NL9200819A - Transportinrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Transportinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting voorzien van een gestel en een tweetal in het gestel gelegerde, nabij hun uiteinden ondersteunde rollen,die om althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar verlopende draaiingsassen draaibaar zijn, terwijl nabij de uiteinden van de rollen aangebrachte riemschijven via een riemoverbrenging zijn verbonden met een gemeenschappelijke aandrijfas voor de rollen.

Bij transportinrichtingen komt het veelvuldig voor, dat enige althans in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar verlopende rollen vanaf een gemeenschappelijke aandrijfas worden aangedreven met behulp van riemen. Gebruikelijk is daarbij iedere rol met behulp van een eigen riem met de aandrijfas gekoppeld.

Een probleem dat hierbij ontstaat is, dat indien de riem versleten of gebroken is de ondersteuning van de rol nabij het van een riem-schijf voorziene uiteinde van de rol en eventueel ook de ondersteuning bij een uiteinde van de aandrijfas moet worden gedemonteerd om de riem weer om de riemschijf en de aandrijfas te kunnen aanbrengen.

Dit is een lastig en tijdrovend werk, terwijl daarbij tijdens deze werkzaamheden de transportinrichting buiten bedrijf moet worden gesteld. In het bijzonder bij transportinrichtingen, waarbij meerdere van dergelijke paren rollen zijn opgesteld brengt dit problemen met zich mee.

Met de uitvinding wordt beoogd een transportinrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen, waarbij een aandrijfriem gemakkelijk en snel kan worden vervangen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de riemoverbrenging een eindloze riem omvat, welke is geleid om de aan de uiteinden van de rollen aangebrachte riemschijven alsmede om een tweetal verdere riemschijven* waarvan er een is bevestigd aan de aandrijfas en de andere vrij draaibaar is om de hartlijn van de aandrijfas, terwijl het van een riemschijf voorziene uiteinde van iedere rol wordt ondersteund door een steunorgaan, dat aan de van de desbetreffende rol afgekeerde zijde van de aan de rol bevestigde riemschijf is gelegen, waarbij het steunorgaan aan het gestel is bevestigd met behulp van een arm, die zich uitstrekt tussen de riemparten, die zich vanaf de desbetreffende riemschijf uitstrekken in de richting van de aandrijfas.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan een eindloze riem op eenvoudige wijze langs de bij de aandrijfas opgestelde riemschijven worden gelegd en vervolgens over de aan de uiteinden van de desbetreffende rollen bevestigde riemschijven worden gehaakt, zonder dat daartoe een demonteren van steunorganen van de rollen en/of de aandrijfas noodzakelijk zal zijn.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede over een transportinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont op grotere schaal een zijaanzicht op een deel van de in figuur 1 weergegeven transportinrichting.

Figuur 3 toont op grotere schaal een aanzicht op figuur 2, gezien volgens de pijl III in figuur 2.

De in de figuur 1 weergegeven inrichting omvat een gestel 1 voorzien van een tweetal langsliggers 2 en 3, die onderling zijn verbonden door dwarsbalken 4. Op de bovenste dwarsbalken 4 rusten langsliggers 5, die met behulp van verticaal en zich loodrecht in de lengterichting van de inrichting uitstrekkende platen 6 een tweetal zich in de lengterichting van de inrichting uitstrekkende en in een vlak met elkaar gelegen platen 7 en 8 ondersteunen. De van elkaar afgekeerde uiteinden 9 resp. 10 van de platen 8 zijn haaks naar beneden omgebogen en vastgezet aan de platen 6.

De naar elkaar toegekeerde uiteinden 11 en 12 zijn eveneens haaks naar beneden toe omgebogen en strekken zich op enige afstand van elkaar uit. Voor het opnemen van de omgebogen uiteinden 11 en 12 zijn in de platen 6 uitsparingen 13 aangebracht.

Onder de onderste gestelbalken 4 zijn, gezien in de lengterichting van de transportinrichting, op regelmatige afstand van elkaar gelegen en zich loodrecht op de lengterichting van de transportinrichting uitstrekkende rollen 14 aangebracht, die vrij draaibaar om hun lengte-as in het gestel zijn gelegerd.

De inrichting is voorzien van een eindloze transportband, waarvan het bovenpart 15, zoals weergegeven in figuur 1, op het bovenvlak van de platen 7 en 8 rust, terwijl het onderpart 16 van deze transportband wordt gedragen door de rollen 14.

Zoals verder uit de figuur 1 duidelijk zal zijn is de transportband voorzien van een uitstekende neus 17, die tijdens bedrijf wordt geleid door de omgebogen randen 11 en 12 van de platen 7 en 8 om verschuivingen van de transportband dwars op zijn lengterichting tegen te gaan.

Op enige afstand van de transportband 15, 16 is een smalle transportband of transportriem opgesteld, waarvan het bovenpart 8 wordt geleid door een zich evenwijdig aan de transportband 15, 16 uitstrekkende aan het gestel bevestigd geleidingsprofiel 19, terwijl het onderpart 20 van deze smalle transportband of transportriem wordt ondersteund door een aantal in het gestel gelegerde van uitstekende flenzen voorziene wielen 21, die vrij draaibaar om zich loodrecht op de lengterichting van de transportinrichting uitstrekkende draaiingsassen in het gestel zijn gelegerd.

Zoals uit figuur 3 blijkt heeft de smalle transportband 18 een tweetal uitstekende neuzen 22, die zijn opgenomen in overeenkomstige in het profiel 19 aangebrachte groeven om een goede geleiding van de transportband of transportriem 18, 20 te waarborgen tijdens bedrijf. Zoals verder duidelijk zal zijn ligt het bovenvlak van het bovenpart 15 van de brede transportband 15, '16 althans nagenoeg in een vlak met het bovenvlak van het bovenpart 18 van de transportband 18, 20.

Aan weerszijden van het bovenpart 18 van de transportband 18, 20 zijn een tweetal rollen 23 en 24 aangebracht, welke draaibaar zijn om draaiingsassen, die zich althans in hoofdzaak in de lengterichting van de transportinrichting uitstrekken.

Aan de uiteinden van de rollen 23 en 24 zijn riemschijven 25 resp. 26 bevestigd.

Het van een riemschijf voorziene uiteinde van iedere rol wordt draaibaar ondersteund door een pen 27, welke met behulp van een kogelscharnier 28 zw-enkbaar is gekoppeld met een verticale schroefdraad-stang 29, die met zijn ondereinden is geschroefd in een bus 30. De bus 30 is met behulp van een zich vanaf de bus tot onder het van een riemschijf voorziene uiteinde van de rol uitstrekkende arm 31 aan het gestel 1 bevestigd.

Het uiteinde van de rol, dat is afgekeerd van het de rol aan een uiteinde ondersteunende steunorgaan 28-30 is gelegerd in een verder steunorgaan 32, dat met behulp van niet nader weergegeven verstelmiddelen op en neer beweegbaar is, zodat iedere rol kan worden versteld tussen de in figuur 2 met getrokken lijnen weergegeven stand en de in figuur 2 met gestippelde lijnen weergegeven stand voor een hieronder nog nader uiteen te zetten doel.

Veelal is de transportinrichting voorzien van meerdere van dergelijke paren rollen 23, 24, die gezien in de lengterichting van de transportinrichting op enige afstand van elkaar staan opgesteld.

Voor de aandrijving van deze paren rollen is een zich in de lengterichting van de transportinrichting uitstrekkende aandrijfas 33 in het gestel gelegerd. Ter hoogte van iedere groep rollen 23, 24 zijn op de aandrijfas een tweetal naast elkaar gelegen riemschijven 34 en 35 aangebracht, waarvan er een vast op de aandrijfas 33 is bevestigd en dus tijdens bedrijf met de aandrijfas meedraait, terwijl de ander vrij om de aandrijfas draaibaar is.

Zoals in de figuren weergegeven kunnen nu de beide rollen 23 en 24 met behulp van een enkele riem of snaar 36 vanaf de aandrijfas 33 worden aangedreven, waarbij de riem of snaar 36 op de in de figuren weergegeven wijze om de beide riemschijven 34 is geleid alsmede om de beide aan de rollen 23 en 24 bevestigde riemschijven 25 en 26.

Door toepassing van de hierboven beschreven uitvoering kan de riem of snaar 36 zeer eenvoudig worden aangebracht, daar de riem, gezien in figuur 1 van onder af om de beide riemschijven 34 en 35 kan worden gelegd, terwijl de aan weerszijden van de riemschijven 34 en 35 omhoog verlopende, ieder een tweetal parten omvattende delen van de eindloze riem of snaar 36 op de riemschijven 25 en 26 kunnen worden gehaakt. Dit is mogelijk gemaakt door het feit, dat het steunorgaan 28-30 dat het van een riemschijf voorziene uiteinde van de rol ondersteunt met behulp van de zich vanaf dit steunorgaan uitstrekkende arm 31 op de bovenbeschreven wijze aan het gestel is bevestigd, waarbij beide naar een met een rol 23 of" 24 verbonden riemschijf 25 of 26 lopende parten aan weerszijden van het steunorgaan 28-30 en de arm 31 tot op de desbetreffende riemschijf kunnen worden verplaatst.

Het zal duidelijk zijn, dat zodoende een snel en eenvoudig aanbrengen van de riem of snaar 36 is te verwezenlijken, zonder dat hierbij enig onderdeel van de inrichting behoeft te worden gedemonteerd.

Tijdens bedrijf zullen met behulp van de transportinrichting te verplaatsen voorwerpen gezien in figuur 1 loodrecht op het vlak van tekening worden verplaatst.

Indien de rollen de in figuur 2 met getrokken lijnen weergegeven onderste stand innemen zullen zij niet boven het bovenvlak van de transportbanden 15, 16 en 18, 20 uitsteken, zodat de met behulp van deze transportbanden verplaatste voorwerpen ongestoord verder kunnen bewegen. Indien het echter noodzakelijk is om een voorwerp op een bepaald punt zijdelings van de transportinrichting af te voeren zullen de rollen 23 en 24 naar de in figuur 2 gestippelde weergegeven stand worden versteld, zodat een in de richting volgens pijl B aankomend voorwerp met zijn, gezien in figuur 1 rechterzijkant als het ware enigzins opgetild wordt en met behulp van de aangedreven rollen in de richting volgens pijl C (figuur 1) wordt afgevoerd.

Daarbij is verrassenderwijs gebleken, dat ook bij een in vergelijking tot de breedte van de transportband 15, 16 verhoudingsgewijs zeer smalle breedte van de transportband of transportriem 18, 20 met de aan weerszijden van deze transportband of transportriem 18, 20 opgestelde rollen toch een snelle en effectieve afvoer van de met behulp van de transportband 15, 16 en 18, 20 verplaatste voorwerpen zijdelings in de richting volgens pijl C kan worden verkregen, ook indien de breedte van de voorwerpen zodanig is, dat deze voorwerpen voor het grootste gedeelte op het bovenpart 15 van de transportband 15, 16 rusten.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de werkzame breedte van de transportband of transportriem 18, 20 slechts i 1/16 van de breedte van de transportband 15, 16.

Claims (4)

1. Transportinrichting voorzien van een gestel en een tweetal in het gestel nabij hun uiteinden ondersteunde rollen, die om althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar verlopende draaiingsassen draaibaar zijn, terwijl nabij de uiteinden van de rollen aangebrachte riemschijven via een riem-overbrenging zijn verbonden met een gemeenschappelijke aandrijfas voor de rollen, met het kenmerk, dat de riemoverbrenging een eindloze riem omvat, welke is geleid om de aan de uiteinden van de rollen aangebrachte riemschijven alsmede om een tweetal verdere riemschijven, waarvan er een is bevestigd aan de aandrijfas en de ander vrij draaibaar is om de hartlijn van de aandrijfas, terwijl het van een riemschijf voorziene uiteinde van iedere rol wordt ondersteund door een steunorgaan, dat aan de van de desbetreffende rol afgekeerde zijde van de aan de desbetreffende rol bevestigde riemschijf is gelegen, waarbij het steunorgaan aan het gestel is bevestigd met behulp van een arm, die zich uitstrekt tussen de riemparten, die zich vanaf de desbetreffende riemschijf uitstrekken in de richting van de aandrijfas.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beide rollen zich althans nagenoeg evenwijdig aan de lengterichting van de transportinrichting uitstrekken en in verticale richting verstelbaar zijn,vanuit een stand, waarin zij onder het transportvlak van de transportinrichting zijn gelegen tot in een stand, waarin zij zich althans gedeeltelijk boven het transportvlak van de inrichting uitstrekken.

3. Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat de beide rollen aan weerszijden van een zich in de lengterichting van de inrichting uitstrekkende transportband zijn opgesteld.

4. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transportrollen aan weerszijden van een bovenpart van een transportband zijn opgesteld, terwijl de combinatie van de beide rollen en de transportband zijn opgesteld naast een tweede zich evenwijdig aan de transportband uitstrekkende transportband, waarbij de breedte van de tweede transportband meer dan tien maal zo groot is als de breedte van de tussen de beide rollen opgestelde transportband.