NL8400435A

NL8400435A - Werkwijze en inrichting voor het in houders bevriezen van voorwerpen.

Info

Publication number: NL8400435A
Application number: NL8400435A
Authority: NL
Original assignee: Gram Brdr As
Priority date: 1983-02-11
Filing date: 1984-02-10
Publication date: 1984-09-03
Also published as: GB2135437B; DK60483A; JPS6047641A; DK149831B; FR2540708B1; IT1175349B; US4505121A; IT8419567A0; DK149831C; DK60483D0; SE8400720D0; GB8402627D0; GB2135437A; SE8400720L; BE898877A; NO840499L; GB8403480D0; DE3404789A1; FR2540708A1

Description

. v'_ -i NL 31887-dV/Vo/kvn

Werkwijze en inrichting voor het in houders bevriezen van voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het in houders bevriezen van voorwerpen, alsmede op een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

Met betrekking tot het in houders bevriezen van 5 voorwerpen is het bekend, om houders in de vorm van vries-vormen of verpakkingen te gebruiken. De vriesvormen worden gevuld met het te bevriezen materiaal en worden onderworpen aan een afkoeling, die kan plaatsvinden hetzij in een koude ruimte, hetzij door de buitenkant van de vriesvormen bloot 10 te stellen aan een koud medium. In die gevallen waarin de voorwerpen in verpakkingen moeten worden bevroren, worden deze, nadat de verpakking is gevuld met het te bevriezen materiaal , in het algemeen door toedoen van koude lucht bevroren,

Wanneer de bevroren voorwerpen uit de betreffende 15 houders moeten worden verwijderd, wordt hun oppervlak ontdooid. In geautomatiseerde processen kan dit worden uitgevoerd door de.houders met de bevroren voorwerpen een zodanig korte tijd aan de werking van een ontdooi-medium met een temperatuur, die hoger is dan het smeltpunt van het betreffende 20 bevroren materiaal, bloot te stellen, dat de voorwerpen ten opzichte van hun houders of vormen los-dooien, waarna zij kunnen worden verwijderd. In die gevallen, waarin de voorwerpen in verpakkingen zijn bevroren, in welke zij in hun geheel of gedeeltelijk zullen worden verkocht, onderwerpt de koper 25 de verpakking van het voorwerp aan een verwarmend effect, bijvoorbeeld door het verpakte voorwerp uit de ijskast te nemen, waarna het voorwerp uit de verpakking kan worden verwijderd.

Tijdens het ten opzichte van hun houders, waarin ze zijn bevroren,los-dooien van de voorwerpen, smelt hun 30 buitenste laag. Het gevolg hiervan is, dat de uit de houders verwijderde voorwerpen niet geheel de gewenste vorm hebben. Indien bijvoorbeeld het los-dooien te langdurig plaatsvindt, kan het materiaal van het voorwerp gaan vloeien, waarbij de vorm van het voorwerp wordt verstoord. Dit is vooral van toe-35 passing bij meer gecompliceerde vormen, maar eveneens bij eenvoudigere vormen, gezien het feit dat het vloeien van het materiaal aan het oppervlak, zoals hierboven aangeduid, de 8400435 - 2 - * gewenste vorm verstoort. Dit probleem treedt vooral naar voren in die gevallen, waarin het bevroren materiaal met een aantrekkelijk uiterlijk moet worden aangeboden,hetgeen vooral van toepassing is bij voorwerpen, die zijn vervaardigd uit 5 comsumptie-ijs, omdat een dergelijk’consumptie-ijs geen exact gedefinieerd smeltpunt heeft, en het dus noodzakelijk is, om een relatief effectief los-dooien uit te voeren, ten einde te kunnen garanderen dat het voorwerp uit de betreffende houder los zal raken.

10 De uitvinding beoogt een werkwij ze voor het in hou ders bevriezen van voorwerpen te verschaffen, die het bovengenoemde nadeel niet heeft.

Hiertoe heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat de zijde van de houders, die in contact komt 15 met het te bevriezen materiaal, wordt bedekt met een bevroren afdeklaag van een materiaal met een lager smeltpunt dan het te bevriezen materiaal. Hierdoor wordt bereikt, dat wanneer een voorwerp uit de houder, waarin het is bevroren, moet worden verwijderd, het slechts nodig is om de houder zodanig te 20 verwarmen, dat slechts een voldoende groot gedeelte van het afdekmateriaal smelt, waardoor het betreffende voorwerp, zonder dat de gewenste vorm verloren gaat, uit de houder kan worden genomen.

In een gunstige uitvoering van de werkwijze volgens 25 de uitvinding, wordt de bevroren afdeklaag gevormd, door de houders, voorafgaande aan het aanbrengen van de afdeklaag,tot een temperatuur, die lager is dan het vriespunt van het afdekmateriaal, af te koelen. Hierbij wordt dus gebruik gemaakt van het principe, dat, wanneer de houder voorafgaande aan het 30 aanbrengen van het afdekmateriaal wordt onderkoeld, het materiaal van de houder het afdekmateriaal kan doen bevriezen.

Als houders kunnen alle bekende soorten houders, waarin voorwerpen worden bevroren, worden gebruikt, namelijk zowel echte industriële vriesvormen, bijvoorbeeld 35 voor de vervaardiging van ijslollies, vormen voor de vervaardiging van dessertijs, vormen voor het bevriezen van voedingsmiddelen en bovendien verpakkingen voor bevroren voorwerpen zoals bijvoorbeeld dessertijs en voedingsmiddelen.

In een geschikte uitvoering van de werkwijze vol-40 gens de uitvinding worden deelbare vormen als houders ge- •3 -4': 0 4 3 5 «· *i - 3 - bruikt. Vooral wanneer het deelbare vriesvormen betreft, is het hiervoor aangeduide probleem, betreffende de verstoorde vorm van de voorwerpen, bijzonder nijpend, omdat deelbare vriesvormen in het algemeen worden gebruikt bij de vervaar-5 diging van bevroren voorwerpen met gecompliceerde uitwendige vormen, welke eenvoudig kunnen worden verstoord door het te langdurig ontdooien. Met betrekking hierop wordt bijvoorbeeld gewezen op de zogenaamde figuur-ijslollies. Door dergelijke deelbare vormen echter te gebruiken in samenhang met het 10 uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, wordt vermeden, dat details betreffende de uitwendige vorm van de voorwerpen verloren gaan.

In een andere handige uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding worden de verpakkingen, die de defini-15 tieve verpakkingen van de voorwerpen vormen, als houders gebruikt. Hierdoor wordt bereikt, dat de koper van een dergelijke verpakking, die een bevroren voorwerp bevat, de verpakking kan verwijderen met een minimale kans op het in de verpakking achterblijven van een gedeelte van het voorwerp, en 20 met een minimale kans op het verstoord raken van de vorm van het voorwerp, zodat de koper het voorwerp dus in een aantrekkelijke vorm kan aanbieden.

Wanneer consumptie-ijs als te bevriezen materiaal wordt gebruikt, kan water, op gunstige wijze volgens de werk-25 'wijze volgens de uitvinding, als afdekmateriaal worden gebruikt. Hierdoor wordt het hierboven genoemde, probleem betreffende het niet exact gedefinieerde smeltpunt van het consumptie-ijs zeer geschikt opgelost. Water is een goedkoop afdekmateriaal en heeft een exact gedefinieerd smeltpunt, dat 30 zodanig ver onder het smeltpunt van het consumptie-ijs ligt, waarvan het smeltpunt niet exact vastligt, dat het los-dooien kan plaatsvinden zonder dat een aanzienlijk deel van het consumptie-ijs zelf smelt,zelf s.-zodanig,dat het consumptie-ijs zijn vorm onbeschadigd behoudt.

35 Bovendien wordt erop gewezen, dat in die gevallen, waarin het te bevriezen materiaal consumptie-ijs is, het, door het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding, mogelijk is, om het anders optredende probleem, dat ontstaat door het druipen van de grotendeels bevroren voorwerpen na 40 het verwijderen van de houder, met de daarmee samenhangende 3400435 - 4 -

» ί· V

onhygiënische situaties,te vermijden. Indien water als afdek- of scheidingsmateriaal wordt gebruikt volgens de hiervoor beschreven methode, zal er slechts water druipen, hetgeen aanzienlijk hygiënischer, is. Het toepassen van de werkwijze 5 volgens de uitvinding bij het bevriezen van consumptie-ijs met behulp van deelbare vormen, lost bovendien het probleem op,dat vroeger samenhing met deze wijze van produktie, die tot nu toe zeer moeilijk bleek uit te voeren vanwege het feit, dat het moeilijk is om consumptie-ijs op een vastgelegde ma-10 nier te ontdooien. Vandaar werd vroeger bij de produktie van bijvoorbeeld figuur-ijslollies, met behulp van deelbare vormen noodzakelijkerwijs gebruik gemaakt van het zogenaamde waterijs, dat een nauwkeuriger vastgelegd smeltpunt heeft dan consumptie-ijs.

15 Volgens een bijzonder geschikte uitvoering van de werkwijze volgens de uitvinding wordt het afdekmateriaal in vloeibare toestand op de houders gesproeid. Hierdoor blijkt het mogelijk te zijn, om een zeer regelmatige afdeklaag met een precies vastgelegde dikte te verkrijgen, namelijk een dik-20 te die precies voldoende is om te garanderen, dat tijdens het dooiproces slechts de afdeklaag smelt. Ten gevolge van het feit dat de houder is afgekoeld tot een temperatuur die onder het vriespunt van het betreffende afdekmateriaal ligt,zal het afdekmateriaal althans nagenoeg onmiddellijk bevriezen wanneer 25 het op de houder wordt gesproeid.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, welke inrichting wordt gekenmerkt door middelen om de houders, in welke de - voorwerpen dienen te worden bevroren, te koelen 30 middelen om een bevroren afdeklaag, die bestaat uit een materiaal met een lager smeltpunt van het te bevriezen materiaal, aan te brengen op de zijde van de houders, die in contact komt met het te bevriezen materiaal; middelen om het te bevriezen materiaal, op een op zichzelf bekende wijze in de gekoelde 35 houders te brengen, en middelen om de inhoud van de houders, op een op zichzelf bekende wijze, te bevriezen.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin een aantal uitvoeringsvormen zijn weergegeven.

40 Fig. 1 toont schematisch een uitvoering van de in- 8400435 - 5 - , richting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding?

Fig. 2 en 3 tonen verschillende uitvoeringen van houders, die worden gebruikt bij het uitvoeren van de werk-5 wijze volgens de uitvinding; en

Fig. 4 toont een houder in de vorm van een deelbare vriesvorm, welke wordt gebruikt bij het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.

In de figuren is een houder 1 weergegeven, die het 10 te bevriezen materiaal moet opnemen. De houder 1 kan in principe elke willekeurige vorm hebben en van elk willekeurig materiaal zijn vervaardigd, maar moet echter een geschikte soortelijke warmte bezitten. Als eerste stap van de werkwijze wordt de houder 1 in een, door middel van een koelspiraal 3 15 gekoelde ruimte 2 gebracht. In plaats van een dergelijke ruimte kan ook een koeltunnel worden gebruikt of kan de houder 1 op een andere manier worden afgekoeld. Wanneer de houder 1 een geschikte lage temperatuur heeft verkregen, wordt hij verwijderd en wordt het inwendige oppervlak, met behulp 20 van een sproeistuk 4, met een materiaal met een geschikt laag smeltpunt, bijvoorbeeld water, besproeid. Het sproeistuk 4 is zodanig op en neer beweegbaar, zoals aangegeven door pijl 5, dat in het algemeen het gehele inwendige oppervlak van de houder 1 zal worden besproeid. Vanwege het feit dat de houder 25 1 vooraf is afgekoeld tot een temperatuur, die onder het vriespunt van het betreffende afdekmateriaal ligt, zal de houder 1 de smeltwarmte aan het betreffende materiaal onmiddellijk onttrekken,zodat een afdeklaag van het gesproeide materiaal op het inwendige oppervlak van de houder 1 zal 30 bevriezen. Deze afdeklaag is in fig. 1 weergegeven door de stippellijn 6.. Het is duidelijk, dat de houder 1 een zodanige soortelijke warmte moet bezitten en tot een dusdanige temperatuur moet zijn afgekoeld, dat de houder 1 in staat is om zoveel smeltwarmte aan het opgesproeide materiaal te onttrek-35 ken, dat een laag 6 met de gewenste dikte wordt gevormd.

Vervolgens wordt het te bevriezen materiaal, op een op zichzelf bekende wijze, in de houder 1 gebracht. Dit vullen kan eenvoudig worden uitgevoerd door middel van een vulbuis 7, die is verbonden met een vulinrichting, en die, 40 voorafgaande aan het vullen, tot althans nagenoeg op de bodem 3 -j j G 4 3 5 - 6 - van de houder 1 wordt bewogen, waarna het vullen een aanvang neemt, terwijl de vulbuis 7 gelijktijdig wordt omhoogbewogen, totdat de gewenste hoeveelheid van het te bevriezen materiaal in de houder 1 is gebracht. Na het inbrengen van het te be-5 vriezen materiaal wordt de houder 1 in een ruimte 8, die, bijvoorbeeld door middel van een koelspiraal 9, wordt gekoeld, geplaatst en wordt het ingebrachte materiaal aldaar bevroren. Zowel de ruimte 8 als de ruimte 2 zijn schematisch weergegeven, gezien het feit dat het duidelijk is dat elk soort vries-10 ruimte kan worden toegepast als ruimte 8.

Indien verpakkingen, in welke de bevroren voorwerpen moeten worden verkocht, als houders 1 worden gebruikt, is het mogelijk dat de ruimte 8 bijvoorbeeld een gekoelde opslagruimte is, die op een temperatuur wordt gehouden, welke 15 onder het smeltpunt van het te bevriezen materiaal ligt.Er wordt op gewezen, dat er geen noemenswaardig risico bestaat dat de afdeklaag 6 zou kunnen verdwijnen tijdens of na het vullen van het te bevriezen materiaal. Het te bevriezen materiaal wordt in de houder 1 ingebracht met een temperatuur, 20 die hoger is dan het smeltpunt van de afdeklaag, omdat het smeltpunt van de afdeklaag, zoals gememoreerd, lager is dan de stollingstemperatuur van het te bevriezen materiaal. De kans op het verdwijnen van de afdeklaag 6 zal echter minimaal zijn, vooropgesteld dat het inbrengen van het te bevriezen 25 materiaal op de hierboven beschreven wijze wordt uitgevoerd. Zodra de bodem van de houder. 1 is opgevuld, zal het afdekmateriaal op de bodem en de onderste gedeelten van de inwendige zijden van de houder 1 geen mogelijkheid hebben om te ontwijken, zelfs wanneer het afdekmateriaal zou smelten. Het 30 smelten van de afdeklaag 6, zal immers gelijktijdig verlopen met het inbrengeri van het te bevriezen materiaal, zodat de mogelijkheden voor het ontwijken van het gesmolten afdekmateriaal minimaal zullen zijn. Bovendien kan de houder 1 vooraf zover zijn gekoeld, dat onmiddellijk na het inbrengen van het 35 betreffende materiaal een bevriezen van het oppervlak daarvan plaatsvindt.

Indien te verkopen verpakkingen als houders 1 worden gebruikt, kan de werkwijze als beëindigd worden beschouwd, wanneer het te bevriezen materiaal voldoende is bevroren, 40 bijvoorbeeld in een vries-opslagruimte; in dergelijke omstan- 8400435 - 7 - , digheden is het handig om de ruimte 8 als een dergelijke vries-opslagruimte te gebruiken, De koper van een dergelijk produkt kan de verpakking van het bevroren voorwerp eenvoudig verwijderen nadat het voorwerp in een geschikte verwarmde 5 ruimte is geplaatst, of na een warmtebehandeling, waarbij de afdeklaag 6 smelt en de verpakking kan worden verwijderd zonder dat het oppervlak van het bevroren voorwerp noemenswaardig smelt.

Wanneer vormen voor een vriesbedrijf als de houders 10 1 worden gebruikt, zal het in het algemeen onhandig zijn om dergelijke vormen in een gekoelde opslagruimte op te slaan, zodat de betreffende voorwerpen dan ook uit de houders worden verwijderd wanneer ze een voldoende grote vastheid hebben verkregen om te worden verplaatst, waarna de voorwerpen in 15 een vries-opslag worden geplaatst, en de vormen terugkeren om opnieuw te worden gebruikt in de betreffende installatie. Als voorbeeld van een dergelijke inrichting wordt bijvoorbeeld een ijs-lollievriesmachine genoemd, in welke de vriesvakken voor het bevriezen van de voorwerpen de houders 1 vormen, en 20 waarin de betreffende machine is voorzien van, met de ruimte 2 overeenkomende, secties of stations voor het onderkoelen van de vormen; voor het besproeien van het inwendige oppervlak van de vriesvakken; voor het vullen van de vriesvakken; voor het althans tenminste gedeeltelijk smelten van de afdek-25 laag 1 en voor het verwijderen van de bevroren voorwerpen, wanneer deze een voldoende grote vastheid hebben verkregen om te worden, verplaatst, waarna de betreffende voorwerpen in een vries-opslag kunnen worden geplaatst voor het definitieve bevriezen.

30 In fig. 2 wordt een andere houder getoond, namelijk in de vorm van een kom, die kan worden gebruikt op de, met betrekking tot de houder 1 genoemde wijze. In fig. 3 wordt een tamelijk gecompliceerde houder in de vorm van een vries-vorm of een vriesvak getoond, die op identieke wijze kan wor-35 den gebruikt. In fig. 4 wordt een nog gecompliceerdere vorm, namelijk een deelbare vorm gebruikt voor de vervaardiging van een figuur, welke vorm eveneens op de, met betrekking tot fig. 1 toegelichte wijze kan worden gebruikt.

Alhoewel in het voorafgaande water werd genoemd 40 als afdekmateriaal is het vanzelfsprekend, dat tevens andere 8400435 *» i * - 8 - materialen kunnen worden gebruikt, vooropgesteld dat deze een smeltpunt hebben dat onder het smeltpunt of het smelttraject van het te bevriezen materiaal ligt. In het bijzonder, namelijk met betrekking tot fig. 4, wordt opgemerkt, dat het 5 vroeger moeilijk was om figuren met de in fig. 4 getoonde vorm te vervaardigen uit consumptie-ijs, omdat de vorm van de betreffende figuren gemakkelijk wordt verstoord wanneer, als gevolg van het verwijderen van de vorm, een gedeelte van het oppervlak van de figuur smelt. Dit probleem echter wordt 10 opgelost wanneer de inwendige oppervlakken van de vorm volgens de-uitvinding worden voorzien van een afdeklaag, omdat daardoor het los-dooien van de betreffende figuur kan worden uitgevoerd zonder dat het materiaal, waaruit de figuur bestaat , smelt.

8400435

Claims

1. Werkwijze voor het in houders bevriezen van voorwerpen/ met het kenmerk, dat de zijde van de houders, die in contact komt met het te bevriezen materiaal, wordt bedekt met een bevroren afdeklaag van een materiaal 5 met een lager smeltpunt dan het te bevriezen materiaal.

2. Werkwij ze volgens conclusie 1,met het k enmerk, dat de bevroren afdeklaag wordt gevormd door de houders, voorafgaande aan het aanbrengen van de afdeklaag, tot een temperatuur, die lager is dan het vriespunt van het 10 afdekmateriaal, te koelen.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat deelbare vormen als houders worden gebruikt.

4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2,met het 15 kenmerk, dat de verpakkingen, die de definitieve verpakkingen van de voorwerpen vormen, als houders worden gebruikt .

5. Werkwijze volgens één der conclusies 1-4, me t het kenmerk, dat het te bevriezen materiaal bestaat 20 uit consumptie-ijs, en dat het te gebruiken afdekmateriaal water is.

6. Werkwijze volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het afdekmateriaal in vloeibare toestand op de houders wordt gesproeid. 25

7. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door middelen om de houders, in welke de voorwerpen dienen te worden bevroren, te koelen? middelen om een bevroren afdeklaag, die bestaat uit een materiaal met een lager smelt-3P punt dan het te bevriezen materiaal, aan te brengen op de zijde van de houders, die in contact komt met het te bevriezen materiaal? middelen om het te bevriezen materiaal op een op zichzelf bekende wijze, in de gekoelde houders te brengen, en middelen om de inhoud van de houders, op een op zichzelf 35 bekende wijze, te bevriezen. v] 8 4 0 9 4 3 5 cl'.