NL8303759A - Menginrichting. - Google Patents

Description

* 4 VO 5200

Titel: Menginrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het herschikken van schijfvormige voorwerpen, bijvoorbeeld biscuits, en betreft vooral een inrichting voor het herschikken van voorwerpen volgens de inleiding van conclusie 1.

5 Met inrichtingen van dit type worden bijvoorbeeld biscuits vanaf een oven of een koelzone aangevoerd naar één of meerdere verpakkingsmachines of opslagruimten voor langdurige opslag. De meestal op een transportband in dwarsrijen getransporteerde biscuits worden in vooraf bepaalde aantallen samengevoegd en verpakt, respektievelijk op-10 geslagen. Veelal treden echter verschillen tussen de biscuits op. Zo zijn bijvoorbeeld de biscuits in de randzones dikwijls sterker doorgebakken als de andere. Worden de biscuits nu in kleine aantallen verpakt, dan komt het vaak voor dat in de ene verpakking alleen maar sterk- en in een andere alleen maar weinig doorgebakken biscuits worden opgeno-15 men.

De uitvinding heeft dan ook ten doel een inrichting van het hierboven genoemde type te verschaffen, welke het mogelijk maakt schijfvormige voorwerpen op eenvoudige en economische wijze door herschikken te vermengen. Een ander doel van de uitvinding is een zodanige inrich-20 ting te verschaffen die ook geschikt is voor het behandelen van zeer tere en breekbare voorwerpen.

Dit doel kan volgens de uitvinding worden bereikt door toepassing van een inrichting die de kenmerkende eigenschappen volgens het kenmerkende deel van de onafhankelijke conclusie 1 bezit. Andere doelma-25 tige uitvoeringsvormen zijn beschreven in de afhankelijke conclusies.

Een bepaalde uitvoeringsvorm van de uitvinding is in de tekening afgebeeld en zal verderop nader worden verduidelijkt.

De uitvinding zal thans worden beschreven onder verwijzing naar de tekening, waarin: 30 Fig. 1 een zijaanzicht is van een inrichting volgens de uit- 8303759 t . i -2- vinding; fig. 2 is een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1; fig. 3 is een zijaanzicht van een eerste transportband; fig. 4 is een vooraanzicht van een eerste transportband vol-5 gens fig. 3; fig. 5 is een schematisch zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 6 is een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 5; fig. 7 is een schematische afbeelding van een aandrijfinrich-10 ting voor de eerste transportband; fig. 8 is een andere schematische afbeelding van een aandrijf-inrichting voor de eerste transportband; fig. 9 is een zijaanzicht van het voorste gedeelte van een eerste transportband en een eindaanzicht van een tweede transportband; 15 fig. 10 is een zijaanzicht van het voorste gedeelte van een eerste transportband alsmede een eindaanzicht van een tweede transportband volgens de tweede uitvoeringsvorm; fig..11 is een bovenaanzicht van het voorste gedeelte van een eerste transportband en een' tweede transportband; en 20 fig. 12 is een voorbeeld van een weg-tijd diagram van de bewe ging van de eerste transportband ten opzichte van de tweede transportband.

Zoals is te zien in fig. 1 en 2 kunnen de vlak op een met constante snelheid lopende transportband 2 liggende voorwerpen 1, bijvoorbeeld biscuits, vanaf een oven of een koelzone naar een tweede transport-25 band 20 worden aangevoerd. De voorwerpen 1 vallen over eenovergeef-kant 3 in transportkanalen 21, welke de voorwerpen 1 in wezen dwars op de transportrichting 4 van de eerste transportband 17 bewegen. De over-geefkant 3 is verschuifbaar zodat in elk van de transportkanalen 21 voorwerpen kunnen worden afgeleverd. De tweede transportband 20 is in 30 dit geval een schudtransportband, waarmee op een als zodanig bekende ma-• nier de voorwerpen 1 kunnen worden getransporteerd en overeind gezet teneinde deze aan te voeren naar één of meerdere verpakkingsmachines. De transportband 2 loopt over vier rollen 5, 6, 7 en 8, waarbij twee rollen 5 en 8 stationair zijn gemonteerd en twee rollen 6 en7 zijn bevestigd 35 aan een transportbandslede 9 en daarmee verschuifbaar zijn. De verschuiving van de transportbandslede 9 kan plaats hebben door middel van twee 'via een as met elkaar verbonden tuimelaars 10 en 11.

8303759 i % -3-

De lange arm 12 van de ene tuimelaar 10 is aan het vrije einde zwenkbaar met de transportbandslede 9 verbonden, terwijl de andere arm 13 aan zijn vrije einde in een excentrische ringgroef 14 van een nokken-schijf 15 glijdend verschuifbaar wordt geleid. Wanneer de nokkenschijf 5 15 door middel van een motor 41 en een aandrijving 42 wordt gedraaid, dan voeren de tuimelaars 10 en 11 een zwaaibeweging uit om de as 16 en bewegen de transportbandslede 9 en de voorste rol 6 al naargelang de draairichting van de nokkenschijf 15 voorwaarts of achterwaarts. Deze manier van verschuiving wordt in de vaktaal "pull-nose" genoemd.

10 Fig. 3 en 4 tonen de op een machinefreem 43 gemonteerde eer ste transportbandinrichting 17, waarvan de transportbandslede 9 aan beide zijden is voorzien van een reel 44, welke glijdend verschuifbaar worden geleid in geleidingen 45. In fig. 3 is het machinefreem 43 en in fig. 4 de transportband 2 niet afgebeeld...

15 Fig. 5 en 6 zijn afbeeldingen van een inrichting volgens een tweede uitvoeringsvorm, welke is voorzien van een eerste transportinrichting, die als vibratortafel 50 is uitgevoerd en een tweede transportinrichting, die bestaat uit een transportband 51. De vibratortafel 50 wordt door middel van een geleiding 52 gesteund door een ondergrond 53 en 20 wordt met behulp van een aandrijving 54 periodiek zodanig bewogen dat de op het oppervlak van de'vibratortafel liggende voorwerpen 1 in de richting van de pijl 55 worden getransporteerd.

Boven de in de richting vein de pijl 59 lopende transportband 58 bevindt zich een roosterconstructie 57 welke uit een aantal langs-25 stroken 6Q bestaat die zijn uitgevoerd met knikplaatsen 61 of scharnierpunten. De roosterconstructie 57 is in het gebied van de overgeefkant 3 van de vibratortafel 50 door middel vari een verstelinrichting 62 dwars op de transportrichting 4 verschuifbaar. De verstelinrichting 62 bestaat uit een motor 63, een aandrijving 72, een nokkenas 69 en twee nok-30 kenschijven 65, ter beweging van twee stangen 66 welke aan hun vrije einden aan de roosterconstructie 57 zijn bevestigd. Volgens deze tweede uitvoeringsvorm is de overgeefkant 3 stationair en zijn de transportkana-len 67 in de richtingen van de dubbele pijl 68 verschuifbaar.

Voor de in korte tijd uitgevoerde en nauwkeurige verandering 35 van de bewegingssnelheid van de transportbandslede 9 of de roostercon- 8303759 ψ '· -4- structie 57 is de in fig.7 schematisch weergegeven aandrijving verschaft. De twee-assige aandrijving 72 bestaat uit een paar tandwielen 73 voor lage snelheden en een paar tandwielen 74 voor hoge snelheden, welke via een omschakelkoppeling 75 naar keuze de aandrijfmotor 70 met de nokken-5 as 69 verbinden- Er kunnen ook andere, precies regelbare snelheidswissel-aandrijvingen worden toegepast. De in fig. 8 als andere uitvoeringsvorm afgebeelde aandrijving bestaat uit een hoofdmotor 80 met constant toerental en een regelmotor 81 met regelbaar toerental, welke via een combinatie -aandrijving 82,,.die bijvoorbeeld een aandrijving met planeetwielen 10 (planetaire versnellingsinrichting) is, de nokkenas 69 aandrijven. Het regelen van het toerental kan plaats hebben door middel van hier niet afgebeelde sensoren, welke de vullingstoestand in de transportkanalen 21, respektievelijk 67 vaststellen. Voor het regelen kunnen echter ook andere, respektievelijk meerdere toestandgrootheden van de voor het ver-15 vaardigen, transporteren en verpakken toegepaste inrichtingen worden af-getast en benut.

Onder verwijzing naar fig. 9, 10, 11 en 12 wordt de uitvoering 'van het herschikken van voorwerpen 1 met een inrichting volgens de eerste •respektievelijk een tweede uitvoeringsvorm nader toegelicht. De eerste 20 transportinrichting 17 transporteert de in rijen op het oppervlak van de transportband 2 gerangschikte voorwerpen naar de overgeefkant 3, waarbij dit oppervlak hellend is aangebracht. De voorwerpen vallen over de overgeefkant 3 in het daarjuist aanwezige transportkanaal van de transportkanalen 21 respektievelijk 67 dat zich vlak voor de overgeefkant 3 bevindt. 25 Het hoogteverschil tussen de overgeefkant 3 en het oppervlak van de tweede transportband 20 is klein gekozen, zodat ook tere voorwerpen 1 niet breken. Nadat een rij voorwerpen 1 in één van de transportkanalen 21 respektievelijk 67 is afgeleverd wordt de overgeefkant 3 verschoven.

De regelbare aandrijving 54 maakt het nu mogelijk de vooruit-30 en terugloopsnelheid van de overgeefkant alsmede de keuze van het gewenste transportkanaal 21 respektievelijk optimaal aan de uitwendige gegevens aan te passen. Wanneer bijvoorbeeld één der verpakkingsmachines uitvalt, of treedt een storing in de transportinrichting op, dan worden aan het betreffende transportkanaal geen voorwerpen meer afgeleverd. De voor-35 werpen 1 kunnen, ter verkrijging van een betere vermenging, ook zodanig worden afgeleverd dat tenminste enige van de voorwerpen tussen reeds 8303759 ν' » -5- neergelegde voorwerpen vallen. In fig. 11 kunnen op de eerste transportinrichting 17 sterk doorgebakken biscuits 76 in de randgebieden en daartussen gelegen, weinig doorgebakken biscuits 77, worden onderscheiden,

Indien de biscuits in de vorm van een kolonne naar de verpakkingseenheden 5 zouden worden gevoerd en daar zouden worden bijeengevoegd, dan zouden er in iedere verpakking alleen maar voorwerpen van de ene soort aanwezig zijn. Wanneer de rijen op de manier volgens de uitvinding in de trans-portkanalen 21 respektievelijk 67 van de tweede transportinrichting 20 naar de verpakkingseenheden worden aangevoerd en daarin worden samen-10 gevoegd, dan bevindt zich in iedere verpakking van iedere soort ongeveer hetzelfde aantal.

Fig. 12 geeft ter illustratie aan de hand van een weg-tijd diagram het bewegingsverloop van de overgeefkant 3 te zien. Op de as a is de weg af gezet, waarbij de afstand R ongeveer overeenkomt met de 15 breedte van een transportkanaal en het coördinatensnijpunt op de rand van het eerste transportkanaal is gelegen. Tijdens een zogenaamde vooruitloopt! jd A bestrijkt de overgeefkant 3 met constante snelheid vier transportkanalen in een voorwaartse beweging en in aansluiting daarop tijdens een zogenaamde teruglooptijd B eveneens vier transportkanalen 20 in een achterwaartse beweging. De loopsnelheden van de transportband 2 en de overgeefkant 3 zijn zodanig op elkaar afgestemd, dat in ieder transportkanaal tijdens de achterwaartse beweging het gewenste aantal voorwerpen 1 wordt afgeleverd.

Deze voor- en achterwaartse bewegingen worden periodiek her-25 haald. Worden echter door de sensoren bijvoorbeeld in het derde transportkanaal R^ afwijkingen van de vooraf bepaalde waarden vastgesteld, welke een correctie op het aangevoerde aantal voorwerpen ter plaatse noodzakelijk maken, dan wordt door de regelinrichting de snelheid in het gebied R.j in overeenstemming daarmee beïnvloed. Zo vertoont het gedeelte c 30 van de grafiek een bewegingsverloop, waarbij de overgeefkant 3 zich langer dan gebruikelijk boven het transportkanaal R^ bevindt, terwijl gedeelte d van de grafiek een verloop met kortere verblijfstijd boven R^ aangeeft. Het gedeelte e van de grafiek laat het snelheidsverloop zonder correcties zien.

8303759

Claims (10)

1. Inrichting voor het herschikken van schijfvormige voorwerpen (1) welke is voorzien van een eerste transportinrichting (17) die de voorwerpen (1) transporteert en ter plaatse van een overgeefkant (3) aan een tweede transportinrichting (20) overgeeft, gekenmerkt doordat 5 de tweede transportinrichting (20) is voorzien van meerdere in wezen zich dwars op de transportrichting van de eerste transportinrichting (17) uitstrekkende transportkanalen (21, 67) en dat de transportkanalen (21, 67) door de overgeefkant (3) kunnen worden bestreken, zodat afwisselend voorwerpen (1) in de transportkanalen (21, 67) kunnen worden af geleverd. 10

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de eerste transportinrichting (17) tenminste een eindloze transportband (2) omvat en dat de omkeerrol (6) in het gebied van de overgeefkant (3) in de transportinrichting verschuifbaar- is.

3. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de eerste 15 transportinrichting (17) tenminste voor een deel bestaat uit een schud- transportinrichting.

4. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de tweede transportinrichting (20) tenminste voor een deel bestaat uit een schud-transportinrichting.

5. Inrichting-volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de tweede transportinrichting (20) tenminste van een eindloze transportband (58) is voorzien en dat de transportkanalan .(67) door een roosterconstructie (57) worden begrensd.

6. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat de 25 snelheid van de overgeefkant (3) kan worden veranderd, zodat bij iedere gegeven verdeling van de voorwerpen (1) op de eerste transportinrichting (17) op gelijkmatige wijze voorwerpen (1) kunnen worden afgeleverd in de transportkanalen (67) van de tweede transportinrichting (20) .

7. ' Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat sensoren 30 zijn verschaft welke de aantallen voorwerpen (1) in de transportkanalen (67) van de tweede transportinrichting (20) vaststellen.

8. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat een regel- 8303759 -7- inrichting ter regeling van de verdeling van de voorwerpen in de afzonderlijke transportkanalen is aangebracht, welke door middel van versterkers de relatieve snelheid tassen de overgeefkant (3) en de tweede trans-portinrichting (20) regelt en dat de regelinrichting tenminste de door 5 de sensoren vastgestelde aantallen voorwerpen op de tweede transportinrichting registreert en verwerkt.

9. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de relatieve snelheid tussen de overgeefkant (3) en de tweede transportinrichting (20) zodanig kan worden geregeld dat ongewenste verschillen in aantallen 10 voorwerpen in de afzonderlijke transportkanalen (67) kunnen worden vereffend.

10. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat tenminste een deel van de roosterconstructie (57) dwars op de transportrichting van de tweede transportinrichting (20) zodanig kan worden verschoven, dat 15 ongewenste verschillen in aantallen voorwerpen in de afzonderlijke transportkanalen (67) kunnen worden vereffend. 8303759