NL8301186A - Stroomstabilisatieschakeling. - Google Patents

Description

...... * 7 EHN 10.642 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Strcomstabilisatieschakeling.

De uitvinding heeft betrekking op een strocmstabilisatie-schakeling, fcevatttende een eerste en een tweede stroanketen tussen een eerste en een tweede gemeenschappelijke klem, een eerste strocm-deelschakeling met transistors van een eerste geleidingstype, die een 5 ingangsketen met een lage ingangs impedantie en een uitgangsketen met een hoge uitgangsinpedantie bezit, en een tweede stroomdeelschakeling met transistors van een tweede geleidingstype, eveneens voorzien van een ingangsketen met een lage ingangs impedantie en een uitgangsketen met een hoge uitgangsimpedantie, waarbij de eerste stroomdeelschakeling 10 de verhouding tussen de in de beide stroomketens vloeiende stromen vastlegt en de tweede stroomdeelschakeling door parallelschakeling van een halfgeleiderovergang met de serieschakeling van een halfgeleider-overgang en een eerste weerstand de absolute waarde van deze in de beide stroomketens vloeiende stromen vastlegt, en welke schakeling voorts 15 middelen bevat voor het starten van de stroomstabilisatieschakeling.

Onder een stroomdeelschakeling wordt hierbij in zijn algemeenheid verstaan een schakeling waarbij door parallelschakeling van halfgeleiderovergangen, al of niet in kambinatie met weerstanden, de verhouding van de stromen in de ingangs- en uitgangsketen eenduidig 20 is vastgelegd.

. Een dergelijke stroomstabilisatieschakeling is bijvoorbeeld bekend uit de ter visie gelegde Duitse octrooiaanvragen nr. 2 140 692 en nr. 2 157 756. Een probleem bij dergelijke strocmstabilisatie-schakelingen wordt veroorzaakt door het feit, dat deze schakelingen 25 behalve een stabiele toestand, waarin de gewenste stromen vloeien ook een stabiele toestand bezitten waarbij de stromen nul zijn.

Dit houdt in, dat deze stroomstabilisatieschakelingen een extra startschakeling nodig hebben cm ervoor te zorgen, dat bij het inschakelen van de voeding de gewenste stabiele toestand met stromen 30 ongelijk aan nul wordt ingencmen.

Bij de in de genoemde Duitse octrooiaanvrage 2 140 692 getoonde stroomstabilisatieschakeling bestaat deze startschakeling uit de serieschakeling van een weerstand en een tweetal in voorwaarts 8301186 , ΡΗΝ 10.642 2 4 ί k richting geschakelde diodes tussen de beide voedingsklemmen en een derde diode, die het verbindingspunt van de weerstand en een der diodes verbindt met een geschikt aansluitpunt van de stroomstabilisatieschakeling. Bij het inschakelen van de voeding zal er door de serieschakeling van g de weerstand en diodes een stroom vloeien, waardoor over de serieschakeling van de beide diodes een zodanige spanning staat, dat de derde diode in voorwaartsrichting kcrnt te staan en er via deze derde diode een startstroom aan het aansluitpunt wordt toegevoerd, waardoor de stroomstabilisatieschakeling stroom gaat voeren en de gewenste stabiele 10 toestand gaat innemen. Het aansluitpunt is hierbij zodanig gekozen, dat zodra de stroomstabilisatieschakeling de gewenste stabiele toestand heeft ingenomen de derde diode in de sperrichting staat en dientengevolge geen stroom meer voert.

Het gebruik van een dergelijke startschakeling heeft het 15 nadeel, dat tijdens het starten de spanning over de twee in voorwaartsrichting geschakelde dioden over de daaraan parallel geschakelde serieschakeling van één diode en twee basis-emitterovergangen staat dus in totaal over drie basis-emitterovergangen, zodat de startstroom zijnde de stroom door die basis-emitterovergangen zeer klein zal zijn. Het is 20 daarom niet onder alle omstandigheden zeker, dat de schakeling zal starten Voorts is de totaal door de stabilisatieschakeling opgenomen stroom niet gestabiliseerd, omdat immers de startschakeling een zekere, niet gestabiliseerde stroom opneemt. Verder veroorzaakt de startschakeling natuurlijk een zéker dissipatie.

25 Bij de in de genoemde Duitse octrooiaanvrage 2 157 756 beschreven stroomstabilisatieschakeling wordt de startschakeling gevormd door een lékstroombron, die een lekstroom aan één van beide stroomketens van de schakeling toevoegd om bij het inschakelen de gewenste toestand met stromen ongelijk aan nul te verkrijgen.

30 Een dergelijke startschakeling heeft het nadeel, dat de lekstroom na het starten van de schakeling door één van de stroomketens blijft vloeien en daardoor de werking van de stroomstabilisator beïnvloedt.

Om deze invloed kleinte houden, dient de lektstroom veel kleiner te zijn dat de gestabiliseerde stroom in de beide stroomketens.

35 Wanneer echter de gestabiliseerde stroom klein is, dient de lekstroom zo klein te zijn, dat deze praktisch niet neer te realiseren is.

Voorts heeft het toepassen van een lékstroombron het nadeel dat door de temperatuurafhankelijkheid van de lekstroom bij lage temperaturen 8301186 » « PHN 10.642 3 de lekstroom zo klein wordt, dat deze niet meer het starten van de schakeling kan verzorgen.

Het is het doel van de uitvinding een strocmstabilisatie-schakeling met stsrtschakeling aan te geven waarbij voomoemde nadelen ψ 5 vermeden worden. De uitvinding heeft daartoe als kenmerk, dat de middelen worden gevormd door een eerste sfcrocmleverschakeling die een stroom toevoert aan de ingangsketen van de tweede stroomdeelschakeling en door een tweede sdroomleverschakeling, die een stroom toevoert aan de uitgangsketen van de tweede stroomdeelschakeling, waarbij de stromen 10 van de eerste en tweede stroomleverschakeling een strcomsterkteverhouding bezitten, die gelijk is aan de door de eerste stroomdeelschakeling vastgelegde verhouding tussen de in beide stroomketens vloeiende stromen.

Door de maatregel volgens de uitvinding wordt zowel aan de ingangketen als aan de uitgangsketen van de tweede stroomdeelschakeling een start-15 stroom toegevoegd. Doordat de verhouding van deze startstrcmen gelijk is aan de door de eerste stroomdeelschakeling vastgelegde verhouding van de stromen in beide stroomketens, wordt de werking van de stroom-stabilisatieschakeling niet beïnvloed. Veranderen de strocmsterkten van de stromen van de strocmleverschakelingen in gelijke mate dan worden 20 deze veranderingen gecorrigeerd door de eerste stroomdeelschakeling, die de verhouding van de stromen in beide stroomketens vastlegt. De stromen van de strocmleverschakelingen behoeven tevens niet meer een kleine waarde te bezitten t.o.v. de gestabiliseerde stromen in beide stroom-ketens, indien deze laatste stromen maar groter zijn dan de stromen 25 van de strocmleverschakelingen. Voorts hebben de strocmleverschakelingen het voordeel, dat deze op een klein oppervlak kunnen worden geïntegreerd.

Opgemerkt wordt, dat uit de Duitse ter visie gelegde octrooiaanvrage nr. 3 027 761 op zich een strocmstabilisator zonder start-schakeling bekend is, die is voorzien van twee stroombronnen, die 30 zijn gekoppeld met de in- en uitgangsketen van een stroomdeelschakeling en die elk een stroom leveren die groter is dan de gestabiliseerde stroom in beide ketens. De in- en uitgangsketen van de stroomdeel-schakeling zijn verder verbanden met de in- en uitgangsvan een stroom-spiegelschakeling, die is opgebouwd met transistoren van hetzelfde 35 geleidingstype als de transistoren van de stroomdeelschakeling.

De stroomspiegelschakeling neant de verschillen op tussen de stromen van de stroombronnen en de gestabiliseerde stromen in de in- en uitgangsketen van de stroomdeelschakeling. De stroombronnen dienen bij 8301186 PHN 10.642 4 < * deze schakeling dus niet als startstromen maar als referentiestroombron-nen die de stroomdeelschakeling a.h.w. de gestabiliseerde stromen opdrukken. Door de stroombronnen is tevens de totale door de stroom-stabilisator opgenomen stroom niet meer gestabiliseerd.

5 Een eerste uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt, doordat de eerste stroomleverschakeling de serieschakeling van een als diode geschakelde transistor en een weerstand bevat, waarbij de weerstand met de ingangsketen van de tweede stroomdeelschakeling is gekoppeld, en dat de tweede stroomleverschakeling een transistor bevat, waarvan 10 de basis is gekoppeld met de basis van de transistor van de eerste stroomleverschakeling.

Een tweede uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt, doordat de eerste en tweede stroanleverschakeling elk worden gevormd door een transistor, waarbij deze trans is tor en een gemeenschappelijke basis 15 bezitten, die een referentiespanning voert. Op voordelige wijze kunnen deze transistoren worden uitgevoerd als een gemeenschappelijke transistor, die is voorzien van een opgedeelde kollektor.

De uitvinding zal in het navolgende worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening, waarin 20 figuur 1 een bekende strocmstabilisatieschakeling toont, figuur 2 een eerste uitvoeringsvorm van een stroomstabili-satieschakeling volgens de uitvinding toont, en figuur 3 een tweede uitvoeringsvorm van een stroomstabilisatie-schakeling volgens de uitvinding toont.

25 De in figuur 1 getoonde, uit de genoemde Duitse.'octrooi aanvrage 2 140 692 bekende stroomstabilisatieschakeling bevat een eerste stroomdeelschakeling met transistors van het pnp-type. Deze stroomdeelschakeling bevat een tweetal transistors en T2 met parallel geschakelde basis-anitterwegen. Transistor T2 heeft echter een groter 30 emitteroppervlak dan transistor , hetgeen schenatisch is aangeduid met behulp van transistor T21, die volledig parallel is geschakeld aan transistor T^. In serie met de als diode geschakelde transistors T2 en T2" is een verdere pnp-trans is tor opgenomen, waarvan de basis met de kollektor van transistor is verbonden. Deze basis van tran-35 sistor vormt de ingangsklem van de stroomdeelschakeling en vertoont een lage ingangsimpedantie, terwijl de kollektor van transistor de uitgangsklem vormt en een hoge uitgangsimpedantie bezit.

Deze eerste stroomdeelschakeling legt als gevolg van de parallelschakeling 8301186 £ ' *1 1 PHN 10.642 5 van de basis-emitterwegen der transistors en T2 de verhouding van de stronen aan de ingangsklem 1^ en de uitgangsklem volledig vast, waarbij deze verhouding gelijk is aan de verhouding der werkzame emitteroppervlakken der transistors en T2· 5 De stroomstabilisatieschakeling bevat een tweede stroandeel- schakeling S2 met transistors van het npn-type. Deze stroomdeelschakeling S2 bevat een transistor waarvan de tas is-emitterweg parallel is geschakeld aan de serieschakeling van een als diode geschakelde transistor Te en een weerstand R.. In serie met deze weerstand R„ en de b 1 1 10 als diode geschakelde transistor T,- is een transistor Tg opgenanen, waarvan de basis met de kollektor van transistor T. is verbonden en 4 de laagohmige ingang I2 van de tweede stroomdeelschakeling S2 vormt, terwijl de kollektor van deze transistor Tg de hoogohmige uitgang 02 van deze stroomdeelschakeling S2 vormt.

15 De ingang I2 van de tweede stroomdeelschakeling S2 is verbonden met de uitgang van de eerste en de uitgang 02 van de tweede stroomdeelschakeling S2 met de ingang van de eerste stroomdeelschakeling. De eerste stroomdeelschakeling bepaalt de verhouding van de stromen in de door deze verbindingen van de in- en 20 uitgangen van de beide stroomdeelschakel ingen gevormde stroomketens tussen de beide voedingsklemmen +νβ en -νβ. Doordat in de tweede stroomdeelschakeling S2 deze stroomverhouding slechts kan bestaan bij één bepaalde absolute waarde van deze beide stromen, waarvan de grootte bepaald wordt door de grootte van de weerstand R-j in kcmbinatie met de 25 stroomverhouding ligt de absolute waarde van de beide stromen volledig vast en is in grote mate onafhankelijk van de voedingsspanning.

De zo opgebouwde stroomstabilisatieschakeling bezit ook een stabiele toestand, waarbij de stromen in de beide stroomketens nul zijn. Om deze stabiele toestand uit te sluiten is een startscha-30 keling aanwezig bestaande uit de serieschakeling van een weerstand R2 en. twee diodes D^ en D2 tussen de beide voedingsklemmen +νβ en -VB en een diode D^, die het verbindingspunt tussen de weerstand en de diode verbindt net de basis van transistor Tg in de tweede stroomdeelschakeling S2· Via deze diode D^ wordt bij het aanleggen 35 van de voedingsspanning een stroom in deze basis van transistor Tg geïnjékteerd waardoor de stroomstabilisatieschakeling stroom gaat voeren en in de gewenste stabiele toestand kant. Zodra dit het geval is, is diode gesperd en voert geen stroom meer.

83 0 1 1 8 6 PHN 10.642 6

Zoals uit de figuur eenvoudig te zien is, staat tijden het starten de spanning over de diodes en D2 over de diode Dg en de basis-emitterovergangen van transistors en Tg, zodat de startstroom zeer klein zal zijn. Hierdoor is het niet zéker, dat de schakeling 5 onder alle omstandigheden zal starten. Voorts is de totale door de stroomstabilisatieschakeling opgenomen stroom als gevolg van deze start-schakeling niet meer gestabiliseerd, aangezien immers de serieschakeling van de weerstand R2 en diodes en D2 een niet gestabiliseerde stroom voeren. Verder zal in deze startschakeling steeds extra vermogen 10 gedissipeerd worden.

Figuur 2 toont een eerste uitvoeringsvorm van een stroomstabilisatieschakeling volgens de uitvinding. De schakeling bevat weer een eerste stroomdeelschakeling , die in dit geval alleen is opgebouwd uit de transistoren en T2, waarbij van transistor de 15 basis met de kollektor is verbonden. De transistoren T1 en T„ bezitten gelijke anitteroppervlakken, waardoor de stromen aan de ingang 1^ en de uitgang van deze stroomdeelschakeling noodgedwongen gelijk zijn.

De tweede stroomdeelschakeling S2 bevat hierbij alleen de als diode geschakelde transistor T^, waarvan de basis-emitterweg parallel is 20 geschakeld aan de serieschakeling van de bas is-emitterweg van transistor T5 en de weerstand R^. Omdat de stroomdeelschakeling in beide ketens gelijke stromen introduceert moet, zoals bekend, bij deze uitvoering van de stroomstabilisatieschakeling transistor Tg in de tweede stroomdeelschakeling S2 een groter emitteroppervlak bezitten 25 dan transistor T^, hetgeen aangeduid is met behulp van een transistor Tg' parallel aan transistor Tg. De uitgang I2 en de uitgang Q2 van de tweede stroomdeelschakeling zijn weer verbonden met respectievelijk de uitgang 0^ en de ingang van de stroomdeelschakeling S1. De ingang I2 van de tweede stroomdeelschakeling S2 is d.m.v. een eerste strocm-30 leverschakeling, die wordt gevormd door de serieschakeling van een weerstand Rg en een als diode geschakelde transistor Tj, verbonden met de positieve voedingsklem +νβ. De uitgang 02 van de tweede stroomdeelschakeling S2 is door middel van een tweede stroomleverschakeling, die wordt gevormd door een transistor Tg, verbonden met de positieve 35 voedingsklem +νβ. De basis van transistor Tg is verbonden met de basis van transistor T^. De transistoren Tj en Tg bezitten gelijke emitter-oppervlakken zodat de door de eerste en tweede stroomleverschakelingen geleverde stromen gelijk zijn.

8301186 PEN 10.642 7

Het starten van de schakeling wordt door de stromen van de eerste en tweede strocmleverschakeling als volgt bewerkstelligd.

Bij het inschakelen van een voedingsspanning, die groter is dan nagenoeg twee basis-emitterspanningen, zal door de weerstand en dus 5 door de ingangsketen van de tweede stroomdeelschakeling Sg een stroom vloeien, die over de basis-smitterovergang van transistor T^ een zekere spanning doet ontstaan. Deze spanning staat dan ook over de serieschakeling van de basis-anitterweg van transistor Tg en de weerstand R-j. In eerste instantie zal de spanning over de weerstand veel 10 kleiner zijn dan de spanning over de basis-emitterweg van transistor Tg, zodat de basis-emitterspanning van transistor nagenoeg geheel over de basis-emitter van transistor Tg staat. Doordat het emitteropper-vlak van transistor Tg groter is dan dat van transistor T^ zal de kollektorstroom van transistor Tg groter zijn dan die van transistor 15 T^. Door de gemeenschappelijke basis'van transistor en Tg zal de kollektorstroom van transistor Tg gelijk zijn aan de stroom door weerstand Rg. Het verschil van de kollektorstronen van de transistoren Tg en Tg vloeit als kollektorstroom door transistor T^. Door de strocm-spiegelwerking vloeit deze stroom ook door de kollektor van transistor 20 Tg/ die wordt toegevoegd aan de stroom door transistor T^. Op deze wijze zal de stroom door de transistoren T^ en Tg toenemen totdat door deze twee transistoren de gestabiliseerde stroom loopt, waarvan de absolute waarde bepaald wordt door de verhouding van de emitter-oppervlakken van transistor Tg en T^ en de weerstandswaarde van 25 weerstand R-j. In de gestabiliseerde toestand is de gestabiliseerde stroom in de in- en uitgangsketen van de stroondeelschakeling Sg gelijk aan de soa van de stroom van de betreffende stroomleverschake-ling en de stroom van de betreffende keten van de stroomdeelschakeling . Doordat zowel aan de in- als uitgangsketen van de stroomdeelschakeling 30 Sg een gelijke stroom wordt toegevoerd, wordt de werking van de stroom-stabilisator niet beïnvloed

Gelijke veranderingen in de absolute waarde van de kollektor-stromen van de transistoren T^ en Tg warden automatisch gecorrigeerd door een tegengestelde verandering van de stromen van de strocmdeel-35 schakeling , indien de verhouding van de kollektorstrcmen van de transistoren T? en Tg maar gelijk blijft.

De stroom van de stroomleverschakelingen behoeft niet meer zeer klein te zijn t.o.v. de gestabiliseerde stroom in de in- en uitgangs- 8301186 PHN 10.642 8 keten van de stroomdeelschakeling S2. De stroom van de strocmleverscha-kelingen dient slechts kleiner te zijn dan de gestabiliseerde stroom.

De stromen van de stroomleverschakelingen bedragen elk bijvoorbeeld 2,5 yUA in het geval dat de gestabiliseerde stroom in beide ketens 5 gelijk is aan 10 ^uA.

De schakeling heeft als voordeel, dat de totale door de stroomstabili-satieschakeling tussen de kleumen +VB en -νβ opgencmen stroom gestabiliseerd is. Een gestabiliseerde stroom kan ook worden afgenomen van de kollektor van een transistor, waarvan de basis-emitterweg parallel.

10 aan de basis-emitterweg van transistor is geschakeld. De schakeling is verder geschikt voor zeer lage voedingsspanningen, daar er door weerstand Rg een startstroom loopt voor voedingsspanningen, die groter zijn dan nagenoeg twee basis-emitterspanningen, d.w.z. voor spanningen groter dan ongeveer 1,2 Volt.

15 In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is de gestabiliseerde stroom in de ingangsketen van de stroomdeelschakeling S2 gelijk aan de gestabiliseerde stroom in de uitgangsketen van de stroomdeelschakeling $2« Deze stromen kunnen echter ook ongelijk gekozen worden.

In dat geval kunnen, zoals bekend, de emitteroppervlakken van tran-20 sis tor T4 en gelijk gekozen worden. De verhouding van de stromen wordt dan bepaald door de verhouding van de emitteroppervlakken van de transistoren en T2 van de stroomdeeldeelschakeling S1.

Opdat de startstromen van de eerste en tweede stroomleverschakeling de werking van de strocmstabilisator niet beïnvloeden dienen de 25 startstromen zich te verhouden als de stromen van de stroomdeelschakeling S.j. De verhouding van de emitteroppervlakken van transistor T7 en Tg wordt daartoe gelijk gekozen aan de verhouding van de emitteroppervlakken van transistor T2 en . Het is echter eveneens mogelijk om bij deze uitvoeringsvorm de verhouding van de emitteroppervlakken 30 van de transistor en van de stroomdeelschakeling s2 ongelijk aan één te kiezen.

Een tweede uitvoeringsvorm van een stroomstabilisatieschakeling wordt toegelicht aan de hand van figuur 3. Deze uitvoeringsvorm bevat een eerste stroomdeelschakeling , die gelijk is aan de stroomöeel 35 schakeling van figuur 2 en een tweede stroomdeelschakeling S2, die gelijk is aan de stroomdeelschakeling van figuur 2. De eerste stroomleverschakeling die een startstroom toevoert aan de ingangsketen van de stroomdeelschakeling S2 wordt gevormd door een transistor T^q, waarvan 8301186 . PHN 10.642 9 * « de emitter met de positieve voedingsklem +vn is verbonden en waarvan de basis een referentiespanning voert, De tweede stroanleverschakeling die een starts troon toevoert aan de uitgangsketen van de stroandeelschakeling wordt gevomd door een transistor ^, waarvan de emitter 5 met de positieve voedingsklem +νβ is verbonden en waarvan de basis met de basis van transistor T^q is verbonden en dus ook de referentiespanning voert. De trans is toren en bezitten gelijke emitteropper-vlakken, zodat de startstronen van de eerste en tweede stroanleverschakeling gelijk zijn. Op voordelige wijze kunnen de transistoren 10 T^q en worden samengevoegd tot één laterale transistor met een dubbele kollektor. Bij veranderingen in de totale kollektors troon veranderen de beide startstronen in dat geval in gelijke mate. De referentiespanning op de basis van transistor T^q en wordt opgewekt door een als diode geschakelde transistor die in serie met een 15 weerstand tussen de positieve voedingsklem +νβ en de negatieve voedingsklem -νβ is geschakeld. Een gestabiliseerde stroom kan voorden af genomen van de kollektor van een transistor, waarvan de basis-emitterweg parallel is geschakeld aan die van transistor T^. Indien de negatieve voedingsklem waarmee de weerstand is verbonden, 20 wordt losgekoppeld van de negatieve voedingsklem -νβ, waarmee de in-en uitgangsketen van de strocmdeelschakeling S2 zijn verbonden, dan kan van deze negatieve voedingsklem -V een gestabiliseerde stroom

D

worden af genoten.

Het zal nu duidelijk zijn, dat de uitvinding geenszins 25 beperkt is tot de in de beide figuren getoonde uitvoeringsvormen.

De beide stroomdeelschakelingen kunnen elke gewenste bekende opbouw bezitten. Zo kan bijvoorbeeld de stroomverhouding in de beide stroomr ketens ook vastgelegd worden met behulp van weerstanden in de emitter-leidingen van de transistors en T^. Verder kan natuurlijk het 30 geleidingstype van de transistors van de beide stroomdeelschakelingen zonder meer verwisseld worden, zodat de stroandeelschakeling met de npn-trans is tors de stroomverhouding en de strocmdeelschakeling met de pnp-transistors de absolute waarde van deze stromen in de beide strocmketens bepaalt.

35 Voorts zal het duidelijk zijn dat de stroontaronnen voor het leveren van de startstronen elke gewenste bekende opbouw kunnen bezitten.

8301185

Claims (4)

1. Stroomstabilisatieschakeling, bevattende een eerste en een tweede strcomketen tussen een eerste en een tweede gemeenschappelijke klem, een eerste stroomdeelschakeling met transistors van een eerste geleidingstype, die een ingangsketen met een lage ingangs impedantie en 5 een uitgangsketen met een hoge uitgangsimpedantie bezit, en een tweede stroomdeelschakeling met transistors van een tweede geleidingstype, eveneens voorzien van een ingangsketen met een lage ingangs impedantie en een uitgangsketen met een hoge uitgangsimpedantie, waarbij de eerste stroomdeelschakeling de verhouding tussen de in de beide stroomketens 10 vloeiende stromen vastlegt en de tweede stroomdeelschakeling door parallelschakeling van een halfgeleiderovergang net de seriescJaakeling van een halfgeleiderovergang en een eerste weerstand de absolute waarde van deze in de beide stroomketens vloeiende strcmen vastlegt, en welke schakeling voorts middelen bevat voor het starten van de stroomstabili-15 satieschakeling, met het kenmerk, dat de middelen worden gevormd door een eerste stroomleverschakeling die een strocm toevoert aan de ingangsketen van de tweede stroomdeelschakeling en door een tweede stroomleverschakeling, die een stroom toevoert aan de uitgangsketen van de tweede stroomdeelschakeling, waarbij de stromen van de eerste 20 en tweede stroomleverschakeling een stroomsterkteverhouding bezitten, die geljk is aan de door de eerste stroomdeelschakeling vastgelegde verhouding tussen de in beide stroomketens vloeiende stromen.

2. Stroomstabilisatieschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste stroomleverschakeling de serieschakeling van 25 een als diode geschakelde transistor en een weerstand bevat, waarbij de weerstand met de ingangsketen van de tweede stroomdeelschakeling is gekoppeld, en dat de tweede stroomleverschakeling een transistor bevat, waarvan de basis is gekoppeld met de basis van de transistor van de eerste stroomleverschakeling.

3. Stroomstabilisatieschakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste en tweede stroomleverschakeling elk worden gevormd door een transistor, waarbij deze transistoren een gemeenschappelijke basis bezitten, die een referentiespanning voert.

4. Stroomstabilisatieschakeling volgens conclusie 3, met het 35 kenmerk, dat de eerste en tweede stroomleverschakeling een gemeenschappelijke transistor bezitten, die is voorzien van een opgedeelde kollektor. 8301186