NL8401502A - Werkwijze voor het vervaardigen van bekleed vlakglas. - Google Patents

Description

NL/32048-Kp/ed r

Werkwijze voor het vervaardigen van bekleed vlakglas.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze —-voor set vervaardigen van bekleed vlakglas, waarbij een metaal of metaalverbinding wordt afgezet op een oppervlak van een versgevormde strook heet glas, tijdens zijn voorwaartse 5 beweging vanuit een vlakglasvormende installatie naar een koelinstallatie door inaanrakingbrengen van een dergelijk oppervlak bij een bekledingsstation met een vloeibaar medium met daarin een of meer stoffen, waaruit de bekleding op het oppvervlak van de strook wordt gevormd.

10 De bekleding van glas wordt op grote schaal uitge voerd voor het verlenen van gewenste stralingabsorberende en/of reflecterende eigenschappen aan het product met het oog op zijn toepassing voor beglazingsdoeleinden. Beheersing van de bekledingsstap is zeer belangrijk voor het verkrijgen 15 van een bekleding met de bovengenoemde gewenste eigenschappen, welke bekleding tevens een hoge en uniforme optische kwaliteit bezit.

Bekend is, dat de dikte en kwaliteit van de op de glasstrook gevormde bekleding wordt beïnvloed door de tem-20 peratuursomstandigheden bij het bekledingsstation of de be-kledingsstations.Een bijzonder belangrijk invloedrijke factor is de temperatuur van het glas langs de baan van de strook, waar het glas in aanraking wordt gebracht met het vloeibare bekledingsmateriaal, terwijl de literatuur voor de 25 standaardtechniek diverse voorstellen doet voor het realiseren van een thermische conditionering van het glas voorafgaande aan de afzetting van een dergelijk medium.

Het Britse Octrooischrift nr. GB 2 016 444A (Saint-Gobain Industries) stelt bijvoorbeeld voor de te bekleden 30 strook te laten bestrijken met een vlam, teneinde het glas op een geschikte temperatuur te brengen ten behoeve van de bekledingsbewerking.

En aangezien de zijkanten van de glasstrook, die de vormingsinstallatie (bijvoorbeeld een flotatietank) verlaten 35 de neiging hebben sneller af te koelen dan het centrale gedeelte van de glasstrook omvat de standaardtechniek methoden, waarbij het glas thermisch wordt geconditioneerd door ster- 8401502 - 2 - kere verhitting van de strook, of slechts de zijkanten daarvan, teneinde de temperatuurgradiënt over de strook te verlagen voorafgaande aan de bekleding: zie bijvoorbeeld Britse Octrooiaanvrage nr. GB 2 078 710A (BFG Glassgroup) en de 5 Europese Octrooiaanvrage nr. 0 025 738 Al (Saint-Gobain Vitrage).

In veel industriële fabrieken, waar bekleed vlak-glas wordt vervaardigd, wordt slechts een gedeelte van het gevormde vlakglas bekleed. De vervaardiging dient van tijd 10 tot tijd te kunnen worden verwisseld van bekleed glas naar onbekleed glas of vice versa. De omschakeling van het ene type product naar het andere bleek zeer tijdrovend te zijn. Dit omdat de omschakeling gepaard gaat met de instelling van de koelinstallatie, wanneer de koeling op een bevredi-15 gende wijze dient plaats te vinden. De noodzaak voor de instelling van de koelinstallatie is aanwezig vanwege de koel-werking, die gepaard gaat met de vorming van een bekleding op de glasstrook. Het is zelfs gebleken, dat instelling van de koelinstallatie soms vereist is bij omschakeling van het 20 ene type of dikte bekleding naar de andere, waarbij een verschillende invloed op de temperatuur van het glas het geval is.

Een doel van de uitvinding is het bevorderen van het teweegbrengen van omschakelingen, zoals bovenvermeld.

25 Gebleken is, dat door geschikte selectieve verhit ting van een naar verhouding dun oppervlak stratum van de glasstrook aan de te bekleden zijde tenminste een gedeeltelijke compensatie plaatsvindt van de koelwerking, die optreedt bij de bekledingsbewerking. Ofschoon de vorming van 30 een bekleding van adequate gelijkmatigheid over de breedte van de strook afhankelijk is van de verlaging van de tempe-ratuurgradiënt over de strook, hetgeen vanzelf plaatsvindt, aangezien de strook zich beweegt in de richting van het be-kledingsstation en indien het oppervlakstratum op niet uni-35 forme wijze wordt verhit voor het teweegbrengen van die genoemde verlaging blijkt het probleem van de lastige instelling van de koeloven, die gepaard gaat met bovengenoemde omschakelingen , gehandhaafd.

De uitvinding verschaft thans een werkwijze voor het 40 vervaardigen van bekleed vlakglas, waarbij een metaal of me- 8401502 - 3 - * ' taalverbinding wordt afgezet op een oppervlak van een vers-gevormde strook van heet glas tijdens zijn voorwaartse beweging vanuit een vlakglasvormende installatie naar een koelinstallatie door in contactbrengen van een dergelijk opper-5 vlak bij een bekledingsstation met een vloeibaar medium, dat een of meer stoffen bevat, waaruit de bekleding op het strookoppervlak wordt gevormd, met het kenmerk, dat voorafgaande aan de bekledingsstap de glasstrook achtereenvolgens wordt gevoerd door thermische conditioneerzones bestaande 10 uit een zone, waarin de temperatuurgradiënten over de strook verlaagd zijn en een volgende zone, waar warmte wordt toegevoerd geheel of practisch geheel aan een oppervlaktelaag van het glas aan de te bekleden zijde door blootstelling van die zijde aan een of meer straalverhitters met een zwarte 15 lichaamtemperatuur beneden 1100°C teneinde tenminste gedeeltelijk te compenseren voor de koelwerking van de bekledingsstap.

De uitvinding verschaft een combinatie van voordelen. De stralingswarmte, geëmitteerd door een straler met 20 een zwarte lichaamtemperatuur beneden 110Q°C wordt sterk geabsorbeerd door het glas met het gevolg, dat practisch alle aanwezige stralingsenergie wordt geabsorbeerd door een dunne oppervlaktelaag van de strook. Het effect van deze op-pervlakteverwarming in combinatie met de koelwerking van het 25 bekledingsmateriaal, dat is aangebracht bij het bekledingsstation, is dat het temperatuurverloop door de dikte van de strook bij het bereiken van de koelinstallatie dichterbij ligt bij de temperatuur die zou zijn bij afwezigheid van de oppervlakteverhitting en bekledingsstappen. Dientengevolge 30 wanneer het gewenst is de samenstelling of dikte van de bekleding te modificeren of wannneer gewenst is bekleding op de glasstrook te beëindigen en wanneer dit plaatsvindt door beëindiging van de toevoer van het bekledingsmateriaal en door afzetten van de oppervlakteverwarmer(s) blijkt de koel-35 installatie geen of slechts geringe instelling te ondergaan. Omdat de dwarse temperatuursgradiënten, die heersen dwars door de strook, die de vormingsinstallatie verlaat, worden verlaagd in een afzonderlijke thermische conditioneerzone voorafgaande aan het plaatsvinden van de oppervlakteverhit-40 ting blijft de thermische conditioneerbehandeling in die 8401502 - 4 - voorzone onveranderd, wanneer omschakeling van het proces plaatsvindt.

De uitvinding kan zodanig worden uitgevoerd, dat elk verschil tussen de gem. temperaturen de twee vlakken van 5 de strook practisch geëlimineerd kunnen worden na de bekleding en voorafgaande aan de koeling. Opgemerkt wordt, dat significante- verschillen tussen de gem. temperaturen van de boven- en ondervlakken van de strook bij de aanvang van de koeling kunnen leiden tot welving of komvorming van de 10 strook bij koelen.

Omdat de warmteënergie, toegevoerd voor het compenseren van de koelwerking van de bekledingsbewerking practisch volledig wordt geabsorbeerd in een oppervlaktelaag van de glasstrook, kunnen de glasstrookoppervlakken desge-15 wenst worden verhit tot een hogere temperatuur dan mogelijk zou zijn zonder risico voor doorhangen van de strook, wanneer deze in dezelfde mate zou zijn verhit door zijn gehele dikte.

Omdat glas geen goede warmtegeleider is vindt de 20 warmteoverdracht van de verwarmde oppervlaktelaag naar de lagere strata van het glas niet tot elke materiaaldikte plaats in de tijd, die beschikbaar is tussen de oppervlakteverhitting en het aanbrengen van het bekledingsmateriaal.

Het is sterk gewenst de straalverhitter(s), verantwoordelijk 25 voor de oppervlakteverhitting, zo dicht mogelijk bij het bekledingsstation te plaatsen.

Het zal duidelijk zijn, dat de oppervlakteverhitting niet noodzakelijk uniform over de hele breedte van de strook hoeft plaats te vinden. De aangevoerde warmteënergie 30 kan desgewenst niet uniform worden verdeeld teneinde te compenseren voor elke niet uniforme koeling van de bekle-dingsstap, zoals hierna wordt vermeld..

Opgemerkt wordt voorts, dat de warmte, die wordt verleend aan de strook door de oppervlakteverhitting in fei-35 te in overmaat kan zijn ten opzichte van de hoeveelheid warmte, die verloren is gegaan bij de bekledingsstap, onder voorbehoud, dat het temperatuursverloop door de dikte van de strook bij. het bereiken van de. koelinstallatie dichterbij een onbeklede strook is dan bij een soortgelijk beklede 40 strook in afwezigheid van een dergelijke oppervlakteverhit- 8401502 - 5 - - -- ting.

Opgemerkt wordt, dat de eerste thermische conditioneer zone, waar temperatuurgradiënten dwars door de strook worden verlaagd, kan bestaan in. differentiële verhitting van 5 de strook over zijn breedte of in een goed geïsoleerde kamer van voldoende lengte, waarbij zulke gradiënten worden verminderd door thermische geleiding binnen in de strook.

Bij voorkeur wordt de temperatuur van het beklede oppervlak van de strook bewaakt na bekleding en, terwijl de 10 straalverhitter(s) zodanig wordt (of worden) afgeregeld, dat het beklede oppervlak voldoet aan de voorafbepaalde temperatuur somstandigheden . De temperatuur van het beklede oppervlak van de strook kan bijvoorbeeld worden vergeleken met ________een vooraf bewaakte temperatuur van het overeenkomstige op- 15 pervlak van een onbeklede strook, die langs dezelfde baan beweegt, terwijl de straalverhitters afgeregeld kunnen worden zodanig, dat verschil tussen dergelijke temperaturen tot een minimum wordt beperkt.

Met voordeel worden de temperaturen van tegenover-20 gestelde punten op beide oppervlakken van de strook bewaakt na bekleding, terwijl de straalverhitter(s) wordt (of worden) afgeregeld afhankelijk van elk verschil tussen dergelijke temperaturen. Op die manier kan het temperatuursverschil, indien aanwezig, tussen de vlakken van de beklede 25 strook op soortgelijk niveau worden gebracht als een te voren bewaakt temperatuursverschil, indien aanwezig, tussen de vlakken van een onbeklede strook. Gebleken is, dat, behalve dat de strooktemperatuur ook genoeg is voor het plaatsvinden van een koeling, de temperatuursverdeling bin-30 nen de strook even belangrijk is voor de beheersing van de koelomstandigheden als de werkelijke temperatuur.

Er is eerder gesproken over de dwarse temperatuurs-gradiënt over de strookbreedte. In het bijzonder de randen van de strook hebben in het algemeen een lagere temperatuur 35 dan hun midden ten gevolge van de afkoeling van de zijwanden van de afgelegde weg tussen de vormingsinstallatie en koelinstallatie. Teneinde een gelijkmatige bekleding over de hele breedte van de strook te verkrijgen, is het gewenst dat de temperatuur van het te bekleden oppervlak practisch 40 gelijk is over de strookbreedte, zodat de tijdens de bekle- 8401502 - 6 - ding optredende reacties met gelijke snelheid kunnen plaatsvinden. Dientengevolge verdient het de voorkeur, dat het te bekleden strookoppervlak over zijn breedte differentieel wordt verhit, bij voorkeur zo, dat de temperatuur over zijn 5 breedte niet meer varieert dan 15°C. Een dergelijke differentiële verhitting kan het best worden uitgevoerd onder toepassing van verwarmingselementen naast de genoemde straalverhitter(s), ofschoon de laatste desgewenst zodanig kan zijn aangebracht dat differentiële verhitting wordt 10 verkregen.

Het te bekleden strookoppervlak wordt bij voorkeur verhit tot een minimum temperatuur van 570°C tot 630°C.

Een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding wordt hierna beschreven bij wijze van voorbeeld, aan de hand 15 van de bijgaande schematische tekening, die een inrichting, geschikt voor het uitvoeren van de uitvoering, toont.

In de tekening wordt een strook van heet glas 1 via walsen 2 getransporteerd vanuit een strook-vormende machine 3, bijvoorbeeld een flotatietank, naar een horizontale koel-20 oven 4 via een bekledingsstation 5, waar een bekleding 6 wordt aangebracht op het bovenvlak van de glasstrook 1. Het einde van de strook-vormende machine 3 is afgegrensd door schotten 7, gescheiden door een horizontale gleuf 8 voor de uitgang van de strook, terwijl de start van de koeloven is 25 afgesloten.met behulp van schotten 9, wederom gescheiden door een horizontale gleuf 10 voor de doorvoer van de strook. De ruimte tussen het einde van de strook-vormende machine 3 en de start van de koeloven 4 is afgesloten door bodem- en dakwanden 11 en 12 alsmede door zijwanden (niet afgebeeld), 30 die een tunnel vormen. Uit de dakwand 12 hangt een gordijn-wand 13 naar beneden, die het begin van het bekledingssta-tion 5 vormt. Bij het bekledingsstation 5 is de dakwand 12 voorzien van een gleuf 14 begrensd door spoor 15, die een slede 16 draagt, welke is voorzien van een sproeikop 17, 35 zodanig, dat de sproeikop op en neer kan worden bewogen boven de baan van strook 1 onder versproeien van bekledings-precursormateriaal op het glas. De reactieproducten worden afgezogen aan de stroomafwaartse zijde van het bekledingsstation 5 met behulp van een afvoerkanaal 18, 40 Een thermische conditioneerzone 19, voorzien van 8 4 0 1 5 ö 2 - 7 - " de verhittingselementen 20 is stroomafwaarts ten opzichte van het tussenschot 7 aangefaracht voor differentieel verhitten van de strook 1 over zijn breedte teneinde dwarse tem-peratuursgradiënten in de strook te verlagen. Boven de 5 strook onmiddellijk in stroomopwaartse richting van de gor-dijnwand 13 aan het begin van bekledingsstation 5 is een straalverhitter 22 aangebracht, die voor verhitting zorgt tijdens de vervaardiging van het beklede glas bij een zwarte lichaamtemperatuur beneden 1100°C. Een reflector 23 is 10 boven de straalverhitter 22 aangebracht, zodanig, dat de daarvan afkomstige stralen practisch gericht worden op een stuk van de lengte van de strookbaan. De maximaal toelaatbare lengte van het bestraalde stuk van de strookbaan hangt af van de strooksnelheid. Bijvoorbeeld bij een vlakglaspro-15 ductiefabriek, waar de glasstrook wordt afgetrokken bij een snelheid van 12m/min teneinde ervoor te zorgen dat het glas gedurende minder dan 10 sec wordt verhit dient het te bestralen stuk niet meer dan 2m lang te zijn. Desgewenst kan de warmte worden gericht op een gegeven stuk van de lengte 20 van de strookbaan door aanbrengen van een tweede gordijn-wand 21 evenals de gordijnwand 13 in stroomopwaartse richting van de straalverhitter 22. Beheersing van verhitting kan worden gerealiseerd door verhoging of verlaging van de straalverhitter 22 of door beheersing van de brandstof of 25 electriciteitstoevoer. Desgewenst kunnen een of meer extra verhittingselementen boven de strookbaan worden aangebracht, terwijl de extra temperatuurbeheersing kan worden verkregen door aan- of afzetten van bepaalde verhittingselementen.

Bovendien kan de straalverhitter 22 of andere ver-30 hitters een aantal verschillende afzondelijke verhitters bevatten, waarvan elk een stuk van de breedte van de strookbaan bestrijkt, zodat het bovenvlak van de strook over zijn breedte differentieel kan worden verhit.

Afregeling van de verhitters wordt sterk bevorderd, 35 wanneer de temperatuur van de glasstrook stroomafwaarts van het bekledingsstation 5 wordt bewaakt vlakbij de ingang van de koeloven 4. Ten behoeve hiervan wordt tenminste een paar pyrometers 24 in dit gebied aangebracht, welke pyrometers verticaal boven elkaar worden opgesteld en wel een bo-40 ven de strook en een beneden de strook om zodoende de tempe- 8401502 - 8 - ratuur van de tegenovergestelde gebieden van de twee strook-oppervlakken te bewaken. Ofschoon de verhitters afzonderlijk zijn aangebracht over de breedte van de strookbaan voor het differentieel verhitten van de verschillende stukken van de 5 strookbreedte verdient het aanbeveling een paar pyrometers te nemen voor elk stukje van de baan.

Volgens een specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het bedrijf aangezet voor het produceren van onbekleed glas van een bepaalde dikte en dus bij een bepaal-10 de strooksnelheid, terwijl de koelomstandigheden in de koeloven 4 op de gebruikelijke wijze worden ingesteld. De temperaturen van de boven- en ondervlakken van tenminste een stuk van de breedte van de strook zijn bewaakt terwijl de strook in de koeloven terechtkomt. Teneinde bekleed glas te 15 produceren wordt het bekledingsapparaat geactiveerd en de verhitters 20, 22 worden aangezet. De straalverhitter 22 wordt afgeregeld afhankelijk van de continu bewaakte strook-oppervlaktemperaturen, zodat de temperatuurgradiënt door de dikte van de beklede strook zo min mogelijk verschilt van 20 die van de onbeklede strook.

8401502

Claims (6)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van bekleed vlak- glas, door een metaal of metaalverbinding af te zetten op een oppervlak van een versgevormde strook heet glas tijdens zijn voorwaartse beweging vanuit de vlakglasvormende instal-5 latie naar een koelinstallatie door het oppervlak van het glas bij het bekledingsstation in aanraking te brengen met een vloeibaar medium van een of meer stoffen, waaruit de bekleding op het strookoppervlak wordt gevormd, met het kenmerk, dat voorafgaande aan de bekledingsstap de 10 glasstrook achtereenvolgens thermische conditioneerzones passeert, waarbij bij een van de zones de temperatuurgra-diënt over de strook wordt verlaagd, terwijl in een volgende zone, waarbij warmte in zijn geheel of practisch geheel wordt aangevoerd naar een oppervlaktelaag van het glas aan 15 de te bekleden zijde door blootstelling van die zijde aan een of meer straalverhitters met een zwarte lichaamtempera-tuur beneden 1100°C teneinde tenminste ten dele de koelwer-king van de bekledingsstap te compenseren.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t het k e n- 20 merk, dat de temperatuur van het beklede oppervlak van de strook wordt bewaakt na de bekleding, terwijl de straal-verhitter(s) wordt (of worden) zodanig beheerst, dat het beklede oppervlak voldoet aan voorafbepaalde temperatuursom-standigheden.

3. Werkwijze volgens conclusie lof2,met het kenmerk, dat de temperatuur van de tegenovergestelde punten aan beide oppervlakken van de strook na bekleding worden bewaakt, waarbij de straalverhitter(s) wordt (of worden) afgeregeld afhankelijk van een eventueel verschil tus-30 sen dergelijke temperaturen.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het te bekleden strookoppervlak over zijn breedte differentieel wordt verhit.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat het te bekleden strookoppervlak zodanig wordt verhit, dat de temperatuur over zijn breedte maximaal 15°C varieert.

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, 40 met het kenmerk, dat het te bekleden strookop- 84 0 1 5 0 2 vf> - 10 - pervlak wordt verhit tot een gemiddelde temperatuur van 570°C tot 630°C. 8401502