NL8301774A

NL8301774A - Overgangsinrichting voor een brug voor vliegtuigpassagiers.

Info

Publication number: NL8301774A
Application number: NL8301774A
Authority: NL
Original assignee: Thyssen Ag
Priority date: 1983-03-31
Filing date: 1983-05-19
Publication date: 1984-10-16
Also published as: US4553720A; DE8309614U1; NL186146C; NL186146B

Description

» -1- 23217/CV/tl

Korte Aanduiding: Overgangsinrichting voor een brug voor vliegtuig passagiers .

»

De uitvinding heeft betrekking op een overgangsinrichting voor een 5 brug voor vliegtuigpassagiers waarvan de met een vliegtuig te verbinden cabine met behulp van een rondlopende,de vliegtuigdeur alzijdig omsluitende afdichting tegen het vliegtuig aan te leggen is en een om een althans in hoofdzaak horizontale as verzwenkbare bodem omvat.

Om vliegtuigpassagiers gemakkelijk en tegen invloeden van het weer 10 en de omgeving beschermd van de gebouwen van het vliegveld naar het vliegtuig en omgekeerd te brengen worden een of meerdere tunnels omvattende telescoopvormig uittrekbare en in hoogterichting verstelbare bruggen voor vliegtuigpassagiers toegepast.

Een dergelijke een enkele tunnel omvattende brug voor vliegtuigpas-15 sagiers is bijvoorbeeld bekend uit het Duitse octrooi 1.253.157· De tegen het vliegtuig aan te leggen cabine is daar in zijn bodemgedeelte om een horizontale,dwars op de lengterichting van het aangrenzende tunnelvor-raige gedeelte aangebrachte as verzwenkbaar daaraan gelegerd en aan de bovenzijde via een stangenstelsel scharnierend met de draagconstructie 20 verbonden.

Met dit stangenstelsel wordt de cabine verzwenkt om de dwarsas en wel zodanig,dat de cabinebodem onafhankelijk van de desbetreffende helling van het tunnelvormige gedeelte steeds horizontaal verloopt.Een nadeel is,dat deze brug voor vliegtuigpassagiers door de haaks op het 25 tunnelvormige gedeelte aangebrachte cabine slechts bij in een bepaalde hoek ten opzichte van het gebouw van het vliegveld op het voorveld geparkeerde vliegtuigen kan worden toegepast. Bovendien wordt door deze beperkte bewegingsvrijheid bij deze bekende overgangsinrichting de vorming van een spleet tussen de drempel van de vliegtuigdeur en de bodem 30 van de cabine niet steeds vermeden en dientengevolge is een volledige afdichting ook niet steeds gewaarborgd.

Met de uitvinding wordt dan ook beoogd een overgangsinrichting van bovengenoemde soort tartrerkrijgen,welke bij iedere cabinestand aan alle eisen voldoet en voor de vliegtuigpassagiers een gevaarloze over-35 gang over de gehele breedte van de cabine mogelijk maakt.

8301774 i « -2- 23217/CV/tl

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de cabinebodem uit twee verschillende gedeelten bestaat waarvan het naar het vliegtuig toegekeerde horizontaal instelbare buitengedeelte als pendelbodem met in de looprichting aangebrachte zwenkas en het binnengedeelte star is uitge-5voerd,terwijl verder bij de bodemgedeelten aan hun naar elkaar toegekeerde einden ieder met een driehoekvormig om t.o.v. het bijbehorende loopvlak evenwijdige as in of tegen de looprichting omklapbare overgangshelling zijn uitgerust,welke naast elkaar zijn aangébracht en in gebruikgsstand met hun onderzijde midden van de loopweg toegerichte hypotenusa- 1C igebied op het telkens tegenoverliggende bodemgedeelte af te steunen zijn.

Op grond van de speciale uitvoering van de overgangsinrichting volgens de uitvinding laat zich het naar het vliegtuig toegkeerde buitengedeelte van de tweedelige cabinevloer zowel op de desbetreffende hoogte van de 15drempel van de vliegtuigdeur als ook evenwijdig daaraan instellen,zodat een bijvoorbeeld wigvormig openblijvende spleet en/of een onvoldoende afdichting in het overgangsgedeelte cabine/vliegtuig kan worden vermeden. Daarenboven is veilig gesteld,dat de voegen tussen de beide bodemgedeelten van de cabine door de voor het vereffenen van eventuele hoogteverschillen 20in de gebruiksstand schuin aangebrachte overgangshellingen wordt overbrugd en zodoende de vorming van tot struikelen aanleiding gevende trappen is uitgesloten.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld 25 van de constructie volgens, de uitvinding.

Fig. 1 toont een brug voor vliegtuigpassagiers tussen een gebouw van het vliegveld en het vliegtuig in bovenaanzicht.

Fig. 2 toont een aanzicht van een gedeelte in de cabine van de brug voor de vliegtuigpassagiers gezien vanuit het vliegtuig.

30 Fig. 3 toont een bovenaanzicht op de afbeelding van fig.2.

Fig. 4 toont een detail en wël een legermogelijkheid van het ver-zwenkbare bodemgedeelte van de cabine op grotere schaal.

De in fig.1 weergegeven een gebouw 1 van het vliegveld met een vliegtuig 2 voor de toe- en afvoer van vliegtuigpassagiers verbindende 35 brug 3 voor vliegtuigpassagiers is voor het aanpassen aan de verschillende mogelijke vliegtuigstanden ten opzichte van het gebouw van het vliegveld 8301774 ? .........ff 0 -3- 23217/CV/tl Μ aan de zi.ide van het vliegtuig met een niet nader weergegeven draaibare deel en een cabine 4 uitgerust.

Voor het aanleggenf^ÜeV vliegtuig bezit de cabine 4 aan zijn eind-zijde een op zichzelf bekende boven zijn bodem vooruitschuifbaar flexibel 5 voordak 5 en in de bodem een gebruikelijke elastische drempel 6,welke beide vrij beweeglijk zijn,dus verschuivingen toestaan en de afdichting met de convexerompcontour 7 van het vliegtuig bewerkstelligen.

Zoals fig. 2 en 3 nneer in detail tonen is de bodem van de cabine tweedelig,waarbij de boden bestaat uit een beweegbaar,als scharnierbodem 10 uitgevoerd buitengedeelte 8 met de elastische drempel 6 en een star aangebracht binnengedeelte 9- Tussen het buitengedeelte en het binnengedeel-te bevindt zich een voeg 10, welke een vrije beweging van het buitengedeelte 8 ten opzichte van het binnengedeelte 9 mogelijk maakt.

Het aan de deurdrempel van het vliegtuig aan te passen om een 15 centrale,zich in de looprichting uitstrekkende as 11 kantelbare: buitengedeelte 8 van de cabinebodem kan ten opzichte van de naar het vliegtuig hellend verlopende brug voor vliegtuigpassagiers en zodoende het binnengedeelte 9 van de cabinebodem maximaal onder 1: 8 hellend verlopen, zoals in fig.2 weergegeven. De tussen deze beide bodemgedeelten 20 in de nabijheid van de voeg 10 optredende hoogteverschillen worden door twee naast elkaar aangebrachte en nagenoeg de gehele doorgangsbreedte opvullende verzwenkbare overgangshellingen 12 en 13 overbrugd. Iedere overgangshelling 12,13 is hierbij aan de naar elkaar toegekeerde einden van de beide bodemgedeelten 8 , 9 om telkens een evenwijdig aan het 25 loopvlak van het desbetreffende bodemgedeelte aangebrachte as 14,15 in of tegen de looprichting zwenkbaar en bestaat uit een driehoekig plaatvormig constructiedeel. De hypotenusas van'de beide overgangshellingen 12,13 zijn naar het midden van de loopweg toegericht en in de gebruiks-stand steunt telkens iedere overgangshelling met zijn onderzijde in de 30 nabijheid van zijn hypotenusa op het loopvlak van het tegenoverliggende bodemgedeelte.

De beide overgangshellingen 12 en 13 zijn bij voorkeur aan weerszijden met een slipvrije bekleding uitgerust en gelijk uitgevoerd,zodat zij onderling verwisseld kunnen worden.

35 De instelling van het om zijn symmetrieas verzwenkbare buitenge deelte 8 van de cabinebodem vindt plaats door een buiten het portaal ml 8301774 -4- 23217/CV/tl f «* loodrecht op de cabinewand bevestigde spilaandrijving 16,waarvan de spil-moer 17 met een buiten het midden aan het buitengedeelte 8 van de bodem * aanwezig vasthoudorgaan 18 scharnierend verbonden is.De schroefdraad van de spil en de moer is zelfremmend,zodat het bodemgedeelte 8 in iedere 5 stand wordt vastgehouden. De spilaandrijving kan hierbij hetzij met de hand met behulp van een kruk 19,zoals bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, of met behulp van een motor plaatsvinden.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig.4 is het zwenkbare buitengedeelte 8 van de bodem met behulp van een scharnier 20 aan een kopdrager 10 21 van de cabine 4 bevestigd.

De aankoppeling van de overgangshellingen 12 en 13 aan de bodemge-deelten 8 en 9 kan bijvoorbeeld ook via scharnierbanden plaatsvinden.

15 8301774

Claims

1. Overgangsinrichting voor een brug voor vliegtuigpassagiers waarvan de met een vliegtuig te verbinden cabine met behulp van een rondlopende, ‘de vliegtuigdeur alzijdig omsluitende afdichting tegen het vliegtuig aan te leggen is en welke een om een althans in hoofdzaak horizontale 5 as verzwenkbare bodem bezit,met het kenmerk,dat de bodem van de cabine uit twee verschillende gedeelten (8,9) bestaat .waarvan het naar het vliegtuig (2) toegekeerde horizontaal instelbare buitengedeelte (8) als verzwenkbare bodem met in de looprichting aangebrachte zwenkas (11)en het binnengedeelte (9) star zijn uitgevoerd,terwijl beide bodemgedeelten 10 (8,9) aan hun naar elkaar toegekeerde einden ieder met een driehoekvor- mi'ge om ten opzichte van het daarbij behorende loopvlak evenwijdige as (14,15) in of tegen de looprichting omklapbare overgangshelling (12,13) zijn uitgerust ,welke naast elkaar aangebracht en in gebruiksstand met hun onderzijden in het naar het midden van de loopweg toegerichte hypote-15 nusagebied op het telkens tegenoverliggende bodemgedeelte (8 resp.9) af te steunen zijn.

2. Overgangsinrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat de zwenkas (11) van het verzwenkbare buitengedeelte^ (8) van de cabinebodem centraal aan dit buitengedeelte is aangebracht. 20

3. Overgangsinrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk,dat het verzwenkbare buitengedeelte (8) van de cabinebodem uit het midden is voorzien van een vasthoudorgaan (18),dat met een spilmoer (17) van een buiten het portaal loodrecht aan de wand van de cabine bevestigde zelfremmende spilaandrijving (16) scharnierend is verbonden. 25

4. Overgangsinrichting volgens een der'voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de spilaandrijving voor het verzwenkbare buitengedeelte (8) van de cabinebodem met de hand of met behulp van een motor aan te drijven is. 8301774