NL8004551A - Werkwijze voor het inbrengen en strekken van een afgemeten inslagdraadstuk in het weefvak van een spoelloze weefmachine. - Google Patents

Description

P & c

W 947-278 Ned.B/LvD

Werkwijze voor het inbrengen en strekken van een afgemeten inslagdraad-stuk in het weefvak van een spoelloze weefmachine.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het inbrengen 5 en strekken van een afgemeten inslagdraadstuk in het weefvak van een spoelloze weefmachine, waarbij het draadstuk met behulp van een door een aan een einde van het weefvak opgesteld blaasmondstuk, geleverde transport luchtstroom door het weefvak wordt getransporteerd en waarbij de transportluchtstroom aan het andere einde van het weefvak tezamen met het 10 buiten het weefvak uitstekende einde van het ingebrachte draadstuk onder een hoek ten opzichte van de inslagrichting wordt afgebogen en met behulp van een in de afbuigrichting toegevoerde hulpluchtstroom in een mengbuis wordt geleid.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit de Nederlandse octrooi-15 aanvrage 72.11208, Bij deze werkwijze wordt de hulpluchtstroom volgens een ring rond de afgebogen trasnportluchtstroom toegevoerd. Het bezwaar van deze werkwijze is, dat de energie van de hulpluchtstroom niet in hoofdzaak wordt benut voor het strekken van de inslagdraad, doch dat daarmede allereerst de totale hoeveelheid transportlucht moet worden 20 aangezogen en versneld. Daarbij komt, dat de hulpluchtstroom op deze wijze betrekkelijk ver stroomafwaarts van de betreffende doekrand wordt toegevoerd, zodat de buiten de betreffende doekrand uitstekende in-slagdraadeinden betrekkelijk lang moeten worden gehouden, waardoor het inslaggarenafval betrekkelijk groot is.

25 Er zijn reeds voorstellen gedaan om aan dit bezwaar tegemoet te komen. Zo zijn uit het Britse octrooischrift 1365903 en uit de Nederlandse octrooiaanvrage 76.05882 werkwijzen voor het inbrengen en strekken van een afgemeten inslagdraadstuk in het weefvak van een spoelloze weefmachine bekend, waarbij de transportluchtstroom aan het andere einde 30 van het weefvak niet wordt afgebogen en daardoor voor het grootste gedeelte langs de ingang van de onder een hoek (en wel ongeveer loodrecht op de inslagrichting) opgestelde mengbuis heen kan wegstromen. De hulpluchtstroom wordt daarbij in de vorm van een geconcentreerde straal dwars door de in hoofdzaak rechtdoorgaande transportluchtstroom heen in de 35 mengbuis geleid en zuigt daarbij slechts een gedeelte van de transport luchtstroom mee. Het is daarbij de bedoeling dat het uitstekende einde van het ingebrachte inslagdraadstuk door de hulpluchtstraal wordt meegenomen, zodat het inslagdraadstuk wordt strakgetrokken. In het algemeen werkt deze methode van strekken bevredigend en wel vooral wanneer de transportlucht-40 stroom en derhalve het in te brengen inslagdraadstuk door het weefvak worden 80 0 45 51 - 2 - geleid volgens een kanaal, waarvan de dwarsdoorsnedeafmetingen gering zijn. Nochtans komt het voor, en wel vooral bij zwaardere garensoorten, dat het kopeinde van het ingebrachte inslagdraadstuk eerst voorbij de hulp-luchtstraal schiet en eerst op een later tijdstip in de mengbuis wordt ge-5 zogen. Op dat tijdstip kan de weefvakwisseling en daarmede het inbinden van de ingebrachte inslagdraad reeds zover zijn gevorderd, dat het betreffende inslagdraadstuk niet meer volledig wordt gestrekt.

De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen, waarmede beide typen bezwaren als hierboven aangegeven worden ondervangen.

10 Volgens de uitvinding wordt hiertoe teruggegrepen op een werk wijze van de in de aanhef omschreven soort, waarbij de transportluchtstroom aan het andere einde van het weefvak in de richting van de mengbuis wordt omgebogen.

Het door de uitvinding gestelde doel wordt daarbij bereikt, 15 doordat men de hulpluchtstroom als geconcentreerde straal centraal in de afbuigende transportluchtstroom toevoert.

Op deze wijze is het niet meer mogelijk, dat het kopeinde van een ingebracht inslagdraadstuk aanvankelijk voorbij de ingang van de mengbuis schiet, daar dit kopeinde eenvoudig met de afbuigende transportluchtstroom 20 naar de mengbuis toe wordt gedwongen. Anders dan bij de werkwijze waarvan de uitvinding is uitgegaan, komt het ombuigende kopeinde van het ingebrachte inslagdraadstuk daarbij direct onder invloed van de zeer hoge luchtsnelheid, waarvoor de geconcentreerde hulpluchtstraal zorg draagt. Er vindt daarbij dus een snelle krachtsoverdracht van de hulpluchtstraal op 25 de te strekken draad plaats, hetgeen een snel en efficient strekproces waarborgt.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een spoelloze weef-machine van het type waarbij aan het riet een transporttunnel voor de afgepaste inslagdraadstukken is gevormd en waarbij aan de ene zijde van 30 het weefvak een blaasmondstuk is opgesteld voor het leveren van een transportluchtstroom waarmede telkens een afgepast inslagdraadstuk van de ene naar de andere zijde van het weefvak door de transporttunnel heen kan worden ingebracht, terwijl aan de andere zijde van het weefvak een met een hulplucht-stroom werkende inrichting voor het strekken en tijdens de rietaanslagbeweging 35 gespannenhouden van een ingebracht inslagdraadstuk aanwezig is, welke inrichting een op de transporttunnel aansluitend leidstuk bevat, dat voert naar een onder een hoek ten opzichte van de as van de trasnporttunnel uitstrekkende mengbuis en dat voorts is voorzien van middelen voor het toevoeren van de hulpluchtstroom. Van de bekende weefmachine van dit type, zoals omschreven in 40 de reeds genoemde Nederlandse O.A. 72.11208, onderscheidt de weefmachine 3 0 0 4 5 51 - 3 - volgens de uitvinding zich, doordat de middelen voor het toevoeren van de hulpluchtstroom zodanig zijn ingericht, dat deze luchtstroom als een geconcentreerde maar volgens de as van de mengbuis gerichte luchtstraal stroomopwaarts van de ingang van de mengbuis in het leidstuk wordt 5 gebracht.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een gedeelte van het riet van een pneumatische weefmachine, voorzien van een strekinrichting 10 volgens de uitvinding en

Fig. 2 is een doorsnede volgens de lijn II-II in Fig. 1.

Hoewel in het voorgaande, als ook in de hierna volgende beschrijving steeds wordt gesproken over "luchtstroom" en "Luchtstraal", zal het duidelijk zijn, dat in plaats van lucht ook een ander geschikt stromend 15 medium voor het transport en het strekken van het inslaggaren kan worden toegepast. De term "lucht" dient derhalve ruim te worden opgevat.

In te tekening is in het door de bovenste en onderste kettingdraden 1 en 2 gevormde weefvak 3 een tunnelachtig trasnportkanaal gevormd door de in hoofdzaak U-vormige, met de opening naar de aanslaglijn 4 20 gekeerde rietlamellen 5, welke in de met 6 aangegeven en volgens de pijl P heen en weer beweegbare rietbalk zijn gevat.

Aan de ene zijde van de machine bevindt zich een blaasmondstuk 7 dat op bekende, in de tekening niet nader weergegeven wijze vast op de rietblak 6 kan zijn gemonteerd en is ingericht om een afgepast inslag-25 draadstuk met behulp van een luchtstraal door het riettunnelkanaal te lanceren. Aan de van het blaasmondtuk 7 afgekeerde zijde van de weefmachine bevindt zich de strekinrichting volgens de uitvinding.

Deze inrichting heeft een in het verlengde van de transporttunnel opgesteld, aan de rietbalk 6 bevestigd, leidstuk 8, dat bestemd is om de 30 aan de betreffende zijde uit de transporttunnel tredende transportlucht-stroom en het daardoor meegevoerde inslagdraadstuk op te vangen en verder te geleiden. Het leidstuk heeft daartoe een naar het betreffende tunneleinde gekeerde opvangopening 12 en is voor het overige rondom, alsook aan het van de transporttunnel afgekeerde einde gesloten. In elk van de beide 35 met 8a resp. 8b aangeduide overstaande zijwanden van het leidstuk 8 bevindt zich een luchtdoorlaatopening 9a resp. 9b. Deze openingen 9a en 9b liggen recht boven elkaar, en wel zodanig, dat de gemeenschappelijke as ervan het verlengde van de transporttunnelas ongeveer loodrecht snijdt, dan wel op korte afstand kruist. De onderste opening 9b, is aangesloten 40 op een toevoerleiding 10 voor perslucht, terwijl de opening 9a, in de 800 4 5 51 - 4 - bovengelegen wand 8a de ingang vormt van een mengbuis 11.

Bij het in het weefvak brengen van een afgemeten inslagdraad-stuk door middel van het blaasmondstuk 7, wordt de uit de transporttunnel tredende transportluchtstroom door het leidstuk 8 opgevangen en afgebogen 5 naar de in het getekende voorbeeld naar boven gerichte mengbuis 11.

Deze ombuigwerking wordt daarbij bevorderd, doordat de bodemwand 8b van het leidstuk, in de hoofdtransportrichting gezien, schuin oploopt. De kop van het inslagdraadstuk komt daarbij direct onder de invloed van de geconcentreerde luchtstraal, die uit de opening 9b treedt en de kop van 10 het draadstuk meeneemt naar de mengbuis 11 waarin de luchtstraal zich mengt met de omgebogen transportluchtstroom. Het buiten de betreffende doekrand uitstekende eindstuk van de ingebrachte inslagdraad komt daarbij onder wrijving tegen de mondingsrand van de mengbuis 11 aan te liggen. Gebleken is dat dit wrijvingscontact van groot belang is om de ingebrachte 15 inslagdraad tijdens het aanslaan en inbinden in het doek gestrekt te houden.

Fig. 1 toont de machine in een stand, waarin de strekinrichting bezig is een ingebracht inslagdraadstuk i te strekken, terwijl het riet 5,6 bezig is vanuit zijn teruggetrokken stand naar de aanslaglijn 4 te bewegen.

20 Het is duidelijk dat, wanneer het riet 5,6 zijn rietaanslag beweging heeft uitgevoerd en vervolgens naar zijn teruggetrokken stand terug keert, de inslagdraad in zijn in het doek aangeslagen en intussen tevens ingebonden positie achterblijft en dat het buiten de doekrand uitstekende gedeelte van de inslagdraad daarbij uit de mengbuis 11 wordt 25 getrokken. Dit buiten de doekrand uitstekende inslagdraadeinde wordt vervolgens op op zichzelf bekende wijze afgeknipt en door een in de tekening niet nader weergegeven zuigmond afgevoerd.

““ +++ 30 800 45 51

Claims (2)

1. Werkwijze voor het inbrengen en strekken van een afgemeten inslagdraadstuk in het weefvak van een spoelloze weefmachine, waarbij het dr&gidstuk met behulp van een door een aan een einde van het weefvak opgesteld blaasmondstuk, geleverde transport luchtstroom door het weef- 5 vak wordt getransporteerd en waarbij de transportluchtstroom aan het andere einde van het wwefvak tezamen met het buiten het weefvak uitstekende einde van het ingebrachte draadstuk onder een hoek ten opzichte van de inslagrichting wordt afgebogen en met behulp van een in de afbuigrichting toegevoerde hulpluchtstroom in een mengbuis wordt geleid, met het kenmerk, 10 dat men de hulpluchtstroom als geconcentreerde straal centraal in de afbuigende transportluchtstroom toevoert.

2. Spoelloze weefmachine van het type, waarbij aan het riet een transporttunnel voor afgepaste inslagdraadstukken is gevormd en waarbij aan de ene zijde van het wwefvak een blaasmondstuk is opgesteld voor het 15 leveren van een transportluchtstroom waarmede telkens een afgepast inslagdraadstuk van de ene naar de andere zijde van het weefvak een met een hulpluchtstroom werkende inrichting voor het strekken en tijdens de rietaanslagbeweging gespannenhouden van een ingebracht inslagdraadstuk aanwezig is, welke inrichting een op de transporttunnel aansluitend leidstuk bevat, 20 dat voert naar een zich onder een hoek ten opzichte van de as van de transporttunnel uitstrekkende mengbuis en dat voorts is voorzien van middelen voor het toevoeren van de hulpluchtstroom, met het kenmerk, dat de middelen voor het toevoeren van de hulpluchtstroom zodanig zijn ingericht, dat deze luchtstroom als een geconcentreerde, maar volgens de as van de 25 mengbuis gerichte luchtstraal stroomopwaarts van de ingang van de mengbuis in het leidstuk wordt gebracht. ——— ++ — 800 4 5 51