NL8402282A

NL8402282A - Transportinrichting.

Info

Publication number: NL8402282A
Application number: NL8402282A
Authority: NL
Original assignee: Rolco Int Bv
Priority date: 1984-07-19
Filing date: 1984-07-19
Publication date: 1985-06-03
Also published as: EP0168873A1

Description

* ** f* - -1- 24026/CV/tl

Korte Aanduiding: Transportinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting voorzien van zich evenwijdig en op afstand van elkaar uitstrekkende eindloze 5 kettingen,die om meerdere op afstand van elkaar gelegen kettingwielen zijn geleid,terwijl de kettingen tevens zijn geleid om kettingwielen, die zijn gelegerd in lopers,welke afhankelijk van de aandrijf wijze van de ketting tussen de op afstand van elkaar gelegen kettingwielen heen en weer beweegbaar zijn.

10 Dergelijke transportinrichtingen worden bijvoorbeeld gebruikt voor het transport van voorwerpen met behulp van aan de kettingen gekoppelde voorwerpdragers. Daarbij kan de inrichting tevens als buffer dienen, daar indien aan de afvoerzijde geen voorwerpen worden af genomen een groot aantal van de door de kettingen ondersteunende voorwerpdragers worden be-15 laden en omgekeerd. Dit wordt mogelijk gemaakt,doordat de lengtes van tussen de kettingwielen gelegen parten aan de toevoerzijde resp. aan de afvoerzijde kunnen variëren door de verplaatsing van de lopers.

Een probleem dat bij dergelijke transportinrichtingen bestaat is dat de loper de neiging heeft om ten gevolge van de op de loper uitgeoefende 20 momenten in de machine een schuine stand in te gaan nemen.Dit zou eventueel kunnen worden tegengegaan door aan de zijkanten van de lopers aangebrachte vaste geleidingsrails of dergelijke,maar dit zou een zware constructie vereisen.

Met de uitvinding wordt beoogd een transportinrichting van bovenge- ' 25 noemde soort te verkrijgen,waarbij op eenvoudige wijze wordt vermeden, dat een loper zich schuin gaat opstellen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat ter geleiding van de loper een tweetal vastgezette geleidingskettingen of kabels zijn aangebracht,welke zich althans in hoofdzaak evenwijdig aan de parten van 30 de transportketting uitstrekken,waarbij ieder · van de geleidingskettingen of kabels is geleid over een tweetal in de loper gelegerde geleidinswielen, waarvan er een nabij iedere zijkant van de loper is opgesteld,zodanig dat een nabij een zijkant van de loper gelegen part van een geleidings-ketting of kabel zich vanaf de loper uitstrekt in een richting tegengesteld 35 aan het zich bij de andere zijkant van*de loper vabaf de loper uitstrekkende part van de desbetreffende geleidingsketting of kabel,en de zich'vanaf \ _ k__ 8402282 -2- 24026/CV/tl k -5 A *3 dezelfde zijkant van de loper uitstrekkende parten van de beide geleidings_ kettingen'of kabels zich vanaf de loper in tegengestelde richting uitstrekken.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren.

5 Fig. 1 toont schematisch een transportinrichting,waarbij de verschil lende onderdelen van de transportinrichting in een eerste stand zijn weergegeven.

Fig. 2 toont de in fig. 1 weergegeven transportinrichting met verschillende onderdelen van de transportinrichting in een andere stand.

10 Fig. 3 toont een soortgelijke transportinrichting waarbij echter de kettingparten zich horizontaal in plaats van verticaal uitstrekken.

Fig. 4 toont de in fig.3 weergegeven transportinrichting met de verschillende onderdelen in een andere stand dan als weergegeven in fig.3.

Fig. 5 toont schematisch de opstelling van de geleidingskettingen of 15 kabels voor een loper.

De schematisch in fig.1 en 2 weergegeven transportinrichting omvat een tweetal gezien in de figuren achter elkaar gelegen transportkettingen 1,die nabij de bovenzijde van de inrichting zijn geleid over een aantal om vast opgestelde horizontale draaiingsassen draaibare kettingwielen 2 20 en: aan de onderzijde van de inrichting om vast opgestelde horizontale draaiingsassen draaibare kettingwielen 3. In bovenaanzicht gezien is telkens tussen twee kettingwielen 2 resp. 3 een zogenaamde loper 4 opgesteld, welke een tweetal om horizontale draaiingsassen draaibare kettingwielen 5 en 6 ondersteund. Daarbij wordt een tussen twee opeenvolgende 25 kettingwielen 2 gelegen gedeelte van een ketting 1 onder het bovenste kettingwiel 5 van een tussen deze kettingwielen 2 gelegen loper 4 gevoerd, terwijl het part van de ketting ,dat zich uitstrekt tussen de nabij de onderzijde van de inrichting en recht onder de kettingwielen 2 gelegen kettingwielen 3 over het onderste kettingwiel 6 van de desbetreffende 30 loper 4 wordt geleid.

Tussen de beide op afstand van elkaar gelegen transportkettingen 1 zijn niet nader weergegeven productdragers aangebracht,die met behulp van de kettingen kunnen worden verplaatst in de richting volgens pijl A.

De producten worden aan de productdragers toegevoerd in een toevoer-35 station 7 en van de productdragers afgenomen in een afvoerstation 8.

De beladen productdragers worden daarbij ondersteund door het met-dikke 8402282 a <__________

Λ * «S «S

-3- 24026/CV/tl zwarte lijnen aangegeven gedeelte van de transportkettingen ,terwijl de lege productdragers worden onderstaand door het met twee op afstand van elkaar gelegen dunne lijnen weergegeven gedeelte van de transport-kettingen.

5 Indien de afvoer van producten bij het afvoerstation 8 moet worden onderbroken wordt daar de transportketting tegengehouden,maar de toevoer van producten in toevoerstation 7 kan doorgaan doordat in een dergelijke geval het producten opnemende gedeelte van de transportketting wordt verlengd door het achtereenvolgens naar beneden bewegen van de lopers,het-10 geen gepaard gaat met een verkorting van de geen producten dragende productdragers ondersteunende gedeelten van de transportkettingen 1 , zoals duidelijk zal zijn uit fig.2.

Zoals weergegeven in fig.3 en 4 kan de inrichting ook zodanig zijn m uitgevoerd, dat de parten van de transportkettingen zich in plaats van 15 verticaal horizontaal uitstrekken. In de fig.3 en 4 zijn de onderdelen, die overeenkomen met de in fig. 1 en 2 weergegeven onderdelen van dezelfde verwijzingscijfers voorzien als in fig. 1 en 2.

In de praktijks is gebleken,dat nu de lopers 4 de neiging hebben om scheef te gaan staan in een vlak evenwijdig aan de parten van de trans-20 portkettingen en loodrecht op het vlak van tekening. Om dit tegen te gaan wordt volgens de uitvinding gebruik gemaakt van een tweetal geleidings-kettingen of kabels 9 en 10.

Zoals gezien in fig.5 is de kabel 9 ter hoogte van de kettingwielen 2 en ter hoogte van de linkerzijde van de loper 4 met zijn boveneinde 25 vastgezet en het zich van dit bovenste vastzetpunt van de kabel 9 naar beneden toe uitstrekkende part is onder langs een in de loper 4 gelegerd geleidingswiel 11 geleid in de richting van de gezien in fig.5 rechter zijde van de loper 4. Daar is de ketting 9 over een in de loper gelegerd geleidingswiel 12 geleid om zich vervolgens verder naar beneden en weer 30 althans nagenoeg evenwijdig aan de transportkettingen uit te strekken.

Het ondereinde van de ketting 9 is daarbij ter hoogte van de kettingwie- r len 3 vastgezet.

De andere geleidingsketting of kabel- 10 is met zijn boveneinde eveneens ter hoogte van de kettingwielen 2 vastgezet en daarbij gezien 35 in fig.5 althans nagenoeg evenwijdig aan de kettingwielen naar beneden geleid in de richting van de loper 4 en wel aan de rechter zijkant van de 3402282 · _ « --- Λ η· -4- 24026/CV/tl loper 4. Daar is het van bovenaf komende part van de ketting 10 gevoerd langs de onderzijde van een in het gestel van de loper 4 gelegerd geleidingswiel 13 in de richting van de linker zijde van de loper 4. Nabij de linker zijde van de loper 4 is de geleidingsketting of kabel 10 over 5 een daar in het gestel van de loper 4 gelegerd geleidingswiel 14 geleid om zich vanaf dit geleidingswiel 14 weer naar beneden toe uit te strekken. Het ondereinde van de kabel 10 is weer ter hoogte van de ketting-wielen 3 vastgezet.

Door toepassing van deze geleidingskettingen of kabels zal een op 10 de loper en gezienin fig.5 rechts- of links draaiend moment worden tegengegaan door een tegengesteld in de ene of de andere geleidingsketting opgewekt moment.

15 8402282 «

Claims

1. Transportinrichting voorzien van zich evenwijdig en op afstand van elkaar uitstrekkende eindloze transportkettingen,die om meerdere op afstand van elkaar gelegen kettingwielen zijn geleid,terwijl de transportkettingen tevens zijn geleid om kettingwielen,die zijn gelegerd 5 in lopers,welke afhankelijk van de aandrijfwijze van de transportkettingen tussen de op afstand van elkaar gelegen kettingwielen heen en weer kunnen bewegen,met het kenmerk,dat ter geleiding van een loper een tweetal vastgezette geleidingskettingen of kabels zijn aangebracht,welke zich althans in hoofdzaak evenwijdig aan de parten van de transport-10 ketting uitstrekken, waarbij ieder van de geleidingskettingen of kabels is geleid over een tweetal in de loper gelegen geleidingswielen, waarvan er een nabij iedere zijkant van de loper is opgesteld,zodanig,dat een nabij een zijkant van de loper gelegen part van de geleidingsket-ting of kabel zich vanaf de loper uitstrekt in een richting tegengesteld 15 aan het zich .bij de andere zijkant van de loper vanaf de loper * uitstrekkende part van de desbetreffende geleidingsketting of kabel en de zich vanaf dezelfde zijkant van de loper uitstrekkende parten van de beide geleidingskettingen of kabels zich in tegengestelde richtingen vanaf de loper uitstrekken. Voordeel van dubbel uitvoeren van stabilisa-20tieketting is het tegengaan van koppel t.g.v. massatraagheid en het geheel draaiingsonafhankelijk te maken. ♦ » 8402282 ê __<