NL8401704A - Werkwijze en inrichting voor het omhoog brengen van invaliden. - Google Patents

Description

P & c * *

W 5631-6 Ned.dB/LdB

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het omhoog bréngen van invaliden.

De uitvinding heeft betrekking op het heffen van invalide patiënten, welke 5 term zwakke en gehandicapte personen in het algemeen omvat.

De uitvinding betreft in het bijzonder het omhoog brengen van deze patiënten van een zittende naar een in hoofdzaak staande stand, in het bijzonder, maar niet uitsluitend als deel van het gebruiken van een toilet, en hefinrichtingen, geschikt voor het aldus omhoog brengen 10 van patiënten.

Het op een toilet plaatsen van een bejaarde of zwakke patiënt omvat twee moeilijke en gevaarlijke hefhandelingen, die gewoonlijk door een groep van drie verpleegsters worden uitgevoerd. Twee verpleegsters werken samen bij het heffen van de patiënt en de derde verwijdert de 15 noodzakelijke kledingstukken, in het bijzonder broek en onderkleding, reinigt de patiënt na het toiletgebruik en brengt de kledingstukken weer aan. Bijvoorbeeld moet een. dergelijke patiënt vijf of meer malen per dag gébruik maken van een toiletstoel of wc, elke dag, hetgeen tenminste tien maal omhoog brengen omvat. Niet alleen is dit duur wat 20 betreft verpleegtijd, maar als gevolg van het uitvoeren van deze handelingen lijden duizenden verpleegsters alleen al in het Verenigd Koninkrijk aan ernstige en permanente rugklachten.

Hoewel reeds enkele jaren mechanische hulpinrichtingen beschikbaar zijn als hulp bij het toiletgebruik, zijn zij niet algemeen aanvaard 25 en wordt deze taak normaal nog steeds met de hand uitgevoerd, zoals hierboven is beschreven. Het geen. ingang vinden van de beschikbare hulpinrichtingen is een gevolg van een aantal nadelen. Een eerste nadeel is dat de meeste dergelijke hulpinrichtingen een zeer ingewikkelde bediening hebben zodat druk bezette verpleegsters niet de moeite nemen om ze te ge.-: ; 30 bruiken. Een tweede nadeel is dat de meeste hulpinrichtingen weinig of niets doen voor het oplossen van het probleem van het zodanig vasthouden van een patiënt, dat de verpleegster gemakkelijk kledingstukken kan verwijderen en de patiënt kan reinigen. In feite gaan dergelijke hulpinrichtingen er van uit dat de patiënt geen onderkleding draagt. Een 35 verder nadeel is dat de hulpinrichtingen die zijn gebruikt of voorgesteld, I_ behalve dat zij het verwijderen van kledingstukken hinderen, in het algemeen ongemakkelijk zijn voor de patiënt, wanneer deze op de geschikte wijze in de geheven stand wordt gehouden gedurende de vereiste tijd.

Het hoofddoel van de uitvinding daarom is het verschaffen van 40 een werkwijze voor het omhoog brengen van een patiënt van een zittende 8401704 fc i - 2 - naar een in hoofdzaak staande stand en van hef inrichtingen voor het aldus heffen van een patiënt, die grotendeels de nadelen van de bekende werkwijzen en inrichtingen overwinnen.. Een speciaal doel is het verschaffen van een dergelijke hefinrichting die betrekkelijk goedkoop te vervaardi-5 gen is, die een gemakkelijke lichte en compacte vorm heeft en eenvoudig bedienbaar is.

Bij het gebruikelijke, met de hand uitvoeren van het op een toilet brengen van een patiënt, wordt deze van de zittende stand op een stoel omhoog gebracht door twee verpleegsters, die met het gezicht 10 naar de patiënt staan aan weerszijden daarvan. Elk van deze verpleegsters gebruikt één arm, geplaatst rond de rug van de patiënt en onder de aangrenzende arm daarvan voor het omhoog brengen. Wanneer de patiënt eenmaal omhoog is gebracht en in de staande stand wordt gehouden, verwijdert de derde erbij betrokken verpleegster de stoël waarop de patiënt 15 zat, verwijdert de broek, wanneer deze wordt gedragen en laat zijn onderkleding zakken en rijdt een tweede stoel naar voren, die een toiletstoel of rolstoel kan zijn. Wanneer het een rolstoel is, wordt deze gebruikt om de patiënt te transporteren naar een wc, waar het heffen wordt herhaald, zowel vdór als na het toiletgebruik en dan wordt de 20 patiënt weer op een gemakkelijke stoel gezet. De complete handeling kan dus niet twee, maar een totaal van vier hefbewegingen per toiletgebruik omvatten.

Een ander doel van de uitvinding is het omhoog brengen van de patiënt op vrijwel gelijke wijze als wordt gedaan bij het gebruikelijke 25 heffen met de hand, maar met gebruikmaking van eenvoudige mechanische hulpmiddelen om het vermoeiende van de handeling te voorkomen, en het verschaffen van een hefinrichting waarmee een enkele verpleegster het toiletgebruik kan verzorgen en door het gebruik ervan het werk kan uitvoeren van de drie verpleegsters die op dit ogenblik nodig zijn en 30 zonder het gevaar van persoonlijk letsel.

Volgens een aspect van de uitvinding wordt de patiënt omhoog gebracht met een hefinrichting, voorzien van een hefarminridating, die zijwaarts op afstand liggende draagbandbevestigingspunten heeft, waarbij de methode van omhoog brengen bestaat uit het plaatsen van de 35 voeten van de patiënt op een voetplaat of voetsteunen van de inrichting, met de benen onder de knie in hoofdzaak vertikaal, het plaatsen van een band rond de rug van de patiënt onder zijn armen en, met de band bevestigd aan de bevestigingspunten, het omhoog bewegen van de bevestigingspunten over een cirkelboog ten opzichte van de plaats van de voeten, 40 welke cirkelboog een effectieve straal heeft, die vergelijkbaar is met 84 0 1 7 0 4 - 3 - de lengte van het dijbeen van de patiënt, waardoor deze kan worden geheven tot een in hoofdzaak staande stand op de voetplaat of de voetsteunen terwijl hij wordt gesteund en zijwaarts op zijn plaats gehouden door de band, welke cirkelboog zijn middelpunt heeft in een punt dat 5 vast blijft ten opzichte van de voetplaat of de voetsteunen en meer of. minder rechtstreeks boven de hielen van de patiënt is gelegen-

Bij voorkeur blijven de voetplaat of de voetsteunen stationair tijdens het heffen, waarbij de hefarminrichting zwenkt om een vaste horizontale lijn. De knieën van de patiënt kunnen aan het begin worden 10 geplaatst tegen knieaanslagen van de inrichting.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding wordt de band geslagen om de rug van de patiënt op de zelfde wijze als zou zijn gedaan door de armen van de beide verpleegsters en daar de band gecapitonneerd is, simuleert deze de sprerbekleding van de armen van de verpleegsters.

15 Daar de straal van' de boog vergelijkbaar in lengte is met die van het dijbeen, komt de hefarminrichting avereen met de bovenste zijde van een parallelogram, waarvan de onderste zijde wordt verschaft door het dijbeen zelf. Het resultaat is dat het heffen wordt uitgevoerd zonder dat een horizontale kracht de knieën tracht te verplaatsen. Daar de knieën niet 20 worden verplaatst, maar in rust kunnen blijven tegen de knieaanslagen, blijven de onderbenen vertikaal, zodat verzekerd is dat het eigen gewicht daarvan en de helft van het dijgewicht worden gesteund door de voeten op de voetplaat of voetsteunen, zodat dit gewicht niet wordt verplaatst en moet worden opgenomen door de draagband. Dit is een belangrijke 25 eigenschap die bijdraagt tot het comfort van de patiënt, daar hierdoor de druk wordt verminderd op het lichaam door de band bij het heffen van de rest van het lichaamsgewicht, dat ongeveer 60% bedraagt.

Volgens een ander aspect van de uitvinding heeft een hefinrichting een opstaande steunconstructie, bijvoorbeeld een kolom, een hefarminrichting 30 die uitsteekt van de steunconstructie en zijwaarts op afstand liggende bevestigingspunten verschaft voor het bevestigen van een lichaamsdraagband, die geplaatst is rond de rug van de patiënt onder zijn armen, een voetplaat of voetsteunen op of bevestigd aan de steunconstructie, en een hefmecha-nisme, waarmee de hefarminrichting zodanig kan worden omhoog gebracht, dat 35 de bevestigingspunten daarvan bewegen volgens in hoofdzaak een cirkelbaan met als middelpunt een punt gelegen boven de voetplaat of de voetsteunen, terwijl de relatieve stand van de voetplaat of voetsteunen ongewijzigd blijft, waarbij deze beweging van de hefarminrichting voldoende is om de patiënt in een staande stand omhoog te brengen, waarbij de voetplaat 40 of de voetsteunen een belangrijk deel dragen van het totale lichaamsgewicht 8401704 V $ - 4 - van de patiënt, terwijl deze ook wordt gesteund en zijwaarts op zijn plaats gehouden in de staande stand door de band.

Bij voorkeur is de voetplaat of zijn de voetsteunen vast aangebracht ten opzichte van de steunconstructie en is de hefarm 5' draaibaar gemonteerd aan de steunconstructie voor beweging om een vaste horizontale as. Knieaanslagen voor de plaatsing van de knieën van de patiënt kunnen aan de steunconstructie zijn gemonteerd.

Een hefinrichting volgens de uitvinding heeft dus bij voorkeur een opstaande steunconstructie, bijvoorbeeld een kolom, een draaibare 10 hefarminrichting, die uitsteekt van een zijde van de kolom en zijwaarts op afstand liggende bevestigingspunten voor de bevestiging van een ge-caaapitonneerde lichaamsdraagband verschaft, die wordt geslagen om de rug van de invalide onder zijn armen, knieplaatsingsaanslagen aan de steunconstructie, een voetplaat of voetsteunen op of bevestigd aan de steun-15 constructie en een hefmechanisme voor het heffen van de hefarminrichting om een vaste horizontale draaias over een hoek die voldoende is voor het omhoog brengen van de patiënt, terwijl zijn knieën rusten tegen de aanslagen, naar de staande stand op de voetplaat of voetsteunen, terwijl hij aan de achterzijde wordt gesteund en zijwaarts op zijn plaats wordt 20 gehouden door de draagband.

Bij voorkeur is de steunconstructie gemonteerd op een beweegbaar chassis, zodanig dat de inrichting kan worden gereden naar een zittende patiënt, en, nadat hij omhoog is gebracht naar een staande stand, de patiënt kan transporteren naar een andere plaats, bijvoorbeeld 25 naar een toilet of van een bed naar een stoel. In dit geval steekt de arminrichting boven het chassis uit, dat normaal een U-vormig chassis is, dat aan de voorzijde open is en zijdelen heeft, die èen instelbare afstand kunnen hebben. De voetsteunen kunnen zijn aangebracht op een dwarselement van het chassis aan weerszijden van een centrale kolom van 30 de steunconstructie of ook kan de steunconstructie een bovenste centraal kolomdeel hebben en een onderste deel van omgekeerde U-vorm met op afstand liggende staanders, respectievelijk gemonteerd aan de zijdelen van het chassis, waartussen de voetplaat verloopt.

De draagband kan een eenvoudige gecapitonneerde draagband zijn 35 die wordt geslagen langs de rug en onder de oksels van de patiënt, hetgeen het voordeel heeft dat het onderlichaam van de patiënt vrij blijft voor het verwijderen van kledingstukken vóór het gebruik van het toilet. De lengte en de onderste ruststand van de arminrichting kunnen instelbaar zijn ter aanpassing aan de hoogte van een patiënt en bovendien of als 40 alternatief kunnen verschillend lange patiënten worden geholpen door 3401704 * $ - 5 - gebruikmaking van draagbanden met verschillende effectieve lengte.

Het is de bedoeling dat een reeks van drie verschillende bandlengten mogelijk maakt de meeste patiënten te behandelen zonder verstelling van de armlengte. Er kan een stel draagbanden met verschillende lengte 5 aanwezig zijn of ook kan de effectieve lengte van een enkele draagband variabel zijn aan de eindbevestigingsorganen met de bevestigingsorganen voor de draagband. Verstelling kan ook mogelijk zijn aan de steunconstructie, bijvoorbeeld door een telescopische kolom te gebruiken.

De arminrichting kan handgrepen hebben voor de patiënt om 10 deze een gevoel van veiligheid te geven en ook mbgelijk te maken dat een patiënt met enige sterkte in de armen kan helpen bij het omhoog brengen van het lichaam. Een zitdraagband kan ook of als alternatief worden gebruikt, welke draagband extra eindbevestigingsorganen heeft, waarmee de band wordt tegengehouden aan de steunconstructie, teneinde te 15 beletten dat de draagband van de patiënt glijdt, wanneer de staande stand wordt bereikt. Wanneer de patiënt een geschikte armsterkte heeft, kan deze zitband alleen worden gebruikt en wanneer deze wordt gebruikt voor extra steun bij het omhoog brengen kan de band worden verwijderd waimeer de patiënt omhoog is gebracht, zodat het onderlichaam vrij 20 blijft en de patiënt wordt gesteund door de rugband.

Het hefmechanisme kan een willekeurige geschikte vorm hebben maar is bij voorkeur mechanisch en. wordt met de hand bediend met een bedieningshefboom die draaibaar is gemonteerd aan de andere zijde van de steunconstructie, d.w.z. de zijde tegenover de hefarminrichting.

25 Een mechanisch stangenstelsel tussen de bedieningshefboom en de hefarm-inrichting geeft bij voorkeur een gunstige overbrengverhouding zodat de hefboom naar omlaag beweegt over ongeveer 180° voor het uitvoeren van de hefbeweging van de arm, die bij voorkeur in het gebied ligt van 60 - 65° . Het mechanische stangenstelsel kan een kniehefboominrichting 30 hebben, zodat het hefmechanisme zelfvergrendelend is in de stand bij geheven arm en/of kan een klem of sluiting worden aangebracht voor het vasthouden van de bedieningshefboom tegen toevallige verplaatsing, wanneer deze in de stand voor omhoog gebrachte patiënt staat.

De hefarminrichting kan een centraal deel aan het binneneinde 35 hebben, dat rechtstreeks is gekoppeld met het hefmechanisme en twee zijwaarts op afstand liggende einddelen met bandbevestigingshaken aan het einde en die een onderlinge afstand hebben, welke ongeveer gelijk is aan de schouderbreedte van een gemiddelde patiënt. De binnenste en buitenste armdelen kunnen scharnierend zijn aangebracht voor de hoogte-40 instelling van de arm, hetgeen kan worden verkregen met een roteerbare 8401704 J « - 6 - excentriekschij f.

In sommige gevallen kan het gewenst zijn demporganen aan te brengen om de patiënt zachtjes te laten zakken wanneer de bedienings-hefboom bij vergissing wordt losgelaten tijdens het omhoog of omlaag 5 brengen van de patiënt.

Ook kan een hydraulisch hefmechanisme worden gebruikt met een hydraulische schoor, die de hefarminrichting steunt en werkt als een hydraulische zuiger-cilinderinrichting voor het verkrijgen van de heffende armbeweging.

10 De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin twee uitvoeringsvoorbeelden van de hef-inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven, evenals de wijze van heffen.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van één uitvoeringsvorm, 15 gezien van de achterzijde.

Fig. 2 en 3 zijn een zij- resp .achter-detailaanzicht van het hefmechanisme van deze uitvoeringsvorm.

Fig. 4 is een achteraanzicht in perspectief van de andere uitvoeringsvorm.

20 Fig. 5 is een detail-anzicht van het hefmechanisme van deze andere uitvoeringsvorm en

Fig. 6 toont schematisch drie stadia bij de wijze van heffen welke bij de weergegeven hefinrichtingen wordt toegepast.

De in fig. 1-3 weergegeven hefinrichting heeft een opstaande 25 steunconstructie 1, bestaande uit een centrale kolom 2, gemonteerd op een beweegbaar chassis 3. . Het chassis 3 heeft op afstand liggende zijdelen 4 met voorste zwenkwielen 5 en geremde achterste zwenkwielen 6 en een dwarselement 7, dat verloopt tussen de zijdelen 4 en een bus 8 draagt,'waain de kolom 2 is gemonteerd. Het chassis 3 is dus U-vormig 30 en open aan de voorzijde tussen de zijdelen 4, zodat het chassis kan worden gereden rond een stoel 9 waarop de omhoog te brengen patiënt 10 zit, zoals is weergegeven in fig. 1.

Een hefarminrichting 11, die naar voren steekt aan de voorzijde van de kolom 1 boven het chassis 3, bestaat uit twee zijwaarts op afstand 35 liggende buitenste einddelen 12 die elk eindigen in een bevestigingshaak 13 voor een band.

Fig. 1 toont de hoofdwijze van het omhoog brengen met gebruik van een eenvoudige gecapitonneerde rugband 14, die wordt geslagen om de rug en onder de oksels van de patiënt 10 voordat hij wordt vastgehaakt 40 aan de haken 13.

8401704 * % - 7 -

Knieaanslagen zijn verkregen met een kniekussen 15 gemonteerd aan de voorzijde van de kolom 1, bestand voor aanraking met de knieën van de patiënt 10 bij het aanvankelijke plaatsen van de hefinrichting , en tijdens het heffen, waarbij de voeten van de patiënt rusten op 5 gescheiden voetsteunen 16, gemonteerd aan het dwarselement 7 van het chassis aan weerszijden van de bus 8.

Een met de hand bediend en mechanisch hefmechanisme 17 omvat een bedieningshefboom 18 die draaibaar is gemonteerd aan de achterzijde van de kolom 1. Deze hefboom 18 heeft handgrepen 19 aan het einde 10 waarmee de hefboom kan worden gegrepen met de beide handen door een bedienende persoon en verplaatst van de omhoog stekende vertikale stand ^ die met getrokken lijnen infig. 1 is weergegeven, over 180°naar de stand die met gebroken lijnen is weergegeven en waarin de hefboom vertikaal haar omlaag hangt tegen de kolom 2. De volle werkbeweging 15 van de hefboom 18 brengt de hefarminrichting 11 omhoog over een hoek van o 160 , gedurende welke-.beweging de patiënt 10 omhoog wordt gebracht naar een staande stand op de voetsteunen 16 en comfortabel gesteund in een iets naar achteren hellende en stevige stand door de band 14. In deze stand worden zwakke en ernstig gehandicapte patiënten gesteund met de 20 knieën steeds in aanraking met het kniekussen 15, maar patiënten met voldoende spierkracht zullen onwillekeurig de knieën rechten en dan worden gesteund met het lichaam in geheel rechte stand.

Het is duidelijk voor een deskundige op dit gebied dat de hefarminrichting 11 over een iets kortere afstand van de kolom 1. uitsteekt 25 dan het geval is bij bekende invalide-hefinrichtingen, waarbij deze lengte ongeveer gelijk is aan de dijlengte van een gemiddelde patiënt. De hoofd-hefbewegitg benadert dus min of meer een parallelogrambeweging, waarbij de beide onderste draaipunten daarvan worden verschaft door de knie- en heupgewrichten van de patiënt.

30 De hoogte van de kolom 2 is telescopisch verstelbaar, waarbij deze hoogte wordt bepaald door de ingrijpdiepte van de kolom 2 in de steunbus 8. Aan het ondereinde heeft de kolom 2 een reeks gaten 20 waarin naar keuze een grendelpen 21 kan worden gestoken die gaat door de achterwand van de bus 8 en de kolom 2 in de ingestelde hoogtestand vergren-35 delt in de bus 8. Een soortgelijke telescopische verstelling van de lengte van de op afstand liggende hefarmen 12 is aanwezig daar de buitenste delen 12a daarvan telescopisch in ingrijping zijn met binnenste delen 12b, die een reeks gaten 22 hebben, waarin grendelpennen 23 kunnen worden gestoken. De arrainrichting 11 en het hefmechanisme 17 zijn in enig detail weer-40 gegeven in fig. 2 die eenvoudigheidshalve de buitenste einddelen 12 weer- 8401704 I >3 - 8 - geeft met een vaste, niet instelbare lengte.

De buitenste armdelen 12 zijn van buisvormig materiaal en hebben binnenste eindnaven 12c, bevestigd op een as 23, die draaibaar wordt gesteund in een centraal binnenste armdeel 25, dat relatief kort is 5 en vervaardigd van plaatmateriaal. Dit binnenste deel 25 steekt uit door een niet-weergegeven sleuf in de voorwand van de kolom 2, die een rechthoekige doorsnede heeft en dit plaatdeel 25 wordt draaibaar gesteund binnen de kolom 2 om een draaihartlijn 26. Wangplaten 27 zijn vast bevestigd aan de as 24 en steken naar omlaag aan weerszijden van het 10 armdeel 25, welke platen tussen zich een draaibare excentriekschijf 28 dragen, welke kan worden gedraaid met een uitwendige knop 29 (fig. 1) voor het verstellen van de hoekstand van de schijf 28. Zoals duidelijk blijkt uit fig. 2 bepaalt de hoekstand van de schijf 28 de onderste ruststand van de armdelen 12, waarbij de excentriciteit van de schijf 15 een geschikt instelgebied geeft. De bovenste grens van de verstelling is mét getrokken lijnen weergegeven en de onderste ingestelde stand met gebroken lijnen. Het centrale armdeel 25 heeft een ingezette legernaaf 31 (fig. 3)met een bus 32, die draait op een draaias 33 welke dwars aan de kolom 2 is bevestigd voor het bepalen van de draaihartlijn 26.

20 Handgrepen 30, gemonteerd aan de einden van de as 24, kunnen worden gegrepen door de patiënt 10 en zoals is weergegeven in fig. 1 verschaffen zij hem een gevoel van veiligheid. Zij maken het ook mogelijk dat een patiënt met voldoende spiersterkte in de armen de hefbeweging helpt en in een klein aantal van deze gevallen kan de rugband 14 worden 25 vervangen door een zitband, zoals later wordt beschreven.

Wat de constructie van het hefmechanisme 17 betreft, de hefboom 18 heeft een U-vormig binnenste einddeel 18 met verdikte einddelen 34 met op een lijn liggende ingezette legerbussen 35. De bussen 35 draaien resp. op korte assen 36, die naar binnen steken van zijwangplaten 37 30 bevestigd aan de zijwanden van de kolom 2. De assen 36 lopen buiten de platen 37 door en sternen daar handgrepen 38, welke dienen voor het voortbewegen en besturen van de hefinrichting door een bedienende persoon.

Het centrale binnenste armdeel 25 is verlengd voorbij de draaihartlijn 26 als een nokschijfdeel 39 met een gebogen nokprofiel 40 en 35 deze nok is bij 31 verbonden met de bovenste eindschalm van een bedie-ningsrollenketting 42. Deze ketting loopt over het nokprofiel 40 en is aan zijn ondereinde bevestigd aan een draaib-lok 43 dat draaibaar is op een draaipen 44, die zijwaarts is bevestigd tussen de zijbenen van het hefboomsdeel 18a. Zoals blijkt uit fig. 2 ligt de draaihartlijn 45 van 40 het blok 43 dichter bij de kolom 2 wanneer.de hefboom 18 vertikaal staat, 8401704 - 9 - dan de draaihartlijn 46 van de hefboom 18. Wanneer dus. de hefboom 18 zijn omlaag gerichte stand voor omhoog gebrachte patiënt bereikt, passeert de draaihartlijn 45 het dode punt en dus is het mechanisme 17 doelmatig zelfvergrendelend in deze omhoog gebrachte stand.

5 Voor extra veiligheid en om toevallige verplaatsing te vermijden van de hefboom 18 wanneer de patiënt in de omhoog gebrachte staande stand is, is een niet-weergegeven vasthoudklem of band op geschikte wijze gemonteerd aan de kolom 2, die een willekeurige geschikte vorm kan hebben.

De in fig. 4 en 5 weergegeven hefinrichting verschilt construct:. 10 tief vrij veel van de eerste uitvoeringsvorm maar heeft een soortgelijke werking en brengt in het bijzonder een patiënt omhoog naar de staande stand, op een identieke wijze. Een steunconstructie 101 is weer gemonteerd op een beweegbaar chassis 103 en een draaibare hefarminrichting 111 wordt omhoog gebracht door een hefmechanisme 117 dat met de hand wordt bediend 15 met een hefboom 118. Een U-vormig buitenste armdeel 112 verschaft de op afstand liggende buitenste armdelen 112a en heeft bandbevestigings-haken 113, terwijl het dwarselement 107 van het chassis nu is gelegen ander de chassiszij delen 104 en een betrekkelijk brede plaat is voor het verschaffen van een voetsteun voor de patiënt. Zoals hierboven heeft 20 het chassis 103 voorste en achterste zwenkwielen 105 en 106 maar in dit geval worden tweeling-zwenkwielen gebruikt teneinde de inrichting gemakkelijker te kunnen bewegen bijvoorbeeld over een vloer met tapijt. De hefboom 118 heeft ook hier weer handgrepen 119 aan het einde en handgrepen voor de patiënt ;zijn aangebracht aan het binneneinde van het arm-25 deel 112.

Tot dit punt heeft de beschrijving van de tweede uitvoeringsvorm voor overeenkomstige delen de zelfde verwijzingscijfers gebruikt als bij de eerste uitvoeringsvorm, maar verhoogd in elk geval met de waarde 100. Nu worden de voornaamste constructieverschillen beschreven. De steun-r 30 constructie 101 bestaat uit een bovenste kolomdeel 150 en een onderste buisvormig deel 151, dat omgekeerd U-vormig is en zijbenen 151a heeft die worden gesteund, resp. door de zijdelen 104 van het chassis. Aan elke zijde van het centrale kolomdeel 150 draagt het bovenste tussengelegen been van het steundeel 151 een kniekussen 152.

35 Het hefmechanisme 117 is gemonteerd aan het boveneinde van het bovenste kolomdeel 150 en maakt gebruikt van zwenkstangen voor het koppelen van de hefboom 118 met een binnenste armdeel 153 (fig. 5) waaraan het buitenste armdeel 112 vast is bevestigd. In dit geval is dus geen instelling van de kolomhoogte of van de armlengte of de bewegings-40 hoek daarvan aanwezig en verschillende hoogten van patiënten worden opge- 8401704 t V·

K

- 10 - nomen door het gebruiken van bandenjan geschikte lengte. De stangen zijn gemonteerd en afgeschermd tussen twee op afstand liggende wangplaten 154, gemonteerd aan het boveneinde van het bovenste kolomdeel 150. De bedienings-^ . hefboom. 118 draait weer over 180° zoals hierboven, om een draaipen 155 5 die is bevestigd tussen de wangplaten 154 en de arminrichting 111 draait om een draaipen 156 die op soortgelijke wijze is bevestigd tussen de platen 154. Het armdeel 153 heeft in hoofdzaak een driehoeksvorm waarbij de draaipen 156 is gelegen nabij een bovenhoekpunt daarvan, welk armdeel eën naar onderen gericht deel 157 heeft, dat draaibaar bij 158 10 is verbonden met het boveneinde van een tuimelaar stang 159. Het andere einde van de stang 159 is bij 160 draaibaar verbonden met een binnenste zijuitsteeksel 161 aan de hefboom 118. In de onderste stand van de hefboom 118, overeenkomende met omhoog gebrachte patiënt, bewegen ook de stangen van deze uitvoeringsvorm door het dode punt voor het verschaffen van 15 een zelfvergrendelende werking, maar het aanbrengen van een geschikte vasthoudklem of band 161 is een gewenste veiligheidsmaatregel. Bij deze uitvoeringsvorm wordt weer een armbeweging over 180° toegepast. Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is dat de onder de zijdelen aangebrachte voetplaat 107 laag genoeg is om te worden gereden onder de opvouwbare 20 voetsteunen van een bekende rolstoel, waarin de patiënt kan zitten.

Daardoor is het eenvoudig de voeten van de patiënt een voor een omhoog te brengen en de rolstoelvoetsteunen op te klappen voordat men de voeten laat zakken op de voetplaat 107.

De zijdelen 104 van het chassis zijn draaibaar bij 162 om de 25 montagepunten van de zijbenen 151a van de steun, waardoor de bedienende man de opening aan het vooreinde van het chassis kan vergroten zodat dit past om bijvoorbeeld een rolstoel en om deze opening weerr.te verkleinen naar de normale stand, waarbij de zijdelen 104 evenwijdig zijn, om deuren en dergelijke openingen te kunnen passeren. Deze chassisverstel-30 ling wordt uitgevoerd door middel van bedieningsstangen 163, die eindigen in hefboomvormige boveneinden en gaan door vaste legers 164 in het steun-deel 151. Aan het ondereinde eindigen·.'de hefbomen 163 in draaibare excentriekschijven die in ingrijping zijn met niet weergegeven sleuven in het chassisdeel 104. Door verdraaien van de stangen 163 uit 35 de weergegeven stand wordt dus de opening van het voor einde van het chassis vergroot.

In elke uitvoeringsvorm is het hefmechanisme 17 of 117 ontworpen voor het verschaffen van een gunstige bedieningskarakteristiek met de totale bewegingsverhouding van ongeveer 3 1. De inrichting is 40 dus zodanig dat minimale kracht van de bedienende persoon nodig is aan 8401704 — 11 — * elk einde van het bewegingsgebied van de hefboom 118 terwijl de maximale kracht nodig is in de middenstand of horizontale stand van de hefboom. Het is duidelijk dat in de horizontale stand van de hefboom 118 de bedienende man het gemakkelijkst kracht kan uitoefenen in het bijzonder bij verple-5 gend personeel van klein postuur.

Behalve dat het samengestelde hefboomsbedieningsmechanisme een mechanisch gunstige overbrengingsverhouding geeft, verschaft het een versnellingsdiagram van de verrichte arbeid dat sinusvormig is. Hierdoor ontstaat maximale mechanische kracht aan de beide einden van de slag 10 van de bedieningshefboom en is verzekerd dat de door de patiënt gevoelde beweging soepel is en vrij van schokken.

De voetplaat 107 van de uitvoeringsvorm volgens fig. 4 en 5 is losneembaar voor het verschaffen van een nieuwe constructie van hefinrichting met een chassis dat geheel open is beneden het niveau 15 van de knieën. Er zijn veel gebruiksdoelen voor een dergelijke hefinrichting die rechtstreeks boven een patiënt kan worden gereden voor het verschaffen van een bovenliggende hefinrichting, hoewel, zoals duidelijk is, de hefinrichting met de aldus weggenomen voetplaat 107 niet wordt gébruikt voor een patiënt naar de staande stand volgens de uitvinding. 20 De werkwijze volgens de uitvinding eist dat de voeten positief zijn vastgelegd ten opzichte van de hefcirkelboog van de hefarm.

Fig. 6 toont schematisch de wijze van heffen volgens de uitvinding zoals toegepast bij de weergegeven hefinrichtingen. De hefinrichting wordt gebracht naar de zittende patiënt zoals weergegeven 25 in fig. 6a, zodanig dat de knie-aanslag KA aanligt tegen de knieën van de patiënt. Wanneer de hefinrichting op de juiste wijze is geplaatst ten opzichte van de zittende patiënt P worden Zijn voeten geplaatst op de voetplaat of op de voetsteunen F en wordt de steunband S om het lichaam van de patiënt P geslagen Onder de oksels en bevestigd aan de hefarm LA 30 van de hefinrichting. Bij het omhoog brengen van de hefarm LA, bijvoorbeeld door een hoek van ongeveer 60°, zodat de bevestigingspunten AP van de band bewegen langs een boog A om een middelpunt C, gelegen op een afstand van en boven de organen F, wordt de patiënt P omhoog gebracht naar de staande stand zoals weergegeven in fig. 6c. Een tussenstand van 35 de patiënt P, halverwege de. hefbeweging in weergegeven in fig. 6b.

Zoals fig. 6 duidelijk toont, treedt een parallelogram-hefbeweging op waarbij een groot deel van het lichaamsgewicht van de patiënt steeds wordt gesteund door de voeten. De vier draaipunten van het parallelogram worden resp. verschaft door het punt G, de bandbevestigings-40 punten AP, de knieën en het heupgewricht van de patiënt P. Voor het 8401704 Λ. V* * - 12 - verkrijgen van een dergelijke benaderde parallelogrambeweging wordt de lengte van de hefarm LA, wanneer deze niet instelbaar is, ongeveer gelijk gemaakt aan de dijlengte van een gemiddelde persoon. Elke noodzakelijke verstelling ter aanpassing aan korte of lange patiënten 5 kan worden verkregen door het gebruiken van een band S met geschikte effectieve lengte.

Het omhoog brengen van een zwakke of ernstig gehandicapte persoon is met getrokken lijnen in fig. 6 weergegeven, waarbij het kniègebied steeds in aanraking is met de aanslag K, zelfs in de 10 uiteindelijke staande en iets naar achteren hellende stand. Patiënten met voldoende spierkracht zullen echter onwillekeurig hun benen tijdens het...omhoog· brengen strekken zodat in de eindstand het lichaam geheel recht is tussen de voetsteunen of de voetplaat F en de band S. Voor deze patiënten geeft de aanslag KA alleen de plaats aan bij het begin 15 van het heffen,

In de geheel omhoog gebrachte stand is het onderste deel van de romp van de patiënt vrij, zodat kleding van dat deel kan worden ver-wijderd en dat deel van het lichaam kan worden behandeld. In het bijzonder wordt toiletgebruik van geklede patiënten vergemakkelijkt en één 20 bedienende persoon kan de patiënt omhoog brengen, bovenkleding verwijderen en weer aanbrengen voor zover dit nodig is en onderkleding laten zakken, de patiënt juist plaatsen ten opzichte van een toiletstoel of klosetpot waarop men de patiënt laat zakken. Zoals hierboven is gezegd, vraagt dit toiletgebruik op dit ogenblik normaal drie helpende personen 25 en er is geen bekende hefinrichting beschikbaar die ingang heeft gevonden in verband met toiletgebruik. De uitvinding verschaft een hefwerkwijze en hefinrichting daarvoor, waarmee een patiënt comfortabel van het toilet gebruik kan maken en wel met één helpende persoon, met betrekkelijk weinig lichaamskracht voor deze persoon.

30 Fig. 6a toont met gebroken lijnen hoe een hulpzitband SS kan worden gebruikt onder het zitvlak van de patiënt P, welke hulpband SS wordt opgehangen aan de bevestigingspunten AP, en verbonden met een punt X aan de hefinrichting, dat belet dat de band SS naar omhoog schuift langs de rug van de patiënt P tijdens het omhoog brengen. Wanneer 35 de geheel omhoog gebrachte stand is bereikt, wordt de band SS losgemaakt om het onderste deel van de romp vrij te geven voor toiletgebruik en dergelijke handelingen.

Wanneer vrouwelijke patiënten van het toilet gebruik moeten maken kan na het verwijderen van onderkleding het dragen van bovenkleding, 40 zoals rokken een probleem vormen, daar deze uit de weg moeten worden 8401704 - 13 - opgehouden tijdens het plaatsen voor èn .het laten zakken op een toilet-stoel of WC. Wanneer de zitband SS wordt gebruikt kan deze worden losgenaakt in het punt X en omhoog bewogen langs de rug van de patiënt P en daar worden gehouden. Hoewel de band nu geen enkele steun verschaft 5 of het verwijderen van kleding hindert, kan deze worden gebruikt voor het ophouden van de bovenkleding die onder deze band kan worden ingestopt. Ook kan een elastische band rond het lichaam worden gebruikt, waaronder de kleding kan worden ingestopt, welke elastische band alleen is aangebracht voor het ophouden van rokken en andere kledingstukken,

10 zodat zij niet in de weg zitten bij het laten zakken op een toilet-stoel of WC. Een patiënt met enige sterkte in de armen -kan de handgrepen van de hef inrichting grijpen, zoals is beschreven en dus helpen bij het omhoog bewegen, hetgeen het gevoel van afhankelijkheid van de patiënt vermindert en ook de door de bedienende persoon uit te oefenen 15 kracht vermindert. Hierdoor wordt ook de steunreactie op de band S

verminderd, waardoor het comfort van de patiënt wordt vergroot, hoewel gebleken is dat door het steunen van een groot deel van hetlichaams-gewicht door de benen en de voeten in alle gevallën een enkele gecapi- . tonneerde band redelijk comfortabel is en in sommige gevallen de band 20 grotendeels een passieve rol speelt voor het verschaffen van totale veiligheid.

In de voorkeursuitvoeringsvormen van de hefinrichting die hierboven zijn beschreven en zijn weergegeven blijven de voetsteunen (voetplaat}', de kniesteun en het draaipunt voor de hefarm alle stationair 25 en in vaste onderlinge standen. Het is echter duidelijk uit bestudering van fig. 6 dat dit niet noodzakelijk is en dat verschillende relatieve bewegingen kunnen worden toegepast voor het bewegen van de beginstand van fig. 6a naar de eindstand van fig. 6c, mits maar de beweging van de bandbevestigingspunten AP plaatsvindt volgens de cirkelboog A ten 30 opzichte van de voetsteunen (voetplaat) F.

Hoewel de beschreven en weergegeven hefinrichtingen een beweegbaar chassis hébben, kan een hefinrichting volgens de uitvinding! ook statisch zijn, bijvoorbeeld met een stationaire draaipuntmontage, zodat de inrichting als geheel om een vertikale lijn kan worden gezwenkt. 35 De te heffen patiënt wordt naar deze statische hefinrichting getransporteerd op een rolstoel en de inrichting kan zijn gemonteerd in een toiletruimte naast een WC.

40 8401704

Claims (10)

1. Werkwijze voor het omhoog brengen van een patiënt van een zittende naar een in hoofdzaak staande stand, onder gebruikmaking van een hef inrichting met een hefarminrichting, die zijwaarts op afstand liggende bandbevestigingspunten heeft, gekenmerkt door het 5 plaatsen van de voeten van de patiënt op een voetplaat of voetsteunen van de hefinrichting, met de benen beneden de knieën in hoofdzaak vertikaal, het aanbrengen van een band om de rug van een patiënt onder zijn armen en het bewegen met de band bevestigd aan de bevestigingspunten, van de bevestigingspunten naar omhoog volgens een cirkelboog ten opzichte 10 van de plaats van de voeten, welke boog een effectieve straal heeft, die vergelijkbaar is met de lengte van de dijbenen van de patiënt, waardoor de patiënt omhoog wordt gebracht naar een in hoofdzaak staande stand op de voetplaat of voetsteunen terwijl hij wordt gesteund en zijwaarts op zijn plaats gehouden door de band, welke cirkelboog 15 als middelpunt een punt heeft dat vast blijft ten opzichte van de voetplaat of voetsteunen en min of meer recht boven de plaats van .de hielen ‘ van de patiënt is gelegen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voetplaat of de voetsteunen stationair blijven tijdens de hefbeweging 20 terwijl de hefarminrichting zwenkt om een horizontale vaste lijn.

3. Werkwijze volgens conclsuie 1 of 2, met het kenmerk, dat de band gecapitonneerd is en de breedte van de band zodanig is dat wanneer de patiënt wordt omhoog gebracht naar de staande stand een onderste deel van zijn romp toegankelijk is voor het verwijderen van 25 kledingstukken en/of voor behandeling, voor toiletgebruik en dergelijke handelingen.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hefinrichting aanvankelijk wordt geplaatst met de knieën van de zittende patiënt gelegen tegen de knieaanslagen van de hef inrichting.

5. Werkwijze volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat tijdens de hefbeweging de patiënt uitsluitend wordt gesteund door de band en door de voetplaat of voetsteunen.

6. Hefinrichting voor patiënten, bestaande uit een opstaande steunconstructie, bijvoorbeeld een kolom, een hefarminrichting die van de 35 steunconstructie uitsteekt en zijwaarts op afstand liggende bevestigingspunten verschaft voor een steunband voor het lichaam, geplaatst om de rug van de patiënt onder zijn armen, gekenmerkt door een voetplaat of voetsteu- 8401704 * - 15 - nen aan of bevestigd aan de steunconstructie en door een hefmechanisme dat is ingericht voor het omhoog brengen van de hefarminrichting zodanig dat de bevestigingspunten daarvan bewegen volgens een in hoofdzaak cirkelvormige baan met als middelpunt een punt gelegen boven de voetplaat 5 of de voetsteunen, waarbij de relatieve plaats van de voetplaat of voetsteunen ongewijzigd blijft, welke beweging van de hefarminrichting voldoende is voor het omhoog brengen van de patiënt naar een staande stand, waarbij de voetplaat of de voetsteunen een groot deel steunen van het totale *· lichaamsgewicht van de patiënt terwijl deze ook wordt gesteund en zijwaarts 10 op zijn plaats gehouden in de staande stand door de band.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de hefarminrichting zwenkbaar om een horizontale lijn door het hefmechanisme is gemonteerd aan de steunconstructie, waarbij de voetplaat of voetsteunen vast zijn aangebracht ten opzichte van de steunconstructie. 15

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het bedieningsmechanisme een bedieningshefboom heeft, die zwenkbaar om een horizontale lijn is gemonteerd aan de steunconstructie aan de zijde daarvan op een afstand van de hefarminrichting* waarbij een mechanisch stangen-stelsel tussen de bedieningshefboom en de arminrichting een 20 mechanische krachtsvergroting geeft.

9. Inrichting volgens een der conclusies 6-8 met het kenmerk dat de steunconstructie is gemonteerd op een beweegbaar chassis dat open is aan de voorzijde tussen op afstand liggende zijdelen van het chassis, waarbij de steunconstructie is gemonteerd nabij de achter-25 zijde van het chassis en bestaat uit een centraal bovenste kolomdeel, waaraan de arminrichting en het hefmechanisme zijn gemonteerd, en een onderste deel, dat omgekeerd U-vormig is, waarvan de benen resp. zijn gemonteerd aan de zijdelen van het chassis en met een tussenelement, waarop het kolomdeel is gemonteerd.

10. Inrichting volgens een der conclusies 7-9, gekenmerkt door een knieaanslag of knieaanslagen gemonteerd aan de steunconstructie, voor de plaatsing van de knieën van de patiënt. 35 40 84 0 1 70 4