NL8302456A - Inrichting ter bevestiging van een hulporgaan aan het riet van een spoelloze weefmachine. - Google Patents

Inrichting ter bevestiging van een hulporgaan aan het riet van een spoelloze weefmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8302456A
NL8302456A NL8302456A NL8302456A NL8302456A NL 8302456 A NL8302456 A NL 8302456A NL 8302456 A NL8302456 A NL 8302456A NL 8302456 A NL8302456 A NL 8302456A NL 8302456 A NL8302456 A NL 8302456A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
reed
pin
auxiliary member
weaving machine
attaching
Prior art date
Application number
NL8302456A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Rueti Te Strake Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rueti Te Strake Bv filed Critical Rueti Te Strake Bv
Priority to NL8302456A priority Critical patent/NL8302456A/nl
Priority to EP84810230A priority patent/EP0133153B1/de
Priority to DE8484810230T priority patent/DE3461309D1/de
Priority to US06/622,017 priority patent/US4601313A/en
Priority to JP59142497A priority patent/JPS6039449A/ja
Publication of NL8302456A publication Critical patent/NL8302456A/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/60Construction or operation of slay
    • D03D49/62Reeds mounted on slay
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3066Control or handling of the weft at or after arrival
    • D03D47/308Stretching or holding the weft
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Description

p a c « ^ *
W 947-299 Ned.B/EvF
Korte aanduiding: Inrichting ter bevestiging van een hulporgaan aan het riet van een spoelloze weefinachine.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in de inslagrichting verstelbaar bevestigen van een hulporgaan aan het riet van een spoelloze weefinachine. Onder spoelloze weefinachine wordt hierbij in het bijzonder verstaan een weefinachine van het type, waarbij aan het 5 riet een transporttunnel voor afgepaste inslagdraadstukken is gevormd/ waarbij aan één einde van het weefvak een blaasmondstuk voor het lanceren van de inslagdraadstukken aanwezig is en waarbij nabij het andere einde van het weefvak als hulporgaan een met een luchtstroom werkende inrichting voor het opvangen en strekken van de gelanceerde inslag-10 draadstukken of een inrichting voor het detecteren van de ingebrachte inslagdraden dan wel een combinatie van zulke inrichtingen is aangebracht, welke inrichting een op het effectieve gedeelte van het transportkanaal aansluitend opvangkanaal heeft en in de inslagrichting verstelbaar tegen de aanslagzijde van het riet is bevestigd.
15 Een dergelijke weefinachine wordt toegepast in gevallen, waarin op de machine doeken van verschillende breedte moeten kunnen worden geweven. Dit betekent, dat het riet aan de van de inslagtransporteur af gekeerde zijde over een variabele lengte buiten de doekrand uitsteekt en dat alleen het binnen de doekbreedte vallende gedeelte van de transport-20 tunnel effectief wordt gebruikt. Op het uitstekende rietgedeelte nu is de inrichting voor het strekken en/of detecteren bevestigd.
Voorbeelden van bekende weefmachines van dit type zijn bijvoorbeeld die volgens de Amerikaanse octrooischriften 3.880.198 en 3.901.286.
Bij deze Bekende uitvoeringen vindt de verschuigbare bevestiging aan 25 het riet plaats door middel van een bevestigingsbeugel, die in het ene geval aangrijpt op de rietbalk en in het andere geval aangrijpt op de bovenrand van het riet.
De uitvinding beoogt een verbeterde bevestiging van het hulporgaan aan het riet, welke in het bijzonder beter is aangepast aan 30 ée bij de rietaanslagbewegingen optredende massakrachten.
Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat het hulporgaan is voorzien van tenminste één flens, die tussen twee naburige rietlamellen door naar de achterzijde van het riet reikt, waarbij het aan de achterzijde van het uitstekende flensgedeelte is voorzien van een 35 opening voor het insteken van een opsluitelement van het kneveltype. Aldus kan de strekinrichting op eenvoudige en doeltreffende wijze tegen de aan- 8302456 - 2 - i w slagzijde van het uitstekende rietgedeelte vast worden aangetrokken terwijl de positie van het hulporgaan verstelbaar is in betrekkelijk kleine trappen, overeenkomende met de dikte van een rietlamel.
In een praktische uitvoeringsvorm wordt het opsluitelement 5 gevormd door een pen, waarvan een met het uitstekende flensgedeelte in ingrijping komende middelsectie een weinig excentrisch ten opzichte van de beide eindgedeelten van de pen is gelegen. Bij draaien van deze pen, na het insteken daarvan, werken de beide peneinden als knevelnokken langs de achterzijde van het riet en wordt de strekinrichting vast tegen de 10 aanslagzijde van het riet aangetrokken.
Volgens een verder kenmerk van de uitvinding zijn op de peneinde afneembare en vastzetbare, tenminste aan één zijde afgeplatte steunblokjes aangebracht. Deze uitvoering heeft het voordeel, dat bij het tegen de aanslagzijde vasttrekken van de strekinrichting (door 15 draaien van de pen) de als knevelnok fungerende peneinden niet (rechtstreeks) met het riet (volgens een ongunstig lijnkontakt) in aanraking komt, doch via de met hun platte kant tegen de achterzijde van het riet aanliggende en daardoor de afzonderdelijke rietlamellen weinig belastende steunblokjes.
20 De voor het strekken van de in het weef vak gebrachte inslag- draadstukken verantwoordelijke luchtstraal wordt bij voorkeur gericht op een wijze als beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.096.889.
De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.
25 Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een gedeelte van het riet van een pneumatische weefmachine met een daaraan op de wijze volgens de uitvinding bevestigde strekinrichting; fig. 2 toont een aanzicht in perspectief van de strekinrichting volgens figuur 1, gezien in de aanslagrichting van het riet, en met 30 gedemonteerde opsluitpen en fig. 3 toont een dwarsdoorsnede door het riet van een pneumatische weefmachine met een daaraan op de wijze volgens de uitvinding bevestigde inslag-detectieinrichting.
Hoewel in het voorgaande alsook in de hierna volgende 35 beschrijving steeds wordt gesproken over "luchtstroom" en "luchtstraal", zal het duidelijk zijn, dat in plaats van lucht ook een ander geschikt stromend medium voor het transport en het strekken van de achtereenvolgens in het weef vak gebrachte inslagdraadstukken kan worden toegepast. De 8302456 - 3 -
* * I
tena "lucht" dient derhalve ruim te worden opgevat.
In fig. 1 is met 1 het riet aangeduid, dat in de richting van pijl I om een in de tekening niet nader weergegeven draaiingsas heen en weer beweegbaar is tussen de in de tekening weergegeven teruggetrokken 5 stand en de aanslagstand.
Het eigenlijke riet wordt op bekende wijze gevormd door een reeks in de breedterichting van de machine naast elkaar opgestelde riet-lamellen 2, die van onderen in de rietbalk 3 zijn gevat en aan de bovenzijde in een rietlijst 4 steken.
10 Met 5 is het weef vak aangegeven, dat begrensd wordt door de bovenketting 6, de benedenketting 7 en de gezamenlijke rietlamellen 2.
Het reeds geweven doek is met 8 aangeduid, terwijl met 9 de aanslaglijn is aangegeven, waarlangs het riet telkens in zijn werkzame aanslagstand een in het weefvak gebrachte inslagdraad in het doek slaat.
15 Het lanceren van een afgepast inslagdraadstuk geschiedt met behulp Vein een aan één zijde van het weefvak opgesteld blaasmondstuk 10.
Het transport van het door het met lucht gevoede blaasmondstuk 10 gelanceerde inslagdraadstuk vindt in feite plaats door de tunnel 11, die begrensd wordt door de gezamenlijke uitsparingen van de rietlamellen 2, 20 welke uitsparingen in de richting van de aanslaglijn 9 open zijn.
Het transport van de inslagdraad door het weefvak resp. door de riet-tunnel 11 wordt daarbij, in het bijzonder bij grotere weefbreedten, eventueel ondersteund met behulp van tussenliggende blaasmondstukken, die door het riet worden gedragen. Deze hulpblaasmondstukken zijn 25 in de tekening niet nader afgebeeld.
Op het van het blaasmondstuk 10 afgekeerde eindgedeelte van het riet, dat buiten de doekrand uitsteekt, is de strekinrichting 12 gemonteerd. Deze strekinrichting bestaat uit een vormstuk, waarvan de naar het riet toegekeerde zijde overeenkomstig het profiel van de 30 rietlamellen is gevormd (zie in het bijzonder fig. 2). Zo vertoont het vormstuk van de strekinrichting een ribbe 13, die nauwsluitend past in het buiten het weefvak gelegen gedeelte van de riettunnel 11.
Ter plaatse van de ribbe 13 is in het vormstuk van de strekinrichting een opvangkanaal 14 (zie fig. 1) uitgespaard, dat aansluit 35 op het binnen de breedte van het geweven doek gelegen "effectieve" gedeelte van de riettunnel 11. De doortocht van het opvangkanaal 14 neemt vanaf de ingangsopening 15 (zie fig. 2), waarvan de dwarsdoorsnede nagenoeg even groot is als die van de transporttunnel 11, geleidelijk in 8302455 - 4 - de inslagrich.ti.ng af. Zo heeft de in fig. 1 met 16 aangegeven uitgangs-opening van het opvangkanaal een doortocht, die nog slechts een fractie van de riettunneldoorsnede bedraagt.
Ter bevestiging van de strekinrichting 12 tegen de geprofileerde 5 aanslagzijde van het riet dient een van het vormstuk uitstekende flens 17, die tussen twee naburige rietlamellen 2 past. In gemonteerde toestand steekt de flens 17 over enige afstand aan de achterzijde van het riet uit. In dit uitstekende gedeelte bevindt zich een opening 18, waarin een opsluitpen 19 kan worden gekomen, waarvan de diameter correspondeert ig met die van de opening 18.
De opsluitpen 19 heeft daarbij een middensectie 19a van een enigszins kleinere diameter, die excentrisch ten opzichte van de beide einddelen 19b is gelegen. Om nu het in de gewenste positie tegen de aanslagzijde van het uitstekende rietgedeelte aangebrachte vormstuk 15 vast te zetten, worden na het inbrengen van de opsluitpen 19 de met 20 aangegeven, aan één zijde afgeplatte steunblokjes elk op een pen-einde 19b geplaatst en wel zodanig, dat de blokjes met hun afgeplatte zijde tegen de achterzijde van het riet komen aan te liggen.
Vervolgens wordt de pen 19, terwijl de middensectie daarvan in de 20 opening 18 van de flens 17 is gelegen, aangedraaid, zodat de peneinden 19 als knevelnokken binnen de steunblokjes 20 fungeren en deze steunblokjes stevig tegen de achterzijde van het riet doen aanliggen.
Door een draaibeweging in omgekeerde richting en het verwijderen van de steunblokjes, alsmede het uitnemen van de opsluitpen 25 is de strekinrichting ook op eenvoudige wijze los te nemen.
Op deze wijze is het dus mogelijk, de strekinrichting snel en doeltreffend te verstallen in verband met het weven van verschillende doekbreedtes.
Zoals fig. 2 laat zien bevindt zich rond de ingangsopening 30 15 van het opvangkanaal 14 een flensgedeelte 21, dat eveneens tussen twee naburige rietlamellen past en bijdraagt tot een goede fixering van de strekinrichting 12.
De strekinrichting 12 ontleent zijn strekfunctie aan een luchtstraal, die nabij de uitgangsopening 15 dwars, en wel ongeveer 35 vertikaal door het opvangkanaal heen is gericht. Hiertoe is in het vormstuk een voedingskanaal 22 aangebracht, dat bij 23 op een druklucht-bron kan worden aangesloten en nabij de uitgangsopening in de beneden-wand van het opvangkanaal 14 uitmondt, recht tegenover de opvangopening 8302456 - 5 - van een wijdere mengbuis 24, die de kop van het ingebrachte inslag-draadstuk onder invloed van de luchtstraal opneemt. Deze wijze van strekken komt in principe overeen met die van de strekinrichting volgens het Amerikaanse octrooischrift 4.096.889.
5 In het voorbeeld van fig. 3 gaat het om de bevestiging van een inslagdetectieinrichting op het buiten de doekrand uitstekende gedeelte vein het riet, bijvoorbeeld op een plaats die tussen de doekrand en de strekinrichting is gelegen. De in fig. 3 getoonde wijze van bevestigen wijkt in zoverre af van die volgens fig. 1 en 2, dat er twee, elk tussen 10 twee naburige rietlamellen door stekende bevestigingsflenzen 17' zijn.
Deze bevestigingsflenzen (waarvan er in de doorsnedetekening volgens fig.
3 slechts één is te zien) zijn aan de voorzijde (aanslagzijde) van het riet 1 verbonden door een bovenste en een onderste verbindingslijfgedeelte 25 resp. 26. De afstand tussen de flenzen is zo gekozen, dat daartussen 15 een bovenste en een onderste blokje 27 resp. 28 van een geschikte luchtdoorlatende kunststof passen. In elk blokje 27 resp. 28 bevindt zich een holte 29 voor het opnemen van een zender res-. ontvanger van de inslagdetectieinrichting. Van het bovenste blokje 27 is het tussen de onderrand van het lijf 25 en de bovenrand van de tunnel 11 gelegen 20 gedeelte 27a, gezien in de richting loodrecht op het vlak van tekening, zodanig vernauwt, dat het tussen de naar voren uitstekende tongen van twee aangrenzende rietlamellen past. Hetzelfde geldt voor het tussen de bovenrand van het lijf 26 en de onderraad van de tunnel 11 gelegen gedeelte 28a van het onderste blokje 28.
25 In afwijking van de wijze van bevestigen volgens fig. 1-2, vormen de opsluitpen 19' en de als knevelnok fungerende delen 20’ één gedeel en is de opening 18' uitgevoerd als een aan een einde open sleuf, t en wel zodanig dat de opsluitpen 18’ van beneden af kan worden ingestoken.
Op de excentrisch ten opzichte van de opsluitpen 18* gelegen delen 20’ 30 is het ene einde van een buigzaam element 30 bevestigd, waarvan het andere einde via een veer 31 met een over de bovenste rietlijst 4 hakend element 32 is verbonden. Onder invloed van de veer 31 tracht het buigzame element 30 zich van de excentrische delen 20’ af te wikkelen, waardoor op deze laatste een tegen de wijzers van een uurwerk in gericht moment wordt 35 uitgeoefend, dat de flenzen 17', gezien in fig. 3, naar links doet bewegen en daarmede de blokjes 27 en 28 tegen de voorzijde van hst riet doet aantrekken.
Het is duidelijk dat de getekende bevestigingswijzen ook geschikt zijn voor het bevestigen van een gecombineerde strek-detectieinrichting.
8302456

Claims (5)

1. Inrichting voor het in de inslagrichting verstelbaar bevestigen van een hulporgaan aan het riet van een spoelloze weefmachine, met het kenmerk, dat het hulporgaan is voorzien van tenminste één flens, die tussen twee naburige rietlamellen door naar de achterzijde van het riet reikt, 5 waarbij het aan de achterzijde van het uitstekende flensgedeelte is · voorzien van een opening voor het insteken van een opsluitelement van het kneveltype.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het opsluitelement gevormd wordt door een pen, waarvan een met het uitstekende 10 flensgedeelte in ingrijping komende middensectie een weinig excentrisch ten opzichte van de beide eindgedeelten van de pen is gelegen.
3. Inrichting volgens conclusie 2,. met het kenmerk, dat op de peneinden afneembare en vastzetbare, tenminste aan één zijde afgeplatte steunblokjes zijn aangebracht.
4. Inrichting volgens conclusies 1-2, gekenmerkt door twee flenzen met een in de vorm van een aan één einde open sleuf uitgevoerde opening voor de opsluitpen.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de (het) als knevelnok fungerende gedeelte(n) van de opsluitpen via een een draai-20 moment erop uitoefenend buigzaam element is verbonden met een veer die anderzijds is verbonden met een om een rand van het riet hakend element. 8302456
NL8302456A 1983-07-11 1983-07-11 Inrichting ter bevestiging van een hulporgaan aan het riet van een spoelloze weefmachine. NL8302456A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8302456A NL8302456A (nl) 1983-07-11 1983-07-11 Inrichting ter bevestiging van een hulporgaan aan het riet van een spoelloze weefmachine.
EP84810230A EP0133153B1 (de) 1983-07-11 1984-05-11 Vorrichtung zur Befestigung eines Hilfsorgans an das Riet einer schützenlosen Webmaschine
DE8484810230T DE3461309D1 (en) 1983-07-11 1984-05-11 Device for fixing an auxiliary apparatus on the reed of a shuttleless loom
US06/622,017 US4601313A (en) 1983-07-11 1984-06-18 Device for fixing an auxiliary member or accessory upon the reed of a shuttleless loom or weaving machine
JP59142497A JPS6039449A (ja) 1983-07-11 1984-07-11 ヒ無し織機のオサの上に補助機構を取付けるための装置

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8302456A NL8302456A (nl) 1983-07-11 1983-07-11 Inrichting ter bevestiging van een hulporgaan aan het riet van een spoelloze weefmachine.
NL8302456 1983-07-11

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8302456A true NL8302456A (nl) 1985-02-01

Family

ID=19842138

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8302456A NL8302456A (nl) 1983-07-11 1983-07-11 Inrichting ter bevestiging van een hulporgaan aan het riet van een spoelloze weefmachine.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4601313A (nl)
EP (1) EP0133153B1 (nl)
JP (1) JPS6039449A (nl)
DE (1) DE3461309D1 (nl)
NL (1) NL8302456A (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH0638131Y2 (ja) * 1985-08-01 1994-10-05 株式会社豊田自動織機製作所 無杼織機における筬羽固定装置
JPH0410228Y2 (nl) * 1985-12-16 1992-03-13
JPH0431269Y2 (nl) * 1987-01-10 1992-07-28
US4870997A (en) * 1988-07-01 1989-10-03 Niagara Lockport Industries Inc. Loom with selectively positionable shuttle mechanism
IT1245591B (it) * 1991-03-29 1994-09-29 Somet Soc Mec Tessile Tenditrama pneumatico di estremita' per telai ad aria
DE4213754C1 (de) * 1992-04-25 1993-12-02 Dornier Gmbh Lindauer Einrichtung zum pneumatischen Führen turbulenter Schußfadenenden einer Hilfsgewebeleiste in Luftdüsenwebmaschinen
DE4443899C1 (de) * 1994-12-09 1995-11-23 Dornier Gmbh Lindauer Webmaschine mit einer Kombination aus Schneidvorrichtung und Einleger
KR101358475B1 (ko) * 2004-01-21 2014-02-06 아이로보트 코퍼레이션 자율 로봇을 도킹시키는 방법
BE1019614A3 (nl) 2009-07-01 2012-09-04 Picanol Inrichting en werkwijze voor het vangen en strekken van inslagdraden bij weefmachines.
EP2348144A1 (en) * 2010-01-26 2011-07-27 ITEMA (Switzerland) Ltd. Pneumatic stretching device of the weft thread for air-jet weaving looms, with a weft deflecting head arranged inside the launch channel of the reed

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1272532A (en) * 1917-02-19 1918-07-16 John Anderson Robison Loom attachment.
NL7108526A (nl) * 1971-06-21 1972-12-27
US3744533A (en) * 1971-08-03 1973-07-10 Teijin Ltd Adjustment of filling tension in fluid jet loom and apparatus thereof
NL7206367A (nl) * 1972-05-10 1973-11-13
US3901286A (en) * 1973-08-20 1975-08-26 Rueti Te Strake Bv Weft tensioning and cutting means
CH649322A5 (de) * 1981-01-13 1985-05-15 Rueti Te Strake Bv Duesenwebmaschine.
CH659672A5 (de) * 1982-11-11 1987-02-13 Loepfe Ag Geb Schussfadenwaechter.

Also Published As

Publication number Publication date
EP0133153B1 (de) 1986-11-12
EP0133153A1 (de) 1985-02-13
JPS6039449A (ja) 1985-03-01
JPH0577774B2 (nl) 1993-10-27
US4601313A (en) 1986-07-22
DE3461309D1 (en) 1987-01-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8302456A (nl) Inrichting ter bevestiging van een hulporgaan aan het riet van een spoelloze weefmachine.
US3880198A (en) Weaving machine
US3818952A (en) Jet operated weaving machine
NL7903273A (nl) Inrichting voor het lanceren van opeenvolgende inslagdraadlengten bij een spoelloze weefmachine.
BE898271A (nl) Spoelloze weefmachine, voorzien van middelen voor het uit het weefvak verwijderen van defecte inslagdraden.
US4031926A (en) Loom with means for introducing the filling threads by means of a fluid
US3557845A (en) Guiding device for picked weft threads
US4570683A (en) Yarn holding device
NL8004551A (nl) Werkwijze voor het inbrengen en strekken van een afgemeten inslagdraadstuk in het weefvak van een spoelloze weefmachine.
US3438402A (en) Apparatus for positioning gripper rods in shuttleless looms
JP2731038B2 (ja) 重織物用グリッパ式織機
EP3146101B1 (en) Stretching device for a weft thread
US4090536A (en) Weaving loom comprising a pneumatically operated storage device
CH623872A5 (en) Shuttleless weaving machine.
US6401762B1 (en) Reed and reed dent for weaving machines
KR100467014B1 (ko) 씨실의 스트레칭 및 텐셔닝을 위한 장치
US1524398A (en) Loom
US3620260A (en) Loom tension-frame holding the woven fabric over its entire width
US20080178959A1 (en) Catching apparatus and method for a rapier weaving machine
US3434508A (en) Apparatus for weaving stiff filamentary material
CS203124B2 (en) Travelling wave shedding loom with weft inserting gripper
BE1001033A3 (nl) Inslagwachter voor de detektie van gebroken of te lange inslagdraden.
WO2003072863A1 (en) Control of fill yarn during basket weave type patterns on air jet looms
US4051873A (en) Weft yarn carrier
JPH0643188Y2 (ja) 織機の緯糸緊張装置

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed