NL8402651A - Afsluitplaat voor een schuifafsluiting. - Google Patents

Description

• τ * :* P/Ατ,/inf/17 stopinc

AfsluitpXaat voor een schuifafsluiting

De uitvinding betreft een afsluitplaat met tenminste één doorstroomopening voor een schuifafsluiting met een draaglichaam/ dat van een tenminste één deel van het afdicht-vlak vormende glijlaag voorzien is.

5 Een schuifafsluiting voor de doorstroomregeling van gesmolten metaal bevat in de regel twee afsluitplaten van vuurvast materiaal - een stationaire en een beweeglijke, die aan hun afdichtvlakken tegen elkaar liggen en samenwerken. In bedrijf zijn deze afsluitplaten, zoals bekend is, aan zeer 10 hoge belastingen (bijvoorbeeld warmtespanningen, erosie, chemische aantasting enz.) blootgesteld, zodat deze van tijd tot tijd vervangen moeten worden. Naar gelang gebruiksvoorwaarden, in het bijzonder naar gelang het soort van de smelt, zijn deze belastingen zeker doorgaans verschillend. Vaak komt 15 het erop aan, dat één of beide afsluitplaten aan hun afdicht-vlak of tenminste over een gedeelte daarvan bijzondere eigenschappen hebben, bijvoorbeeld betrekkelijke slijtvastheid, glijeigenschappen, wrij fbestendigheid, warmtegeleidingsvermo-gen enz.

20 Er zijn reeds afsluitplaten voorgesteld met een draaglichaam, dat aan het afdichtvlak van de plaat van een bijzondere glijlaag is voorzien (Japanse octrooipublicatie 44-26-935, DE-OS 1 935 424, DE-OS 1 937 742, DE-OS 27 19 105). Volgens deze voorstellen is telkens de glijlaag met het 25 vuurvaste draaglichaam onscheidbaar verbonden, dat wil zeggen de afsluitplaat is als één compositié-lichaam uitgevoerd en slechts als geheel uitwisselbaar. De fabricage van dergelijke, samengestelde lichamen is inderdaad zeer veel omvattend, en door de starre verbinding van verschillende grondstoffen 30 met in hoofdzaak verschillende warmte-uitzetting kunnen bijkomende problemen ontstaan.

Vervolgens zijn er gebruiksvoorbeelden, waarbij slechts voortgeschreden slijtage of dergelijke aan het afdichtvlak respektievelijk de glijlaag de gebruiksduur van de 35 plaat begrensd, waarbij het draaglichaam nog bruikbaar zou zijn? onder dergelijk omstandigheden is het niet economisch 8402651 J·*. ,Jfc -2- telkens de gehele samengestelde plaat te moeten vervangen.

De uitvinding heeft ten doel afsluitplaten van de in de aanhef genoemde soort zodanig uit te voeren, dat fabricage daarvan vereenvoudigd wordt en een spaarzaam gebruik mo-5 gelijk wordt.

De afsluitplaat volgens de uitvinding heeft het kenmerk volgens conclusie, dat de glijlaag als los uitwisselbare ten opzichte van het draaglichaam tegen verschuiven geborgde schijf uitgevoerd is.

10 Daardoor wordt de mogelijkheid geboden op de ge- bruiksplaats van de afsluiting telkens op eenvoudige wijze slechts de bedoelde schijf te verwisselen, waarbij het draaglichaam verder in bedrijf blijft. Daar tussen draaglichaam en schijf geen starre, doch slechts een door vormgeving in el-15 kaar grijpende verbinding bestaat, verdwijnen ook vergaande moeilijkheden als gevolg van verschillende warmte-uitzettin-gen van beide delen.

De conclusies 2-5 noemen de verschillende constructieve mogelijkheden om de schijf en het draaglichaam te-20 gen verschuiven te borgen; onder verschuiven is zowel een lineaire als ook een draaiende beweging tussen de beide delen van de plaat parallel aan het afdichtvlak te verstaan.

Hoewel draaglichaam en schijf bij de afdichtplaat volgens de uitvinding slechts los op elkaar liggen, er dus 25 geen afdichtingsverband tussen de delen bestaat, is het uit zichzelf gebleken, dat in bedrijf normaliter geen smelt van de doorstroomopening af tussen de aanligvlakken kan indringen. Toch bestaat volgens conclusie 6 daarentegen de mogelijkheid, dergelijke van de doorstroomopening uitgaande voe-30 gen te vermijden.

De uitvinding is in beginsel, zowel bij vaststaande als ook bij beweeglijke afsluitplaten voor lineair-, draai-of zwenkschuifafsluitingen te gebruiken.

Hieronder worden uitvoeringsvoorbeelden van de af-35 sluitplaat volgens de uitvinding in samenhang met de tekening nader duidelijk gemaakt.

In de tekening tonen:

Figuur 1 in doorsnede en figuur 2 in aanzicht een draaiafsluitplaat als eerste voorbeeld, 84 0 26 5 \ *·' · -3- figuur 3 en 4 in overeenkomstige afbeelding een tweede uitvoeringsvorm van een draaiafsluitplaat, figuur 5 en 6 wederom in doorsnede en in aanzicht een in een metalen houderraam van een draaiafsluiting inge-5 zette plaat volgens een verdere variant, en figuur 7 en 8 analoog een plaat voor een lineaire afsluiting·

De in de figuren 1 en 2 afgeheelde afsluitplaten voor een draaischuifafsluiting met de doorstroomopening 3 en 10 het afdichtvlak 7 is uit twee delen samengesteld, namelijk het draaglichaam 1 en een het afdichtvlak 7 vormende schijf 2. Het draaglichaam 1 is op bekende wijze voor het inzetten in een metalen draagraam van de draaiafsluiting (niet afge-beeld) bestemd, waarbij een zijdelings meeneemvlak 6 (seg-15 mentvlak) voor het inklemmen, resp* voor de draaimeeneming dient· De schijf 2 bestaat normaliter uit een andere grondstof dan het draaglichaam en vormt langs het afdichtvlak 7, dat voor het dicht aanliggen tegen de complementaire plaat van de afsluiting bedoeld is, een glijlaag. De schijf 2 is 20 met het draaglichaam 1 niet vast verbonden, maar in een verdieping 4 van het draaglichaam passend, echter los inwisselbaar ingelegd, zoals in figuur 1 (alsmede in de figuren 3, 5 en 7} met een streep-puntlijn is aangegeven. De delen 1 en 2 zijn tegen relatieve verschuiving geborgd, daar de schijfrand 25 aan de verdieping 4 wordt geleid en een excentrische ingezette meeneemstift 5 een verdraaiing van de cirkelronde schijf 2 in de verdieping verhinderd.

De draaiafsluitplaat volgens de figuren 3 en 4 is in hoofdzaak gelijk opgebouwd als het hierboven beschreven 30 uitvoeringsvoorbeeld. Een verschil bestaat slechts uit de verdraaiingsborging van de schijf 2’ ten opzichte van het draaglichaam 1', waarbij hier aan de verdieping 4* van het draaglichaam en daaraan passend aan de rand van de schijf 2' een meeneemvlak 8 (segmentvlak) gevormd is. De borging tegen 35 onderlinge verdraaiing kan natuurlijk ook door een andere van de cirkelvorm afwijkende vorm van schijf 2’ en de verdieping 41 bereikt worden.

Bij de draaiafsluitplaat van figuur 5 en 6 - het gaat hier om een rotorplaat met twee doorstroomopeningen 13 8402651 / « 9 ·£ -4- en 15 - zijn het draaglichaam 11 en de het afdichtvlak 17 vormende schijf 12 afzonderlijk in een gemeenschappelijke, passende uitsparing 16 van een metalen draagraam 14 ingelegd. De beide los boven elkaar liggende delen 11 en 12 zijn daar-5 bij niet direkt tegen onderling verschuiven geborgd, maar afzonderlijk ten opzichte van het draagraam respektievelijk zijn uitsparing 16, wat natuurlijk dezelfde werking heeft. Voor de verdraai-ingsborging tussen de delen 11, 12 en 14 zijn in het onderhavige geval twee tegenover elkaar liggende seg-10 mentvlakken 18 aangebracht; dit kan echter vanzelfsprekend ook met cirkelronde delen en bijvoorbeeld met één of meerdere meeneemstiften bereikt worden.

Het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 7 en 8 betreft een afsluitplaat voor een lineaire-schuifafsluiting.

15 Het rechthoekige, plaatvormige draaglichaam 21 heeft een rechthoekige verdieping 24, waarin de het afdichtvlak 27 vormende schijf met afgeschuinde hoeken 25 passend, echter los inwisselbaar is ingelegd. De doorstroomopening 23 van de af-sluitplaat is wederom door boven elkaar liggende boringen in 20 de schijf 22 en het draaglichaam 21 gevormd. In het algemeen blijkt, dat daardoor de in de wand van de doorstroomopening 23 bestaande voeg tussen de op elkaar liggen delen 22 en 21 niet storend is, des te minder wanneer beidé delen onder bedrijfsomstandigheden in de afsluiting samengeperst worden en 25 geen relatieve beweging ten opzichte van elkaar uitvoeren. In het geval dat dat vereist wordt, kan echter deze spleetvoeg, zoals met 28 in de figuren 7 en 8 met een streep-punt lijn wordt aangegeven, verhinderd worden, waarbij de schijf 22 uit één stuk met de de doorstroomopening 23 voortzettende, in een 30 overeenkomstige wijder gemaakte boring van het draaglichaam 21 instekende huls voorzien wordt. Een overeenkomstige inrichting kan vanzelfsprekend ook bij de overige, hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden getroffen worden.

Het is denkbaar, dat de door de los ingelegde 35 schijf gevormde glijlaag niet de gezamenlijke afdichtvlakken van de afsluitplaten vormt, maar slechts een deel daarvan. Bijvoorbeeld kunnen ook bij de uitvoeringsvormen van figuur 1, 2, 3 en 4 alsmede 7 en 8 de diepte van de uitsparing in 8402651 -5- -9 f het draaglichaam gelijk aan de dikte van ingelegde schijf gekozen worden,- zodat de buiten de schijf vrijliggende bovenzijde van het draaglichaam met de bovenzijde van de schijf in één vlak samenvalt en een deel van het afdichtvlak 7 resp, 27 5 vormen.

De beschreven afsluitplaat is bedoeld om op bekende wijze als stationaire en/of beweeglijke plaat van een schuif-afsluiting ingezet te worden, bijvoorbeeld volgens de openbaar gemaakte Europese octrooiaanvrage 0 040 692 (draaiaf-10 sluiting) of volgens DE-OS-3208101 (lineair-afsluiting). Het gebruik van een "samengestelde" afsluitplaat verdient aanbeveling in gevallen, waarbij aan de grondstof van de glijiaag zeer specifieke eisen worden gesteld, bijvoorbeeld in verbinding met verschillende non-ijzer, in het bijzonder lichte-15 metalen-smelt (zie DE-OS-3321619). De glijiaag van een dergelijke grondstof moet onder omstandigheden telkens na bepaalde bedrijfsperioden vervangen worden. Dit gebeurt bij de afsluitplaat volgens de uitvinding (na het openleggen daarvan in de afsluiting) bijzonder snel en eenvoudig slechts door 20 het uitwisselen van de losse, de glijiaag vormende schijf, waarbij verder het draaglichaam ingezet blijft en normaliter niet uit de afsluiting gebouwd hoeft te worden. Het draaglichaam zal men dientengevolge uit een grondstof (in het algemeen een vuurvast materiaal, fabriceren) die ten opzichte 25 van de te behandelen smelt verstrekkend bestand is en die bij bedrijf optredende mechanische belastingen (druk, buiging, warmte-uitzetting enz.) aan kan. Daardoor worden een bijzonder economisch bedrijf en telkens slechts korte stilstands-tijden voor het uitwisselen van de gebruikte schijven moge-30 lijk. Ook is de fabrikage van de onderhavige afsluitplaat in vergelijking met een compositie-plaat vereenvoudigd en tenslotte kan men bij hetzelfde draaglichaam passende schijven van verschillende grondstoffen voor verschillend gebruik aanbrengen, wat wederom de opslag goedkoper maakt.

8402651

Claims (6)

1. Afsluitplaat met tenminste één doorstroomope-ning voor een schuifafsluiting met een draagiichaam, dat van een tenminste één deel van het afdichtvlak vormende glijlaag is voorzien, met het kenmerk, dat de glijlaag als een los 5 uitwisselbare ten opzichte van het draagiichaam (1, 1', 11, 21) tegen verschuiving geborgde schijf (2, 2’, 12, 22) uitgevoerd is.

2. Afsluitplaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de de glijlaag vormende schijf (2, 2', 22) in een 10 passende, de schijfrand geleidende verdieping (4, 4' 24) van het draagiichaam {1, 1', 21) is ingelegd.

3. Draaiafsluitplaat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het draagiichaam (1) en de schijf (2) door middel van een meeneemstift tegen onderlinge verdraaiing ge- 15 borgd zijn.

4. Draaiafsluitplaat volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het draagiichaam (1') en de schijf (2') door middel van van de cirkelvorm afwijkende vorm van de schijf-rand en de verdieping, in het bijzonder een segmentvlak (8) 20 tegen onderlinge verdraaiing geborgd zijn.

5. Afsluitplaat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat draagiichaam (11) en schijf (12) zijn uitgevoerd voor het passend inleggen in een gemeenschappelijke uitsparing (16) van een metalen draagraam (14). 25

6. Afsluitplaat volgens één van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de schijf (2, 2', 12, 22) uit één stuk van een de doorstroomopening voortzettende, tot in het draagiichaam (1, 1', 11, 21) stekende huls (28) voorzien is. 8402651