NL2010535C2 - Tillift voor het heffen van een patiënt. - Google Patents

Tillift voor het heffen van een patiënt. Download PDF

Info

Publication number
NL2010535C2
NL2010535C2 NL2010535A NL2010535A NL2010535C2 NL 2010535 C2 NL2010535 C2 NL 2010535C2 NL 2010535 A NL2010535 A NL 2010535A NL 2010535 A NL2010535 A NL 2010535A NL 2010535 C2 NL2010535 C2 NL 2010535C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
lifting
patient
control
signal
hoist
Prior art date
Application number
NL2010535A
Other languages
English (en)
Inventor
Maurice Petrus Wilhelmus Tak
Original Assignee
Indes Holding Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Indes Holding Bv filed Critical Indes Holding Bv
Priority to NL2010535A priority Critical patent/NL2010535C2/nl
Priority to PCT/NL2014/050192 priority patent/WO2014158023A1/en
Priority to EP14717222.5A priority patent/EP2978398A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2010535C2 publication Critical patent/NL2010535C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61GTRANSPORT, PERSONAL CONVEYANCES, OR ACCOMMODATION SPECIALLY ADAPTED FOR PATIENTS OR DISABLED PERSONS; OPERATING TABLES OR CHAIRS; CHAIRS FOR DENTISTRY; FUNERAL DEVICES
    • A61G7/00Beds specially adapted for nursing; Devices for lifting patients or disabled persons
    • A61G7/10Devices for lifting patients or disabled persons, e.g. special adaptations of hoists thereto
    • A61G7/1049Attachment, suspending or supporting means for patients
    • A61G7/1061Yokes
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61GTRANSPORT, PERSONAL CONVEYANCES, OR ACCOMMODATION SPECIALLY ADAPTED FOR PATIENTS OR DISABLED PERSONS; OPERATING TABLES OR CHAIRS; CHAIRS FOR DENTISTRY; FUNERAL DEVICES
    • A61G7/00Beds specially adapted for nursing; Devices for lifting patients or disabled persons
    • A61G7/10Devices for lifting patients or disabled persons, e.g. special adaptations of hoists thereto
    • A61G7/1013Lifting of patients by
    • A61G7/1019Vertical extending columns or mechanisms
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61GTRANSPORT, PERSONAL CONVEYANCES, OR ACCOMMODATION SPECIALLY ADAPTED FOR PATIENTS OR DISABLED PERSONS; OPERATING TABLES OR CHAIRS; CHAIRS FOR DENTISTRY; FUNERAL DEVICES
    • A61G7/00Beds specially adapted for nursing; Devices for lifting patients or disabled persons
    • A61G7/10Devices for lifting patients or disabled persons, e.g. special adaptations of hoists thereto
    • A61G7/104Devices carried or supported by
    • A61G7/1046Mobile bases, e.g. having wheels

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Nursing (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Invalid Beds And Related Equipment (AREA)

Description

Titel: Tillift voor het heffen van een patiënt
VELD
De uitvinding heeft betrekking op een tillift voor het heffen van een patiënt vaneen zittende naar een staande positie en voor het laten dalen van een patiënt van een staande naar een zittende positie. Een dergelijke lift staat in de praktijk ook bekend als opsta-tillift.
ACHTERGROND
US-3 629 880 (Van Rhyn, 1971) beschrijft een opsta-tillift voorzien van verzwenkbare hefarmen met okselsteunen. De okselsteunen grijpen de patiënt aan in de oksels en zwenken omhoog om de patiënt vanuit een zittende positie in een staande positie te brengen. Bij deze opsta-tillift kan de patiënt zelf een zwengel bedienen voor het verstellen van de zwenkarmen. Door middel van een koppeling kan de zwengelaandrijving ook worden gekoppeld met wielen van de tillift, zodat de patiënt zelfstandig de tillift kan verrijden. Een toepassing van deze lift in de praktijk is aan aanvrager niet bekend.
Op het gebied van patiënt opsta-tilliften werd de inrichting volgens GB2 140 773 (James, 1984) als een aanzienlijke verbetering ervaren. In plaats van het heffen met van okselsteunen voorziene hefarmen, wordt met de uit de Britse publicatie bekende tillift de patiënt opgeheven met behulp van een draagband die is verbonden met, als eenvoudige zwenkarmen uitgevoerde hefarmen. De knieën van de patiënt rusten daarbij tegen een kniesteun, zodat de patiënt als het ware is ingesloten tussen de draagband en de kniesteun, hetgeen de patiënt een veilig gevoel verschaft. Bediening van de lift kan uitsluitend door een verzorger worden uitgevoerd.
EP 0 782 430 (Bouhuijs, 1996) vormt daarop een variant, waarbij sprake is van een gelede zwenkarm waarvan de beweging bestuurbaar is met elektromotoren en een besturing. De gelede hefarm die de draagband draagt, kan met grotere vrijheid worden bestuurd, zodat de uiteinden van de gelede arm die zijn verbonden met de draagband volgens een bepaald traject kunnen worden verplaatst. Bediening van de tillift kan uitsluitend door een verzorger worden uitgevoerd. Afhankelijk van de behoefte van de patiënt kan het traject dat de uiteinden van de hefarmen doorlopen door de verzorgende die de tillift bedient, worden aangepast. Tevens wordt in een conclusie van de betreffende publicatie melding gemaakt van het feit dat de tillift een tijdens het heffen hefkracht kan uitoefenen die kleiner is dan 50% van de kracht die nodig is om het gewicht van de betreffende persoon te verplaatsen (e. wherein the force exertedby the lifting device duringraising is less than 50% of the force necessary to displace the weight of the person concerned). Wat hiermee wordt bedoeld en hoe dit moet worden gerealiseerd wordt op geen enkele wijze geopenbaard.
EP 2 291 162 (Altena, 2009) verschaft een opsta-tillift die weer niet behoeft te zijn voorzien van een draagband. In plaats daarvan is de opsta-tillift voorzien van een kleminrichting die is voorzien van naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar opgestelde klemarmen die elk zijn voorzien van een “klempad” die aangrijpt op de zijkanten van de borstkas van de patiënt. De klemarmen met “pads” houden de patiënt bij zijn borstkast als het ware vast. De klemarmen zijn omhoog en omlaag transleerbaar verbonden met een kolom, die op zijn beurt weer verzwenkbaar is verbonden met een basis. Ook voor de in deze publicatie beschreven tillift geldt dat de bediening daarvan uitsluitend door een verzorger kan worden uitgevoerd.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Afgezien van de tillift beschreven in het octrooi van Van Rhijn uit 1961 die, voor zover aanvrager bekend, geen praktische uitvoering kent, zijn alle tilliften van een nieuwere generatie zodanig geconfigureerd dat de patiënt daarbij een verzorgende nodig heeft om vanuit een zittende naar een staande positie te worden geheven en om van een staande naar een zittende positie te worden gebracht.
De onderhavige uitvinding beoogt een tiUift die is voorzien van een elektrische, mechanische, hydraulische of pneumatische aandrijving en die controle over althans een deel van de hefbeweging aan de patiënt zelf verschaft.
De uitvinding verschaft daartoe een tillift voor het heffen van een patiënt van een zittende naar een staande positie en voor het ondersteunen van de patiënt tijdens het gaan zitten, waarbij de tillift is voorzien van: • een basisframe; • twee hefarmen die elk aan een vrij uiteinde daarvan zijn voorzien van een okselsteun, een klempad en/of een bevestiging voor een draagband; • een verstelmechanisme dat de hefarmen verplaatsbaar verbindt met het basisframe; • ten minste één aandrijving die is ingericht voor het aandrijven van het verstelmechanisme ten behoeve van het verplaatsen van de hefarmen ten opzichte van het basisframe, zodanig dat de hefarmen een traject doorlopen dat de patiënt, die wordt ondersteund door de okselsteunen, klempads en/of de draagband, van een zittende positie naar een staande positie begeleidt; gekenmerkt door • ten minste één signaalopnemer die is ingericht voor het opnemen van een inputsignaal dat door de patiënt wordt afgegeven en voor het genereren van een outputsignaal; • een besturing die is verbonden met de ten minste ene signaalopnemer en die is verbonden met de ten minste ene aandrijving en die is ingericht voor het aansturen van de ten minste ene aandrijving in afhankelijkheid van het door de ten minste ene signaalopnemer afgegeven outputsignaal.
Doordat de tillift is voorzien van een signaalopnemer die is ingericht voor het opnemen van een inputsignaal dat door de patiënt wordt afgegeven, kan de patiënt zelf invloed uitoefenen op de werking van de tillift. De patiënt is als het ware “in controT. Daarbij dient onder een inputsignaal niet alleen een bewust afgegeven inputsignaal te worden verstaan. Het inputsignaal kan ook een door de patiënt geleverde kracht zijn, zoals een stakracht die wordt uitgeoefend of een kracht die op de hefarmen wordt uitgeoefend. Ook een beweging van de patiënt kan een inputsignaal vormen. Het “in control” zijn is van groot belang omdat de patiënt van een passieve rol in een actieve rol wordt gebracht. Hierdoor zal hij op het juiste moment zijn spieren kunnen aanspannen. Wanneer een verzorger de tillift bedient, wordt de patiënt feitelijk altijd verrast door de start van de hefbeweging en de start van het laten dalen. Wanneer de patiënt zelf “in control” is, kan hij/zij zijn spieren aanspannen en vervolgens de tillift in werking stellen. Aldus wordt automatisch via de hersenen van de patiënt de koppeling tussen het startmoment van de hefbeweging en het aanspannen van de spieren gelegd en wordt een optimale afstemming van de timing van deze twee acties verkregen.
Daar waar in de conclusies en beschrijving wordt gesproken over “een aandrijving” of “de aandrijving” wordt daaronder mede verstaan een samenstel van aandrijvingen. Daarbij kan sprake zijn van een elektrische aandrijving, een mechanische aandrijving waarin potentiële energie kan worden opgeslagen, een pneumatische aandrijving, een hydraulische aandrijving of een combinatie daarvan. De aandrijving dient althans een deel van de energie te verschaffen die nodig is om bij het opstaan een hefkracht te genereren. De energie kan bijvoorbeeld afkomstig zijn uit een accu of het elektriciteitsnet in het geval van een elektrische aandrijving of een elektrisch bekrachtigde hydraulische of pneumatische aandrijving, of uit een drukkamer in het geval van een pneumatische of hydraulische aandrijving. In een bijzonder eenvoudige uitvoering kan de aandrijving worden gevormd door een veer, zoals een spiraalveer of een gasveer, of door een contragewicht dat wordt op geheven bij het gaan zitten en dat daalt bij het gaan staan. In dat geval is de energie die nodig is om bij het heffen een hefkracht te generen potentiële energie die is opgeslagen in een ingedrukte of uitgetrokken veer, of potentiële energie die in het samengedrukte gas in een gasdrukkamer van een gasveer is opgeslagen, of potentiële energie die opgeslagen in het op een hoger niveau gebracht contragewicht dat tijdens het heffen van de patiënt daalt. In dergelijke eenvoudige uitvoeringen kan de kracht die door de veer of het contragewicht wordt geleverd op zichzelf onvoldoende zijn om de patiënt op te heffen. Zonder medewerking van de patiënt, dat wil zeggen zonder hefkracht die door de patiënt zelf wordt geleverd, zal het hefmechanisme dan niet in beweging komen. Aldus wordt de patiënt gedwongen zelf in actie te komen om zichzelf op te heffen. In die zin is hij dan ook “in control”.
Het is mogelijk dat de beweging van de hefarmen wordt gerealiseerd door een samenstel van bewegingen van verschillende onderdelen. Bijvoorbeeld een configuratie zoals beschreven in de hiervoor genoemde Europese aanvrage EP’430 die beschikt over een gelede arm met twee elektromotoren die tezamen een beweging van de uiteinden van de hefarmen bewerkstelligen. De eerder genoemde EP’162 beschikt over een verzwenkbaar met een basisframe verbonden kolom waarlangs een hefarmsamenstel omhoog en omlaag transleerbaar is. Zowel voor de verzwenking van de kolom als voor de translatie van het hefarmsamenstel langs de kolom is een aparte aandrijving aanwezig. De verzwenking en de translatie tezamen verschaffen aan de hefarmen het gewenste traject dat tijdens het heffen en het dalen dient te worden doorlopen.
In de meest basale uitvoeringsvorm kan de ten minste ene signaalopnemer een bedieningsschakelaar omvatten die zodanig is gepositioneerd op het basisframe en/of de hefarmen dat de patiënt deze zelf kan bedienen.
Het inputsignaal is dan de bedieningskracht die wordt uitgeoefend op de bedieningsschakelaar en het outputsignaal is bijvoorbeeld wel contact of geen contact. Het inputsignaal kan ook een kracht zijn die wordt uitgeoefend op een hendel en het outputsignaal kan ook het blokkeren of deblokkeren van een blokkeermechanisme zijn.
Overigens kan het in een uitvoeringsvorm zo zijn dat de patiënt niet wordt opgeheven, wanneer hij de bedieningsschakelaar in de actieve stand heeft gezet. Immers, zoals hiervoor reeds is aangegeven, kan de aandrijving zodanig zwak zijn dat deze te weinig kracht levert om de patiënt op te heffen. De patiënt wordt dan dus gedwongen om zelf ook kracht te leveren en op die manier “in control” te zijn. De bedieningsschakelaar is een dergelijke uitvoering dan slechts een soort vrijgaveschakelaar die verhindert dat de patiënt onverwacht wordt opgeheven, wanneer hij voldoende stakracht zou leveren terwijl hij niet de intentie heeft op te staan.
Het “in control” behoeft zich niet te beperken tot moment van starten van de hefbeweging of het moment van starten van de daalbeweging. Eventueel kan de patiënt tijdens het heffen of dalen de beweging onderbreken door bediening dan wel het loslaten van de bedieningsschakelaar. Als hij/zij zich tijdens het heffen of dalen om wat voor reden dan ook bedenkt, bijvoorbeeld vanwege een fysieke reden zoals pijn of vanwege een psychische reden zoals angst, dan kan de patiënt direct zelf ingrijpen en blijft hij/zij dus “in control”. Deze wetenschap alleen al geeft de patiënt een verbeterd gevoel van zekerheid.
In een iets verfijndere uitvoeringsvorm kan de ten minste ene signaalopnemer een regelaar omvatten die zodanig is gepositioneerd op het basisframe en/of de hefarmen dat de patiënt deze zelf kan bedienen.
Het inputsignaal is dan de handeling waarmee de patiënt de regelaar in een bepaalde stand zet. Het outputsignaal van de regelaar kan bijvoorbeeld een variabele elektrische weerstand van de regelaar of een variabel voltage zijn.
Het outputsignaal dat de als regelaar uitgevoerde signaalopnemer afgeeft kan door de besturing op verschillende manieren worden verwerkt om het gedrag van de tillift te beïnvloeden. Verschillende mogelijkheden worden hierna aan de hand van enkele uitvoeringsvormen besproken. Kort samengevat kan in een nadere uitwerking de regelaar worden gebruikt om bijvoorbeeld de snelheid van de hefbeweging of de daalbeweging te beïnvloeden. In een alternatieve nadere uitwerking kan de regelaar ook worden gebruikt om de door de hefarmen geleverde kracht in te stellen. Aldus kan bijvoorbeeld een zodanige hefkracht worden ingesteld, dat de patiënt maximaal wordt gestimuleerd om gebruik te maken van zijn eigen spierkracht. Verder kan de regelaar ook worden gebruikt om het traject dat de hefarmen doorlopen in te stellen. Afhankelijk van de stand van de regelaar kan een ander traject worden doorlopen.
In een uitvoeringsvorm kan de ten minste ene signaalopnemer een hefkrachtsignaalopnemer omvatten die een inputsignaal meet en een outputsignaal genereert dat indicatief is voor een hefkracht die door de hefarmen wordt uitgeoefend tijdens het heffen en/of laten dalen van de patiënt, waarbij de hefkrachtsignaalopnemer is opgenomen in het basisframe en/of de hefarmen, waarbij de hefkrachtsignaalopnemer is verbonden met de besturing, waarbij de besturing is geconfigureerd voor het aansturen van de aandrijving in afhankelijkheid van althans het door de hefkrachtsignaalopnemer gegenereerde outputsignaal.
De hefkracht die wordt waargenomen is indicatief voor de mate en eventueel wijze van ondersteuning die de lift bij het heffen levert. De term hefkracht kan uitsluitend betrekking hebben op de hefkrachtgrootte. De hefkracht bevat echter niet alleen informatie omtrent de hefkrachtgrootte maar ook omtrent de hefkrachtrichting. De hefkrachtsignaalopnemer kan derhalve een outputsignaal afgeven dat informatie bevat omtrent de hefkrachtgrootte. In een uitvoeringsvorm kan de hefkrachtsignaalopnemer ook zijn geconfigureerd voor het afgeven van een outputsignaal dat informatie bevat omtrent zowel de hefkrachtgrootte als de hefkrachtrichting. Door de hefkracht te meten, kan de besturing het gedrag van de lift aanpassen. Zo kan in een uitvoeringsvorm bijvoorbeeld de snelheid van de hefbeweging of daalbeweging worden beïnvloed in afhankelijkheid van de gemeten hefkracht. In een uitvoeringsvorm kan in plaats daarvan of in aanvulling daarop ook kan het traject van de hefarmen worden beïnvloed in afhankelijkheid van de gemeten hefkracht. Het gedrag van de tillift zodanig kan bijvoorbeeld worden geregeld, zodat de liftkracht tijdens het heffen of het dalen naar een gewenst niveau wordt gebracht.
In plaats daarvan of in aanvulling daarop kan in een uitvoeringsvorm de ten minste ene signaalopnemer een stakrachtsignaalopnemer omvatten die een inputsignaal meet en een outputsignaal genereert dat indicatief is voor een stakracht die door de patiënt op een voetplaat wordt uitgeoefend tijdens het heffen en/of laten dalen van de patiënt, waarbij de stakrachtsignaalopnemer is verbonden met de besturing, waarbij de besturing is geconfigureerd voor het aansturen van de ten minste ene aandrijving in afhankelijkheid van althans het door de stakrachtsignaalopnemer gegenereerde outputsignaal.
De term stakracht kan uitsluitend betrekking hebben op de stakrachtgrootte. De stakracht bevat echter niet alleen informatie omtrent de stakrachtgrootte maar ook de stakrachtrichting, dat wil zeggen de richting van de stakracht die de patiënt met zijn voeten op de voetplaat uitoefent. De stakrachtsignaalopnemer kan derhalve een outputsignaal afgeven dat informatie bevat omtrent de stakrachtgrootte. In een uitvoeringsvorm kan de stakrachtsignaalopnemer ook zijn geconfigureerd voor het afgeven van een outputsignaal dat informatie bevat omtrent zowel de stakrachtgrootte als de stakrachtrichting. Met de stakrachtsignaalopnemer kan bijvoorbeeld worden waargenomen of de patiënt extra kracht uitoefent op de voetplaat waarop zijn voeten heeft geplaatst. Het uitoefenen van een dergelijke extra kracht kan indicatief zijn voor de omstandigheid dat de patiënt wil gaan staan. Eventueel kan een dergelijke stakrachtopnemer worden toegepast in combinatie met een hefkrachtsignaalopnemer. Zo kan de besturing waarnemen welk deel van het gewicht van de patiënt wordt gedragen door de hefarmen en welk deel van de het gewicht van de patiënt wordt gedragen door de voetplaat. De besturing kan zijn geconfigureerd om aan de hand van beide outputsignalen een gewenste hefkracht, een gewenste hefsnelheid en/of een gewenst traject van de hefarmen te bepalen en in overeenstemming daarmee de ten minste ene aandrijving aan te sturen. Eventueel kunnen de stakrachtsignaalopnemer en/of de hefkrachtsignaalopnemer worden gecombineerd met een eerder genoemde bedieningsschakelaar of regelaar. Daarmee kan de patiënt bijvoorbeeld bewerkstelligen dat de tillift pas in werking kan treden, wanneer de bedieningsschakelaar of de regelaar in een met actie corresponderende stand zijn gebracht. Of de tillift dan daadwerkelijk gaat heffen, kan in een uitvoeringsvorm afhankelijk worden gemaakt van bijvoorbeeld het stakrachtsignaal en/of het hefkrachtsignaal.
In een uitvoeringsvorm kan de signaalopnemer zijn uitgevoerd als een rekstrook of een samenstel van rekstrookjes dat een elastische vervorming van een onderdeel van de hefarmen, het basisframe of de voetplaat meet. Een dergelijke elastische vervorming kan bijzonder klein zijn en voor de gebruiker zelfs niet waarneembaar zijn.
In een uitvoeringsvorm kan de signaalopnemer zijn uitgevoerd als een loadcell.
Dergelijke signaalopnemers zijn relatief eenvoudig van constructie en betrouwbaar in hun werking. Bovendien zijn de kosten van dergelijke signaalopnemers relatief laag.
In plaats van of in aanvulling op de hiervoor besproken uitvoeringsvormen, kan in nog een uitvoeringsvorm de ten minste ene signaalopnemer een versnellingssensor omvatten die een inputsignaal meet en een outputsignaal genereert dat indicatief is voor een versnelling van de hefarmen, waarbij de besturing is geconfigureerd voor het aansturen van de aandrijving in afhankelijkheid van het door de versnelfingssensor gegenereerde outputsignaal.
Versnellingssensoren kunnen een indicatie verschaffen van de mate van krachtzetten van een patiënt en van het gedrag van de patiënt in de tillift. Zo kan bijvoorbeeld trillen of schommelen van de patiënt door dergelijk versnellingssensoren worden waargenomen. Ook outputsignalen afkomstig van versnellingssensoren kunnen aldus bijdragen aan een besturing van de tillift die de patiënt meer een gevoel van “in control” zijn verschaft.
In plaats van of in aanvulling op de hiervoor besproken uitvoeringsvormen, kan in nog een uitvoeringsvorm de ten minste ene signaalopnemer een bewegingssensor of snelheidssensor omvatten die een inputsignaal meet en een outputsignaal genereert dat indicatief is voor een beweging of snelheid van de hefarmen, waarbij de besturing is geconfigureerd voor het aansturen van de aandrijving in afhankelijkheid van het door de bewegings- of snelheidssensor gegenereerde outputsignaal. Dergelijke sensoren kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een gyroscoop of een hoeksensor. In feite is elk sensortype dat als inputsignaal een beweging, een snelheid of versnelling, dan wel een verandering van die grootheden kan meten en een daaraan gerelateerd outputsignaal kan generen dat indicatief is voor die grootheden geschikt voor toepassing als signaalopnemer.
De signaalopnemers die hiervoor zijn besproken zijn alle verbonden met de besturing. In deze besturing kunnen de ouputsignalenvan de signaalopnemers op verschillende manieren worden verwerkt en kunnen deze tot een verschillende manier van aansturing van de ten minste ene aandrijving leiden. Over het algemeen zal de besturing zijn uitgevoerd als een elektronische besturing, maar zoals hierna zal worden beschreven, kan ook sprake zijn van een mechanische besturing.
In een uitvoeringsvorm kan de besturing zijn geconfigureerd voor het verwerken van het ten minste ene outputsignaal van de ten minste ene signaalopnemer en voor het aan de hand daarvan zodanig aansturen van de ten minste ene aandrijving dat de snelheid van de hefharmen afhankelijk is van het ten minste ene outputsignaal. Zo kunnen bijvoorbeeld de door de hefkrachtsignaalopnemer en/of de stakrachtsignaalopgnemer en/of versnellingssensor gegenereerde signalen dienen tot besturing van de bewegingssnelheid van de hefarmen.
In een alternatieve of te combineren uitvoeringsvorm kan de besturing zijn geconfigureerd voor het verwerken van het ten minste ene outputsignaal van de ten minste ene signaalopnemer en voor het aan de hand daarvan zodanig aansturen van de ten minste ene aandrijving dat de hefkracht die de hefharmen via de okselsteunen, de klempads en/of de draagband op de patiënt uitoefenen afhankelijk is van het ten minste ene outputsignaal.
Met een dergelijke uitvoeringsvorm kan worden bewerkstelligd dat de besturing de door de hefkrachtsignaalopnemer en/of de stakrachtsignaalopnemer en/of versnellingssensor gegenereerde outputsignalen betrekt in het zodanige aansturen van de ten minste ene aandrijving dat de hefkracht gedurende het heffen en/of laten dalen van de patiënt over een gewenste waarde beschikt. Dit leidt tot een soort “power assist”.
In nog een alternatieve of te combineren uitvoeringsvorm kan de besturing zijn geconfigureerd voor het verwerken van het ten minste ene outputsignaal van de ten minste ene signaalopnemer en voor het aan de hand daarvan zodanig aansturen van de ten minste ene aandrijving dat het traject dat hefarmen doorlopen afhankelijk is van het ten minste ene outputsignaal.
Met een dergelijke uitvoeringsvorm kan worden bewerkstelligd dat de besturing de door de hefkrachtsignaalopnemer en/of de stakrachtsignaalopnemer en/of versnellingssensor gegenereerde outputsignalen betrekt in het zodanig aansturen van de ten minste ene aandrijving dat het bewegingstraject dat de hefarmen doorlopen optimaal is afgestemd op de krachtsbijdrage van de patiënt. Zo kan de patiënt altijd in een optimale houding worden gehouden om een zo groot mogelijk deel van de opstakracht te leveren. Bij het bepalen van het traject behoeven niet slechts de verticale krachtcomponenten een rol te spelen. Met name de horizontale krachtcomponenten kunnen een belangrijke input vormen voor de het aanpassen van het bewegingstraject van de hefarmen. Overigens kunnen horizontale krachtcomponenten ook aanleiding zijn om de hefkracht en/of hefsnelheid bij te sturen. Met andere woorden, niet alleen de grootte van de geleverde kracht of krachten kunnen als input dienen maar eventueel ook de richting van de geleverde kracht of krachten.
Zoals gezegd kan de besturing tevens zijn ingericht om de verschillende regelingen met elkaar te combineren, zodanig dat een gewenst snelheidsverloop, een gewenst hefkrachtverloop, en een gewenst traject van de hefarmen gedurende het heffen en/of dalen van de patiënt wordt verkregen.
In een uitvoeringsvorm kan de hefkracht bij een stand van de hefarmen die correspondeert met een zittende positie van de patiënt liggen in het bereik van 40-70% van het totale gewicht van de patiënt en kan de hefkracht bij een stand van de hefarmen die correspondeert met een staande positie van de patiënt liggen in het bereik van 0-10% van het totale gewicht van de patiënt. Een dergelijk krachtsverloop leidt tot een afnemende ondersteuning gedurende het opstaan en tot een toenemende ondersteuning gedurende het gaan zitten. Een dergelijke verfijnde manier van power assist wordt door de patiënt als prettig ervaren.
In een nadere uitwerking kan de besturing zodanig zijn geconfigureerd dat, in standen van de hefarmen die liggen tussen de met de zittende positie en de staande positie corresponderende standen, de door de hefarmen uitgeoefende hefkracht geleidelijk afneemt wanneer de hefarmen van de met de zittende stand naar de met de staande stand corresponderende posities bewegen.
In nog een andere uitvoeringsvorm kan de besturing zijn geconfigureerd voor het verwerken van het ten minste ene outputsignaal van de ten minste ene signaalopnemer en van het aan de hand daarvan zodanig aansturen van de ten minste ene aandrijving dat de versnelling van de hefarmen afhankelijk is van het ten minste ene outputsignaal. Ook deze vorm van besturing kan worden gecombineerd met snelheidsturing en krachtsturing. Aldus kan een bijzonder verfijnd regelgedrag worden verkregen dat de patiënt een optimaal gevoel van “in control”zijn verschaft.
In een uitvoeringsvorm kan, in aanvulling op de ten minste ene signaalopnemer, de tillift zijn voorzien van ten minste één positiesensor die een positiesignaal afgeeft dat indicatief is voor de positie van de hefarmen, waarbij de besturing is geconfigureerd voor het aansturen van de aandrijving op basis van een positie-, kracht-, snelheid- traject- en/of versnellings-functie die als invoerparameters zowel het ten minste ene outputsignaal van de ten minste ene signaalopnemer als het ten minste ene positiesignaal van de ten minste ene positiesensor heeft.
Doordat als gevolg van de ten minste ene positiesensor tevens de positie van de hefarmen bekend is, kunnen de hefkracht, de snelheid, het bewegingstraject en/of de versnelling van de hefarmen tevens worden geregeld in afhankelijkheid van de positie van de hefarmen. Het moge duidelijk zijn dat vlak voor het aannemen van de zittende positie vanuit een staande positie, de neergaande bewegingssnelheid van de hefarmen dient af te nemen, zodat de patiënt zachtjes gaat zitten en niet neerploft. Tijdens het heffen mag in een tussen de twee eindstanden gelegen traject de snelheid wat hoger liggen dan nabij de twee eindstanden. De besturing kan verschillende besturingsprogramma’s bevatten en kan zowel een enkele invoerparameter, zoals hefkracht, stakracht, de stand van een bedieningsschakelaar of een regelaar als een combinatie van dergelijke invoerparameters als invoergegevens hebben. In aanvulling daarop kunnen tevens de positiesignalen van de hefarmen in het besturingsprogramma als invoerparameter worden betrokken voor het bepalen van de stuursignalen voor de ten minste aandrijving van de tillift. Zo kan de tillift bijvoorbeeld voornamelijk een hefkrachtsturing hebben, waarbij de besturing zal trachten om de hefkracht zo laag mogelijk te houden. Daarbij kan echter tevens gebruik worden gemaakt van het positiesignaal om waar te nemen of de patiënt nog wel een opgaande beweging maakt ofwel nog wel een neergaande beweging maakt met voldoende snelheid. Wanneer bijvoorbeeld een dergelijke opgaande beweging niet wordt gemaakt of wanneer de snelheid daarvan beneden een bepaalde drempelwaarde komt, kan de besturing zijn ingericht om de hefkracht iets op te voeren, zodat de patiënt weer in beweging komt of iets sneller gaat bewegen. Wanneer bij het gaan zitten de snelheid van de neergaande beweging te hoog is, bijvoorbeeld omdat de patiënt zelf onvoldoende stakracht levert, kan de besturing zijn ingericht om de hefkracht iets op te voeren, zodat de neergaande beweging van de patiënt wordt afgeremd. Aldus wordt niet alleen bewerkstelligd dat de patiënt “in control” is maar tevens dat hij wordt gestimuleerd zijn eigen spieren te gebruiken. Dit heeft een gunstige invloed op de conditie van de patiënt
In een uitvoeringsvorm kan de besturing een elektronische besturing zijn. Een dergelijke elektronische besturing bevat over het algemeen een geheugen en een centrale processoreenheid met behulp met behulp waarvan een programma dat verschillende invoer- en uitvoerparameters heeft kan worden uitgevoerd. Een dergelijke elektronische besturing verschaft een grote flexibiliteit ten aanzien van de functies die door de elektronische besturing kunnen worden uitgevoerd. Zo kunnen, zoals hierboven beschreven, verschillende aanstuurfuncties voor het aansturen van de ten minste ene aandrijving worden geprogrammeerd.
Bovendien kan de elektronische besturing ook voor andere functies worden gebruikt, bijvoorbeeld het opslaan van het gebruik van de tillift of zelfs het automatisch opslaan van individuele patiëntgegevens zoals gegevens omtrent de mate van power assist die de patiënt nodig heeft en het verloop van de mate van power assist over de tijd.
In een uitvoeringsvorm omvat de ten minste ene aandrijving een stappenmotor, een servomotor of een dergelijke bestuurbare elektromotor die op basis van kracht- en/of positiesturing en/of een afgeleide daarvan bestuurbaar is.
In dit verband dient onder “een afgeleide” snelheid of versnelling te worden verstaan. Dergebjke motoren zijn nauwkeurig te besturen door middel van de elektronische besturing. Daarbij kunnen verschillende signalen kunnen worden gebruikt als input voor de besturing, zoals hiervoor reeds uitvoerig is beschreven.
In een uitvoeringsvorm van de tillift kan de besturing zijn geconfigureerd om aan de hand van het ten minste ene outputsignaal en het ten minste ene positiesignaal een lichaamsbouw, zoals lengte en/of gewicht, en/of lichaamshouding van de patiënt te bepalen en aan de hand daarvan het heftraject, de hefkracht, de hefsnelheid en/of de hefversnelling van de hefarmen automatisch af te stemmen op de lichaamsbouw en/of lichaamshouding.
Met een dergelijke uitvoering kan de tillift direct door verschillende patiënten in gebruik worden genomen, waarbij het gedrag van de tillift dan automatisch is afgestemd op de lichaamsbouw en/of lichaamshouding van de patiënt. Dit verfijnde, patiënt-specifieke gedrag kan dan worden verkregen zonder dat handmatige invoer van gegevens betreffende lichaamsbouw en lichaamshouding in de besturing van de tillift behoeft plaats te vinden. Overigens valt een uitvoeringsvorm waar wel een handmatige invoer van dergelijke gegevens mogelijk en gewenst is ook binnen het raam van de onderhavige uitvinding.
In een robuuste, relatief eenvoudige en uit kostenoogpunt gunstige uitvoeringsvorm, kan de ten minste ene aandrijving een gasveer omvatten en kan de besturing een blokkeermechanisme omvatten dat in een eerste stand de gasveer blokkeert en in een tweede stand de gasveer deblokkeert.
Het blokkeermechanisme kan bijvoorbeeld zijn voorzien van een hendel, voor het brengen van het blokkeermechanisme van geblokkeerde stand naar de gedeblokkeerde stand en vice versa. In een uitvoeringsvorm kan de gasveer zijn uitgevoerd als een passieve gasveer. Dat wil zeggen dat deze zich in de gedeblokkeerde toestand van het blokkeermechanisme zal verlengen wanneer de patiënt zelf voldoende kracht uitoefent om op te staan en de gasveer dus minder wordt belast. Daarbij biedt de gasveer de patiënt een bepaalde ondersteuning en dus een vorm van power assist. Echter, wanneer de patiënt een opstakracht uitoefent die onder een bepaalde minimumwaarde ligt, dan zal de gasveer in de gedeblokkeerde stand van het blokkeermechanisme onder invloed van het gewicht van de patiënt worden samengedrukt, waarbij het gas wordt gecomprimeerd. Een dergelijke blokkeerbare gasveer is op zichzelf algemeen bekend van bureaustoelen met hoogteverstelling. Het is echter tevens mogelijk dat de gasveer van het actieve type is en wordt bekrachtigd door een externe gasbron van hoge druk die in verbinding kan worden gesteld met het inwendige van de gasveer voor het doen verlengen van de gasveer bij het heffen van de patiënt zelfs wanneer deze met zijn volle gewicht op de hefarmen rust. Wanneer de patiënt zich wil laten dalen, kan een klep in de gasveer worden bediend waarmee gas uit de gasveer wordt vrijgegeven, zodat de druk in de gasveer daalt en de gasveer kan worden samengedrukt onder invloed van de daarop uitgeoefende kracht. Het is duidelijk dat hiermee gas onder hoge druk verloren gaat en dat zo nu en dan de externe gasbron zal moeten worden vervangen of bijgevuld.
In plaats van een mechanisch bediend blokkermechanisme dat hiervoor in verband met de uitvoeringsvorm met de gasveer is beschreven, kan ook gebruik worden gemaakt van een elektronisch of elektrisch bediend blokkeermechanisme.
In plaats van of in aanvulling op een gasveer kan in een uitvoeringsvorm de ten minste ene aandrijving een veer of een contragewicht omvatten, waarbij de ten minste ene signaalopnemer een bedieningsknop of hendel omvat, waarbij de besturing een blokkeermechanisme omvat dat werkzaam is verbonden met de bedieningsknop of de hendel en dat in een eerste stand de hefarmen blokkeert en in een tweede stand de hefarmen deblokkeert. De veer kan bijvoorbeeld een trek- of drukveer zijn die bijvoorbeeld kan zijn uitgevoerd als een spiraalveer. Ook een dergelijke uitvoeringsvorm is relatief eenvoudig en vanuit het oogpunt van kosten voordelig.
In een uitvoeringsvorm kan de tillift zijn voorzien van een blokkeerinrichting die is geconfigureerd om de hefarmen in de eindstanden daarvan, en bij voorkeur ook in althans een aantal tussenstanden, te blokkeren. Dit is van belang tijdens het verplaatsen van de tillift. Dan dient te worden verhinderd dat de hefarmen plotseling of onverwacht in werking treden.
Thans zal aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar de figuren de uitvinding verder worden verduidelijkt.
KORTE FIGUURAANDIJIDING
Figuur 1 toont een perspectief-aanzicht van een voorbeeld van een eerste uitvoeringsvorm van een tillift, met okselsteunen;
Figuur 2 toont een perspectief-aanzicht van een voorbeeld van een tweede uitvoeringsvorm van een tillift, met draagband;
Figuur 3 toont een grafiek waarin de op de X-as de hoek van de bovenbenen met de horizontaal is uitgezet en op de Y-as de geleverde hefkracht als percentage van het lichaamsgewicht is uitgezet; en
Figuur 4 toont een grafiek waarin de op de X-as de hoek van de bovenbenen met de horizontaal is uitgezet en op de Y-as de snelheid van de vrije uiteinden van de hefarmen is uitgezet.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
In de figuren zijn overeenkomstige onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid. De figuren tonen voorbeelden van tilliften waarin een groot aantal uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn gecombineerd. De uitvoeringsvormen kunnen echter ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast.
Figuren 1 en 2 tonen een voorbeelden van tilliften waarin een aantal uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn ondergebracht. Het betreft een tillift 10 voor het heffen van een patiënt P van een zittende naar een staande positie. Vanzelfsprekend kan de tillift, tevens worden gebruikt voor het van een staande positie naar een zittende positie laten dalen van een patiënt P. In meest algemene zin is de tillift 10 voorzien van een basisframe 12 en twee hefarmen 14, 14’ die elk aan een vrij uiteinde daarvan zijn voorzien van een okselsteun 16, 16’, klempads en/of een bevestiging voor een draagband 18. Met behulp van een verstelmechanisme 20, 22 zijn de hefarmen 14, 14’ verplaatsbaar verbonden met het basisframe 12. Verder is ten minste één aandrijving 24, 26 voorzien die is ingericht voor het aandrijven van het verstelmechanisme 20, 22 ten behoeve van het verplaatsen van de hefarmen 14, 14’ ten opzichte van het basisframe 12, zodanig dat de hefarmen 14, 14’ een traject doorlopen dat de patiënt P, die wordt ondersteund door de okselsteunen 16, 16’, de klempads en/of de draagband 18, van een zittende positie naar een staande positie begeleidt.
De tillift 10 wordt gekenmerkt door ten minste één signaalopnemer 28, 30, 32, 34, 36 die is ingericht voor het opnemen van een inputsignaal dat door de patiënt P wordt afgegeven en voor het genereren van een outputsignaalSl, S2, S3, S4. De ten minste ene signaalopnemer 28, 30, 32, 34, 36 staat in verbinding met een besturing 38. Deze besturing 38 is tevens verbonden met de ten minste ene aandrijving 24, 26 en is ingericht voor het aansturen van de ten minste ene aandrijving 24, 26 in afhankelijkheid van het door de ten minste ene signaalopnemer 28, 30, 32, 34, 36 afgegeven outputsignaal SI, S2, S3, S4.
Het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1, dat verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding behchaamt, is voorzien van een basisframe 12 met een voetplaat 40 waarop de patiënt zijn voeten kan plaatsen. In het getoonde voorbeeld is het basisframe voorzien van zwenkwielen 56. Eventueel kan het basisframe 12 zijn voorzien van één of meer aandrijfwielen die zijn voorzien van een aandrijfinotor. Ook dergehjke aandrijfwielen kunnen door een bedieningselement worden geregeld. Bij voorkeur is het bedieningselement zodanig is gepositioneerd dat de patiënt P dit bedieningselement zelf kan bedienen en dus zelf kan regelen waar de tillift 10 naar toe wordt verreden. Het bedieningselement voor aandrijving van de aandrijfwielen kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een joystick. Het basisframe 12 van het voorbeeld uit figuur 1 is verder voorzien van een vaste kolom 46 waarin telescopisch beweegbaar een beweegbare kolom 48 is opgenomen. Op de vaste kolom 46 kunnen, zoals getoond in het voorbeeld van figuur 1, kniesteunen 52 zijn gemonteerd. De beweegbare kolom 48 vormt een onderdeel van het verstelmechanisme 20 met behulp waarvan de hefarmen 14, 14’ kunnen worden verplaatst. De telescopische beweging van de beweegbare kolom 48 wordt bewerkstelhgd door de aandrijfinotor 24. Deze aandrijfinotor 24 kan zijn uitgevoerd als een eenvoudige gasveer met een blokkeermechanisme als besturing en een hendel als signaalopnemer. De aandrijfinotor 24 kan ook zijn uitgevoerd als een elektromotor die op de hiervoor beschreven wijzen bestuurbaar is door de besturing 38.
In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1 is een juk 50 vast met de beweegbare kolom 48 verbonden. Met het juk 50 kunnen de hefarmen 14, 14’ zijn verbonden, eventueel elk verzwenkbaar rond een in hoofdzaak verticaal uitstrekkende hartlijn of in plaats van verticale hartlijnen enigszins naar elkaar neigende hartlijnen. Op het juk 50 kan, zoals getoond in het voorbeeld van figuur 1, een eerste signaalopnemer in de vorm van een bedieningsschakelaar 28 zijn aangebracht. De bedieningsschakelaar 28 genereert een outputsignaal SI. Verder kan, zoals getoond in het voorbeeld van figuur 1, een tweede signaalopnemer in de vorm van een regelaar 30 zijn aangebracht. In een uitvoeringsvorm kunnen de bedieningsschakelaar 28 en de regelaar 30 ook in een enkele signaalopnemer zijn geïntegreerd. De bedieningsschakelaar 28 en de regelaar 30 kunnen een outputsignaal Sl genereren. Zowel de bedieningsschakelaar 28 als de regelaar 30 zijn zodanig gepositioneerd dat deze gemakkelijk toegankelijk zijn voor de patiënt P. Dat kan derhalve ook op een ander onderdeel van de tillifh 10 zijn dan het juk 50. Het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1 is voorzien van een tweetal hefkrachtsignaalopnemers 32, 32’ die op het juk 50 zijn aangebracht. Deze hefkrachtsignaalopnemers 32, 32’ genereren een outputsignaal S2 dat indicatief is voor de hefkracht die door de tillifh 10 op de patiënt P wordt uitgeoefend. Verder kan in het basisframe 12, bijvoorbeeld onder de voetplaat 40, een stakrachtsignaalopnemer 34 zijn voorzien. Deze stakrachtsignaalopnemer 34 genereert een outputsignaal S3 dat indicatief is voor de stakracht die door de patiënt P op de voetplaat wordt uitgeoefend. De hefkrachtsignaalopnemers 32, 32’ en de stakrachtsignaalopnemer 34 kunnen zijn uitgevoerd als een rekstrookje of een samenstel van rekstrookjes. Verder kunnen deze signaalopnemers 32, 32’, 34 zijn uitgevoerd als een loadcell waarvan verschillende uitvoeringen op zichzelf bekend zijn. In aanvulhng hierop is het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1 nog voorzien van een versnellingssensor 36. Deze is in het getoonde voorbeeld bevestigd nabij de bovenzijde van de beweegbare kolom 48. Ook voor deze versnellingssensor 36 geldt dat deze op andere onderdelen van tillift 10 kan zijn bevestigd. De versnellingssensor genereert een outputsignaal S4. Het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1 is verder nog voorzien van een positiesensor 42 die een positiesignaal SPI afgeeft dat indicatief is voor de positie van de hefarmen 14, 14’. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is de positiesensor 42 ondergebracht in de vaste kolom 46 bij de aandrijving 24. Alle signaalopnemers 28, 30, 32, 32’ 34, 36 staan in verbinding met de besturing 38. De besturing 38 staat weer in verbinding met de aandrijving 24. De verschillende functies volgens welke de besturing 38 de outputsignalen Sl, S2, S3 en S4 kan verwerken zijn in de beschrijvingsinleiding reeds beschreven. Zo kunnen de functies bijvoorbeeld de hefkracht, de snelheid, de versnelling en/of de posities en daarmee de bewegingstrajecten van de hefarmen 14, 14’ regelen op basis van ten minste één van de verschillende outputsignalen Sl, S2, S3, S4 eventueel in combinatie met een positiesignaal SPI. Met een dergelijke tillift 10 is de patiënt P “in control” en kan in bepaalde uitvoeringsvormen daarvan sprake zijn van “power assist” tijdens het heffen en laten dalen van de patiënt P. In een alternatieve uitvoering, kan de vaste kolom 46 zijn uitgevoerd als een verzwenkbare kolom die nabij een ondereinde daarvan rond een horizontale hartlijn verzwenkbaar met de verrijdbare basis is verbonden. Voor het besturen van de verzwenkbaarheid van de kolom 46 kan een tweede aandrijving (niet getoond) zijn voorzien die ook wordt bestuurd door de besturing 38.
Figuur 2 toont een ander uitvoeringsvoorbeeld van een tillift 10. De hardware van deze tillift 10 is gebaseerd op de lift die uitvoerig is beschreven in W096/28125. Overeenkomstige onderdelen zijn met dezelfde verwijzigingscijfers aangeduid als in figuur 1. In plaats van okselsteunen is deze tillift 10 voorzien van een draagband 18. In plaats van een telescopisch beweegbare kolom 48 als verstelmechanisme is het verstelmechanisme 22 van de tillift 10 uit figuur 2 voorzien van een gelede arm 54, 14, 14’ die is verbonden met een vast framedeel 46 van het basisframe 12. Het eerste lid 54 van de gelede arm is met het ene uiteinde verzwenkbaar verbonden met het vaste framedeel 46. Aan het andere uiteinde van het eerste lid 54 zijn de hefarmen 14, 14’ verzwenkbaar met het eerste lid 54 verbonden en vormen deze hefarmen 14, 14’ een tweede lid van de gelede arm. De stand van het eerste lid 54 ten opzichte van het vaste framedeel 46 wordt bestuurd met een eerste aandrijving 24 en de stand van de hefarmen 14, 14’ ten opzichte van het eerste lid 54 wordt bestuurd met een tweede aandrijving 26. In een praktische uitvoering zijn deze aandrijvingen 24, 26 uitgevoerd als bestuurbare elektromotoren. De eerste aandrijving 24 is voorzien van een eerste positiesensor 42 die een eerste positiesignaal SPI genereert. De tweede aandrijving 26 is voorzien van een tweede positiesensor 44 die een tweede positiesignaal SP2 genereert. Eén van de hefarmen 14 is voorzien van een versnellingsensor 36. Beide hefarmen 14, 14’ kunnen, zoals getoond in het voorbeeld van figuur 2, zijn voorzien van hefkrachtsignaalopnemers 32. Bij de voetplaat 40 kan een stakrachtsignaalopnemer 34 zijn voorzien. Ook voor het voorbeeld uit figuur 2 geldt dat de functies die de besturing 38 verschaft bijvoorbeeld de hefkracht, de snelheid, de versnelling en/of de posities en daarmee de bewegingstrajecten van de hefarmen 14, 14’ regelen op basis van ten minste één van de verschillende outputsignalen SI, S2, S3, S4 eventueel in combinatie met de positiesignalen SPI en SP2. Ook met de tillift 10 uit figuur 2 is de patiënt P “in controT’ en kan in bepaalde uitvoeringsvormen daarvan sprake zijn van “power assist” tijdens het heffen en laten dalen van de patiënt P.
In een alternatieve uitvoeringsvorm kan de tillift kan ook plafondlift zijn waarbij het basisframe geen wielen heeft, maar hangt aan een plafondlift.
Figuur 3 toont een voorbeeld van een mogelijke regeling van de ten minste ene aandrijving 24, 26 van de tillift 10. Daarbij is de hoek van de bovenbenen met de horizontaal - deze hoek is vanzelfsprekend gerelateerd aan de positie van de hefarmen 14, 14’ - uitgezet tegen de mate van hefkracht die de tillift 10 levert door aansturing van de ten minste ene aandrijving 24, 26 voor het positioneren van de hefarmen 14, 14’. Duidelijk zichtbaar is dat de mate van ondersteuning, ofwel “power assist” afhankelijk is van de positie waarin de patiënt P zich bevindt. Naarmate de patiënt P zich meer in de staande positie bevindt, is de geleverde hefkracht door de tillift geringer. In deze grafiek is op de X-as nu de hoek van de bovenbenen met de horizontaal weergegeven, maar dat is niet de enige parameter die de hefkracht behoeft te bepalen. Zo kan de uitgeoefende hefkracht tevens als input dienen voor de besturing 38. Verder kan de hefkracht, zoals hiervoor reeds beschreven, in plaats van door de hoek van de bovenbenen, of in aanvulling daarop, ook worden bepaald door de uitgeoefende stakracht op de voetplank 40 en/of door het met de versnellingssensor waargenomen outputsignaal S4 dat representatief is voor de versnelling.
Figuur 4 toont een ander voorbeeld van een mogelijk regeling van de ten minste ene aandrijving 24, 26 van de tillift 10. Daarbij is de snelheid van de vrije uiteinden van hefarmen 14, 14’ uitgezet tegen de hoek die bovenbenen van de patiënt P maken met de horizontaal. Het heffen start geleidelijk en schokvrij. Vervolgens wordt de snelheid opgevoerd tot een maximum. Voor het einde van de hefbeweging wordt de hefsnelheid snel verminderd en vlak voor het einde van de heffen, wordt de mate van vertraging van de beweging weer verminderd, zodat een stop zonder schok wordt bewerkstelligd. Bij het realiseren van een dergelijk besturing, zal de besturing 38 telkens ook rekening houden met de outputsignalen SI, S2, S3, S4 die worden verschaft door de ten minste ene signaalopnemer 28, 30, 32, 32’, 34, 36. Zo kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd dat de hefkracht nooit boven een bepaalde drempelwaarde uitstijgt, waarbij deze drempelwaarde ook nog kan variëren met de stand van de hefarmen 14, 14’ ten opzichte van het basisframe 12 en daarmee met de positie van de patiënt P.
Het moge duidelijk zijn dat de getoonde grafieken in figuren 3 en 4 slechts bij wijze van voorbeeld zijn gegeven en dat er een grote hoeveelheid varianten van regelingen mogelijk is. Zo kunnen, zoals al eerder aangegeven diverse regelingen met elkaar worden gecombineerd, zodat de bijvoorbeeld de hefsnelheid en de uitgeoefende hefkracht en eventueel de hefversnelling en/of daalversnelling binnen bepaalde grenzen blijft, waarbij de patiënt P optimaal wordt gestimuleerd om zoveel mogelijk gebruik te maken van zijn eigen spierkracht. Tevens kan het heftraject worden beïnvloed, zodat de patiënt telkens optimaal wordt gestimuleerd om zoveel mogelijk gebruik te maken van zijn eigen spierkracht.
Alhoewel de uitvinding in detail is weergegeven en beschreven onder verwijzing naar de figuren, dienen deze figuren en deze beschrijving slechts te worden beschouwd als voorbeeld. De uitvinding is niet beperkt tot de beschreven uitvoeringsvormen. De diverse uitvoeringsvormen die zijn beschreven, kunnen onafhankelijk van elkaar of in combinatie met elkaar worden toegepast. Kenmerken die worden beschreven in voorgaande conclusies kunnen met elkaar worden gecombineerd. De verwijzingscijfers in de conclusies moeten niet worden uitgelegd als beperkingen van de conclusies maar dienen slechts ter verduidelijking.

Claims (21)

1. Een tillift (10) voor het heffen van een patiënt (P) van een zittende naar een staande positie en voor het ondersteunen van de patiënt tijdens het gaan zitten, waarbij de tillift (10) is voorzien van: • een basisframe (12); • twee hefarmen (14, 14’) die elk aan een vrij uiteinde daarvan zijn voorzien van een okselsteun (16, 16’), een klempad en/of een bevestiging voor een draagband (18); • een verstelmechanisme (20, 22) dat de hefarmen (14, 14’) verplaatsbaar verbindt met het basisframe (12); • ten minste één aandrijving (24, 26) die is ingericht voor het aandrijven van het verstelmechanisme (20, 22) ten behoeve van het verplaatsen van de hefarmen (14, 14’) ten opzichte van het basisframe (12), zodanig dat de hefarmen (14, 14’) een traject doorlopen dat de patiënt (P), die wordt ondersteund door de okselsteunen (16, 16’), de klempads en/of de draagband (18), van een zittende positie naar een staande positie begeleidt; gekenmerkt door • ten minste één signaalopnemer (28, 30, 32, 34, 36) die is ingericht voor het opnemen van een inputsignaal dat door de patiënt (P) wordt afgegeven en voor het genereren van een outputsignaal; • een besturing (38) die is verbonden met de ten minste ene signaalopnemer (28, 30, 32, 34, 36) en die is verbonden met ten minste ene aandrijving (24, 26) en die is ingericht voor het aansturen van de ten minste ene aandrijving (24, 26) in afhankelijkheid van het door de ten minste ene signaalopnemer (28, 30, 32, 34, 36) afgegeven outputsignaal (SI, S2, S3, S4).
2. De tiUift volgens conclusie 1, waarbij de ten minste ene signaalopnemer een bedieningsschakelaar(28) omvat die zodanig is gepositioneerd op het basisframe (12) en/of de hefarmen (14, 14’) dat de patiënt (P) deze zelf kan bedienen.
3. De tillift volgens conclusie 1 of 2, waarbij de ten minste ene signaalopnemer een regelaar (30) omvat die zodanig is gepositioneerd op het basisframe (12) en/of de hefarmen (14, 14’) dat de patiënt deze zelf kan bedienen.
4. De tillift volgens één der conclusies 1-3, waarbij de ten minste ene signaalopnemer een hefkrachtsignaalopnemer (32) omvat die een inputsignaal meet en een outputsignaal (S2) genereert dat indicatief is voor een hefkracht die door de hefarmen (14, 14’) wordt uitgeoefend tijdens het heffen en/of laten dalen van de patiënt (P), waarbij de hefkrachtsignaalopnemer (32) is opgenomen in het basisframe en/of de hefarmen (14, 14’), waarbij dehefkrachtsignaalopnemer (32) is verbonden met de besturing(38), waarbij de besturing (38) is geconfigureerd voor het aansturen van de aandrijving (24, 26) in afhankelijkheid van althans het de door de hefkrachtsignaalopnemer (32) gegenereerde outputsignaal.
5. De tillift volgens één der conclusies 1-4, waarbij de ten minste ene signaalopnemer een stakrachtsignaalopnemer (34) omvat die een inputsignaal meet en een outputsignaal (S3) genereert dat indicatief is voor een stakracht die door de patiënt (P) op een voetplaat(40) wordt uitgeoefend tijdens het heffen en/of laten dalen van de patiënt (P), waarbij de stakrachtsignaalopnemer (34) is verbonden met de besturing (38), waarbij de besturing(38) is geconfigureerd voor het aansturen van de ten minste ene aandrijving (24, 26) in afhankelijkheid van althans het door de stakrachtsignaalopnemer (34) gegenereerde outputsignaal.
6. De tillift volgens conclusie 4 of 5, waarbij de signaalopnemer (32, 34) is uitgevoerd als een rekstrook of een samenstel van rekstrookjes dat een elastische vervorming van een onderdeel van de hefarmen (14, 14’), het basisframe (12) of de voetplaat (40) meet.
7. De tillift volgens conclusie 4 of 5, waarbij de signaalopnemer (32, 34) is uitgevoerd als een loadcell.
8. De tillift volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de ten minste ene signaalopnemer een versnellingssensor (38) omvat die inputsignaal meet en een outputsignaal (S4) genereert dat indicatief is voor een versnelling van de hefarmen (14, 14’), waarbij de besturing (38) is geconfigureerd voor het aansturen van de aandrijving (24, 26) in afhankelijkheid van het door de versnellingssensor (40) gegeneerde outputsignaal.
9. De tillift volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de besturing (38) is geconfigureerd voor het verwerken van het ten minste ene outputsignaal (Sl, S2, S3, S4) van de ten minste ene signaalopnemer (28, 30, 32, 34, 36) en van het aan de hand daarvan zodanig aansturen van de ten minste ene aandrijving (24, 26) dat de snelheid van de hefharmen (14, 14’) afhankelijk is van het ten minste ene outputsignaal (Sl, S2, S3, S4).
10. De tillift volgens één der voorgaande conclusie, waarbij de besturing (38) is geconfigureerd voor het verwerken van het ten minste ene outputsignaal (Sl, S2, S3, S4) van de ten minste ene signaalopnemer (28, 30, 32, 34, 36) en voor het aan de hand daarvan zodanig aansturen van de ten minste ene aandrijving (24, 26) dat de hefkracht die de hefharmen(14, 14’) via de okselsteunen (16, 16’), de klempads en/of de draagband (18) op de patiënt (P) uitoefenen afhankelijk is van het ten minste ene outputsignaal (SI, S2, S3, S4).
11. De tillift volgens conclusie 10, waarbij de hefkracht bij een stand van de hefarmen (14, 14’) die correspondeert met een zittende positie van de patiënt (P) ligt in het bereik van 40-70% van het totale gewicht van de patiënt (P) en waarbij de hefkracht bij een stand van de hefarmen (14, 14’) die correspondeert met een staande positie van de patiënt (P) ligt in het bereik van 0-10% van het totale gewicht van de patiënt (P).
12. De tillift volgens conclusie 11, waarbij in standen van de hefarmen (14, 14’) die liggen tussen de met de zittende positie en de staande positie corresponderende standen, de door de hefarmen (14, 14’) uitgeoefende hefkracht geleidelijk afneemt wanneer de hefarmen (14, 14’) van de met de zittende stand naar de met de staande stand corresponderende posities beweegt.
13. De tillift volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de besturing (38) is geconfigureerd voor het verwerken van het ten minste ene outputsignaal (SI, S2, S3, S4) van de ten minste ene signaalopnemer (28, 30, 32, 34, 36) en voor het aan de hand daarvan zodanig aansturen van de ten minste ene aandrijving (24, 26) dat het traject dat hefarmen doorlopen afhankelijk is van het ten minste ene outputsignaal (SI, S2, S3, S4).
14. De tillift volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de besturing (38) is geconfigureerd voor het verwerken van het ten minste ene outputsignaal (Sl, S2, S3, S4) van de ten minste ene signaalopnemer (28, 30, 32, 34, 36) en van het aan de hand daarvan zodanig aansturen van de ten minste ene aandrijving (24, 26) dat de versnelling van de hefarmen (14, 14’) afhankelijk is van het ten minste ene outputsignaal (SI, S2, S3, S4).
15. De tiUift volgens één der conclusies 4-14, waarbij in aanvulling op de ten minste ene signaalopnemer (28, 30, 32, 34, 36) de til Ή ft (10) is voorzien van ten minste één positiesensor (42, 44) die een positiesignaal (SPI, SP2) afgeeft dat indicatief is voor de positie van de hefarmen (14, 14’), waarbij de besturing (38) is geconfigureerd voor het aansturen van de aandrijving (24, 26) op basis van een positie-, kracht-, snelheid-, traject-en/of versnellings-functie die als invoerparameters zowel de outputsignalen (SI, S2, S3, S4) van de ten minste ene signaalopnemer(28, 30, 32, 34, 36) als het ten minste ene positiesignaal (SPI, SP2) van de ten minste ene positiesensor(42) heeft.
16. De tillift volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de besturing (38) een elektronische besturing is.
17. De tillift volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de ten minste ene aandrijving (24, 26) een stappenmotor, een servomotor of een dergelijke bestuurbare elektromotor omvat die op basis van kracht- en/of positiesturing en/of een afgeleide daarvan bestuurbaar is.
18. De tillift volgens conclusie 15, waarbij de besturing (38) is geconfigureerd om aan de hand van het ten minste ene outputsignaal (SI, S2, S3, S4) en het ten minste ene positiesignaal (SPI, SP2) een lichaamsbouw, zoals lengte en/of gewicht, en/of lichaamshouding van de patiënt (P) te bepalen en aan de hand daarvan het heftraject, de hefkracht, de hefsnelheid en/of de hefversnelling van de hefarmen (14, 14’) automatisch af te stemmen op de lichaamsbouw en/of lichaamshouding.
19. De tillift volgens conclusie 1, waarbij de ten minste ene aandrijving een gasveer omvat, waarbij de ten minste ene signaalopnemer een bedieningsknop of hendel omvat, waarbij de besturing een blokkeermechanisme omvat dat werkzaam is verbonden met de bedieningsknop of de hendel en dat in een eerste stand de gasveer blokkeert en in een tweede stand de gasveer deblokkeert.
20. De tillift volgens conclusie 1, waarbij de ten minste ene aandrijving een veer of een contragewicht omvat, waarbij de ten minste ene signaalopnemer een bedieningsknop of hendel omvat, waarbij de besturing een blokkeermechanisme omvat dat werkzaam is verbonden met de bedieningsknop of de hendel en dat in een eerste stand de hefarmen blokkeert en in een tweede stand de hefarmen deblokkeert.
21. De tillift volgens één der conclusies 1-20, voorzien van: • een blokkeerinrichting die is geconfigureerd om de hefarmen (14, 14’) in de eindstanden daarvan, en bij voorkeur ook in althans een aantal tussenstanden, te blokkeren.
NL2010535A 2013-03-28 2013-03-28 Tillift voor het heffen van een patiënt. NL2010535C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010535A NL2010535C2 (nl) 2013-03-28 2013-03-28 Tillift voor het heffen van een patiënt.
PCT/NL2014/050192 WO2014158023A1 (en) 2013-03-28 2014-03-28 Hoist for lifting a patient
EP14717222.5A EP2978398A1 (en) 2013-03-28 2014-03-28 Hoist for lifting a patient

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010535 2013-03-28
NL2010535A NL2010535C2 (nl) 2013-03-28 2013-03-28 Tillift voor het heffen van een patiënt.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2010535C2 true NL2010535C2 (nl) 2014-09-30

Family

ID=48998670

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2010535A NL2010535C2 (nl) 2013-03-28 2013-03-28 Tillift voor het heffen van een patiënt.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2978398A1 (nl)
NL (1) NL2010535C2 (nl)
WO (1) WO2014158023A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP6405989B2 (ja) * 2014-12-23 2018-10-17 株式会社今仙電機製作所 立ち上がり補助装置
CN108578091B (zh) * 2017-06-06 2019-08-13 明光市朗威医疗器械科技有限公司 一种脊髓病人康复智能轮椅

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1996011658A1 (en) * 1994-10-14 1996-04-25 Ikedamohando Co., Ltd. Posture change system and posture change method
JP2011062280A (ja) * 2009-09-16 2011-03-31 Toyota Motor Corp 移乗支援装置
WO2011058445A1 (en) * 2009-11-16 2011-05-19 Toyota Jidosha Kabushiki Kaisha Transfer supporting device
US20120023661A1 (en) * 2010-07-30 2012-02-02 Toyota Motor Engineering & Manufacturing North America, Inc. Physical assistive robotic devices and systems

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1237808A (en) 1968-09-10 1971-06-30 Johannes Nicolaas Van Rhyn Apparatus for assisting invalids to stand
GB8315121D0 (en) 1983-06-02 1983-07-06 James Ind Ltd Invalid hoist
NL9500482A (nl) 1995-03-10 1996-10-01 Careflex Holding Bv Inrichting en werkwijze voor het oprichten of plaatsen van een persoon.
NL2001474C2 (nl) 2008-04-11 2009-10-13 Joyincare Group B V Kleminrichting ten gebruike in een tillift voor het verplaatsen van personen.

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1996011658A1 (en) * 1994-10-14 1996-04-25 Ikedamohando Co., Ltd. Posture change system and posture change method
JP2011062280A (ja) * 2009-09-16 2011-03-31 Toyota Motor Corp 移乗支援装置
WO2011058445A1 (en) * 2009-11-16 2011-05-19 Toyota Jidosha Kabushiki Kaisha Transfer supporting device
US20120023661A1 (en) * 2010-07-30 2012-02-02 Toyota Motor Engineering & Manufacturing North America, Inc. Physical assistive robotic devices and systems

Also Published As

Publication number Publication date
EP2978398A1 (en) 2016-02-03
WO2014158023A1 (en) 2014-10-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6925668B2 (en) Device for supporting at least one arm of an operating person during a surgical operation
US11801176B2 (en) Patient stand assist devices with features for governing the assist path
US7708120B2 (en) Electronically controlled brakes for walkers
US7534218B2 (en) Walking assisting device
EP2036518B1 (en) Walk assistance device
US7731674B2 (en) Walking assistance device
US10022284B2 (en) Life assistance system for assisting user in act of standing up
NL2010535C2 (nl) Tillift voor het heffen van een patiënt.
CN113164311B (zh) 床装置
JP3792481B2 (ja) 歩行補助装置
JP6233057B2 (ja) 介護支援装置
US11071677B1 (en) Bodyweight unloading locomotive device
EP2841042B1 (en) Head support device
JP2000000279A (ja) 起立式歩行器
CN209220816U (zh) 一种脚踏可调节诊查床
JP7386247B2 (ja) 介助装置
JP7460070B2 (ja) 体幹運動装置
CN215459906U (zh) 台式助行架
CN113041046B (zh) 一种辅助起立装置
CN108420445A (zh) 一种精神疾病检测辅助设备
JP4728133B2 (ja) 立位姿勢誘導型立ち上がり支援装置
CN117122473A (zh) 一种气动式抬臂的老年人起立辅助设备
WO2003099122A1 (en) Rollator
CN206837057U (zh) 可升降翻转医疗床
JP2022001224A (ja) パーソナルモビリティ

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230401