NL8303859A

NL8303859A - Selektief scramblen bij compact disc.

Info

Publication number: NL8303859A
Application number: NL8303859A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1983-11-10
Filing date: 1983-11-10
Publication date: 1985-06-03
Also published as: DE3438565A1; FR2559935A1; CH665726A5; ES8601542A1; CA1224266A; AU3525884A; ES537436A0; SE455028B; JPS60115072A; BE901020A; GB8428108D0; KR850004144A; AU570881B2; SE8405573D0; GB2149560A; US4603413A; GB2149560B; SE8405573L

Description

EHN 10.830 1 * k « ► N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Selektief scramblen bij Gcnpact Disc.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het schrijven van informatie in de vorm van een spoor van optisch detekteer-bare gebieden in een optische registratiedrager en/of voor het uitlezen van informatie uit een dergelijk spoor in een optische registratiedrager/ 5 waarbij tijdens het schrijven de informatie die in de vorm is van een reeks tweetallige databits wordt opgedeeld in aangesloten en opeenvolgende blokken van elk m databits, welke blekken worden gekodeerd in opeenvolgende blokken van kanaalbits, (n^-H^) ^ m, welke blokken kanaalbits elk een blók van n^ informatiebits en een blok schei-10 dingsbits bevatten, dat uit de informatiebits en de scheidingsbits een gelijkstrocmonbalans wordt bepaald en dat de blokken scheidingsbits zodanig gedimensioneerd worden dat de gelijkstroomonbalans minimaal is, en dat vervolgens de blokken van kanaalbits in de optische registratiedrager worden ingeschreven; dat tijdens het uitlezen de 15 blokken van n^-m^ kanaalbits uit het spoor op de registratiedrager worden uitgelezen en worden gedékodeerd in de opeenvolgende blokken van elk m databits.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze en cp een registratiedrager verkregen 20 volgens de werkwijze.

De werkwijze van de in de aanhef genoemde soort is békend uit "Philips Technical Review" Vol. 40, 1982 no 6, zie in het bijzonder het artikel "Compact Disc: system aspects and modulation" van J.P.J. Heemskerk en K.A. Schouhamer Irrmink, de pagina's 157-164.

25 In de bekende werkwijze worden in een acht-naar-veertien modulator blokken van (m=) 8 databits gekodeerd naar blekken van (n^-Hi2=) :17 kanaalbits, welke blekken kanaalbits elk een blok van (n^=) 14 informa-tiebits en een blok van (^=) 3 scheidingsbits bevatten. Feitelijk worden in de acht-naar-veertiei modulator de blekken van (nt=) 8 databits 30 cmgezet in blokken van (n^=)14 informatiebits. De blókken scheidingsbits worden vervolgens zodanig gekozen dat de gelijkstrocmonbalans (ook wel genoemd de digitale semwaarde) minimaal is.

In dergelijke werkwijzen wordt in het algemeen ook nog een.....

8303859 ~ ’ » f PHN 10.830 2 foutenkorrektie toegepast.

Gebleken is dat onder bepaalde omstandigheden het uitleesproces aanzienlijk verstoord kan raken.

De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen waarbij het 5 korrèkt uitlezen van de registratiedrager beter gewaarborgd wordt.

De werkwijze volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat tijdens het schrijven die gedeelten van de informatie waarvoor de gelijkstrocm-onbalans niet aan zékere vooraf vastgelegde kriteria voldoet additioneel worden onderworpen aan een modulatieproces (scramblen) waarin de 10 betreffende gedeelten van de informatie op een aselékte wijze worden gemoduleerd; en dat tijdens het uitlezen de informatie wordt onderworpen aan een selektief demodulatieproces (descramblen) waarin de betreffende gedeelten van de informatie op een inverse wijze worden gedemoduleerd.

De uitvinding is gebaseerd qp het inzicht dat de voomoende 15 verstoringen van het uitleesproces wordt veroorzaakt door bepaalde gedragingen van de gelijkstroomonbalans van het registratiesignaal.

In het bijzonder is ontdekt dat dit verloop van de gelijkstroomonbalans kan optreden bij bepaalde langdurige herhalingen van een vast bitpatroon op de registratiedrager. Indien qp deze registratiedrager een audiosignaal 20 is opgetékend dan is het optreden van een dergelijk langdurig herhaald patroon zeer onwaarschijnlijk. Indien echter data-informatie voor verwerking in kcmputersystemen is opgetékend dan is dé kans op dergelijke patronen niet te verwaarlozen.

Een dergelijk patroon kan bijv. tot gevolg hebben dat de 25 gelijkstroomonbalans een oscillerend gedrag vertoont , waarbij deze binnen de ene eenheid van informatie (bijv. een raster) oploopt en binnen de volgende eenheid weer omlaag loopt. Is de frequentie van dat oscillerende gedrag relatief hoog dan betékent dit dat in de uitlees-inrichting het detéktieniveau voor de detektie van het informaties ignaal 30 niet meer qp korrékte wijze bijgeregeld kan worden. Dit heeft dan tot gevolg dat de uitlezing van de informatie dermate sterk verstoord wordt dat de foutenkorréktiemiddelen niet meer in staat zijn korrigerend qp te treden. Bovendien is gebleken dat bepaalde spoorvolgsystemen eveneens gevoelig zijn voor een dergelijk verloop van de gelijkstroomonbalans 35 en bij het optreden van voomoende patronen niet meer in staat zijn de uitleesvlek op het spoor te houden.

Door nu alleen die gedeelten van de informatie die uiteindelijk leiden tot een ongewenst gedrag van de gèlijkstroomonbalans, additioneel 8303353 <* ___ * % s PHN 10.830 3 te onderwerpen aan een aselekt modulatieproces (scrambling) en het resterende gedeelte van de informatie daaar niet aan te onderwerpen, wordt de kans dat de gelijks trocmonbalans niet aan de vastgestelde kriteria voldoet beduidend verlaagd. Het aselekt moduleren houdt in 5 dat opvolgende data in de bewuste gedeelten op een voorgeschreven in de tijd variërende doch (¾) zich willekeurige wijze wordt vervormd (gewijzigd) zodat een volgorde van andere data wordt verkregen waarbij de gelijkstroomonbalans in het algemeen wel aan de voomoende kriteria voldoet. Het spreek voor zich dat tijdens het uitlezen de data op 10 een wijze die invers is aan de voornoemde voorgeschreven in de tijd variërende doch cp zichzelf willekeurige wijze dient te worden gedemo-duleerd (vervormd).

Een werkwijze waarbij vóór het koderen van de blokken van m databits in blokken van kanaalbits, de blokken van m databits 15 eerst in de tijd kruislings met elkaar warden vervlochten tot opnieuw blokken van m databits.is eveneens bekend uit het voomoende "Philips technical review". Het met elkaar vervlechten van de blokken van m databits tot opnieuw blokken van m databits wordt daarin besproken, zie 'Error correction and concealment in the Compact Disc System' van 20 H. Hoeve, J. Timmermans en L.B. Vries, de pagina's 166-173 en is bedoeld voor het korrigeren van fouten tijdens het uitleesproces. Men heeft nu twee mogelijkheden bij het schrijven van informatie. Men kan nu óf vóór het kruislings met elkaar vervlechten van de blokken van m databits, die gedeelten van de informatie waarvoor de gelijkstroomonbalans 25 zonder de toepassing van het additionele modulatieproces niet aan de genoemde kriteria zou voldoen eerst op de voornoemde aselekte wijze moduleren - , óf na het kruislings met elkaar vervlechten van de blókken van m databits en vóór het koderen van de blokken van m databits in blokken van n^-H^ kanaalbits, die gedeelten 30 van de informatie waarvoor de gelijkstroomonbalans zonder de- toepassing van het additionele modulatieproces niet aan de genoemde kriteria zou voldoen eerst op de voomoemde aselekte wijze moduleren.

De eerste mogelijkheid heeft als voordeel dat men het selektief en qp aselekte wijze moduleren kan toepassen bij behoud van de inter-35 nationaal vastgelegde standaard voor het Compact Disc Systeem.

Doordat de data die uiteindeljk zorgdraagt voor het niet voldoen van de gelijkstroomonbalans aan de gestelde kriteria, vanwege het kruislings vervlechten afkomstig is van geheel andere plaatsen in de 8 3 'J 3 3 5 9

* % I

/ PHN 10.830 4 datastrocm, dient men echter wel over een relatief gezien groter gedeelte additioneel te moduleren.

De tweede mogelijkheid heeft, doordat het additioneel moduleren pas na het kruislings vervlechten plaats vindt, het voordeel dat over 5 een relatief gezien veel kleiner gedeelte additioneel gemoduleerd dient te worden. Het toepassen van deze mogelijkheid zou wel inhouden dat de voomoemde standaard voor het Compact Disc Systeem gewijzigd zou moeten worden.

De werkwijze volgens de uitvindng voor het schrijven van 10 informatie in de vorm van een spoor in de optische registratiedrager kan zijn gekenmerkt, doordat gedurende het koderen van de blokken van m databits in blókken van n^t^ kanaalbits wordt bepaald en wordt vastgelegd welke gedeelten van de informatie ervoor zorgdragen dat de gelijk-stroomonbalans niet aan de genoemde kriterisi voldoet, dat tijdens het 15 schrijven in de registratiedrager de oorspronkelijke informatie opnieuw wordt gékodeerd in blokkken van n^-m^ kanaalbits en dat voor de hiervoor vastgelegde gedeelten de in het modulatieproces (scrairiblen) additioneel gemoduleerde gedeelten worden ingevuld en vervolgens de informatie wordt ingeschreven. Het koderen van de m databits in de blokken van 20 kanaalbits vindt dus twee maal plaats.

De vraag van hoe groot de gedeelten zijn die additioneel gemoduleerd worden is onder andere afhankelijk van in welk formaat de informatie op de registratiedrager wordt ingeschreven. Is de informatie ingeschreven in de vorm van aaneengesloten subcode rasters, elk 25 suhcoderaster zijnde opgebouwd uit 98 aaneengesloten rasters, elk raster bestaande uit 1 kontrole blok, 24 blokken van n^+n2 kanaalbits, 8 pari-teitsblokken en 1 synchronisatieblok, zoals in het Compact Disc System gebruikelijk is, dan kunnen de genoemde gedeelten elk tenminste één raster lang genomen worden. Voor het geval dat men eerste het additionele 30 modulatieproces toepast en pas daarna kruislings vervlecht (deyoomoemde eerste mogelijkheid) zal vanwege de eerder weergegeven reden de genoemde gedeelten veel langer gekozen moeten worden. Men kan daarbij denken aan gedeelten die één of meer sub-code rasters lang zijn.

Het gegeven dat een raster al dan niet is onderworpen aan 35 het selektieve modulatieproces kan worden qpgeslagen in het kontroleblok behorende bij het betreffende raster. Zijn de genoemde gedeelten ten minste één subcode raster lang dan kan het gegeven of een sub-code raster al dan niet is onderworpen aan het selektieve modulatieproces 8 3 0 3 S 5 9 ' Μ *' ΕΗΝ 10.830 5 wordt cpgeslagen in de sub-code van het sub-code raster. In beide gevallen is dit gegeven niet beschernd. Dat wil zeggen dat indien dit gegeven tijdens het uitlezen foutief wordt uitgelezen dat er geen mogelijkheden zijn deze fait te herstellen. Een tijdens het inschrijven additioneel 5 gemoduleerd gedeelte kan dan mogelijk niet als additioneel gemoduleerd gedeelte herkend worden, zodat dit gedeelte tijdens het uitlezen niet additioneel wordt gedemoduleerd. Dit betekent dat dus een gedeelte ter grootte van ten minste één raster resp. één sub-code raster volledig verkeerd worden uitgelezen.

10 In het geval dat het gegeven of een sub-code raster al dan niet is onderworpen aan het selektieve modulatieproces (scramblen) vóór het in de tijd kruislings met elkaar vervlechten wordt opgeslagen in ten minste één van de blokken van m databits van één van de eerste rasters in het sub-code raster dan is dit gegeven welk beschermd tegen foutief 15 uitlezen tijdens het uitleesproces. Is de informatie tijdens het inschrijven in.de volgorde: eerst additioneel moduleren (scramblen) -vervolgens kruislings vervlechten (circ) ’«ai daarna het koderen in blokken van n -Hij kanaalbits - bewerkt, dan dient tijdens het uitlezen de informatie juist in de angékeerde volgorde te worden bewerkt.

20 De werkwijze voor hetuitlezen is dan: eerste dekoderen van de blokken van η^+η2 kanaalbits - vervolgens het kruislings ontvlechten - en daarna het additioneel demoduleren (descramblen). Was de volgorde tijdens het inschrijven: eerst kruislings vervlechten (circ) - vervolgens additioneel moduleren (scramblen) - en daarna het koderen in blokken 25 van n^+n2 kanaalbits - dan is de volgorde in de werkwijze voor het uitlezen: eerst dekoderen van de blokken van kanaalbits - vervolgens het additioneel demoduleren (descramblen) - en daarna het kruislings ontvlechten.

Een inrichting voor het schrijven van informatie in de vorm 2Q van een spoor van optisch detekteerbare gebieden in een optische registratiedrager, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, voorzien van: - een ingangsaansluitklem voor het ontvangen van de informatie, - een eerste kodeereenheid gekoppeld met de ingangsaansluitklem 35 voor het koderen van aangesloten en opeenvolgende blokken van elk m databits in opeenvolgende blokken van n^+n2 kanaalbits, en van - middelen voor het schrijven van informatie in de optische registratie-drager, heeft het kenmerk, dat zij —— 8303359 PHN 10.830 6 » ft - detektormiddelen gekoppeld aan de eerste kodeereenheid voor het detékteren of,· en voor het leveren van een regelsignaal indien, de gelijkstrocmonbalans van gedeelten van de gekodeerde informatie niet aan zékere vooraf vastgestelde kriteria voldoet en 5 - een tweede kodeer eenheid bevat voor het additioneel en op aselékte wijze moduleren (scramblen) van die gedeelten van de gekodeerde informatie waarvoor door de detektormiddelen is bepaald dat de gelijk-strocmonbalans zich niet binnen zékere grenzen heeft ontwikkeld.

Een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting heeft het 10 kenmerk, dat de uitgang van de eerste kodeereenheid via een eerste vertragingslijn is gekoppeld met een eerste klem van een schakeleenheid voor het koppelen van de eerste of een tweede klem met een derde klem onder invloed van het regelsignaal van de detektormiddelen, dat een punt in de verbinding tussen de ingangsaansluitklem en de ingang van 15 de eerste kodeereenheid is gekoppeld met een ingang van de tweede kodeereenheid, waarvan een uitgang via een andere eerste kodeereenheid en een tweede vertragingslijn is gekoppeld met de tweede klem van de schakelmiddelen, de derde klem waarvan is gekoppeld met een ingang van de middelen voor het schrijven van informatie in de registratiedrager. 20 De vertragingslijnen zijn bedoeld om enige tijd vóórdat het moment aanbreekt dat de gelijkstrocmonbalans niet meer aan de vooraf vastgestelde kriteria voldoet over te kunnen schakelen op de additioneel gemoduleerde informatie.

Een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting heeft het 25 kenmerk, dat de uitgang van de eerste kodeereenheid via een vertragingslijn is gekoppeld met een ingang van een dekodeereenheid voor het dékoderen van de blokken van n^-Hr^ kanaalbits in blokken van m databits, dat een uitgang van de dékodëereenheid enerzijds is gekoppeld met een eerste klem en anderzijds via de tweede kodeereenheid is gekoppeld met 30 een tweede klem van een schakeleenheid voor het koppelen van de eerste of de tweede klem met een derde klem onder invloed van het regelsignaal van de detektormiddelen, de derde klem waarvan via een andere eerste kodeereenheid is gekoppeld met een ingang van de middelen voor het schrijven van informatie in de registratiedrager. Ook hier is de 35 vertragingslijn bedoeld om enige tijd vóór detektie over te kunnen schakelen op de additioneel gemoduleerde informatie. De tweede kodeereenheid kan óf een zelf-synchroniserende óf een niet-zelf-synchroniserende modulator (scrambler) bevatten.

8 3 0 3 3 5'9 ·< * A .? EHN 10.830 7

Zelf-synchroniserende modulatoren (scramblers) zijn qp zich bekend, zie bijvoorbeeld - J.E. Savage, "Some simple self-synchronizing digital data scramblers", The Bell System Techn. Journal Febr. 1967 pp. 449-487. Niet-zelf-synchroniserende versterkers zijn eveneens öp zich 5 uit de literatuur bekend.

Tot op heden zijn er nog geen toepassingen geweest van dergelijke modulatoren in Ccmpact-Disc-achtige systemen. Niet-zelf-synchroni-serende modulatoren hebben de Voorkeur boven zelf-synchroniserende omdat er bij de eerste soort modulator geen en in de tweede soort wel 10 een fcutenprcpagatie kan optreden.

Wil men tijdens het inlezen eerste additioneel moduleren (scramblen) voordat men de informatie in de tijd kruislings met elkaar gaat vervlechten dan dient de eerste uitvoeringsvorm verder te zijn gekenmerkt door dat de beide eerste kodeereenheden zijn ingericht 15 voor eerst het in de tijd kruislings met elkaar vervlechten van de blokken van m databits in opnieuw blokken van m databits en voor vervolgens het kaderen van de blokken van m databits in opeenvolgende en aansluitende blekken van η,Λ, kanaalhits.en de tweede uitvoetlngs-vorm verder te zijn gekenmerkt door dat de beide eerste kodeereenheden 20 zijn ingericht voor het eerst in de tijd kruislings met elkaar vervlechten van de blokken van m databits in opnieuw blekken van m databits en voor het vervolgens koeleren van de blokken van m databits in opeenvolgende en aansluitende blokken van kanaalbits, en dat de dekodeereenheid verder is ingerichfc voor het na het dekoderen van de 25 blekken van η,-tii- kanaalbits in blekken van m databits ontvlechten van de in de tijd kruislings met elkaar vervlochten blokken van m databits.

Wil men tijdens het inlezen echter eerst de informatie in de tijd kruislings met elkaar vervlechten en pas daarna additioneel moduleren (scramblen) dan dient de eerste uitvoeringsvorm verder te zijn 30 gekenmerkt, door dat in de verbinding tussen de ingangsaansluitklem en genoemd punt een kodeereenheid voor het in de tijd kruislings met elkaar vervlechten van de blokken van m databits in opnieuw blokken van m databits is opgenemen ,'ën de tweede uitvoeringsvorm verder te zijn gekenmerkt door dat in de verbinding tussen de ingangsaansluitklem en 35 de ingang van de eerste kodeer eenheid een derde kodeereenheid voor het in de tijd kruislings met elkaar vervlechten van de blokken van m databits in opnieuw blokken van m databits is opgenansn.

Een inrichting voor het uitlezen van informatie uit een 8303359 PHN 10.830 8 spoor in een optische registratiedrager voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, voorzien van - uitleesmiddelen voor het uitlezen van de blokken van n^ +n2 kanaalbits uit het spoor, 5 - een eerste dekodeereenheid gekoppeld met de uitleesmiddelen voor het dekoderen van de blokken van n^+n2 kanaalbits in opeenvolgende blokken van m databits, en - een uitgangsklem voor het leveren van een uitgangssignaal, heeft het kenmerk, dat 10 - herkenningsmiddelen voor het herkennen van die gedeelten van de uitgelezen informatie die vóór het inschrijven in de registratiedrager additioneel op aselekte wijze zijn gemoduleerd en voor het leverei • van een regelsignaal, en - een tweede dekodeereenheid bevat voor hetop een inverse wijze 15 moduleren van genoemde gedeelten. De inrichting kan verder zijn gekenmerkt door dat een uitgang van de eerste dekodeereenheid is gekoppeld met enerzijds een eerste klem en anderzijds via de tweede dekodeereenheid met een tweede klem van een schakeleenheid voor het koppelen van de eer s té of de tweede klem aan een derde klem onder invloed 20 van het regelsignaal van de herkenningsmiddelen, de derde klem waarvan is gekoppeld met de uitgangsklem. De tweede dekodeereenheid kan een zelf-synchroniserende demodulator of een niet-zelf-synchroniserende demodulator (descrambler) bevatten. Dit afhankelijk van de vraag of het additioneel moduleren tijdens het inlezen heeft plaatsgevonden 25 door middel van een zelf-synchroniserende of een niet-zelf-sycnhroniseren-de modulator.

Afhankelijk van de vraag of tijdens het inlezen het additioneel moduleren heeft plaats gevonden vóór of na het kruislings vervlechten heeft de inrichting voor het uitlezen óf het kenmerk dat de eerste •30 dekodeereenheid is ingericht voor het eerst dekoderen van de blokken van n^+n2 kanaalbits in opeenvolgende blokken van m databits en vervolgens voor het ontvlechten van de in de tijd kruislings met elkaar vervlochten blokken van m databits, óf het kenmerk dat een dekodeereenheid voor het ontvlechten van de in de tijd kruislings met elkaar 35 vervlochten blokken van m databits is opgenanen in de verbinding tussen de derde klem en de uitgangsklem van de inrichting.

De uitvinding zal nu aan de hand van de hierna volgende figuurbeschrijving, waarin gelijke referentienunmers in de verschillende 8303859 ‘ < > PHN 10.830 9 figuren dezelfde elementen voorstellen, nader worden uiteengezet.

Hierbij wordt het Philips' Technical Review Volume 40, no 6 van 1982 beschouwd als in zijn geheel als referentie in deze beschrijving te zijn opgenctnen. In de figuurbeschrijving toont: 5 figuur 1 een eerste, en figuur 2 een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het schrijven van informatie in een optische registratiedrager, figuren 3, 4 en 5 drie maal de werkwijze waarbij gedeelten van de informatie additioneel gemoduleerd (gescrambled) worden, 10 figuur 6 het gedrag van de gelijkstrocmonbalans in een speciaal geval, figuur 7 de ophouw van een raster, figuur 8 de opbouw van een sub-code raster, figuur 9 een uitvoer ingsvoorbeeld van een niet-zelf-sycnhro-15 niserende modulator (scrambler), en figuur 10 een uitvoer ingsvoorbeeld van een inrichting voor het uitlezen van informatie uit een optische registratiedrager.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het schrijven van informatie in een optische registratiedrager, met 20 een ingangsaansluitklem 1 voor het ontvangen van de informatie en een eerste kodeereenheid 2 gekoppeld met de ingangsaansluitklem 1 voor het kaderen van aangesloten en opeenvolgende blokken van m databits in opeenvolgende blokken van kanaalbits. In het Compact Disc systeem is deze kodeereenheid 2 de acht-naar-veertien modulator (ofwel de 25 efm modulator) * De uitgang van de eerste kodeereenheid 2 is via een vertragingslijn 3 die een vertragingstijd 't' realiseert gekoppeld met. een eerste klem 4 van van schakelmiddelen 7. Een derde klem 6 van de schakelmiddelen 7 is gekoppeld met de middelen 8 voor het schrijven van informatie in de optische registratiedrager. Een punt 9 in de 30 verbinding van de ingangsaansluitklem 1 en de ingang van de eerste kodeereenheid 2 is via een tweede kodeereenheid 10 voor het additioneel en qp aselekte wijze moduleren (scramblen) van de informatie, een andere eerste kodeereenheid 2' en een tweede vertragingslijn 3' die eveneens zorgdraagt voor een vertraging 'V gekoppeld met een tweede 35 klem 5 van de schakelmiddelen 7. Verder is de uitgang van kodeereenheid 2 gekoppeld met detèktormiddelen 11. De detektormiddelen 11 zijn bedoeld voor het detekterenof en voor het leveren van een regels ignaal over de leiding 12 aan de schakelmiddelen 7 indien, de gelijkstrocmonbalans 3 τ ~ t ^ ~ n V v » w .v ΡΗΝ 10.830 10 * r van gedeelten van de gekodeende informatie niet aan zékere vooraf vastgestelde kriteria voldoet. Afhankelijk van het regelsignaal pp de leiding 12 staan de schakelmiddelen 7 of in dé ene stand (de klentnen 4 en 6 - zijn dan met elkaar verbonden) of in de andere stand 5 (de klemmen 5 en 6 zijn dan met elkaar verbonden).

In de verbinding tussen de ingangsaansluitklem 1nen genoemd punt 9 kan een kodeereenheid 13 voor het in de tijd kruislings met elkaar vervlechten van de blokken van m databits in opnieuw blokken van m databits zijn opgenomen. In dit geval vindt het additioneel 10 moduleren (scramblen) dus plaats na het kruislings vervlechten (circ of cross-interleaved reed-solomon code, zié Philips' Technical Review 40. no 6 p. 168) hetgeen zoals reeds eerder opgemerkt inhoudt dat de standaard voor het Compact Disc systeem aangepast zou moeten worden.

Een andere mogelijkheid is dat het blok 13 afwezig is en dat het kruis-15 lings vervlechten in de blokken 2 en 2' plaats vindt vóór het koderen van de blokken van m databits in de blokken van n^-m^ kanaalbits.

In dit geval vindt het additioneel moduleren (scramblen) dus plaats vóór het kruislings vervlechten.

De werking van dé inrichting van figuur 1 wordt aan de hand 20 van de tijddiagrairmen van figuur 3 uiteengezet. Figuur 3a toont de informatiestroom zoals die als funktie van de tijd aan de uitgang van de kodeereenheid 2 verschijnt. Figuren 3b en 3c tonen respéktievelijk de over een tijdinterval vertraagde informaties troon die aan klem 4 van de schakelmiddelen wordt aangeboden en de additioneel gemoduleerde 25 (gescrambelde) en eveneens over een tijdinterval 'V vertraagde informatiestroom die aan klem 5 wordt aangeboden. De informatiestroom is opgedeeld in opvolgende eenheden van een bepaalde grootte, aangegeven met de letters i, j, ...... p , q, r, waarbij de additioneel gemoduleerde informatie met een extra index 's' is aangeduid. De eenheden kunnen 30 een raster (=frame, zie Philips Technical Review; p. 163) of een sub-code raster (bestaande uit 98 rasters) lang zijn. Figuur 3d geeft aan wanneer en gedurende welke tijd dé gelijkstrocmonbalans (of dsv -digital sum value) niet aan vooraf vastgestelde kriteria voldoet.

Het signaal in figuur 3d staat op de leiding 12. Indien het signaal 35 hoog is (logisch '1') dan voldoet de gelijkstroomonbalans niet aan de gestelde eisen en is het signaal laag (logisch 'nul') dan wel.

Uit figuur 3d is duidelijk dat vanaf t=t^ tot t=t^ de gelijkstroomonbalans niet voldoet. Het signaal van figuur 3e geeft de stand van de schakel- 8303859 % ƒ PHN 10.830 11 middelen 7 aan. Is het signaal 'hoog' dan staat de schakelaar S in de getékende stand, zodat de klanten 4 en 6 met elkaar verbonden zijn, en is het signaal ‘laag* dan staat de schakelaar S in de andere dan de getékende stand, zodat de klanten 5 en 6 met elkaar verbonden zijn.

5 Figuur 3f geeft de informatiestroom aan zoals die wordt aangeboden aan de schrij fmiddelen 8.

De werking is nu als volgt. Op het tijdstip t=t^ is gekonsta- teerd dat de gelijkstrootonbalans niet meer voldoet. Dat is volgens figuur 3a in de eenheid n. Voor de over ^ vertraagde signalen (figuren 10 3b en 3c) wordt er gewacht tot het na t=t^ eerst volgende einde van de op dat moment langs komende eenheid. Dat is het einde van de eenheid

k, dat op t=t2 gedetekteerd wordt. Op dit moment wordt de schakelaar S

omgezet (zie figuur 3e). Op het tijdstip t=t^' dat is indeeenheidjro (zie figuur 3a), wordt gekonstateerd dat de gelijkstrootonbalans weer voldoet.

15 Het signaal in figuur 3d wordt weer 'laag'. Dit betekent dat tenminste tot het einde van het blok o in de vertraagde signalen (zie figuren 3b en 3c) de schakelaar S in de omgezette stand blijft staan:: (zie figuur 3e). Op het moment t^ schakelt de schakelaar weer om. Het gevolg is dat tot aan het tijdstip t=t2 de niet additioneel gemoduleerde informatie 20 tot en met de eenheid k op de registratiedrager wordt ingeschreven.

Vervolgens wordt gedurende het tijdinterval t^*t2 additioneel gemoduleerde informatie (de eenheden 1_ tot en met o ) ingeschreven, s s waarna weer overgeschakeld wordt naar de niet additioneel gemoduleerde informatie, vanaf de eenheid p.

25 De keuze van de waarde voor de vertragingstijd hangt onder andere af van de vraag hoe groot de invloed van de zich in de de n-de eenheid voorafgaande eenheden bevindende informatie is «op het fout gaan van de gelijkstrocmonbalans in de n-de eenheid. Is die invloed niet groot, dat wil zeggen: is de doorwerking van informatie op een zeker tijdstip 30 op de geljkstrocmonbalans qp een later tijdstip erg klein, dan zou men eventueel kunnen volstaan met een vertraging ¥ gelijk aan een eenheids-lengte. In dat geval zouden in het voorbeeld van figuur 3 alleen de eenheden n en o waarin de gelijks trocmonbalans niet voldoet, zijn vervangen door de additioneel gemoduleerde versies n en o .

5 S

35 Indien er in de inrichting van figuur 1 geen kruislings vervlechten van de blokken van m databits (circ) plaatsvindt, of indien het additioneel moduleren (scramblen^ pas na het kruislings vervlechten plaats vindt, is de keuze:, voor ^ verder niet aan speciale 3303859 PHN 10.830 12 eisen verbonden. Vindt het additioneel moduleren (scramblen) echter vóór het kruislings vervlechten plaats dan dient bij de keuze, voor de grootte van’f rekening gehouden te worden met de mate van de spreiding in de tijd van de originele data ten gevolge van het kruislings 5 vervlechten. Dit is in figuur 4 nader ..uiteengezet. Figuur 4a toont de informatiestroom zoals die wordt aangeboden aan de ingang van de eerste kodeereenheid 2 en figuur 4b de informatiestroom zoals die ontstaat aan de uitgang van de eerste kodeereenheid 2. De informatiestroom in figuur 4b is onderverdeeld in eenheden van één raster groot. Elk raster 10 ziet eruit zoals in figuur 9 op pagina 163 van het Philips' Technical Review vol 40, no. 6 aangegeven met "channel bits B/'. De informatiestroom in figuur 4a is schematisch onderverdeeld in overeenkomstige rasters. De opbouw van deze rasters is in dezelfde figuur 9 door de bovenste bitstroom aangegeven.

15 De informatie in het raster n van figuur 4b is door het kruislings vervlechten afkomstig van informatie die zich in de informatiestroom van figuur 4abevond in de eenheden n-107 tot en met n.

Delen van de eenheden n-107 tot en met n in figuur 4a zijn dus in de tijd verschoven en zijn terecht gekomen in het raster n van figuur 4b.

20 Indien nu op het tijdstip t^, dat is dus voor de informatie in eenheid n in figuur 4b, gëkonstatéerd wordt dat de gelijkstroomonbalans niet meer aan de gestelde kriteria voldoet dan is de informatie die in de eenheden n-107 tot en met n in figuur 4a aanwezig is oorzaak van dit uit de hand lopen van de gelijkstroomonbalans. Het additioneel moduleren zal 25 dus tenminste bij de eenheid n-107 in figuur 4a moeten beginnen.

In figuur 4c is daartoe de over 108 eenheden uit figuur 4b vertraagde informatiestroom aangegeven die aangeboden wordt aan de klem 4 van de schakelmiddelen 7. Precies parallel daaraan wordt natuurlijk de additioneel gemoduleerde informatiestroom (niet getékend) aangeboden aan de 30 klem 5. Figuur 4d tenslotte toont de informatiestroom aan de klem 6 van de schakelmiddelen 7. Aangenomen is dat de gelijkstroomonbalans van t^ tot t-2 niet voldoet. Dat wil zeggen alleen binnen de eenheden n en n+1 in figuur 4b valt de gelijkstrocmonbalans tuiten de vastge--stelde kriteria. Uit figuur 4d is duidelijk de eenheden n-107 tot 35 en met n+1 zijn vervangen door hun additioneel gemoduleerde versies •(n-107) tot en met (n+1). s ® Hébben de kleinste additioneel te moduleren eenheden de grootte van een sub-code raster, welk sub-code raster is opgebouwd uit 8303359 1 »*’ PHN 10.830 13 98 rasters zoals in figuur 9 op pagina 163 van 'Philips Technical Review' vol 40/ no. 6 beschreven, dan dient de vertragingstijdf minimaal de 'lengte' van drie sub-code rasters te hebben. Dit is in figuur 5 uiteengezet. Door het kruislings vervlechten wordt een niet 5 korrekte gelijkstrocmonbalans die ten tijde t=t.j in een van de eerste tien rasters van het sub-code raster n (zie figuur 5a) pptreedte veroorzaakt door informatie die zich voor het kruislings vervlechten 108 rasters eerder in de informatiestroom bevindt, dat wil zeggen deze informatie bevindt sich in het sub-code raster n-2. Men zal dus vanaf het 10 begin van het sub-code raster n-2 additioneel moeten gaan moduleren (scramblen). Figuur 5b toont het over drie sub-code rasters vertraagde signaal dat wordt aangeboden aan klem 4 van schakelmiddelen 7.

Parallel daaraan wordt het additioneel gemoduleerde sisgnal (niet getekend) aangeboden aan klem 5 van de schakelmiddelen. Aangenomen dat 15 van t=tj tot t=t2, dus eikel binnen het sub-code raster n, de gelijk-strocmonbalans niet voldoet, warden dan de sub-code rasters n-2, n-1 en n door hun additioneel gemoduleerde (gescrambelde) versies (n-2), s (n-1) en n vervangen. Dit toont figuur 5c, die de informatie- b b stroom aan de klem 6 van de schakelmiddelen 7 weergeeft.

20 zijn een aantal kriteria waaraan men de gelijks trocnranhalans zou kunnen onderwerpen cm te kijken of de geljkstrocmonbalans zich nog naar wens ontwikkelt of niet. De n2 scheidingsbits die tijdens het koderen van de blokken van m databits in blokken van η^+η,^ kanaalbits worden toegevoegd zijn bedoeld cm de gelijkstrocmonbalans of digitale 25 scmwaarde (= d.s.v. of wel 'digital sum value') minimaal te houden, het liefst gelijk aan nul. Een te grote digitale scmwaarde levert namelijk problemen op in de radiële volging en de bitdetéktie. Een kriterium zou dus kunnen zijn dat indien de digitale scmwaarde steeds verder van nul gaat afwijken en cp een gegeven moment een drempelwaarde wordt over-30 schreden, dat op dat moment wordt overgestapt op additioneel moduleren (scramblen).

Een ander ongewenst gedrag van de digitale scmwaarde is dat deze gaat oscilleren rond de nulwaarde in het ritme van de rasters.

Dit is in figuur 6 weergegeven. Figuur 6a toont, een aantal opvolgende 35 rasters n-1 tot en met n+2 die verschijnen aan de uitgang van de kodeer-eenheid 2. Figuur 6b toont het gedrag van de digitale scmwaarde.

Binnen het ene raster loopt de digitale scmwaarde op cm in een volgend raster weer omlaag te lopen. Dit zet zich zo voor* opvolgende sets van 8303359 PHN 10.830 14 twee rasters voort. Het gevolg is een fluittoon van ongeveer 3,5 kHz in de informatie, hetgeen natuurlijk zeer ongewenst is.

Een ander kriterium zou dus kunnen zijn cm de energieinhoud van de digitale somwaarde rond 3,5 kHz uit te filteren en over te schakelen.

5 naar additioneel gemoduleerde data indien deze energieinhoud een zékere waarde overschrijdt.

Tijdens het inschrijven van de informatie dient het gegeven of een gedeelte al dan niet additioneel gemoduleerd (gescrambled) is natuurlijk eveneens aan de in te schrijven informatie te vrorden meege— 10 geven. Dit is noodzakelijk cm tijdens het uitlezen van de informatie kunnen herkomen welk gedeelte additioneel gemoduleerd is en welk gedeelte niet, zodat het additioneel gemoduleerde gedeelte tijdens het uitlezen additioneel en op inverse wijze kan worden gemdemoduleerd. Indien dit gegeven per raster dient te worden meegegeven, bijvoorbeeld ... 15 omdat de kleinst mogelijke te scrambelen eenheid een raster is, dan kan men dit gegeven bijvoorbeeld opnemen in het kontroleblok van elk raster. Figuur 7 toont de opbouw van een raster. Deze opbouw is ook te vinden in figuur 9 op pagina 163 van "Philips' Technical Review".

Een raster bevat 34 blokken. Het eerste blok, genummerd 1, is het kontro-20 leblok, waarin het gegeven of het raster al dan niet additioneel gemoduleerd is dus kan worden opgenomen. Daarna volgens twaalf blokken kanaalbits, genunmerd 2 tot en met 13, vier pariteitsblokken genummerd 14 tot en met 17, weer twaalf blokken kanaalbits, genummerd 18 tot en met 29, weer vier pariteitsblokken .genummerd 30 tot en met 33 en 25 tenslotte êên synchronisatieblok, nr. 34. Daar het kontroleblok pas na het kruislings vervlechten aan de informatie wordt toegevoerd, is dit blok niet beveiligd tegen het foutief lezen van dit kontroleblok tijdens het uitlêzen van de informatie van de registratiedrager.

Men loopt dus het risiko dat een additioneel gemoduleerd raster tijdens 3Q het uitlezen niet als zodanig herkend zal worden en dus niet additioneel gedemoduleerd zal wroden, hetgeen natuurlijk zeer ongewenst is. Een betere oplossing is in figuur 8 aangegeven.

Figuur 8 toont in figuur 8a een sub-code raster dat is opgebouwd uit 98 rasters, genummerd 1 tot en met 98. De eerste twee 35 rasters (in het Engels genoemd: header) bevatten informatie betreffende het sub-code raster. In figuur 8b is het tweede raster verder uitgewerkt. Alle andere rasters hebben eenzelfde opbouw, te weten een onderverdeling in 24 blokken van elk (m=) 8 .databits. Het raster van 8303359 PHN 10.830 15 *. * w figuur 8b kant overeen met het raster bovenaan in figuur 9 op pagina 163 van "Philips' Technical Review" vol 40 nr 6. Het gegeven of een sub-code raster wel of niet additioneel gemoduleerd is kan men nu qpnenen in zo'n datablok, bijvoorbeeld datablok n in figuur 8b. Na het kruislings met 5 elkaar vervlechten zit dit gegeven opgeborgen in de kanaalbits en is daarmee beveiligd tegen het foutief uitlezen aidat voor een foutief uitlezen in het foutenkorrektieproces tijdens het uitlezen weer gekarri-geerd wordt. Een andere mogelijkheid on dit gegeven op te slaan is cm dit gegeven op te slaan in de sub-code van het sub-code raster.

10 Dit is hier echter niet verder uitgewerkt.

Figuur 9 toont een mogelijk uitvoeringsvoorbeeld van een niet-zelf synchroniser aide modulator (scrambler) zoals die gebruikt kan warden in de tweede kodeereenheid 10. De modulator is opgebouwd uit een schuifregisters 30 van bijvoorbeeld 15 bits lang. De uitgang 31 van het 15 schuifregister en de uitgang 32 van de voorlaatste positie in het schuif-register zijn gekoppeld met de twee ingangen van een modulo-2-qpteller 33. De uitgang van de opteller 33 is gekoppeld met de ingang 34 van het schuifregister. De uitgang 31 van het schuifregister 30 is eveneens gekoppeld met een ingang van een modulo-2-opteller 35. De signaalleiding 20 36 waarover de informatie vanaf het punt 9 (zie figuur 1) wordt toegevoerd, is gekoppeld met de andere ingang van de opteller 35. Op de signaalleiding 37, gekoppeld met de uitgang van de opteller 35 is de additioneel gemoduleerde informatie beschikbaar. Bij de staart van het inschrijfproces wordt het schuifregister geladen met een startwaarde 38, bijvoorbeeld 25 allemaal logische 'nullen' behalve op de voorlaatste positie, waar een logische 'een' wordt geladen. Stel dat als eerste datablok het getal . 01111001 via de leiding 36 wordt aangeboden gedurende de eerste acht klokpulsen in het systeem (het meest-signifikante bit eerst) dan wordt in de modulo-twee-opteller 35 bij dit .-getal het getal 11000000 cpgeteld 3fl zodat als resultaat het getal 10113001 op de leiding 37 verschijnt.

Hierbij zij opgemerkt dat telkens bij elke klokpuls twee bits van de beide getallen in de modulo-2-opteller 35 bij elkaar worden opgeteld.

Alhoewel slechts een uitvoeringsvoorbeeld getoond wordt is het vanzelfsprekend dat andere uitvoeringsvoorbeelden van een 3g niet-zelf-synchroniserende modulator mogelijk zijn. Zo kan een andere startwaarde gekozen worden, of uitgangen van andere posities kunnen aan de ingangen van de opteller 33 gekoppeld worden. Ode is niet noodzakelijk een modulatie (scrambling) door middel van een modulo-twee-optelling 8303059 --- PHN 10.830 16 (in de bpteller 35) nodig. Een dergelijke modulatie heeft wel een heel groot voordeel. Namelijk, men kan voor het demoduleren (descramblen) van de additioneel gemoduleerde informatie tijdens het uitlezen gebruik maken van dezelfde schakeling van figuur 9. De startwaarde van het 5 schuifregister in de demodulator dient aan het begin van het uitlezen wel dezelfde te zijn als de startwaarde van de modulator tijdens het inschrijven. Dit zou men kunnen realiseren door ook de gebruikte startwaarde tijdens het inlezen ook als informatie in de registratie-drager in te schrijven zodat deze startwaarde tijdens het uitlezen 10 kan worden uitgelezen, en daarmee het schuifregister van de demodulator (descrambler) geladen kan worden. Het additioneel moduleren en deraodu-leren wordt hieronder voor een willekeurig datablok D getoond. M is het getal waarmee het datablok D wordt gemoduleerd tot het datablok D en vervolgens weer wordt gedemoduleerd 15 D = 10001101 M = 10110101 + (modulo· -2) D§ = 00111000 .

Μ = 10110101 , . 0.

20 10001101 + fr**3010 ~2>

Het uiteindelijke resultaat na demodulatie komt weer overeen met het datablok D.

In plaats van niet-zelf synchroniserende modulatoren/demodula-toren kan men ook gebruik maken van zelf-synchroniserende modulatoren/ 25 demodulatoren. Deze zijn algemeen in de literatuur bekend, zie de eerder genoemde Bell System Technical Journal van febr. 1967, en zullen hier niet verder worden besproken.

Een tweede uitvoeringsvoörbeeld voor het schrijven van informa·? tie .in een optische registratiedrager is weergegeven in figuur 2.

30 De uitgang van de eerste kodeereenheid 2 is hier via een vertragingslijn 3 die een vertraging t' realiseert gekoppeld met een ingang van een dekodeereenheid 15 voor het dekoderen van de blokken van Oj-h^ kanaal-bits in blokken van m databits. De uitgang van de dekodeereenheid 15 is enerzijds met de eerste klem 4 en anderzijds via de tweede kodeer-35 eenheid (scrambler) 10 met de tweede klem 5 van de schakelmiddelen 7 gekoppeld. De derde klem 6 van de schakelmiddelen 7 is via de andere eerste kodeereenheid 2' gekoppeld met de middelen 8 voor het schrijven van informatie in de registratiedrager.

8303359 % ΙΏΝ 10.830 17

In de verbinding tussen de ingangsaansluitklem 1 en de ingang van de eerste kodeereenheid 2 kan weer de kodeereenheid 13 voor het in de tijd kruislings met elkaar vervlechten van de blokken van m databits in opnieuw blekken van m databits zijn ppgenemen. In dit geval vindt 5 het additionaal moduleren (scramblen) dus plaats na het kruislings vervlechten (circ) - zie verder wat hierover bij de bespreking van de inrichting van figuur 1 gezegd is. Een andere mogelijkheid is dat het blek 13 afwezig is en dat het kruislings vervlechten in de blokken 2 en 21 plaats vindt vóór het koderen van de blokken van m databits in 10 blokken van n^-tn^ kanaalbits. De dekodeereenheid 15 dient in dit geval, na het dekoderen van de blokken van kanaalbits in blokken van m databits, deze blokken van m databits in de tijd te ontvlechten.

De werking van de inrichting van figuur 2 is geheel analoog aan de werking van de inrichting van figuur 1 en zoals besproken aan de 15 hand van de figuren 3 tot en met 9. De inrichting van figuur 2 heeft het voordeel dat zij makkelijk gerealiseerd kan worden uitgaande van de tot nu toe bekende inrichtingen voor het schrijven van informatie in een optische registratiedrager. Deze bekende inrichtingen bevatten de blekken 13,2 en 8. De inrichting van figuur 2 kan dus eenvoudig 20 gerealiseerd worden door tussenschakeling van het met 16 aangegeven gedeelte tussen de eerste kodeereenheid 2 en de inschrij fmiddelen 8.

De inrichting van figuur 2 kan eventueel verder werden uitgebreid met een schakeling 17 die tussen de blokken 16 en 8 geschakeld kan worden. De schakeling 17 is op dezelfde wijze opgebouwd als 25 de schakeling in blek 16 met dat verschil dat de tweede kodeereenheid 10 in schakeling 17 een andere modulator (scrambler) bevat dan de kodeereenheid 10 in blok 16. De schakeling 17 heeft ten doel cm die gedeelten die ook na de additionele modulatie in kodeereenheid 10 in blok 16 nog een gelijkstrocmonbalans hebben die niet aan de vastgestelde 30 kriteria voldoet, nogmaals additioneel te moduleren (scramblen).

Het spreekt voor zich dat de bijbehorende inrichting voor het lezen van de informatie uit de optische registratiedrager eveneens twee demodula-toren (descramblers) dient te bezitten dat dat buiten het gegeven dat een gedeelte additioneel gemoduleerd is, eek het gegeven of een 35 gedeelte eventueel twae maal additioneel gemoduleerd is tijdens het inschrijven op de registratiedrager dient te worden ingeschreven.

Een andere wijze van inschrijven kan men realiseren door in een eerste stap al de informatie door de békende inrichting voer het * 8303959 FHN 10.830 18 schrijven te verwerken en te detekteren qp welke momenten de gelijkstrocm-onbalans niet meer voldoet aan de gestelde kriteria en deze mcmenten in een geheugen op te slaan. Vervolgens wordt in een tweede stap al de informatie opnieuw verwerkt waarbij op de voomoemde momenten de addi-5 tioneel gemoduleerde informatie wordt gebruikt.

Figuur 10 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting voor het uitlezen van informatie uit een optische registratiedrager.

De inrichting bevat uitleesmiddelen 40 voor het uitlezen van de blokken van n^+n2 kanaalbits uit het spoor, een eerste dekodeereenheid 41 10 gekoppeld met de uitleesmiddelen 40 voor h£t dekoderen van de blekken van n^+n2 kanaalbits in opeenvolgende blokken van m databits, een tweede dekodeer eenheid 42 voor het op inverse wijze demoduleren (descramblen) van de tijdens het inlezen additioneel gemoduleerde (gescrambelde) gedeelten, herkenningsmiddelen 43 voor het herkennen van de genoemde 15 gedeelten en schakeleenheid 44. De uitgang van de eerste dekodeer eenheid 41 is enerzijds aan een eerste klem 45 en anderzijds via de tweede dekodeer eenheid 42 aan een tweede klem 46 van de schakeleenheid 44 gekoppeld. Een derde klem 47 van de schakeleenheid 44 is gekoppeld met een uitgangsklem 48 van de inrichting. De schakeleenheid 44 koppelt of 20 de eerste klem 45 of de tweede klem 46 aan de derde klem 43 afhankelijk van het regelsignaal dat door de herkenningsmiddelen 43 geleverd via de leiding 49 aan de schakeleenheid 44 wordt toegevoerd.

Herkennen de herkenningsmiddelen 43 in de uit de regis tratiedrager uitgelezen informatie gedeelten die additioneel gemoduleerd 25 zijn dan wordt een zodanig regelsignaal afgegeven dat de schakeleenheid in de getekende stand staat, d.w.z. klem 46 en klem 47 zijn met elkaar gekoppeld. In het andere geval staat de schakeleenheid in de andere stand. Op deze wijze wordt ervoor gezorgd dat de additioneel gemoduleerde gedeelten tijdens het uitlez en additioneel warden gedemoduleerd op 3Qeen wijze die invers is aan de modulatie tijdens het inlezen, zodat de originele informatie aan de uitgangsklem 48 wordt verkregen.

Is tijdens het inlezen gebruik gemaakt van een zelf-synchroni-serende modulator (scrambler), dan dient bij het uitlezen gebruik te worden gemaakt van een overeenkomstige zelf-synchroniserende demodulator 35 (descrambler). Heeft men tijdens het inlezen gebruik gemaakt van een niet-zelf synchroniserende modulator (scrambler), zoals bijvoorbeeld beschreven aan de hand van figuur 9, dan dient men in de dekodèereenheid 42 gébruik te maken van een overeenkomstige niet-zelf synchroniserende 8303359 \ r PHN 10.830 19 demodulator, bijvoorbeeld de schakeling van figuur 9 die, zoals bij de bespreking van deze schakeling reeds vermeld, ook als demodulator (descrambler) kan dienen.

Is de Informatie tijdens het inschrijven eerst' kruislings in 5 de tijd met elkaar vervlochten, vervolgens eventueel additioneel gemoduleerd (gescrambled) en daarna gékodeerd in blókken van n^-fn^ kanaalbits dan dient tijdens het uitlezen de volgorde juist andersom te zijn.

Dit betekent dat een dekodeereenheid 50 voor het ontvlechten van de in de tijd kruislings met elkaar vervlochten blókken van m databits 10 dient te worden cpgencmen in de verbinding tussen klem 47 en de uitgangsklem 48.

Is de informatie tijdens het inschrijven eerst eventueel additioneel gemoduleerd (gescrambled), vervolgens in de tijd kruislings net elkaar vervlochten en daarna gekodeerd in blokken van kanaal- 15 bits dan dient voor een juist uitlezen de kodeereenheid 41 te zijn ingericht voor het eerst· dekoderen van de blókken van n^-Hi2 kanaalbits in opeenvolgende blekken van m databits en vervolgens voor het ontvlechten van de in de tijd kruislings met elkaar vervlochten blokken van m databits.

20 Het zij vermeld dat de uitvinding niet beperkt is tot de inrichtingen en de werkwijzen zoals in de figuurbeschrijving besproken doch dat de uitvinding eveneens van toepassing is cp die inrichtingen en werkwijzen die zich cp niet op het idee van de uitvinding betrekking hébbende punten van de beschreven inrichtingen resp. werkwijzen verschil-25 len.

30

_J

35 8303859

Claims

1. Werkwijze voor het schrijven van informatie in de vorm van een spoor van optisch detekteerbare gebieden in een optische registra-tiedrager en/of voor het uitlezen van informatie uit een dergelijk spoor in een optische registratiedrager, waarbij tijdens het schrijven de 5 informatie die in de vorm is van een reeks tweetallige databits wordt opgedeeld in aangesloten en opeenvolgende blokken van elk m databits, welke blokken worden gékodeerd in opeenvolgende blokken van n^+n^ kanaal-bits, (n1+n2)> m, welke blokkenkanaalbits elk een blek van n1 informatie-bits en een blok n^ scheidingsbits bevatten, dat uit de informatiébits 10 en de scheidingsbits een gelijkstrocmonbalans wordt bepaald en dat de blokken : scheidingsbits zodanig gedimensioneerd worden dat de gelijkstrocmonbalans minimaal is, en dat vervolgens de blokken van n.j-m2 kanaalbits in de optische registratiedrager worden ingeschreven; dat tijdens het uitlezen de blókken van n^+n2 kanaalbits uit het spoor qp 15 de registratiedrager worden uitgelezen en worden gedékedeerd in opeenvolgende blokken van elk m databits, met het kenmerk, dat tijdens het schrijven die gedeelten van de informatie waarvoor de gelijkstroomon-balans niet aan zekere vooraf vastgelegde kriteria voldoet additioneel worden onderworpen aan een modulatieproces (scramblen) waarin de 20 betreffende gedeelten van de informatie cp een aselekte wijze worden gemoduleerd; en dat tijdens het uitlezen de informatie wordt onderworpen aan een selektief demodulatieproces (descramblen) waarin de betreffende gedeelten van de informatie op een inverse wijze worden gedemoduleerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 voor het schrijven van informatie in de vorm van een spoor in de optische registratiedrager, waarbij vóór het koderen van de blokken van m databits in blokken van n^-Hi^ kanaalbits, de blokken van m databits eerst in de tijd kruislings met elkaar worden vervlochten tot opnieuw blokken van m 30 databits, met het kenmerk, dat, vóór het kruislings met elkaar vervlechten van de blokken van m databits, die gedeelten van de informatie waarvoor de gelijkstrocmonbalans zonder de toepassing van het additionele modulatieproces niet aan de genoemde kriteria zou voldoen eerst op de voomoemde aselekte wijze worden gemoduleerd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1, voor het schrijven van informatie in de vorm van een spoor in de optische registratiedrager, waarbij vóór het koderen van de blokken van m databits in blokken van n^4n2 kanaalbits, de blokken van m databits eerst in de 8303359 * V * PHN 10.830 21 tijd kruislings met elkaar worden vervlochten, tot opnieuw blokken van m databits, met het kenmerk, dat na het kruislings met elkaar vervlechten van de blokken van m databics en vóór het koderen van de blokken van m databits in blokken van kanaalbits, die gedeelten van de infor- 5 matie waarvoor de gelijks trooinonbalans zonder de toepassing van het additionele modulatieproces niet aan de genoemde kriteria zou voldoen eerst qp de voornoende aselekte wijze warden gemoduleerd.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, voor het schrijven van informatie in de vorm van een spoor in de optische registratiedrager, net het 10 kenmerk, dat gedurende het koderen van de blokken van m databits in blokken van n^-ta2 kanaalbits wordt bepaald en wordt vastgelegd welke gedeelten van de informatie ervoor zorgdragen dat de gelijkstroomonbalans niet aan de genoemde kriteria voldoet, dat tijdens het schrijven in de registratiedrager de oorspronkelijke informatie opnieuw wordt gekodeerd 15 in blokken van n^-H^ kanaalbits en dat voor de hiervoor vastgelegde gedeelten de in het modulatieproces (scramblen) additioneel gemoduleerde gedeelten worden ingevuld en vervolgens de informatie wordt ingeschreven.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, voor het schrijven van informatie in de vorm van aaneengesloten sub-öode rasters, elk 20 sub-code raster zijnde opgebouwd uit 98 aaneengesloten rasters, elk raster bestaande uit 1 kontroleblok, 24 blokken van n^-ta2 kanaalbits, 8 pari-teitsblokken en 1 synchronisatieblok, in het spoor in de optische registratiedrager, met het kenmerk, dat de genoemde gedeelten elk uit een geheel aantal rasters bestaan.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de genoemde gedeelten elk uit een geheel aantal sub-code rasters bestaan.

7. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het gegeven of een raster al dan niet is onderworpen aan het selektieve modulatieproces (scramblen) wordt cpgeslagen in het kontroleblok behorende 30 bij het betreffende raster.

8. Werkwijze^ volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het gegeven of een sub-code raster al dan niet is onderworpen aan het selektieve modulatieproces (scramblen) vóór het in de tijd kruislings met elkaar vervlechten wordt cpgeslagen In tenminste één van de 35 blokken van m databits van één van de eerste ' rasters in het sub-code raster.

9. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het gegeven of een sub-code raster al dan niet is onderworpen aan het selektieve 8303959 « * EHN 10.830 22 modulatieproces wordt opgeslagen in de sub-code van het sub-code raster.

10. Werkwijze volgens conclusie 1, voor het uitlezen van informatie ingeschreven in de optische registratiedrager volgens de werkwijze volgens conclusie 2, waarbij na het dekoderen van de blokken van 5 kanaalbits in de blokken van m databits, de in de tijd kruislings met elkaar vervlochten blokken van m databits worden ontvlochten, met het kenmerk, dat na het ontvlechten, de betreffende gedeelten van . de informatie op de inverse wijze warden gedemoduleerd.

11. Werkwijze volgens conclusie 1, voor het uitlezen van informatie 10 ingeschreven in de optische registratiedrager volgens de werkwijze voL- gens conclusie 3, waarbij na het dekoderen van de blokken van n -Hi_ kanaalbits in de blokken van m databits de in de tijd kruislings met elkaar vervlochten blokken van m databits warden ontvlochten, met het kenmerk, dat na het dekoderen, doch vóór het ontvlechten de betreffende 15 gedeelten van de informatie op de inverse wijze worden gedemoduleerd.

12. Inrichting voor het schrijven van informatie in de vorm van een spoor van optisch detekteerbare gebieden in een optische registratiedrager, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 9, voorzien van 20. een ingangsaansluitklem voor het ontvangen van de informatie, - een eerste kodeereenheid gekoppeld met de ingangsaansluitklem voor het koderen van.aangesloten en opeenvolgende blokken van elk m databits in opeenvolgende blokken van n^+n2 kanaalbits, en van - middelen voor het schrijven van informatie in de optische registratie" 25 drager, met het kenmerk, dat zij - detektormiddelenbevat gekoppeld aan de eerste kodeer eenheid voor het detekteren of, en voor het leveren van een regelsignaal indien, de gelijkstroomonbalans van gedeelten van de gekodeerde informatie niet aan zékere vooraf vastgestelde kriteria voldoet en 30. een tweede kodeereenheid bevat voor het additioneel en op aselekte wijze moduleren (scramblen) van die gedeelten van de gekodeerde informatie waarvoor door de detéktormiddelen is bepaald dat de gelijkstroomonbalans zich niet binnen zékere grenzen heeft ontwikkeld.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de 35 uitgang van de eerste kodeereenheid via een eerste vertragingslijn is gekoppeld met een eerste klem van een schakeleenheid voor het koppelen van de eerste of een tweede klem met een derde klem onder invloed van het regelsignaal van de detéktormiddelen, dat een punt in 8303859 m * PHN 10.830 23 de verbinding tussen de ingangsaansluitklem en de ingang van de eerste kodeereenheid is gekoppeld met een ingang van de tweede kodeereenheid, waarvan een uitgang via een andere eerste kodeer eenheid en een twaede vertragingslijn is gekoppeld met de tweede klem van de 5 schakelmiddelen, de derde klem waarvan is gekoppeld met een ingang van de middelen voor het schrijven van informatie in de registratie-drager.

14. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de uitgang van de eerste kodeereenheid via een vertragingslijn is 10 gekoppeld met een ingang van een dekodeereenheid voor het dekoderen van de blokken van n^+n^ kanaalbits in blokken van m databits, dat een uitgang van de dekodeereenheid enerzijds is gekoppeld met een eerste klem en anderzijds via de tweede kodeereenheid is gekoppeld met eeen tweede klan van een schakeleenheid voor het koppelen van de 15 eerste of de tweede klem met een derde klem onder invloed van het regel-signaal. van de detektonniddelen, de derde klem waarvan via een andere eerste kodeereenheid is gekoppeld met een ingang van de middelen voor het schrijven van informatie in de registratiedrager.

15. Inrichting volgens conclusie 12, 13 of 14, met het kenmerk, 20 dat de tweede kodeereenheid een zelf-synchroniserende modulator (scrambler) bevat.

16. Inrichting volgens conclusie 12, 13 of 14, met het kenmerk, dat de tweede kodeereenheid een niet-zelf-synchroniserende modulator (scrambler) bevat.

17. Inrichting volgens conclusie 13 voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de beide eerste kodeer eenheden zijn ingericht voor eerst het in de tijd kruislings met elkaar vervlechten van de blokken van m databits in opnieuw blokken van m databits en voor vervolgens het koderen van de blokken van m 30 databits in opeenvolgende en aansluitende blokken van n ^ kanaalbits.

18. Inrichting volgens conclusie 1, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de beide eerste kodeereenheden zijn ingericht voor het eerst in de tijd kruislings met elkaar vervlechten van de blokken van m databits in opnieuw 35 blokken van m databits en voor het vervolgens koderen van de blokken van m databits in opeenvolgende en aansluitende blokken van n^-fn2 kanaalbits, en dat de dekodeereenheid verder is ingericht voor het na het dekoderen van de blokken van kanaalbits in blokken van m 8303859 4 ΙΏΝ 10.830 24 databits ontvlechten van de in de tijd kruislings met elkaar vervlochten blokken van m databits.

19. Inrichting volgens conclusie 1 voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat in de verbinding 5 tussen de ingangsaansluitklem en genoemd punt een kodeereenheid voor het in de tijd kruislings met elkaar vervlechten van dë blokken van m databits in opnieuw blokken van m databits is opgencmen.

20. Inrichting volgens conclusie 1, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat in de verbinding 10 tussen de ingangsaansluitklem en de ingang van de eerste kodeereenheid een derde kodeereenheid voor het in de tijd kruislings met elkaar vervlechten van de blókken van m databits in opnieuw blokken van m databits is qpgenomen.

21. Inrichting voor het uitlezen van informatie uit een spoor 15 in een optische registratiedrager, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, 10 of 11, voorzien van - uitleesmiddelen voor het uitlezen van de blokken van n„-tn0 kanaalbits uit het spoor, “ een eerste dekodeereenheid gekoppeld met de uitleesmiddelen .voor 20 het dékoderen van de blokken van n^+n^ kanaalbits in opeenvolgende blokken van m databits, en - een uitgangsklem voor het leveren van een uitgangssignaal, met het kenmerk, dat de inrichting - herkenningsmiddelen voor het herkennen van die gedeelten van de 25 uitgelezen informatie die vóór het inschrijven in de registratiedrager additioneel pp aselëkte. wijze zijn gemoduleerd en voor het leveren van een regelsignaal, en - een tweede dekodeereenheid bevat voor het. op een inverse wijze moduleren van genoemde gedeelten.

22. Inrichting volgens conclusie 21 met het kenmerk, dat een uitgang van de eerste dekodeereenheid is gekoppeld met enerzijds een eerste klem en anderzijds via de tweede dekodeereenheid met een tweede klem van een schakeleenheid voor het koppelen van de eerste of de tweede- klem aan een derde klem onder invloed van het regelsignaal van de herkenningsmiddelen, 35 de derde klem waarvan is gekoppeld met de uitgangsklem.

23. Inrichting volgens conclusie 21 of 22, voor het uitlezen van informatie ingeschreven in de optische registratiedrager met de * inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de tweede dekodeer- 83 0 3 8 ? 9 V -S' * PHN 10.830 25 < eenheid een zelf-synchroniserende demodulator (descrambler) bevat.

24. Inrichting volgens conclusie 21 of 22, voor het uitlezen van informatie ingeschreven in de optische registratiedrager met de inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de tvreede dekodeer- 5 eenheid een niet"zelf-synchroniserende demodulator (descrambler) bevat.

25. Inrichting volgens conclusie 22, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de eerste dékodeer-eenheid is ingericht voor het eerst dekoderen van de blokken van n^ kanaalbots in opeaivolgende blokken van m databits en vervolgens voor 10 het ontvlechten van de in de tijd kruislings met elkaar vervlochten blokken van m databits.

26. Inrichting volgens conclusie 22, voer het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een dékodeer-eenheid voor het ontvlechten van de in de tijd kruislings met elkaar 15 vervlochten blokken van m databits is opgenanen in de verbinding tussen de derde klem ai de uitgangsklem van de inrichting.

27. Registratiedrager verkregen volgens de werkwijze voor het schrijven van informatie in een optische registratiedrager volgens één der conclusies 1 tot en met 9 en/of te gebruiken in een werkwijze 20 voor het uitlezen van informatie van de optische registratiedrager volgens één der conclusies 1, 10 of 11, met het kenmerk, dat de ingeschreven informatie gegevens bevat over het al dan niet additioneel gemoduleerd (gescrambled) zijn van gedeelten van de informatie. 25 1 8303859 35