De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van een uit-voeringsvoorbeeld en een tekening. In de tekening toont: fig. 1 een doorsnede, in lengterichting, van een eerste uitvoeringsvorm van het draagelement volgens de uitvinding 7 5 fig, 2 een doorsnede, in lengterichting, van een tweede uitvoe ringsvorm van het draagelement; fig. 3 een aanzicht van het voorwerp volgens fig. 1 resp. fig. 2 van rechts gezien en fig. 4 een, in een dunne bevestigingswand geplaatst draagele-10 ment met een expansiehuls in de wandboring.

Het draagelement 1 bestaat uit een van schroefdraad voorziene bout 2, die met het einde, welke een kop 3 bezit in een boring 4 van een bevestigingswand 5 steekt. In de boring 4 steekt eveneens een plastische expansiehuls 6 , evenals een harde beschermingshuls 7. Op het uit 15 de boring 4 uitstekende boutdeel bevindt zich een over de bout getrokken binnenste flens 8, een door meerdere vormsluitend in elkaar grijpende schijven 8 gevormd verstelbaar excenter 12, evenals een instel-flens 13, die vormsluitend in de eerste schijf 9a van het verstelbare excenter 12 grijpt. De instelflens 11 en het verstelbare excenter 12 20 zijn vormsluitend door een in de profilering van de schijf 9 grijpende nok 14 van de instelflens 13. De instelflens 13 bezit bovendien een naar buiten uitspringende, zeskantig uitgevoerde flensmoer 15 met een vaste markering 16, die de excenteruitslag aangeeft. Tegen de voorzijde van de flensmoer 15 komt bij het spannen van het draagelement 1 een op 25 de schroefdraad van de bout 2 geschroefde moer 17 te liggen (volgens fig. 3).

Bij het aanhalen van een bijvoorbeeld op de flensmoer 15 geplaatste moersleutel wordt de verstelbeweging van de instelflens 13 door de vormgesloten verbinding van de nok 14 op het samengestelde ver-30 stelbare excenter 12 overgedragen, die in overeenkomstige mate om de bout 2 zal draaien, waarbij deze met een vlakke aansluitschijf 9b over het aanligvlak van de rustende binnenflens 8 glijdt. De binnenste flens 8 heeft aan de muur- respectievelijk wandzijde een naaf 18, evenals een buitenste omtrekskraag 19, die de in loodrechte richting op de muur res-35 pectievelijk wand optredende oneffenheden vereffent. De naaf 18 kan, indien noodzakelijk, als vervanging voor de beschermingshuls 7 tot diep in de boring 4 worden verlengd.

8403330 ..........

t -ί.

-5-

Oe uitvoeringsvorm volgens fig. 2 onderscheidt zich van die volgens fig. 1 slechts door een ander soort in vorm gesloten verbinding tussen de instelflens 13 en het verstelbare excenter 12 respectievelijk de geleiding van het verstelbare excenter 12 bij de binnenste flens 8.

5 Se in vorm gesloten verbinding wordt hierbij verkregen door een ten opzichte van de doorgangsboring voor de bout 2 excentrisch aangebrachte uitsparing 22. van dé instelflens 13, waarin de voorste schijf 9a van het verstelbare excenter 12 grijpt. Bij het tegenovergestelde einde van het verstelbare excenter 12 grijpt de vlakke afsluitschijf 9b eveneens in 10 een uitsparing 23, die zich in de binnenste flens concentrisch ten opzichte van de doorgangsboring bevindt en die een doorsnede bezit, die ‘ aangepast is op een volledige excenteruitslag.

Aan de hand van het in fig. 2, tezamen met de achterwand 24 van een niet nader weergegeven voorwerp, getekend draagelement 1 kan het 15 monteren als volgt worden beschreven. Na het vaststellen van de hartlijn van het boorgat, wordt middels een boormachine de boring 4 in de bevestigingswand 5 respectievelijk een muur geboord. Daarna wordt de bout 2 met het kopeinde tezamen met de plastische expansiehuls- 6 en de beschermingshuls 7 in de boring 4 gestoken. Over het uit de wand 5 l 20 stekende deel van de bout 2 wordt vervolgens de binnenflens. 8 en afhankelijk van de dikte D van de wand van het voorwerp een overeenkomstig aantal vormgesloten, in elkaar * grijpende schijven 9, 9a, 9b getrokken, die het verstelbare excenter 12 vormen. Voor het uitlijnen van mogelijke uitlijnfouten van de boring 4, kan de boring 25 in de achter-25 wand van het voorwerp vergroot worden uitgevoerd, zodanig dat een bo-ringdoorsnede van ten minste tweemaal de maximale excenteruitslag R ontstaat, gerekend vanaf de hartlijn van de bout 2. Met het opzetten van de instelflens 13 en een bij het aanhalen tegengesteld werkende moer 17 wordt de verstelcilinder 12 gefixeerd tussen de flenzen 13 en 8, 30 waarbij de buitenste schijf 9a in de excentrische uitsparing 22 van de instelflens 13 en de binnenste schijf 9b in de concentrische uitsparing 23 van de binnenste flens 8 grijpt. Bij draaien van het verstelbare excenter 12 door middel van een op de flensmoer 15 geplaatste sleutel draait de instelflens 13 het verstelbare excenter 12 om de bout 2 net 35 zo lang totdat een exacte, loodrechte lijnligging respectievelijk vlak-ligging 26 in de boring 25 ontstaat. Zo gauw op deze wijze een lood- 8403330 -6- rechte positie van het op te hangen voorwerp is ingesteld/, kan de moer 17 vast worden aangetrokken en de achterwand 24 tussen beide flenzen 13 en 8 worden vastgezet.

Wanneer voor het op te hangen voorwerp slechts een relatief 5 dunne bevestigingswand/plaat 5 ter beschikking staat, dan kan alsnog een zekere aangrijping van het draagelement in de wand 5 worden bereikt, indien de plastische expansie huls 6 tussen de tegen de kop 3 van de bout 2 aanliggende beschermhuls 7 en de naaf' 18 van de binnenflens 8 wordt ingezet. Bij het vast aantrekken van de moer 17 dijt de vervorm-» 10 bare expansiehuls 7 nl. uit en veroorzaakt daardoor direct achter de boring 4 een materiaalophoping, die een axiale beweging van het . draagelement 1 verhindert.. Bij een recht aanligvlak van de wand. 5 kan. de inwendige flens· 8 vervallen, zodat in dat geval de achterwand 24 direct tegen de bevestigingswand 5 aanligt.

15 840 3330

Claims (13)

1. Draagelement voor een op te hangen voorwerp, welk draagelement ingrijpt in tegenover elkaar gelegen boringen in een bevestigingswand/-plaat en in een achterwand van het voorwerp, gekenmerkt door een bout » (2) met een verstelbaar excenter (12) binnen het bereik van de boring 5 (25) van de achterwand (24). -

2. Draagelement volgens conclusie 1, gekenmerkt door vormsluitend in elkaar grijpende, over de bout (2) geschoven schijven (9, 9a, 9b) van het verstelbare excenter (12).

3. Draagelement volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door een met 10 het verstelbare excenter (12) vormsluitend verbonden buitenste instel- flens (15) met een flensmoer (15). ,

4. Draagelement volgens conclusie 3, gekenmerkt door een zeskan-tige flensmoer (15).

5. Draagelement volgens één of meer van de conclusies 1-4, met 15 het kenmerk, dat het verstelbare excenter (12) tussen de instelflens (13) exreen binnenste flens- (3) is· gespannen.

6-. Draagelement volgens één of meer van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het verstelbare excenter (12) in een ten opzichte van de bout (2) concentrisch aangebrachte uitsparing (23) van de 20 binnenste flens (8) aangrijpt, die een doorsnede heeft, welke een volledige excenteruitslag toestaat.

7. Draagelement volgens één of meer van de conclusies 1-6, gekenmerkt door een ten opzichte van de uitsparing (23) tegengesteld verlopende naaf (18) alsmede een in dezelfde richting uitstekende omtreks- 25 kraag (19) van de binnenste flens (8).

8. Draagelement volgens één of meer van de conclusies 1-7, met . het kenmerk, dat de instelflens (13) evenals de binnenste flens (8) en de daartussen geplaatste excenter (12) uit één stuk zijn vervaardigd.

9. Draagelement volgens één of meer van de conclusies 1-8, geken-30 merkt door een markering van het draagelement (1), die de excenter- uitslag aangeeft.

10. Draagelement volgens één of meer van de conclusies 1-9, gekenmerkt door een markering (16) aan de voorzijde van de flensmoer (15).

11. Draagelement volgens één of meer van de conclusies 1-10, met 35 het kenmerk, dat de flens (8, 13) en het verstelbare excenter (12) uit kunststof zijn vervaardigd. 8403330 * , 5¾ -8- «

12. Draagelement volgens één of meer van de conclusies 1-11, gekenmerkt door een over de bout (12), vöör de naaf (18) van de binnenste flens (8), geschoven plastische expansiehuls (6) en/of een beschermings-huls (7).

13. Draagelement volgens één of meer der conclusies 1-12, met het kenmerk, dat de gezamenlijke onderdelen van het draagelement (1) tussen een kop (3) van de· bout (2) en een opgeschroefde moer (17) zijn gespannen. 8403330