NL8402851A - Werkwijze en inrichting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg. Download PDF

Info

Publication number
NL8402851A
NL8402851A NL8402851A NL8402851A NL8402851A NL 8402851 A NL8402851 A NL 8402851A NL 8402851 A NL8402851 A NL 8402851A NL 8402851 A NL8402851 A NL 8402851A NL 8402851 A NL8402851 A NL 8402851A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
tire
rim
wheel rim
roller
mounting unit
Prior art date
Application number
NL8402851A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Holland Mechanics Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Holland Mechanics Bv filed Critical Holland Mechanics Bv
Priority to NL8402851A priority Critical patent/NL8402851A/nl
Priority to DE8585201399T priority patent/DE3585065D1/de
Priority to EP85201399A priority patent/EP0175411B1/en
Priority to JP60201970A priority patent/JPH07108611B2/ja
Priority to US06/776,743 priority patent/US4673016A/en
Publication of NL8402851A publication Critical patent/NL8402851A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60CVEHICLE TYRES; TYRE INFLATION; TYRE CHANGING; CONNECTING VALVES TO INFLATABLE ELASTIC BODIES IN GENERAL; DEVICES OR ARRANGEMENTS RELATED TO TYRES
    • B60C25/00Apparatus or tools adapted for mounting, removing or inspecting tyres
    • B60C25/01Apparatus or tools adapted for mounting, removing or inspecting tyres for removing tyres from or mounting tyres on wheels
    • B60C25/05Machines
    • B60C25/132Machines for removing and mounting tyres

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Tires In General (AREA)
  • Testing Of Balance (AREA)
  • Tyre Moulding (AREA)
  • Automobile Manufacture Line, Endless Track Vehicle, Trailer (AREA)

Description

NL 32267 Jb/Me/hf
Werkwijze en inrichting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg met behulp van een montage-eenheid, die langs de wielvelg wordt bewogen; alsmede op een inrichting voor het omleggen van 5 een luchtband om een wielvelg onder toepassing van deze werkwijze.
Een dergelijke werkwijze voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg is reeds bekend. Hierbij wordt een enkele montage-eenheid langs althans ongeveer de gehele 10 omtrek van de wielvelg bewogen. Tijdens deze beweging wordt door de montage-eenheid een grote tangentiale kracht op zowel de wielvelg als de luchtband uitgeoefend. Hierdoor zal enerzijds de wielvelg om zijn as willen verdraaien, zodat deze wielvelg in alle richtingen moet worden vastgeklemd, 15 terwijl anderzijds de luchtband ten opzichte van de wielvelg zal willen verdraaien, waardoor een kracht op het ventiel wordt uitgeoefend en deze scheef kan worden getrokken.
De uitvinding beoogt in de eerste plaats een werkwijze voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg 20 te verschaffen, waarbij de bovengenoemde bezwaren op doeltreffende wijze worden opgeheven.
Hiertoe wordt de werkwijze voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg daardoor gekenmerkt, dat tenminste ëên paar montage-eenheden met gelijke snelheden, 25 in tegengestelde richting langs de wielvelg wordt bewogen overhoeken, die tezamen een hoek van althans ongeveer 360° vormen.
Bij de toepassing van deze werkwijze gaat de, in het vlak van de wielvelg gelegen, component van de resulte-30 rende kracht van de montage-eenheden door de rotatieas van de wielvelg, zodat deze kracht geen verdraaiing van de wielvelg veroorzaakt. De wielvelg behoeft derhalve niet alzijdig te worden vastgeklemd, daar een axiale en radiale opsluiting reeds voldoende is. Voorts zal om dezelfde reden de lucht-35 band niet ten opzichte van de wielvelg verdraaien, zodat $402851 - 2 - geen kracht op het ventiel wordt uitgeoefend en deze in gemonteerde toestand van de band beter gecentreerd in de wielvelg zal liggen.
Een gunstige uitvoering van de uitvinding wordt 5 daardoor gekenmerkt, dat, nadat de binnendraad van de band om de wielvelg is gelegd, van elke montage-eenheid slepers van een knijpsleeporgaan met de band in aangrijping worden gebracht, waardoor de buitendraad van de band plaatselijk over de nabijgelegen velgrand heen wordt verplaatst, waarna 10 de buitendraadrol van elke montage-eenheid tegen deze velgrand wordt geplaatst, terwijl vervolgens de montage-eenheden langs de wielvelg worden bewogen, waarbij het overige gedeelte van de buitendraad door de, over de nabijgelegen velgrand afrollende, buitendraadrollen over deze velgrand heen wordt 15 gedrukt, terwijl de band in tangentiale richting wordt opgerekt door de wrijvingskracht tussen de aangrijpingsvlakken van de slepers en de band, waarbij de band tevens door de slepers in het velgbed wordt samengeknepen.
Dit heeft het voordeel, dat tijdens het omleggen van 20 het laatste gedeelte van de buitendraad de beschadiging van de band aanzienlijk wordt verminderd, terwijl bovendien zelfs zeer nauwe banden nog om de wielvelg kunnen worden gelegd.
Opgemerkt wordt, dat van de beide draden van de luchtband, die om de wielvelg gelegd dienen te worden, in 25 de onderhavigejbeschrijving de, in de niet omgelegde toestand aan de wielvelg grenzende, draad, de binnendraad wordt genoemd, terwijl de verder van de wielvelg af liggende draad, als de buitendraad wordt aangeduid.
Volgens een met voordeel toe te passen uitvoering 30 van de werkwijze volgens de uitvinding wordt een omgelegde band opgepompt, waarna bandcentreerrollen in aangrijping worden gebracht met tegenoverliggende flanken van de band, terwijl vervolgens de wielvelg althans één omwenteling heen en terug wordt verdraaid, waarbij de bandcentreerrollen 35 zodanig ten opzichte van de band zijn gepositioneerd, dat tijdens de heengaande verdraaiing door de bandcentreerrollen een wrijvingskracht met een radiaal buitenwaarts gerichte component op de band wordt uitgeoefend, waardoor de band 8402851 - 3 - enigszins uit de wielvelg wordt getrokken, terwijl bij de teruggaande verdraaiing door de bandcentreerrollen een wrijvingskracht met een radiaal binnenwaarts gerichte component op de band wordt uitgeoefend, waardoor de band in de 5 wielvelg wordt gedrukt.
Hierdoor komt de band recht in de wielvelg te liggen en wordt derhalve een slingeren van de band in de wielvelg opgeheven.
Verder wordt volgens de uitvinding voorgesteld, dat, 10 voorafgaande aan het omleggen van de buitendraad van de band om de wielvelg, deze buitendraad van de nabijgelegen velg-rand wordt weggedrukt, waardoor ruimte ontstaat tussen de buitendraad en de nabijgelegen velgrand, waarna een binnen-draadrol van elke montage-eenheid gedeeltelijk in het in-15 wendige van de band wordt gebracht en tegen de, nabij de binnendraad van de band gelegen velgrand, wordt gedrukt, terwijl vervolgens de montage-eenheden langs de wielvelg worden bewogen, waarbij de binnendraad over de nabijgelegen velgrand wordt gedrukt.
20 Deze bewerking, die voorheen met de hand moest worden uitgevoerd, kan in deze uitvoering machinaal worden verricht, waardoor een aanzienlijke tijdsbesparing wordt bereikt.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een in-25 richting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg, onder toepassing van de bovengenoemde werkwijze, waarbij een montage-eenheid langs de wielvelg beweegbaar is.
Deze inrichting wordt volgens de uitvinding gekenmerkt door tenminste een paar, met gelijke snelheden, in 30 tegengestelde richting langs de wielvelg beweegbare montage-eenheden, die tezamen een hoek van althans ongeveer 360° bestrijken.
De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van de 35 inrichting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg volgens de uitvinding weergeeft.
Fig. 1 is een bovenaanzicht van een uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding.
8 4 0 2 8 5 1 - 4 -
Fig. 2 is een vooraanzicht van fig, 1,
Fig. 3 toont een gedeelte van het vooraanzicht volgens fig. 2, waarbij de binnendraadrollen evenwel in hun werkstand zijn afgeheeld.
5 Fig. 4 is een doorsnede volgens de lijn IV - IV
in fig. 1, op grotere schaal.
Fig. 5 is een doorsnede volgens de lijn V - V in fig. 1, op grotere schaal.
Fig. 6 toont de doorsnede volgens fig. 5 met ge-10 monteerde luchtband.
Fig. 7 is een doorsnede volgens de lijn VII - VII in fig. 1, op grotere schaal. '
In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding voor het omleggen van een 15 luchtband om een wielvelg weergegeven, welke is voorzien van een tafel 1, die met de verschillende onderdelen van de inrichting is uitgevoerd. Op deze inrichting kan een gespaakt wiel 2 worden geplaatst, dat is voorzien van een as 3, een, met een ventielgat 4 uitgeruste, wielvelg 5, 20 een binnenband met een ventiel en een buitenband 8. Het wiel 2 is tijdens het omleggen van de buitenband 8 met de as 3 in een holte van een naafsteun 9 gestoken, waarbij de as 3 van het wiel 2 volgens een centrale as 10 van de inrichting komt te verlopen.
25 Van de beide draden van de buitenband 8, die om de wielvelg 5 gelegd dienen te worden, wordt, zoals in het voorgaande reeds werd opgemerkt, de, in de niet omgelegde toestand aan de wielvelg 5 grenzende, draad, de binnen-draad genoemd, terwijl de verder van de wielvelg 5 aflig-30 gende draad, als de buitendraad wordt aangeduid. In de weergegeven situatie, waarin de buitenband 8 in de niet omgelegde toestand op de wielvelg 5 ligt, bevindt de buitendraad zich boven de binnendraad en moeten de beide draden over de nabijgelegen velgrand van de wielvelg 5 worden ge-35 bracht, welke in het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de bovenste velgrand is. De binnendraad van de buitenband 8 wordt steeds als eerste om de wielvelg 5 gelegd.
8402851 - 5 -
Aan de omtrek van het, door de inrichting ondersteunde, wiel 2 zijn twee, op eenzelfde wijze, doch in spiegelbeeld, uitgevoerde, montage-eenheden 11 elk bevestigd op een eigen plateau 12 nabij het uiteinde van een bijbehorende 5 arm 13. Deze armen 13 zijn door middel van een aandrijf-inrichting 14 om de centrale as 10 verdraaibaar.
Deze in fig. 2 weergegeven aandrijfinrichting 14 omvat een motor 15, bij voorkeur een elektromotor, waarvan de uitgaande as met een pignonwiel 16 is uitgerust, dat in 10 ingrijping is met twee, in tegengestelde richting roteerbare, gelijke kroonwielen 17, die elk door middel van een holle as 18, met de bijbehorende arm 13 zijn verbonden.
Doordat de kroonwielen 17 gelijk zijn, zullen zij met dezelfde omwentelingssnelheden, in tegengestelde rich-15 ting roteren, waardoor derhalve de, met de kroonwielen 17 verbonden, montage-eenheden 11 met gelijke, doch tegengesteld gerichte, hoeksnelheden verdraaien.
Elke montage-eenheid 11 is over een hoek van althans ongeveer 180° verdraaibaar, waarbij in de uiterste 20 standen de beide montage-eenheden 11 nabij elkaar zijn gelegen.
In de fig. 5 - 7 is een montage-eenheid 11 afzonderlijk weergegeven. Elke montage-eenheid 11 bezit onderdelen, welke in wezen vier functies kunnen vervullen, 25 namelijk: a) het lichten van de buitenband 8, voorafgaande aan het omleggen van de binnendraad van de buitenband 8 om de wielvelg 5, b) het omleggen van de binnendraad van de buitenband 8 om 30 de wielvelg 5, c) het omleggen van de buitendraad van de buitenband 8 om de wielvelg 5 en d) het oprekken en het in de wielvelg 5 samenknijpen van de buitenband 8 tijdens het omleggen van de buitendraad om 35 de wielvelg 5.
Deze onderdelen zijn in hoofdzaak aan een centrale steun 19 van de montage-eenheid bevestigd.
De onderdelen van elke montage-eenheid 11, welke 8402851 - 6 - dienen voor het lichten van de buitenband 8 ad a) omvatten een, om een, door de centrale steun 19 ondersteunde, as 22 scharnierende, bandlichtarm 20, welke met een uiteinde tegen de, aan de binnendraad grenzende, flank van de buiten-5 band 8 aandrukbaar is en welke met het andere uiteinde scharnierend met een, verzwenkbaar aan de centrale steun 19 bevestigd, cilinder-stangsamenstel 21 is verbonden.
De onderdelen van elke montage-eenheid 11, welke dienen voor het omleggen van de binnendraad ad b) omvatten 10 een, op een arm 23 draaibaar aangebrachte, binnendraadrol 24. De arm 23 is om een, de centrale as 10 loodrecht kruisende, door de centrale steun 19 ondersteunde, as 27 verzwenkbaar en is, onder tussenschakeling van een stangenmechanisme 25, met een cilinder-stangsamenstel 26 scharnierend verbonden.
15 Het stangenmechanisme 25 dient voor het vergroten van het verstelbereik van het cilinder-stangsamenstel 26, teneinde de arm 23 over een grote hoek om de as 27 verzwenkbaar te maken (vergelijk fig. 2 en 3). Het stangenmechanisme 25 en het cilinder-stangsamenstel 26 zijn scharnierend aan de 20 centrale steun 19 bevestigd.
De onderdelen van elke montage-eenheid 11, welke dienen voor het omleggen van de buitendraad ad c) omvatten een, op een arm 28 draaibaar aangebrachte, buitendraadrol 29. Deze buitendraadrol 29 bestaat uit twee cilindrische gedeel-25 ten met verschillende diameters, waarbij het, aan het vrije uiteinde gelegen, gedeelte de kleinste diameter bezit. De arm 28 is om een, de centrale as 10 loodrecht kruisende, door de centrale steun 19 ondersteunde, as 30 verzwenkbaar en is aan het, van de buitendraadrol 29 verwijderde, uit-30 einde scharnierend met een cilinder-stangsamenstel 31 verbonden.
De onderdelen van elke montage-eenheid 11, welke dienen voor het oprekken en het in de wielvelg 5 samenknijpen van de buitenband 8 ad d) omvatten een knijp-sleeporgaan, 35 dat bestaat uit twee onafhankelijk verstelbare slepers 32, welke om, de centrale as 10 loodrecht kruisende, door de centrale steun 19 ondersteunde, evenwijdige assen 33 zwenk-baar zijn, terwijl de vrije uiteinden van deze slepers 32 een 8402851 - 7 - aangrijpingsvlak 34 dragen. Deze aangrijpingsvlakken 34 kunnen op de tegenoverliggende flanken van de buitenband 8 aangrijpen, terwijl de, van de aangrijpingsvlakken 34 verwijderde, uiteinden van de slepers 32 elk scharnierend met een, ver-5 zwenkbaar aan de centrale steun 19 bevestigd, cilinder-stangsamenstel 35 zijn verbonden.
Elke montage-eenheid 11 omvat voorts een, op een steun 36 draaibaar aangebrachte velgsteunrol 37, ter ondersteuning van de wielvelg 5 in de omlaaggezwenkte stand van 10 de binnendraadrol 24 of van de buitendraadrol 29.
Alle,op de montage-eenheden 11 bevestigde, scharnierende onderdelen, scharnieren om assen, die de centrale as 10 loodrecht kruisen.
Onder elke montage-eenheid 11 is een benaderings-15 schakelaar 38 aangebracht, die naar de tafel 1 is gericht, en die dient voor het uitschakelen van de aandrijfmotor 15 in bepaalde posities van de montage-eenheden 11. Hiertoe zijn op de tafel 1 detectie-elementen 39 geplaatst, die, als de benaderingsschakelaar 38 op een afstand hierboven 20 beweegt, veroorzaken, dat de benaderingsschakelaar 38 een impuls afgeeft, welke de aandrijfmotor 15 doet stoppen.
Elke montage-eenheid 11 dient op drie plaatsen te worden stilgezet, namelijk in een startpositie (streep-stippellijn, aangeduid met SP), in een eindpositie (streep-25 stippellijn, aangeduid met EP) en in een bandcentreerposi-tie (streep-stippellijn, aangeduid met BP). Op, met deze posities corresponderende, plaatsen op de tafel 1, zijn derhalve deze detectie-elementen 39 aangebracht.
Aan de radiale buitenzijde van het, door de in-30 richting ondersteunde, wiel 2 nabij één van de doorsnij-dingspunten van het spiegelingsvlak van de montage-eenheden 11 en het midden van het velgbed van de wielvelg 5 bevinden zich de volgende vier roteerbare rollen 40, 41, 42, 43 (zie fig. 4): 35 - een velgsteunrol 40, welke onder de wielvelg 5, enigszins terzijde van het doorsnijdingspunt, is aangebracht en welke de wielvelg 5 ondersteunt en radiaal fixeert; - een velgklemrol 41, welke boven de wielvelg 5 aan de andere 8402851 - 8 - zijde van het doorsnijdingspunt is aangebracht en welke door middel van een niet-weergegeven cilinder-stangsamen-stel naar de wielvelg 5 toe en van de wielvelg 5 af beweegbaar is; 5 - een bandcentreerrol 42, welke op de flank aan de onderzijde van de buitenband 8 kan aangrijpen; - een bandcentreerrol 43, welke op de flank aan de bovenzijde van de buitenband 8 kan aangrijpen en met behulp van een niet-weergegeven cilinder-stangsamenstel naar de 10 band toe en van de band af beweegbaar is.
De bandcentreerrollen 42, respectievelijk 43 zijn zodanig gepositioneerd, dat zij elk onder een kleine hoek staan met de raaklijn aan de wielvelg 5, die door het, het dichtst bij het hart van de betreffende bandcentreerrol 42, 15 respectievelijk 43 gelegen, punt van de wielvelg 5 gaat. De bandcentreerrollen 42, 43 worden door niet weergegeven elektromotoren of dergelijke aangedreven.
In de fig. 1 en 3 is binnen de omtrek van de wielvelg 5 een ventielaansluiting 44 weergegeven, welke 20 via een steun 45 op een, om de centrale as 10 draaibare, arm 46 is bevestigd. Een persluchtleiding voor het oppompen van de binnenband loopt van de ventielaansluiting 44 door de arm 46 naar de centrale as 10, waarna deze leiding via de holle assen 18 van de kroonwielen 17 naar een perslucht-25 aansluiting 47 voert, waarop een niet weergegeven slang van een persluchtinstallatie is aangesloten. Direct achter de ventielaansluiting 44 is een positioneernok 48 met schuine bovenvlakken aangebracht, waarop, aan weerszijden van het ventiel gelegen, spaken van het wiel, tijdens het 30 omleggen van de band 8, rusten.
Diametraal tegenover de bandcentreerrollen 42, 43 is aan de omtrek van het wiel 2 op de tafel 1 een velg-steun 49 ter ondersteuning van de wielvelg 5 aangebracht.
Alle onderdelen, die moeten aangrijpen op het wiel 35 2, zoals de montage-eenheden 11, de ventielaansluiting 44, de velgsteunrol 40, de velgklemrol 41 en de bandcentreerrollen 42, 43, zijn in radiale richting verstelbaar, teneinde aan de diameter van de wielvelg 5 aangepast te kunnen worden.
8402851 - 9 -
De werkwijze voor het omleggen van een buitenband 8 om een wielvelg 5 met behulp van de in het voorgaande beschreven inrichting is als volgt:
Voorafgaande aan het omleggen van een buiten-5 band 8 om de wielvelg 5 bevinden de montage-eenheden 11 zich in startposities aan weerszijden van de bandcentreer-rollen 42, 43. In fig. 1 zijn deze posities door, met SP aangeduide, streep-stippellijnen weergegeven. Alle op de wielvelg 5 of op de buitenband 8 plaatsbare rollen 24, 29, 10 41, 43 staan in de omhooggezwenkte stand, terwijl de slepers 32 van de knijp-sleeporganen openstaan en de bandlichtarmen 20 hun onderste stand innemen.
De inrichting helt naar de bedienende persoon toe, en wel bij voorkeur onder een hoek van ongeveer 45°, ten-15 einde het inbrengen en uithalen van het wiel 2 op de meest voordelige wijze mogelijk te maken.
Bij een wiel 2 behoren reeds een binnenband en een buitenband 8. In de nabijheid van het ventielgat 4 in de wielvelg 5 is de binnendraad van de buitenband 8 reeds 20 plaatselijk over de bovenste velgrand gedrukt, terwijl het ventiel van de binnenband al in het ventielgat 4 van de wielvelg 5 is vastgezet en de binnenband geheel in het inwendige van de buitenband 8 ligt. Om dit laatste te bereiken, is de binnenband tot een startdruk pc opgepompt.
D
25 a) Allereerst wordt het wiel 2 zodanig in de inrichting geplaatst, dat het ventiel in de ventielaansluiting 44 steekt en de wielas 3 in de holte van de naafsteun 9 valt. Teneinde het ventiel op eenvoudige wijze in de ventielaansluiting 44 te kunnen plaatsen, is direct achter de 30 ventielaansluiting 44 de positioneernok 48 aangebracht, waarlangs de, aan weerszijden van het ventiel gelegen, spaken omlaag bewogen dienen te worden. Hierdoor wordt het ventiel automatisch voor de ventielaansluiting 44 gepositioneerd. Na het aanbrengen van het wiel 2, rust 35 het wiel 2 behalve met de as 3 op de naafsteun 9, ook met de wielvelg 5 op de velgsteun 49. b) De velgklemrol 41 wordt dan op de wielvelg 5 neergelaten, zodat de wielvelg 5 wordt neergedrukt op de velgsteun- 8402851 - ΙΟ - rollen 37, 40. De buitenband 8 wordt daarentegen door de bandlichtarmen 20 van de montage-eenheden 11 omhoogge-drukt, teneinde ruimte te verschaffen tussen de buitendraad van de buitenband 8 en de bovenste velgrand. De binnendraadrollen 24 worden dan naar hun werkstand ge-5 zwenkt, waarbij de binnendraadrollen 24 voor een deel in het, door de bandlichtarmen 20 vrijgegeven, inwendige van de buitenband 8 worden gestoken en met hun onderzijde op de wielvelg 5 worden gedrukt (zie fig. 3).
c) Vervolgens wordt de inrichting gestart, waarbij de band-10 lichtarmen 20 omlaag worden bewogen, waarna de armen 13, met de daaraan bevestigde montage-eenheden 11 door de motor 15 worden aangedreven en met gelijke snelheden, doch in tegengestelde richting, over een hoek van althans nagenoeg 180° langs de wielvelg 5 worden gevoerd, 15 waarbij de binnendraadrollen 24 op de wielvelg 5 afrollen en de binnendraad van de buitenband 8 over de bovenste velgrand van de wielvelg 5 wordt gedrukt.
d) In de, in fig. 1 door, met EP aangeduide, streep-stippel-lijnen weergegeven, eindposities komen de montage-een- 20 heden 11 tot stilstand en worden de binnendraadrollen 24 van de wielvelg 5 gelicht, waarna de armen 13 door de motor 15 in de andere richting worden aangedreven, waarbij ze naar hun startposities SP worden teruggevoerd.
e) In deze stand worden de slepers 32 van de knijpsleep-25 organen tegen de buitenband 8 geplaatst, waarbij deze slepers 32 de buitendraad en de binnendraad van de buitenband 8 plaatselijk in het velgbed drukken. Hierbij wordt de buitendraad derhalve plaatselijk over de bovenste velgrand gedrukt, waarna de buitendraadrollen 29 op het vrij-30 liggende gedeelte van de bovenste velgrand kunnen worden geplaatst. De buitendraadrollen 29 steunen hierbij elk met het kleinste cilindrische gedeelte op de spaakzijde van de bovenste velgrand, terwijl de rand tussen de beide cilindrische gedeelten van de buitendraadrollen 29 op de 35 tegenovergelegen zijde van deze bovenste velgrand drukt.
f) De montage-eenheden 11 worden wederom door de motor 15 met gelijke snelheden, doch in tegengestelde richting, 8402851 - 11 - over een hoek van althans nagenoeg 180°, langs de wielvelg 5 naar hun eindposities EP gevoerd, waarbij enerzijds de buitendraadrollen 29 over de bovenste velgrand afrollen en daarbij de buitendraad van de buitenband 8 over de 5 bovenste velgrand drukken, terwijl anderzijds de slepers 32, door de wrijving tussen de aangrijpingsvlakken 34 en het bandoppervlak, de buitenband 8 als het ware in tangen-tiale richting oprekken, waardoor de buitendraad van de buitenband 8 zich gemakkelijker door de buitendraadrollen 10 29 over de bovenste velgrand heen laat drukken, terwijl tevens de binnendraad en de buitendraad in het velgbed worden samengeknepen.
De beweging van de montage-eenheden 11 eindigt, als deze hun eindposities EP hebben bereikt en de gehele buiten-15 band 8 om de wielvelg 5 is gelegd. De bandomlegfase is hiermede afgesloten, waarna de bandcentreerfase volgt, waarbij de buitendraad en de binnendraad van de buitenband 8 recht in het velgbed moeten worden gepositioneerd, g) In de eindposities EP van de montage-eenheden 11 wordt 20 met het oppompen van de binnenband aangevangen. Dit oppompen vindt plaats met behulp van, aan de persluchtaansluiting 47 toegevoerde, perslucht, welke via de, met het ventiel meeverdraaide, ventielaansluiting 44 in de binnenband wordt geperst.
25 Tijdens het oppompen worden de montage-eenheden 11 weer in de richting van hun startposities SP bewogen. De montage-eenheden 11 komen echter, voordat deze posities SP zijn bereikt, reeds tot stilstand en wel in hun bandcen-treerposities, welke zich bij voorkeur op 120° van hun 30 startposities SP bevinden en welke in fig. 1 door, met BP aangeduide, streep-stippellijnen zijn weergegeven. De beide slepers 32 worden dan van de buitenband 8 verwijderd, terwijl in de tussentijd de einddruk van de binnenband reeds is bereikt.
35 h) Vervolgens wordt de bovenste bandcentreerrol 43 tegen de buitenband 8 geplaatst, waardoor de buitenband 8 tussen de beide bandcentreerrollen 42, 43 wordt geklemd. De aandrijving van de bandcentreerrollen 42, 43 wordt gestart, 8402851 - 12 - zodat deze bandcentreerrollen 42, 43 het wiel 2 aandrijven en dit bij voorkeur ëén omwenteling doet uitvoeren. Doordat de bandcentreerrollen 42, respectievelijk 43 op de beschreven wijze zijn gepositioneerd, zal bij de 5 aandrijving van het wiel 2 door de bandcentreerrollen 42, 43 bij elke bandcentreerrol 42, 43 een kracht met een radiaal gerichte component op de band worden uitgeoefend, welke radiale component in afhankelijkheid van de draairichting van de bandcentreerrollen 42, 43 naar binnen of 10 naar buiten zal zijn gericht. Tijdens de eerste verdraaiing wordt een buitenwaarts gerichte kracht op de buitenband 8 opgewekt, waardoor de buitenband 8 enigszins uit de wielvelg 5 wordt getrokken.
Na deze verdraaiing wordt de aandrijving van de band-15 centreerrollen 42, 43 onderbroken en de aandrijfrichting omgeschakeld, zodat, tijdens de hierna uit te voeren verdraaiing ,het wiel 2 in tegengestelde richting wordt geroteerd en derhalve door elke bandcentreerrol 42, 43 een binnenwaarts gerichte kracht op de buitenband 8 wordt 20 uitgeoefend, waardoor de buitenband 8 in de wielvelg 5 wordt gedrukt.
Door deze centreerbewerking zal de buitenband 8 recht in het velgbed komen te liggen en een slingeren van de buitenband 8 in de wielvelg 5 worden tegengegaan.
25 i) Na afloop van de centreerbewerking worden de buitendraad-rollen 29, welke tijdens het centreren voor de geleiding van de draaibeweging van het wiel 2 dienden, alsmede de bovenste bandcentreerrol 42, van de wielvelg 5, respectievelijk van de buitenband 8 gelicht, waarna de montage-30 eenheden 11 door de motor 15 weer naar de startpositie SP worden terugbewogen.
Nadat de velgklemrol 41 van het wiel 2 is verwijderd, is het omleggen van de buitenband 8 voltooid en kan het wiel 2 met de gemonteerde band weer van de inrichting worden 35 af genomen.
De beschreven werkwijze kan desgewenst ook slechts gedeeltelijk worden toegepast. De in de stappen a) t/m d) uitgevoerde handelingen kunnen tevoren ook met de hand worden 8402851 - 13 - verricht, waarna het wiel 2, met de binnendraad van de buitenband 8 reeds om de wielvelg 5, in de inrichting wordt gebracht. Voor deze laatste werkwijze kan uiteraard met een eenvoudiger inrichting worden volstaan.
5 Volgens de uitvinding worden een werkwijze en een inrichting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg verschaft, waarbij de verschillende handelingen praktisch volledig zijn geautomatiseerd. De inrichting volgens de uitvinding leent zich er dan ook bijzonder goed voor, om met 10 een computerbesturing te worden uitgevoerd.
De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, dat, binnen het kader der uitvinding, op vele manieren kan worden gevarieerd.
8402851

Claims (32)

1. Werkwijze voor het omleggen van een luchtband 1 om een wielvelg met behulp van een montage-eenheid, die langs de wielvelg wordt bewogen, met het ken-m e r k, dat tenminste één paar montage-eenheden met gelijke 5 snelheden, in tegengestelde richting langs de wielvelg wordt bewogen over hoeken, die tezamen een hoek van althans ongeveer 360° vormen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat, nadat de binnendraad van de band om de 10 wielvelg is gelegd, van elke montage-eenheid slepers van een knijpsleeporgaan met de band in aangrijping worden gebracht, waardoor de buitendraad van de band plaatselijk over de nabijgelegen velgrand heen wordt verplaatst, waarna de buitendraadrol van elke montage-eenheid tegen deze velg-15 rand wordt geplaatst, terwijl vervolgens de montage-eenheden langs de wielvelg worden bewogen, waarbij het overige gedeelte van de buitendraad door de, over de nabijgelegen velgrand afrollende, buitendraadrollen over deze velgrand heen worden : gedrukt, terwijl de band in tangentiale richting wordt opge-20 rekt door de wrijvingskracht tussen de aangrijpingsvlakken van de slepers en de band, waarbij de band tevens door de slepers in het velgbed wordt samengeknepen.
3. Werkwijze volgens conclusie l of 2, met het kenmerk, dat een omgelegde band wordt opge- 25 pompt, waarna bandcentreerrollen in aangrijping worden ge-; bracht met tegenoverliggende flanken van de band, terwijl : vèrvolgens de wielvelg althans één omwenteling heen en terug i wordt verdraaid, waarbij de bandcentreerrollen zodanig ten ; opzichte van de band zijn gepositioneerd, dat tijdens de i 30 heengaande verdraaiing door de bandcentreerrollen een wrij-vingskracht met een radiaal buitenwaarts gerichte component op de band wordt uitgeoefend, waardoor de band enigszins uit de wielvelg wordt getrokken, terwijl bij de teruggaande verdraaiing door de bandcentreerrollen een wrijvingskracht met 35 een radiaal binnenwaarts gerichte component op de band wordt uitgeoefend, waardoor de band in de wielvelg wordt gedrukt.
4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclu- 8402851 * - 15 - sies, met het kenmerk, dat voorafgaande aan het omleggen van de buitendraad van de band om de wielvelg, deze buitendraad van de nabijgelegen velgrand wordt weggedrukt, waardoor ruimte ontstaat tussen de buitendraad en de nabij-5 gelegen velgrand, waarna een binnendraadrol van elke montage-eenheid gedeeltelijk in het inwendige van de band wordt gebracht en tegen de, nabij de binnendraad van de band gelegen velgrand, wordt gedrukt, terwijl vervolgens de montage-een-heden langs de wielvelg worden bewogen, waarbij de binnen-10 draad over de nabijgelegen velgrand wordt gedrukt.
5. Inrichting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg onder toepassing van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een montage-eenheid langs de wielvelg beweegbaar is, gekenmerkt door 15 tenminste één paar, met gelijke snelheden, in tegengestelde richting langs de wielvelg beweegbare montage-eenheden, die tezamen een hoek van althans ongeveer 360° bestrijken.
6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door één paar montage-eenheden, die elk over een 20 hoek van althans ongeveer 180° beweegbaar zijn.
7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat elke montage-eenheid is verbonden met een, om een centrale as verdraaibare, arm, terwijl de armen met een aandrijfmotor zijn gekoppeld.
8. Inrichting volgens één der conclusies 5-7, met het kenmerk, dat elke montage-eenheid is voorzien van een buitendraadrol voor het omleggen van de buitendraad van de band om de wielvelg.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het 30 kenmerk, dat de buitendraadrol uit twee cilindrische gedeelten met verschillende diameters bestaat, waarbij het, aan het vrije uiteinde gelegen, gedeelte de kleinste diameter bezit.
10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met 35 h e t kenmerk, dat de buitendraadrol draaibaar is aangebracht op een hiermede samenwerkende arm, welke tussen zijn uiteinden scharnierend aan een centrale steun van de montage-eenheid is bevestigd. - 16 -
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de arm van elke buitendraadrol aan het, van deze buitendraadrol verwijderde, uiteinde scharnierend met een verstelmotor, zoals een cilinder-stangsamenstel is 5 verbonden.
12. Inrichting volgens één der conclusies 5-11, met het kenmerk, dat elke montage-eenheid is voorzien van een knijp-sleeporgaan voor het tangentiaal oprekken van de band en het in het velgbed samenknijpen 10 van de band tijdens het omleggen van de buitendraad van de band om de wielvelg.
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat elk knijp-sleeporgaan is uitgevoerd met twee onafhankelijk verstelbare slepers, welke op een afstand 15 boven elkaar scharnierend aan de centrale steun zijn aangebracht, waarbij de, aan de zijde van de band gelegen, uiteinden aangrijpingsvlakken dragen.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat elke sleper aan het, van het betreffende 20 aangrijpingsvlak verwijderde, uiteinde scharnierend met een verstelmotor is verbonden.
15. Inrichting volgens één der conclusies 5-14, gekenmerkt door, op de tegenoverliggende flanken van de band aangrijpende bandcentreerrollen, welke zodanig 25 zijn gepositioneerd, dat zij elk onder een kleine hoek staan met de raaklijn aan de wielvelg, die door het, het dichtst bij het hart van de betreffende bandcentreerrol gelegen, punt van de wielvelg gaat.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het 3Ökenmerk, dat althans een bandcentreerrol door een motor aandrijfbaar is.
17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat althans één van de bandcentreerrollen door middel van een verstelmotor naar de band toe en 35 van de band af beweegbaar is.
18. Inrichting volgens één der conclusies 5-17, met het kenmerk, dat elke montage-eenheid is voorzien van een binnendraadrol voor het omleggen van de binnen- - 17 - draad van de band om de wielvelg.
19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de binnendraadrol draaibaar is aangebracht op een hiermede samenwerkende arm, welke om 5 een zwenkas verzwenkbaar is.
20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de arm van elke binnendraadrol aan het, van de binnendraadrol verwijderde, uiteinde met een verstelmotor is verbonden.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat tussen het, van de binnendraadrol verwijderde, uiteinde van de arm van de binnendraadrol en de verstelmotor een stangenmechanisme is geschakeld.
22. Inrichting volgens ëën der conclusies 5-21, 15 met het kenmerk, dat elke montage-eenheid is voorzien van een bandlichtarm, voor het van de velg wegdrukken van de buitendraad van de band in de niet-omgelegde toestand.
23. Inrichting volgens conclusie 22, met 20. e t kenmerk,, dat de, scharnierend aan de centrale steun bevestigde, bandlichtarm met een uiteinde tegen de, aan de binnendraad van de band grenzende, flank van de band aandrukbaar is en met het andere uiteinde scharnierend met een verstelmotor is verbonden.
24. Inrichting volgens één der conclusies 5-23, met het kenmerk, dat elke montage-eenheid is voorzien van een velgsteunrol, welke draaibaar op een steun is bevestigd.
25. Inrichting volgens één der conclusies 5-24, 30 met het kenmerk, dat althans één montage-eenheid is voorzien van een benaderingsschakelaar voor het stopzetten van de aandrijfmotor van de montage-eenheden.
26. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de (elke) benaderingsschakelaar 35 naar een tafel van de inrichting is gericht en samenwerkt met, op deze tafel aangebrachte, door de benaderingsschakelaar af-tastbare, detectie-elementen.
27. Inrichting volgens één der conclusies 5-26, gekenmerkt door een oppompinrichting met een ven- 8402851 «F Λ - 18 - tielaansluiting.
28. Inrichting volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de ventielaansluiting door middel van een steun op een, om de centrale as draaibare, arm 5 is aangebracht.
29. Inrichting volgens conclusie 27 of 28, met het kenmerk, dat nabij de ventielaansluiting een positioneernok voor het positioneren van een ventiel van de luchtband voor de ventielaansluiting is aangebracht.
30. Inrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de, direct achter de ventielaansluiting aangebrachte, positioneernok twee schuine vlakken bezit, waartegen, aan weerszijden van het ventiel gelegen, spaken plaatsbaar zijn.
31. Inrichting volgens één der conclusies 5-30, gekenmerkt door, aan weerszijden van de wielvelg aangebrachte,velgrollen, waarvan de velgrol, aan de zijde van de, nabij de buitendraad van de band gelegen, velgrand, door middel van een verstelmotor naar de wielvelg toe en van 20 de wielvelg af beweegbaar is, teneinde de wielvelg vast te klemmen, respectievelijk vrij te geven.
32. Inrichting volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat althans een velgrol door een motor aandrijfbaar is.
NL8402851A 1984-09-17 1984-09-17 Werkwijze en inrichting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg. NL8402851A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8402851A NL8402851A (nl) 1984-09-17 1984-09-17 Werkwijze en inrichting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg.
DE8585201399T DE3585065D1 (de) 1984-09-17 1985-09-05 Verfahren und vorrichtung zum aufziehen von reifen auf eine radfelge.
EP85201399A EP0175411B1 (en) 1984-09-17 1985-09-05 Method and apparatus for laying a pneumatic tyre around a wheel rim
JP60201970A JPH07108611B2 (ja) 1984-09-17 1985-09-13 車輪リムへのタイヤの取付方法および取付装置
US06/776,743 US4673016A (en) 1984-09-17 1985-09-16 Method and apparatus for laying a pneumatic tire around a wheel rim

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8402851A NL8402851A (nl) 1984-09-17 1984-09-17 Werkwijze en inrichting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg.
NL8402851 1984-09-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8402851A true NL8402851A (nl) 1986-04-16

Family

ID=19844479

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8402851A NL8402851A (nl) 1984-09-17 1984-09-17 Werkwijze en inrichting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4673016A (nl)
EP (1) EP0175411B1 (nl)
JP (1) JPH07108611B2 (nl)
DE (1) DE3585065D1 (nl)
NL (1) NL8402851A (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4705352A (en) * 1985-12-30 1987-11-10 Amphenol Corporation Fiber optic connector
DE4019992C2 (de) * 1990-06-22 1996-08-08 Hofmann Maschinenbau Gmbh Vorrichtung zur Reifensitzverbesserung von auf Scheibenrädern montierten Luftreifen bei Kraftfahrzeugrädern
JP2564056B2 (ja) * 1990-12-26 1996-12-18 株式会社ブリヂストン タイヤのリム組み内圧充填方法及びその装置
JP2574564B2 (ja) * 1991-09-03 1997-01-22 株式会社ブリヂストン タイヤのリム組み方法及びその装置
US5339880A (en) * 1991-12-20 1994-08-23 Bridgestone Corporation Apparatus for assembling tire and rim and filling inner pressure
US5758703A (en) * 1995-10-31 1998-06-02 Onodani Machine Co., Ltd. Apparatus for mounting and removing a tire from a wheel
US6125904A (en) 1998-06-01 2000-10-03 Aim Automotive Integrated Manufacturing, Inc. Robotic apparatus and method for assembling a tire to a rim
IT1309353B1 (it) * 1999-04-02 2002-01-22 Butler Eng & Marketing Macchina monta-smontagomme per ruote di veicoli industriali.
US20040187302A1 (en) * 2003-03-27 2004-09-30 Daimler Chu Tire-rimming device for toy cars
US7044188B2 (en) * 2003-06-12 2006-05-16 Dürr Systems, Inc. Apparatus for mounting and inflating a tire and wheel assembly

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2900017A (en) * 1957-08-12 1959-08-18 Orval M Lewis Circumferentially traveling shoe type portable tire mounting device
GB840076A (en) * 1958-10-03 1960-07-06 Ford Motor Co Improvements in or relating to the assembly of tubeless tires onto wheel rims
US3086578A (en) * 1960-07-28 1963-04-23 Fmc Corp Tire changing apparatus
US3489198A (en) * 1967-01-25 1970-01-13 Sylvester William Malinski Method and apparatus for mounting and removing pneumatic tires
US3612140A (en) * 1970-01-28 1971-10-12 Sylvester William Malinski Apparatus for mounting tire casings onto dual-flanged rims
US4262727A (en) * 1979-01-08 1981-04-21 Schifferly Richard E Automatic tire mounting and demounting machine
US4425954A (en) * 1981-04-20 1984-01-17 Motor Wheel Corporation Method and apparatus for mounting tires on rims

Also Published As

Publication number Publication date
DE3585065D1 (de) 1992-02-13
EP0175411A3 (en) 1988-03-02
JPH07108611B2 (ja) 1995-11-22
EP0175411B1 (en) 1992-01-02
JPS6181806A (ja) 1986-04-25
EP0175411A2 (en) 1986-03-26
US4673016A (en) 1987-06-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8402851A (nl) Werkwijze en inrichting voor het omleggen van een luchtband om een wielvelg.
EP0838354B1 (en) Tire changing machine
EP1052120B1 (en) Multipurpose station for mounting and removing conventional and special tires
GB1602316A (en) Band application apparatus and method of applying the band
US5490552A (en) Pneumatically operated tire removal machine
US3953942A (en) Apparatus for grinding inner surface of a vehicle tire
US5364490A (en) Retreading device for tires
NL1022672C2 (nl) Manoeuvreerinrichting voor niet aangedreven wagens.
IE45736B1 (en) Improvements in tyre building machinery
US3694290A (en) Apparatus for the manufacture of pneumatic tires
DE4202803C1 (en) Method of removing tyres from wheel rims - has arms squeezing beam into wheel well controlled using arm force, arm position and wheel torque sensors
EP0624486B1 (en) Machine for mounting tires on wheel rims
JP2000351309A (ja) 取り外し装置
JP2002103933A (ja) タイヤ着脱装置
EP0704296A1 (fr) Procédé et dispositif d'application d'une bande de roulement prémoulée et prévulcanisée sur une carcasse de pneumatique
US3029860A (en) Tire mounting tool
US3127297A (en) Figure
CZ135194A3 (en) Device for dismounting a tyre from a wheel rim
US5014425A (en) Method for manufacturing a spoke wheel
JPS6151540B2 (nl)
NL1001104C2 (nl) Werkwijze voor het omleggen van een band om een velg alsmede een bandomleginrichting.
CN211892742U (zh) 一种便于调整的扒胎装胎机
CN220537062U (zh) 一种吹膜机收卷装置
CN116328983B (zh) 一种汽车轮毂喷漆用转动机构
CN211032060U (zh) 一种便于汽车补胎的扒胎装置

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed