NL8302927A - Schuifklep en vervangbaar opvangmondstuk. - Google Patents

Description

v - 1 -

N/31.586-tM/vdM

* *

Schuifklep en vervangbaar opvangmondstuk.

De onderhavige uitvinding is gericht op een klep en vervangbaar mondstuk. Een voorbeeld van de klep is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.063.668. Meer in het bijzonder is de onderhavige uitvinding gericht op het schuifklep-5 deel van een dergelijke klep en een vervangbaar opvangmondstuk dat kan worden gebruikt op de schuifklep.

Bij de toepassing van schuifkleppen volgens het Amerikaanse octrooischrift 4.063.668 en andere, zoals die van Interstop uit Zwitserland is de aandacht gericht op de slijta-10 ge van het opvangmondstuk, die eerder optreedt dan de slijtage van het vuurvaste plaatdeel van de schuifklep. Bij de bekende constructie is de schuifklep omhuld in metaal en het metaal strekt zich binnenwaarts uit. Om een vervangbaar opvangmondstuk toe te passen omringt een neerhangende mantel het inwen-15 dige mondstuk en is voorzien van gevormde schroefdraad. Het opvangmondstuk wordt dan opgenomen in een metalen bus en heeft aan zijn bovenste deel gevormde schroefdraad, die past op het manteldeel van de schuifklep.

Zoals ook is afgebeeld in het Amerikaanse oc-20 trooischrift 4.314.659 kan een vuurvast mondstuk opnieuw worden geplaatst in de mondstukbuis van een beweegbare klep.

In dit geval echter is het vuurvaste materiaal gevormd om te worden ingeschoven en dan door rotatie te worden vastgezet.

Geen voorziening is echter getroffen om mortel te kunnen plaat-25 sen op het vuurvaste materiaal en op zijn plaats te drukken door de toepassing van een kettingsleutel of ander inzetmiddel.

Een meer recente ontwikkeling is de toepassing van een drukplaat in verbinding met de schuifklep van het Amerikaanse octrooischrift 4.063.668. Het doel van de drukplaat is de krach-30 ten van de toegepaste veerdrukkussens gelijkmatiger te verdelen. De drukplaat kan worden gebruikt om de belasting te verdelen ongeacht de bron of plaatsing, zoals uitwendige veren, koppelinrichtingen, fluïdumdruk e.d.

De onderhavige uitvinding betreft een vervang-35 baar opvangmondstuk voor een schuifklep. Een drukplaat is voorzien van een centrale kraag of ring of ander aangrijpmid- o *” --- λ y y V 1 j . J ry Jl. .

^ 4 - i - 2 - s > del met inwendige bevestigingsmiddelen, die liggen in een punt in lijn met de schuifklepopening of -openingen, en geplaatst | onder de schuifplaat. Het opvangmondstuk aan zijn bovendeel is voorzien van schroefdraad of andere aangrijpmiddelen om aan te 5 grijpen op de drukplaataangrijpmiddelen. Anders past een vergrendeling met in elkaar grijpende delen binnen de ring of kraag op overeenkomstige middelen aan het boveneind van het vervangbare opvangmondstuk wanneer het roterend aangrijpt op het inwendige van de kraag of ring. Het opvangmondstuk kan dan 10 worden vervangen bij tijdelijke afsluiting door draaiing met een kettingsleutel en een nieuw opvangmondstuk kan worden ingezet zonder het gemonteerde verband van de rest van de schuif-klep en de bovenplaat binnenwaarts van de klep te verstoren.

In een verdere uitvoering is de koppeling van het opvangmond-15 stuk van een duwtype, waarbij geen draaiing nodig is.

In verband met het voorgaande is het belangrijkste doel van de onderhavige uitvinding het verschaffen van een constructie voor een verwijderbaar opvangmondstuk in een schuifklep , waarbij het mondstuk zichzelf, vasthoudt onafhanke-20 lijk van het verwijderen van de schuifklep.

Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een vervangbaar opvangmondstuk in een schuifklep, waarin het samenwerkt met een drukplaat, op zodanige wijze dat het opvangmondstuk, de drukplaat en de vuur-25 vaste plaat van de schuifplaat nauwpassend op elkaar aangrijpen in een eenheidsconstructie voor werking wanneer het opvangmondstuk wordt vervangen.

Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het bereiken van de boven genoemde doelen met een construc-3Q tie die niet alleen economisch te vervaardigen, maar in het gebruik ook gemakkelijk vervangbaar is.

Verdere doelen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk, worden uit de volgende beschrijving van een uitvoering aan de hand van de bijgaande tekening, 35 waarin: figuur 1 is een langsdoorsnede van een schuifklep, zoals die welke is af geheeld in het Amerikaanse octrooi-schrift 4.063.668 met gebruikmaking van een drukplaat, in com- P π V" Λ 9 7 V tJ i~j £ ƒ ' ί . i - 3 - binatie met een vervangbaar opvarigmondstuk volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 2 is een langsdoorsnede van de schuifklep en het vervangbare opvangmondstuk en toont een eerste alterna-5 tief vervangbaar opvangmondstuk.

Figuur 3 is een soortgelijke afbeelding als figuur 2, maar toont weer een andere uitvoering van het vervangbare opvangmondstuk.

Figuur 4 is een dwarsdoorsnede van de in figuur 10 3 afgeheelde uitvoering volgens de lijn 4-4 van figuur 3.

Figuur 5 is weer een andere doorsnede van een aanvullende uitvoering, waarin een enkel stuk vuurvast materiaal is toegepast in het vervangbare opvangmondstuk.

Figuur 6 is weer een andere doorsnede van een 15 uitvoering met toepassing van een vervangbaar opvangmondstuk met een enkel stuk vuurvast materiaal, waarbij de bodem van de schuifklep vlak is.

Figuur 7 is weer een verdere doorsnede van een andere uitvoering van een opvangmondstuk met twee stukken vuur-20 vast materiaal.

Figuur 8 is nog een andere doorsnede van een andere uitvoering met toepassing van twee stukken vuurvast materiaal in het opvangmondstuk.

Figuur 9 toont een andere koppelwijze van het 25 opvangmondstuk met de drukplaat met een kogelkoppeling.

Figuur 10 toont een andere langsdoorsnede waarin een platte drukplaat is gebruikt zonder de opstaande drukplaat-rand, zoals afgeheeld in de uitvoering van figuur 1 en waarbij de drager de einden van de schuifklep vasthoudt om te verhin-30 deren dat deze in de langsrichting bewegen ten gevolge van de wrijving aan het tussenvlak van de twee vuurvaste platen. Bij deze uitvoering is de schuifklepverbinding met het bovendeel van het opvangmondstuk hetzelfde als de bovenplaat, zodat het vuurvaste materiaal van de bovenplaat kan worden gebruikt als 35 vuurvast materiaal van de schuifplaat. De vasthoudmiddelen laten een vertikale beweging van de schuifklep toe'.

De klep volgens het Amerikaanse octrooischrift 4.063.668 is afgeheeld in figuur 1, gewijzigd voor het opnemen C 2 ï3 ? Q 9 7 v J vm* -ij 9 I * * * - 4 - : > van een plaat en vervangbaar opvangmondstuk. Daaruit blijkt dat de klep 10 wordt ondersteund door middel van een frame 11, met een basisplaat 12. Onder de basisplaat 12 is een blijvend bevestigd hitteschild 14 vastgezet.

5 Een drager 15 is geplaatst in het frame 11 en wordt (door niet afgebeelde middelen) bediend om van links naar rechts heen en weer te glijden, zoals is afgeheeld in figuur 1. Een schuifklep 18 is geplaatst op een drukplaat 20. De drukplaat 20 heeft een plaatbasis 21 en wordt omringd door 10 een drukplaatrand 22. De drukplaatbasis 21 is geplaatst op meerdere veerkussens 24. Een enkele band 25 is afgebeeld, die de schuifplaat 26 van de schuifklep 18 omringt. Een borging 27 is. aangebracht op een geschikte plaats op de drukplaatrand 22 om de schuifplaat 26 in de drukplaat 20 te borgen en de 15 schuifplaat 26 vast te zetten tegen relatieve beweging op de drukplaat 20.

De afgebeelde schuifplaat 26 heeft een centrale schuifplaatopening 28. Andere toepassingen worden beschouwd waarin de schuifplaat 26 een versprongen opening 28 of meer 20 dan êên opening 28 kan hebben. De opening 28 aan zijn onderzijde is omringd door een opvangmondstukuitsparing 29. Een neerhangende ring of kraag 43 strekt zich omlaag uit vanaf de drukplaat 20 en omringt de opvangmondstukuitsparing 29. Hoewel de afgebeelde drukplaat 20 wordt aangegeven door veerkussens 25 24, kunnen de drukplaat 20 en het opvangmondstuk 30 worden toegepast bij drukfluidumkussens of gelijkmatig omcircelende drukmiddelen, zoals afgebeeld in de Amerikaanse octrooiaanvrage. 381.063, ingediend op 24 mei 1982.

Centraal in de eenheid zoals afgebeeld blijkt 30 dat het vervangbare opvangmondstuksamenstel 30 kan worden geplaatst binnen de klep 10, de drager 15 en aanliggend tegen de schuifplaat 26. Een beweegbaar spatschild 31 is rondom het opvangmondstuksamenstel 30 aangebracht en schuift met de schuifplaat en zijn bijbehorend opvangmondstuksamenstel 30.

35 In de in figuur 1 afgebeelde uitvoering is ge zorgd voor twee stukken vuurvast materiaal van het opvangmondstuk, waarbij het eerste het bovenste vuurvaste materiaal 32 met een opening 33 is en een onderste stuk vuurvast materiaal 34, dat een opening 37 heeft die anders kan zijn dan de boven- 5302327 ψ * - 5 - ste opening 32. Ook kan het onderste vuurvaste materiaal 34 ander vuurvast materiaal zijn dan het bovenste vuurvaste materiaal 32. De beide stukken vuurvast materiaal zijn bevestigd door middel van een vasthoudorgaan 35. Verder is een mantel 36 5 aangebracht voor het bovenste vuurvaste element 32 en een afzonderlijke mantel 38 is aangebracht voor het onderste vuurvaste materiaal 34. Een kraag 39 op het onderste deel van het vasthoudorgaan 35 houdt de beide vuurvaste elementen 32, 34 uitgelijnd vast in het vasthoudorgaan 35.

10 Om op losneembare wijze het opvangorgaan 30 vast te zetten is een schroefdraadsamenstel 40 verschaft aan zijn bovendeel in gietverband met de schuifplaat 26. Gezorgd is voor een schroefdraad 41 aan het bovendeel van het vasthoudorgaan 35. Bijpassende schroefdraad 42 is aangebracht op de 15 neerhangende ring 43 van de drukplaatbasis 21. Verwisselbaar wordt hier de term ring of kraag gebruikt voor het onderdeel dat hangt aan de drukplaatbasis 21 om aan te grijpen op het vasthoudorgaan 35.

Als aanvullend element van deze omgeving moet 20 worden opgemerkt dat het bovenste mondstuk 44 en het onderste mondstuk 45 als een samenstel eindigen aan hun onderste deel in een bovenplaatzitting 46. Een mondstukzitting 48 is aangebracht aan het bovenste deel van het vuurvaste materiaal 17 van de bovenplaat in aanraking met de bovenplaatzitting 46.

25 Zoals hierna uiteengezet zal worden is het de bedoeling (zoals afgeheeld in figuur 10 die later beschreven wordt) dat een alternatieve uitvoering van het opvangsamenstel 30 zal eindigen aan zijn bovenvlak met een uitvoering die althans nagenoeg gelijk is aan de bovenplaatzitting 46 en dat de opvangorgaan-30 uitsparing 29 hetzelfde zal zijn als de mondstukzitting 48 op de bovenplaat, zodat de bovenplaat en schuifplaat hetzelfde stuk vuurvast materiaal kunnen zijn.

Nu verwijzend naar figuur 2 is te zien dat het opvangmondstuksamenstel 30 is gewijzigd ten opzichte van de in 35 figuur 1 afgebeelde constructie hoofdzakelijk door de aanbrenging van een bovenste schroefdraad 50 op de bovenste vuurvaste mantel 36. Verder is een onderste schroefdraad 51 aangebracht op de mantel 36 voor het bovenste vuurvaste materiaal r ' -- ? 7 * <it * - 6 - en in schroefdraadingrijping met het vasthoudorgaan 35, dat de twee stukken vuurvast materiaal overbrugt en bevestigt aan het bovenste deel van het onderste vuurvaste materiaal 34 en het onderste deel van het bovenste vuurvaste materiaal 32. De ge-5 meenschappelijke elementen van de uitvoering van figuur 2 zijn aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers als figuur 1.

Een verdere uitvoering van het opvangmondstuk 30 is afgeheeld in figuren 3 en 4. Het verschilt voornamelijk van de twee eerdere uitvoeringen door het aanbrengen van meerdere 10 oren 55, die zijn bevestigd aan het bovenste deel van de mantel 36 van het bovenste vuurvaste materiaal. De oren 55 lopen tegen een nokvormige orensleuf 56. Voor het inzetten zijn meerdere inzetgleuven 58 aangebracht die de oorsleuven 56 onderbreken, zoals afgeheeld in figuur 4.

15 De in figuur 5 afgebeelde uitvoering maakt ge bruik van een uit een enkel stuk vuurvast materiaal bestaand mondstuk 32, maar is overigens althans nagenoeg gelijk aan de in figuur 1 afgebeelde uitvoering. Op dit punt moet worden opgemerkt dat een vasthoudverbindingsorgaan 35 in alle tot dus-20 ver beschreven uitvoeringen van het vervangbare opvangmondstuk 3 0 is toegepast.

In de in figuur 6 afgebeelde uitvoering is het inwendige afgeknot kegelvormige vlak van de kraag 39 aan de binnenzijde van het vasthoudorgaan 35 bij het kraagdeel 39 er-25 van aangebracht. Vanaf de mantel 36 strekt zich een ring of stel ophanglippen 61 uit. De schuifplaat 26 is afgeheeld zonder uitsparing, waar deze aangrijpt op het vuurvaste materiaal van het opvangorgaan.

Een verdere uitvoering van het opvangmonstuk-30 samenstel 30 is weergegeven in figuur 7. Daaruit blijkt dat het bovenste stuk vuurvast materiaal 32 en het onderste stuk vuurvast materiaal 34 zijn verbonden door een schroefdraadsa-menstel, bestaande uit onderste mantelschroefdraden 65 en bovenste mantelschroefdraden 66. Het vasthoudorgaan 35 grijpt 35 aan op de neerhangende ring 43, zoals bij de andere uitvoeringen, maar het vasthoudorgaan 35 en- zijn kraag 39 grijpen aan op een versprongen deel van de mantel 36 van het bovenste stuk vuurvast materiaal. Deze uitvoering toont verder een uit- ? ö 3 2 92 7

« V

- 7 - sparing 69 in het bovenste stuk vuurvast materiaal 32, die past bij een neerhangend verlengstuk 69 van het vuurvaste materiaal 26 van de schuifklep.

Figuur 8 toont een verdere uitvoering van het 5 opvangmondstuk 30, waarbij twee vasthoudorganen 35, 35' worden toegepast. In elk geval hebben de vasthoudorganen 35, 35' betreffende kragen 39, 391, die aangrijpen op tapse delen van de mantels 36, 38 van het vuurvaste materiaal. Het onderste vasthoudorgaan 35* grijpt aan op schroefdraad 66 van de boven-10 ste mantel om de twee vuurvaste delen 32, 34 met elkaar verbonden te houden.

Figuur 9 toont een verdere uitvoering van het opvangmondstuk, waarin een koppeling 75 van het duwtype is af-gebeeld en waarin de verbinding tot stand wordt gebracht zon-15 der rotatie. Het vasthoudorgaan 35n heeft een kogeluitsparing 76 in de vorm van een ringgroef. Een koppelingring 78 omringt de koppelingveer 79 die samen de koppelingkogels 80 vasthouden. Wanneer het mondstuk wordt ingezet wordt de top voorzien van mortel en dan op zijn plaats gedrukt. Voorafgaand aan het in-20 zetten wordt de ring 78 gedrukt tegen de druk van de veer 79.

De tapse top 81 van het vasthoudorgaan 35" drukt eerst de kogels 80 weg totdat deze aangrijpen in de kogeluitsparing 76 van het vasthoudorgaan 35". Bij het verwijderen wordt de kop-pelring 78 omhoog geschoven om de ring 79 samen te drukken 25 zodat de kogels 80 uit de uitsparing 76 komen en worden geplaatst in de kogelligplaats 82 van de koppeling 75, waarna het opvangorgaan 30 wordt vervangen. De verschillende vuurvaste onderdelen en combinaties die zijn afgebeeld in figuren 1-8 en 10 kunnen worden aangepast aan deze koppeling 75.

30 In de in figuur 10 afgeheelde uitvoering is de drukplaatring 22 weggelaten. De drager 15 is gewijzigd om het vuurvaste schuifstuk 26 vast te houden. De drukplaat 20 heeft centrale schroefdraad 42, die direct "„aangrijpt op de bovenste schroefdraad 41 van het vasthoudorgaan 35. Ook moet worden op-35 gemerkt dat het bovenste deel van het bovenste vuurvaste stuk 32 een gewijzigde uitvóering heeft, die gelijk is aan de bovenplaatzitting 46 van het onderste mondstuk 45. Bij deze uitvoering kan de vuurvaste bovenplaat 17 gelijk zijn aan de P Τ’ Λ -7 .Λ 9 η \ - 8 - j schuifplaat 26. De bovenplaat 16 heeft ook een band 25. Hoewel de afgeheelde bovenplaat 16 geen metalen omhulsel 19 heeft, kan dit in sommige gevallen wel het geval zijn zoals is afgeheeld in figuur 1. Wanneer een metalen omhulsel is toegepast, 5 worden op wenselijke wijze magneten 71 (zie figuur 1) toegepast om de bovenplaat 16 tijdelijk vast te houden. Bij alle afgebeelde toepassingen worden vasthoudpennen 70 gebruikt om de bovenplaat 16 op zijn plaats te houden. Ook kan de schuif-klep 26 al of niet zijn omhuld in metaal, zoals de boven be-10 sproken bovenplaat.

De verschillende uitvoeringen van het vervangbare opvangmondstuk 30 zijn afgeheeld en beschreven in hun ver-% schillende relaties met een veerplaat 20. De vuurvaste schuif-klep 26 kan al dan niet een onderste metallisch element nodig 15 hebben. Bij voorkeur is het vuurvaste materiaal van de schuif-klep voorzien van een band om barsten op te nemen die normaal tijdens de warmteschok bij het gieten optreden. Ook wordt opgemerkt dat in een uitvoering, figuur 10, de toepassing van een enkel stuk vuurvast materiaal is afgeheeld, dat zowel de 20 bovenplaat als de schuifklep is. In alle gevallen kan het op-vangorgaan 30 worden verwijderd en vervangen door een eenvoudig gereedschap, of in sommige gevallen zonder gereedschap.

De betreffende werkwijze bij het vervangen van het opvangmondstuk vereist het gebruik van een drukplaat. De 25 drukplaat wordt geplaatst aangrenzend aan het paar stukken vuurvast materiaal, die de stilstaande bovenplaat en de schuifplaat omvatten. Het paar stukken vuurvast materiaal wordt met hun vlakken in contact gedrukt door drukmiddelen zoals veren die omhoog drukken op de drukplaat, die op zijn beurt omhoog 30 drukt tegen de onderplaat of schuifklep. Waneer twee of meer opvangmondstukken worden toegepast blijft de werkwijze hetzelfde. Hoewel meer dan twee opvangmondstukken waarschijnlijk niet worden toegepast bij een omkeerbare schuifklep zoals is afge-beeld, kan deze werkwijze ook worden toegepast op roterende 35 kleppen, waarbij aanvullende mondstukken kunnen worden toegepast.

De schuifklep en drukplaat worden bevestigd tegen relatieve beweging. Daarna wordt het opvangmondstuk ver- Z 3 Π 9 Q 2 7 *** ij ttm ^ ëtm f 9 - 9 - wijderd en vervangen door dit los te maken van zijn verbinding met de drukplaat. De roterende passing laat toe dat de druk van het vuurvaste materiaal van het opvangorgaan tegen de schuifklep dit punt aan de openingverbinding versterkt. Het 5 losmaken geschiedt door het roteren van het opvangmondstuk in die gevallen waarbij een verbinding van het roterende type is toegepast. In die gevallen waarin een verbinding van het duw-type is toegepast, of een bajonetbevestiging, wordt het opvangmondstuk op zijn plaats geduwd en bevestigd tegen de druk-10 plaat.

Op wenselijke wijze wordt in elk van de verschillende uitvoeringen voor het vervangen van het opvangmondstuk mortel aangebracht op het bovenvlak van het vuurvaste materiaal en nadat de drukaangrijping tot stand is gebracht tussen 15 het opvangmondstuk en de schuifplaat wordt dit voor het gebruik hard. Wanneer het ondervlak van de plaat en het bovenvlak van het mondstuk op de juiste wijze zijn voorbereid, kan het gebruik van mortel overbodig zijn.

De uitvinding is niet beperkt tot de beschreven 20 uitvoeringsvormen, die binnen het kader van de uitvinding gewijzigd kunnen worden.

25 Γ V- - . : 0 η '* ^ r# tam f Λ

Claims (25)

1. Schuifafsluiter en vervangbaar opvangmondstuk, gekenmerkt door een schuifafsluiter met een bovenplaat, een schuifklep en middelen voor het bevestigen van 5 de bovenplaat en schuifklep in drukverband en in gietverband met een opening aan een onderste deel van een gietvat, waarbij de middelen voor het uitoefenen van kracht onder de schuifklep liggen, een drukplaat, die past tussen de middelen voor het uitoefenen van kracht en de schuifklep, waarbij de drukplaat 10 een ring heeft voor het opnemen van een opvangmondstuk, een opvangmondstukvasthoudmiddel op de drukplaat bij de ring, een vervangbaar opvangmondstuk en aangrijpmiddelen aan het bovenste deel van het opvangmondstuk voor aangrijping op het druk-plaatopvangmondstukvasthoudmiddel.

2. Combinatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aangrijpmiddelen op het verwijderbare opvangmondstuk tegenover liggende nokvormige oren zijn, die zijn bevestigd op het bovenste deel van het opvangmondstuk., waarbij de nokmiddelen een nokvlak aan hun onderste 20 deel ervan hebben, waarbij de drukplaat tegenovergestelde nokvormige uitsparingen heeft voor passende ingrijping met de nokvormige verlengstukken van het vervangbare opvangmondstuk*

3. Combinatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de opvangmondstukaangrijpmiddelen 25 schroefdraden zijn.

4. Combinatie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de opvangmondstukaangrijpmiddelen een koppeling omvatten.

5. Vervangbaar opvangmondstuk voor toepassing in 30 een schuifafsluiter met een schuifklep en een stilstaande bovenplaat en een drukplaat, die onder de afsluiter wordt gedrukt en opvangmondstukvasthoudmiddelen heeft, die een opvang-mondstukopneemopening omringen, met het kenmerk, dat het opvangmondstuk een metalen omhulsel heeft, dat het 35 vuurvaste deel van het opvangmondstuk. vasthoudt, een drukplaat-' aangrijpmiddel aan het bovenste deel van het metalen omhulsel van het opvangmondstuk, waarbij de drukplaataangrijpmiddelen de drukplaat kunnen aangrijpen om daarbij op verwijderbare : -.-097 ^ *** V * 5 ζ - 11 - wijze het opvangmondstuk in de schuifafsluiter te vervangen.

6. Opvangmondstuk volgens conclusie 5, gekenmerkt door twee van mantels voorziene vuurvaste delen, waarvan het onderste een circelvormige verspringing 5 heeft, waarop een vasthoudorgaan aangrijpt, waarbij de aan-grijpmiddelen zich bevinden aan het bovenste deel van het vasthoudorgaan.

7. Opvangmondstuk volgens conclusie 5, gekenmerkt door een van een mantel voorzien vuur- 10 vast deel, waarvan het onderste deel een circelvormige verspringing heeft, waarop een vasthoudorgaan met een kraag aangrijpt, waarbij aan het boveneind van het vasthoudorgaan een middel is aangebracht om aan te grijpen op de drukplaat.

8. Opvangmondstuk volgens conclusie 7, m e t 15 het kenmerk, dat de vasthoudorgaandrukplaataan- grijpmiddelen schroefdraden zijn.

9. Opvangmondstuk volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de vasthoudorgaandrukplaataan-grijpmiddelen uitstekende lippen zijn.

10. Opvangmondstuk volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het opvangmondstukomhulsel duw-koppelaangrijpmiddelen aan zijn bovendeel heeft.

11. Opvangmondstuk voor toepassing bij een drukplaat met een centrale opening en met opvangmondstukvasthoud- 25 orgaanaangrijpmiddelen rondom de opening, gekenmerkt door een vuurvast materiaal met een centrale opening .en êen circelvormige verspringing, een mantel voor het vuurvaste materiaal met een daarbij passende circelvormige verspringing, een vasthoudorgaan, een kraag aan het onderste deel van het 30 vasthoudorgaan voor aangrijping op de manteIverspringing en drukplaataangrijpmiddelen aan het bovenste deel van het vasthoudorgaan om op losneembare en vervangbare wijze aan te grijpen op de drukplaat.

12. Opvangmondstuk volgens conclusie 11, met 35 het kenmerk, dat de drukplaataangrijpmiddelen schroefdraden zijn.

13. Opvangmondstuk volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de drukplaataangrijpmiddelen uit- Γ* « Λ ^ *) “) -»· V W Ui» ώ / v V - 12 - stekende lippen zijn.

14. Opvangmondstuk volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de drukplaataangrijpmiddelen een koppeling van het duwtype zijn.

15. Drukplaat voor toepassing bij een schuifaf sluiter met vuurvaste delen in glijdend drukverband van oppervlak met oppervlak, gekenmerkt door een plaat met een opening en een opvangmondstukvasthoudmiddel op de plaat om het bovenste deel van een vervangbaar opvangmond-10 stuk vast te zetten.

16. Drukplaat volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen schroefdraden zijn.

17. Drukplaat volgens conclusie 15, met 15 het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen circelvormige steunen zijn, die zijn uitgevoerd voor het opnemen van lippen aan het bovenste deel van het vervangbare opvangmondstuk.

18. Drukplaat volgens conclusie 15, met h. e t kenmerk, dat het vasthoudmiddel een koppeling 20 van het duwtype is.

19. Drukplaat volgens conclusie 15, gekenmerkt door een kraag die aan de drukplaatope-ning hangt, waarbij op de kraag een opvangmondstukvasthoudmiddel is aangebracht.

20. Opvangmondstuk voor toepassing in een schuifafsluiter van het type met een schuifklep en een stilstaande bovenplaat en een drukplaat onder de afsluiter met een kraag met inwendige aangrijpmiddelen rondom een opvangmondstuk-opneemopening in de drukplaat, met het kenmerk, 30 dat het opvangmondstuk is voorzien van een metalen omhulsel, dat het vuurvaste deel van het opvangmondstuk vasthoudt, waarbij drukplaataangrijpmiddelen zijn aangebracht aan het bovenste deel van dit omhulsel en waarbij de drukplaataangrijpmiddelen zijn uitgevoerd voor het aangrijpen van de drukplaat-35 aangrijpmiddelen van de oorspronkelijke afsluiter om daardoor op losneembare wijze het onderhavige opvangmondstuk in de afsluiter te vervangen.

21. Opvangmondstuk volgens conclusie 20, m e t Π * 0 9 0 9 7 *S w - 13 - % « * het kenmerk, dat de aangrijpmiddelen schroefdraden zijn.

22. Opvangmondstuk volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de aangrijpmiddelen lippen zijn.

23. Opvangmondstuk volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de aangrijpmiddelen een koppeling van het duwtype zijn, die aangrijpen op de kraag.

24. Werkwijze voor het vervangen van een opvangmondstuk in een schuifafsluiter met een schuifplaat en een 10 stilstaande plaat met een gietopening, waarbij de twee platen met hun vlakken in aanraking tegen elkaar worden gedrukt door een drukmiddel dat omhoog drukt tegen de onderplaat, met het kenmerk, dat een drukplaat met een opening en een opvangmondstukverbindingsorgaan rondom de ope-15 ning tegen het drukmiddel en onder de schuifklep wordt geplaatst, de schuifklep en de drukplaat tegen relatieve beweging worden vastgezet, een versleten opvangmondstuk dat losneembaar is bevestigd op de schuifklepdrukplaat wordt verwijderd en in plaats daarvan een nieuw opvangmondstuk wordt aan-20 gebracht door dit in de drukplaat te steken.

25. Werkwijze volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat mortel wordt aangebracht op het bovenste deel van het vervangende opvangmondstuk, voordat dit in de drukplaatkraag wordt gestoken. 25 P ? 9 9 "J