NL8300092A

NL8300092A - Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling.

Info

Publication number: NL8300092A
Application number: NL8300092A
Authority: NL
Original assignee: Mochida Pharm Co Ltd
Priority date: 1981-10-08
Filing date: 1983-01-11
Publication date: 1984-08-01
Also published as: FR2514510B1; AR230958A1; US4479720A; JPH0153423B2; GB2109550B; SE8207487D0; CH662518A5; CA1201113A; FR2514510A1; GB2109550A; DE3237382C2; DE3237382A1; SE432890B; JPS5861469A; BR8205917A

Description

V ' /«* VO 4060 '

Inrichting voor het roteren van, reactiehouders in hellende opstelling.

De uitvinding betreft een inrichting voor het roteren van reactiehouders in een hellende opstelling. Meer in het bijzonder betreft hij een inrichting geschikt voor toepassing bij het effectief omzet-ten van een reactieve stof gebonden aan een vaste fase met een reac-5 tieve stof in een vloeistoffase.

Er zijn immunologische methoden bekend, waarbij een antigeen-antilichaam-reactie wordt gebruikt voor het bepalen van de hoeveelheid van een zeer geringe hoeveelheid van een stof in een lichaamsvloeistof, of voor het bepalen van de concentratie van een toegediend geneesmiddel 10 in het bloed of de urine van een organisme. Diverse methoden, die zijn gebaseerd op verschillende bepalingsprincipes zijn bekend en in praktijk gebracht- Deze omvatten de radio-immuno-analyse (RIA), de enzym-immuno-analyse(EIA) en de fluorescentie-immuno-analyse (FIA), die uitgebreid worden toegepast vanwege hun hoge gevoeligheid en hun hoge effec-15 tiviteit bij kwantitatieve bepalingen. Wanneer deze proeven worden uitgevoerd, wordt gewoonlijk de zogenaamde sandwich-methode of een competitieve methode· gebruikt. In het bijzonder de sandwich-methode wordt algemeen toegepast, omdat deze bijzonder gevoelig is en gemakkelijk is uit te voeren.

20 Volgens de sandwich-methode wordt een te meten antigeen omgezet met een onoplosbaar gemaakt corresponderend antilichaam (eerste reactie), waarbij een antigeen-antilichaam complex wordt gevormd. Dit complex wordt met een antilichaam omgezet, dat gemerkt is met een merk en zich kan combineren met het te meten antigeen (tweede reactie). Vervolgens 25 wordt het gemerkte antilichaam verdeeld in twee porties, één die zich heeft gehecht aan het antigeen-antilichaam-complex en de ander, die dit niet heeft gedaan, waarna de activiteit vein het merk in één of beide porties wordt gemeten. Overeenkomstige handelingen worden herhaald voor een antigeen met bekende concentratie om een ijkkromme op te stellen. De 30 hoeveelheid antigeen, die men wenst te bepalen wordt verkregen uit deze ijkkromme. Het merk kan bijvoorbeeld een enzym, een radio-actief element of een fluorescerende stof zijn.

Bij de competitieve methode , die het eerst bij radio-immuno-proeven is gebruikt, wordt de meting als volgt uitgevoerd: 35 Wanneer het te meten antigeen en een tevoren bepaalde hoeveel heid van een gemerkt antigeen worden omgezet met een onoplosbaar ge- 8300092 & * -2- maakt antilichaam ,dat correspondeert met het te meten antigeen, combineren beide antigenen zich competitief met dit antilichaam. Vervolgens wordt het gemerkte antigeen in twee porties verdeeld, eén die zich heeft gecombineerd met het onoplosbaar gemaakte antilichaam en de 5 ander die dit niet heeft gedaan, waarna de activiteit van het merk in e'e'n of beide porties wordt gemeten. Overeenkomstige handelingen worden herhaald voor een antigeen met bekende concentratie voor het opstellen van een ijkkromme. De hoeveelheid te bepalen antigeen wordt nu verkregen uit deze ijkkromme.

10 Bij het uitvoeren van deze reacties is het gunstig de binnen wand van een houder als drager voor een reactieve stof, zoals een onoplosbaar gemaakt antilichaam toe te passen. Bijvoorbeeld wordt veelal een plastic reageerbuis gebruikt, omdat deze zowel kan dienen als drager voor het onoplosbaar gemaakte materiaal als voor de reac-15 tiehouder en gemakkelijk te hanteren is. De binnenwand van een reactie-houder is echter vaak ongunstig, omdat het oppervlak, waarop een antilichaam of een andere reactieve stof wordt gehecht, kleiner is dan bij andere dragers, zoals plastic korrels, filtreerpapier of cellulose-deeltjes, en dus slechts een geringe hoeveelheid reactieve stof kan 20 dragen. De reactietijd wordt derhalve langer bij een gebruikelijke methode, waarbij een reageerbuis of een andere reactiehouder met daarop een onoplosbaar gemaakte reactieve stof op de binnenwand/verticaal en stil wordt neergezet, dan wel de inhoud ervan nu en dan wordt geroerd.

25 De uitvinding betreft een inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling, welke apparatuur geschikt is om een reactie tot stand te brengen tussen de reactieve stof gehecht op een vaste fase en een reactieve stof in een vloeistoffase. In het bijzonder betreft de uitvinding een inrichting voor het roteren van 30 reactiehouders in hellende opstelling, welke apparatuur de bepaling mogelijk maakt van een reactieve stof in een vloeistoffase m.b.v. een reactieve stof gehecht op een vaste fase, en wel met verbeterde gevoeligheid en in een verkorte tijdspanne. Meer in het bijzonder betreft de uitvinding een inrichting voor het meten van een antigeen 35 of antilichaam in een vloeistoffase met behulp van een antilichaam of antigeen dan wel een complex daarvan, gehecht op een vaste fase, met verbeterde gevoeligheid en in een verkorte reactietijd.

8300092 -3-

De onderhavige inrichting omvat daartoe een ronde plaat, organen voor het roterend dragen van de dragerplaat, organen voor het roteren van de ronde plaat met een bepaalde snelheid, een aantal houders voor de reactievaten aangebracht aan de rand van de ronde plaat, organen 5 voor het roteren van de houders van de reactievaten rond hun assen met een bepaalde snelheid, en organen voor het vastzetten van de gehele plaat op zodanige wijze, dat de reactievathouders een bepaalde hoek met de horizontaal maken. Om de meting van een antigeen of anti-lichaam in een vloeistoffase met behulp van een antilichaam, een anti-10 geen of een complex daarvan,bevestigd op een vaste fase mogelijk te maken/ wordt de rotatiesnelheid van de reactievathouder ingesteld op 10 tot 100 toeren per minuut, liefst 25-55 toeren per minuut, en de hellingshoek van de reactievathouders ingesteld beneden 45°, liefst tussen 10 en 20° met de horizontaal.

15 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van iet volgende voorbeeld en de tekening. In deze tekening is fig. 1 een weergave van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een doorsnede van de inrichting volgens fig. 1; fig. 2a en 2b doorsneden bij de bevestiging van een houder op 20 de roterende plaat bij andere uitvoeringsvormen volgens de uitvinding; fig. 3 een gedeeltelijke doorsnede van de apparatuur volgens de lijn I - I in fig. 2; fig. 4 een grafiek van de ijkkromme verkregen bij toepassing van de inrichting volgens de uitvinding vergeleken met de ijkkromme ver-25 kregen bij gebruikelijke apparatuur; fig. 5 een grafiek die aantoont dat de onderhavige inrichting een kortere reactietijd mogelijk maakt en fig. 6 een grafiek omtrent de ijkkromme voor de AFP-analyse volgens het voorbeeld.

30 Gevonden is, dat bij dit soort proeven een hogere gevoeligheid en een verkorte reactietijd kan worden bereikt, wanneer men de reactie-houder hellend met een zekere hoek jegens de horizontaal opstelt en deze tijdens de reactie met een zekere snelheid roteert, in plaats van de reactiehouder verticaal te houden en stil te houden dan wel de in-35 houd zo nu en dan te roeren.

De uitvinding betreft een apparatuur geschikt voor een reactie waarbij een reactiehouder hellend wordt geroteerd. Bij de volgende 8300092

ί V

-4- beschrijving is de reactiehouder een reageerbuis,, de stof gehecht op de binnenwand van de houder een antilichaam ,en de stof in de vloeistof-fase een antigeen. Deze combinatie wordt uitsluitend voor een eenvoudige beschrijving toegepast maar betekent niet, dat de uitvinding hier-5 toe is beperkt. Stoffen in lichaamsvloeistoffen zijn gewoonlijk in zeer geringe hoeveelheden aanwezig, terwijl de lichaamsvloeistoffen op zich met deze stoffen daarin ook slechts in geringe volumina beschikbaar zijn. Elke methode voor het meten van deze stoffen moet dus bijzonder gevoelig zijn omdat het monster slechts in zeer geringe hoeveelheden aan-10 wezig is. Daartoe was het gebruikelijk een antilichaam op de binnenwand van een reageerbuis uitsluitend in de nabijheid van de bodém op te hechten,. bijvoorbeeld in een stuk tot een hoogte van 1 cm van de bodem van de buis.

Daarentegen maakt de uitvinding het mogelijk een antilichaam 15 over een veel groter oppervlak op te hechten, met in begrip van het bovenstuk van de reageerbuis, omdat het monster , zelfs indien het slechts een klein volume inneemt, in ruim contact met het antilichaam kan worden gebracht, wanneer de reactiehouder hellend als hierin beschreven wordt geroteerd. Bovendien draagt de rotering van de 20 reageerbuis bij tot het roeren 'van zijn inhoud, waardoor een meting met hoge gevoeligheid in een korte tijd mogelijk wordt.

Tabel A geeft het verband weer tussen de hellingshoek van de reactiehouder en de relatieve hoeveelheid van het monster benodigd voor het bevochtigen van het antilichaam dragende deel van de reactiehouder, 25 wanneer het beklede oppervlak in de houder constant is.

Tabel B geeft het verband weer tussen de hellingshoek van de reactiehouder en het contactoppervlak tussen monster en binnenoppervlak van de houder, wanneer de hoeveelheid monster constant is.

TABEL A.

30 hellingshoek relatief volume benodigd monster 90° (verticaal) 1 45° circa 1/2 30° " 1/3 35 20° " 1/5 10° " 1/10 8300092 · < Λ -5- TABEL Β.

hellingshoek relatieve grootte contactoppervlak 5 90° (verticaal) 1 40° circa 1,5 30° " 2 20° " 3 10° " 4 10 Gewoonlijk zal bij een groter contactoppervlak voor de twee reactanten een effectievere reactie optreden. Zoals blijkt uit tabel A neemt het monstervolume benodigd voor het bevochtigen van een constant oppervlak af met een vermindering van de hellingshoek van het reactievat naar horizontale positie. Het is dus gewenst de reactiehouder zo 15 schuin mogelijk naar de horizontale positie te brengen/vooropgesteld, dat de vloeistof er niet uitloopt. Zelfs wanneer de hellingshoek van de reactiehouder zeer dichtbij de horizontaal komt, bijvoorbeeld slechts 5° boven de horizon, behoeft men niet te vrezen, dat het monster niet in contact komt met de bodem van de houder, tenzij het mon-20 stervolume bijzonder gering is. Hoewel er geen bovengrens aan de hellingshoek voor de reactiehouder wordt gesteld, wordt deze bij voorkeur O o beneden 45 , liefst tussen 10 en 20 met de horizontaal gehouden, om monstervolume te sparen en de analytische gevoeligheid te verhogen.

Bij voorkeur wordt het hellende reactievat met 10 tot 100 25 toeren per minuut, liefst 25 - 55 toeren per minuut geroteerd. Indien de rotatiesnelheid meer dan 100 toeren per minuut bedraagt, zal het monster niet langs de wand van de buis lopen bij het roteren, waardoor een volledig contact tussen monster en antilichaam teloor gaat. Een rotatiesnelheid beneden 10 toeren per minuut daarentegen veroorzaakt 30 een aanmerkelijke verlaging van het roereffect door het roteren van de houder.

De uitvinding betreft dus een apparatuur voor het omzetten van vloeistof en vaste fase , waarbij een reactiehouder roterend en hellend tijdens de reactie is opgesteld.

35 De onderhavige inrichting omvat een plaat, liefst een ronde plaat, organen voor het roterend dragen van deze plaat, organen voor 8300092 ί * -6- het roteren van de ronde plaat met een zekere snelheid, een aantal roteerbare houders voor reactievaten aangebracht op de rand van de ronde plaat, organen voor het roteren van de houders van de reactievaten rond hun assen met een tevoren bepaalde snelheid en organen voor 5 het bevestigen van de gehele ronde plaat zodanig, dat de reactie-houders een tevoren bepaalde hoek met de horizontaal maken.Om het meten van een antigeen of een antilichaam in een vloeistoffase met behulp van een antilichaam, een antigeen of een complex als opgehechte vaste fase mogelijk te maken, wordt de rotatiesnelheid van de houders 10 voor de reactievaten gesteld op 10 - 100 toeren per minuut, liefst 25 - 55 toeren per minuut en de hellingshoek van de houders voor de reactievaten op minder dan 45°, liefst 10 - 20° ten opzichte van de horizontaal ingesteld. ·

De onderhavige apparatuur wordt nu meer in detail toegelicht.

15 Deze uitvoeringsvorm is echter slechts illustratief en niet beperkend.

In de tekening is 2 een ronde plaat, die roterend is bevestigd op een roteerbare as 8. De plaat 2 behoeft niet beslist rond te zijn. Elke vorm van deze plaat is geschikt, zolang hij de functie kan overnemen van een ronde plaat. Bij het randgedeelte van de ronde 20 plaat 2 is een reeks boringen aangebracht, liefst op gelijke afstanden van elkaar, waarin reactiehouders 1 roteerbaar kunnen worden bevestigd. Bij gelijke afstanden tussen de doorboringen werkt de inrichting het best, maar ook dit maal is de uitvinding hier niet toe beperkt. De houders voor de reactievaten bestaan uit 2 delen: een reeks staaf-25 achtige uitsteeksels 1-a aangebracht over de ronde plaat 2 om een reactiehouder vast te houden, en een cilindrisch stuk 1-b, ingevoegd in de doorboring van de ronde plaat. Bij fig. 1 is het aantal staaf-achtige uitsteeksels vier, maar elk aantal uitsteeksels is geschikt zolang zij maar de reactiehouders stabiel kunnen vasthouden. Voorts is 30 het niet beslist noodzakelijk, dat de uitsteeksels een staafachtige vorm hebben. Zij kunnen ook de vorm hebben van een volledige cilindrische wand of dergelijke,zolang zij maar de reactiehouders .zodanig kunnen vasthouden, dat deze laatsten in de houders kunnen roteren. In de figuren 1 en 2 wordt het reactievat vastgehouden door de uitsteeksels 35 boven de ronde plaat 2,maar deze houders kunnen ook zo zijn gevormd, dat het reactievat in de houder wordt vastgehouden,terwijl een deel van deze houder onder de ronde plaat aanwezig is. De cilindrische 8300092 · * * -7- stukken 1-b omvatten bevestigingsstukken 1-c waarmee de houders op de ronde plaat zijn bevestigd, oppervlakken 1-d waar de houder ten opzichte van de doorboring van de ronde plaat 2 wordt geroteerd, en aan drukcontactstukken 1-e die in contact staan met een roteerbare 5 plaat 3.

De figuren 2a en 2b illustreren de bevestigingsplaatsen tussen de houders 1 en de roterende plaat 3 bij andere uitvoeringsvormen van de uitvinding. Bij fig. 2a is een ronsel integraal bevestigd op de bodem van de houder dat in contact staat met een ronsel op de rand 10 van de ronde plaat 3. Bij fig. 2b is een ronsel het onderstuk van houder 1, welk ronsel in contact staat met een ronsel op de rand van de ronde plaat 3.

De roteerbare plaat 3 is bevestigd op en roteerbaar aangebracht op een roteerbare as 8, die de ronde plaat 2 draagt. Op één kant 15 van de roteerbare plaat 3 is integraal daarmee een ronsel 4 bevestigd dat in contact staat met een ronsel 4', dat op zijn beurt in contact staat met motor 6 via een reductieronsel 5, waardoor de roterende beweging van een motor 6 naar houders 1 wordt overgebracht via de roteerbare plaat 3. Deze roteerbare plaat 3 heeft een nagenoeg ronde vorm. Een 20 ronsel is aangebracht op de rand van de roteerbare plaat in de roterende richting, terwijl een corresponderend ronsel is aangebracht op de houder dat in contact staat met het ronsel op de roteerbare plaat.

Twee ronde bandachtige uitsteeksels kunnen zijn gevormd op het zij-oppervlak van de roteerbare plaat 3, in welk geval de roteerbare plaat 25 3 zelf niet rond behoeft te wezen .Corresponderende groeven, die zo zijn aangebracht, dat zij contact maken met de uitsteeksels kunnen zijn aangebracht op de zij-oppervlakken van de houders. Het aantal bandachtige uitsteeksels van de roteerbare plaat (groeven op de houder) kan velerlei zijn, hoewel in de figuren 1 en 2 slechts 2 daarvan zijn 30 weergegeven. De bandachtige uitsteeksels kunnen éën geheel vormen met het plaatstuk van de roterende plaat 3, maar zij kunnen ook zijn uitgevoerd als bevestigde banden op hetzij-oppervlak van het plaatstuk van de roteerbare plaat. Tenminste één van de contactstukken 1-e en de bandachtige uitsteeksels is vervaardigd van een elastisch materiaal, 35 waardoor een goed contact wordt gehandhaafd tussen de houders en de roteerbare pïaat. De snelheid van de houders 1 wordt geregeld met een regelaar 7 en wel zodanig dat de reactievaten,vastgehouden door de 8300092 * * -8- houders,kunnen roteren met een snelheid van 10 tot 100 toeren per minuut. De regelaar is zo afgesteld, dat hij correspondeert met de snelheid van de motor 6, die een gebruikelijke kan zijn. Bijvoorbeeld kan hij de vorm hebben van een variabele weerstand, die de stroomsnelheid naar 5 de motor regelt.

De ronde plaat 2 is bevestigd op het uiteinde van de as 8 en kan worden geroteerd door een motor 12 (een andere dan motor 6) via een ronsel 9 aangebracht in het middenstuk van de as 8, een ronsel 9' dat in contact staat met ronsel 9, een wormwiel 10 dat in contact staat 10 met ronsel 9' en een reductieronsel 11 dat in contact staat met een wormwiel 10, waardoor de houders van de reactievaten achtereenvolgens worden rondgedraaid. Het tijdsinterval tijdens hetwelk een reactie-vathouder op een bepaalde plaats wordt overgebracht naar de plaats die door de volgende houder werd ingenomen,wordt met behulp van een 15 regelaar 13 arbitrair geregeld, bijvoorbeeld tussen 0,5 en 5 minuten.t

De regelaar 13 regelt de rotatiesnelheid van de ronde plaat 2 en kan een gebruikelijke zijn. Bijvoorbeeld kan dit een tijdsmeter zijn die de motor 12 regelt. Regeling met behulp van de regelaren 7 en 13 kan elektrisch of elektronisch plaatsvinden. Vanzelfsprekend 20 kunnen dit soort regelaars achterwege blijven bij bepaalde vaste vormen van de onderhavige inrichtingen, waarbij de rotatiesnelheden van de houders 1 en de ronde plaat 2 reeds tevoren op constante snelheden zijn gefixeerd.

De bovenweergegeven onderdelen worden gedragen door passende 25 dragers, bijvoorbeeld de kast 15 in de figuren 1-3.

De genoemde inrichting wordt bij gebruik gedragen door drager-platen 14. Deze dragerplaten 14 zijn zo ontworpen, dat de reactievaten in de houders 1 een hoek van 0 tot 90° met de horizontaal kunnen maken. Bij de uitvoeringsvorm volgens de tekening zijn de dragerplaten 14 de 30 hellingshoekorganen, maar men kan ook andere regelorganen toepassen om de reactiehouder de gewenste hoek met de horizontaal te laten maken. Bijvoorbeeld kunnen de regelorganen bestaan uit kastachtige drager-organen zoals 15, die qua hoek regelbaar zijn, en bevestigd op dragerplaten 14 met behulp van een schroef of dergelijke. De dragerorganen 35 14 dragen de onderdelen 1 - 13 en de kastachtige drager 15. De platen 14 zijn niet beperkt tot het specif ieke prof iel als weergegeven in de figuren 1 en 2.

8300092 -9-

Voorts is bij de uitvoeringsvorm volgens de tekening de kast-achtige drager 15 afzonderlijk gevormd ten opzichte van de drager-platen 1'4 en op deze platen 14 met passende organen zoals lijm of bouten bevestigd. Maar de dragerorganen 15 en de dragerplaten 14 · 5 kunnen ook een geheel vormen.

Bij de bovenweergegeven uitvoeringsvormen zijn er twee motoren 6 en 12 voor het roteren van de ronde plaat 2 en de houders 1. Maar natuurlijk kan ook éën motor worden gebruikt wanneer men zorgt voor een passende transmissie.

10 De reactiemethode volgens de uitvinding heeft de volgende voor delen: (1) Een continu roteren van de reactiehouder garandeert een voldoende roeren van het reactiemengsel, een verbeterd reactie-effect en een hoge gevoeligheid en een verbeterde nauwkeurigheid van de 15 proef.

(2) Voor het bereiken van een hoge gevoeligheid was het tot dusver gebruikelijk een groter volume aan monster toe te passen. Volgens de uitvinding kan men volstaan met een monstervolume dat slechts de helft tot 1/10 bedraagt van het tot dusver benodigde volume, 20 zoals is weergegeven in tabel A. Dit heeft hetzelfde effect alsof de gebruikelijke methode werd uitgevoerd met een monstervolume dat 2 tot 10 maal zo groot was als gewoonlijk gebruikt.

(3) Wanneer bij de gebruikelijke methode het volume van het monster gering is, wordt de gradiënt van de ijkkromme lager, waardoor de 25 nauwkeurigheid van de metingen wordt verminderd. Wanneer de appa ratuur volgens de uitvinding wordt gebruikt kan het contactoppervlak tussen monster en binnenoppervlak van de houder tot 1,5-4 maal worden vergroot, vergeleken met wat tot dusver bereikbaar was, zelfs indien het zelfde kleine monstervolume wordt toegepast, zoals 30 is weergegeven in tabel B. Aangezien het antilichaam over een ver groot oppervlak kan worden uitgespreid, is het mogelijk een hoger gevoelig en nauwkeuriger analysesysteem te maken. Tabel C geeft de resultaten weer van een proef op α-fetoproteine (AFP) uitgevoerd met het zelfde reagens en hetzelfde monstervolume. De proeven 35 werden 5 maal herhaald met elke concentratie onder toepassing van de onderhavige apparatuur en een gebruikelijke. Figuur 4 geeft de ijkkromme weer gebaseerd op de resultaten volgens tabel C. Opgemerkt wordt, dat de ijkkromme volgens de uitvinding steiler is 8300092 · 4- * -10- dan die volgens de gebruikelijke methode, en dat de inrichting volgens de uitvinding dus een hogere nauwkeurigheid mogelijk maakt.

Deze analyses op AFP volgens de uitvinding werden uitgevoerd in o een reactiehouder die een hoek van 10 maakte met de horizontaal 5 en geroteerd werd met een snelheid van 30 toeren per minuut.

TABEL C.

APP concentratie (ng/ml) 0 1 10 100 10 gebruikelijke methode

Optische dichtheid (x+SE) 0,193+0,007 0,240+0,007 0,346+0,0090.639+0,019 CV% 8,5 6,2 6,0 6,7

Methode 15 volgens de • uitvinding

Optische dichtheid (x+SE) 0,025+0,001 0,154+0,002 0,412+0,1050.970+0,006 CV% 7,4 2,4 2,6 1,3 20 (4) De reactieduur kan sterk worden verminderd. Bijvoorbeeld toont tabel D in vergelijking de analysetijden benodigd voor gelijke analytische gevoeligheden en nauwkeurigheden aan, dat wil zeggen ijkkrommen met overeenkomstige gradiënten onder toepassing van hetzelfde reagens bij een proef op AFP. Gevonden werd, dat de 25 onderhavige inrichting een meting in 1 uur mogelijk maakt, waar door de reactieduur sterk wordt verminderd. De reactiehouder helde met een hoek van 20° op de horizontaal, terwijl hij werd geroteerd met een snelheid van 50 toeren per minuut. De aldus verkregen standaardkrommen zijn weergegeven in figuur 5. Opgemerkt wordt, 30 dat de vermindering in reactieduur zo sterk was, dat de reacties die vroeger in. totaal 12 uur kostten nu in 1 uur konden worden uitgevoerd met de onderhavige inrichting.

8300092 * * -11- TABEL D.

gebruikelijke methode onderhavige methode (houder staat verti- (houder helt bij roteren) caal en stil)__ 5 eerste reactie 60 minuten 20 minuten tweede reactie 60 minuten 20 minuten enzyme-reactie 10 uren 20 minuten

De apparatuur kan worden gebruikt voor het automatisch transpor- 10 teren van de reactiehouders de een na de ander, terwijl zij continu worden geroteerd en daarmede hun inhoud continu wordt geroerd. Het is bijvoorbeeld mogelijk een aantal reactiehouders elk met een vloeistof-monster de een na de ander op de reactievathouders in de uitgangspositie te bevestigen, de reactie in de reactiehouders volledig te 15 laten verlopen terwijl zij worden geroteerd en automatisch worden getransporteerd, en de resultaten van de reactie in een tevoren bepaalde positie automatisch bijvoorbeeld met een spectrofotometer af te lezen.

De onderhavige inrichting is dus in het bijzonder bruikbaar voor een automatisering van het analysesysteem. Het zal duidelijk zijn, dat 20 kleine veranderingen in de bovenweergegeven apparatuur kunnen worden aangebracht, zonder van de uitvinding af te wijken.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van het volgende voorbeeld.

Voorbeeld.

25 Proef op AFP.

(a) Bereiding van de reageerbuizen.

3 3 2 cm monoclonaal anti-AFP-antilichaam [A] (1 mg/cm ) werd gebracht in elk van een aantal polystyreen reageerbuizen, die waren gewassen met een 0,05 M fosfaathoudende fysiologische bufferzoutoplossing 30 met pH 6,4 (hieronder aangeduid als PBS). De incubatie duurde 20 minuten bij 56°C waardoor de reageadJtÊen van opgehecht antilichaam [A] werden voorzien. Een tweede monoclonaal antilichaam [B] van een andere kloon dan [A] werd gemerkt met mierikswortel-peroxidase (Boehringer Manheim kwaliteit I, dat hieronder zal worden aangeduid als HRPO) en wel vol-35 gens de methode van Nakane in J. Histochem. Cytochem. 22, 1084 (1974).

8300032

* V

-12-

Het tweede antilichaam werd met PBS tot op 1/5 verdund, en 1 cm^ van deze verdunde antilichaamoplossing werd in elke polystyreen reageerbuis die reeds met antilichaam [A] was bekleed, aangebracht. Nadat de reageerbuizen waren gelyofiliseerd werden ze goed gesloten waardoor 5 zij goede reactiehouders voor een AFP analyse vormden.

(b) Analyse op AFP.

Reageerbuizen voor een AFP analyse bereid als beschreven onder (a) werden gevuld met 0,9 cm^ PBS; In elke reageerbuis werd vervolgens 0,1 cm^ van een standaard AFP oplossing gebracht, bereid door verdun-10 ning van AFP met normaal.menselijk serum tot respectievelijk 1, 10, 3 100 en 1.000 ng AFP per cm . De reageerbuizen werden op de houders van de onderhavige apparatuur bevestigd terwijl zij een hoek van 20° maakten met de horizontaal. De reactie duurde 30 minuten, terwijl de reageerbuizen met een snelheid van 50 toeren per minuut werden gero-15 teerd. Na de reactie werden de reageerbuizen gewassen met een fysiologische zoutoplossing met daarin 0,005 % Tween 20 (hieronder aangeduid als wasmiddel). Elke reageerbuis werd vervolgens gevuld met 2 cm^ van een enzyme-substraatoplossing met daarin 50 ng per cm^ aan 5-amino-salicylzuur en .0,01 % waterstofperoxyde. De reageerbuizen werden op-20 nieuw bevestigd op de houders wederom met een hoek van 20° op de horizontaal waarna de reactie wederom in 30 minuten werd uitgevoerd, terwijl de reageerbuizen werden geroteerd met een snelheid van 50 toeren per minuut.

3

Hierna werd 50 mm van een 2 % natriumazide-oplossing toegevoegd 25 om de reactie te beëindigen. De absorptie van het reactiemengsel werd vervolgens bepaald bij een golflengte van 500 nm in een spectrofoto-meter. De verkregen ijkkromme is weergegeven in figuur 6.

83 0 0 0 9 1

Claims

1. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling, omvattende: een eerste plaat; organen voor het roterend dragen van deze eerste plaat; organen voor het roteren van de eerste plaat met een bepaalde 5 snelheid; een reeks reactievathouders bevestigd op het randstuk vein de eerste plaat en geschikt voor het daarop bevestigen van een reactievat; organen voor het roteren van de houders voor de reactievaten rond hun assen met een tevoren bepaalde snelheid; alsmede organen voor het bevestigen van de dragerorganen voor de eerste plaat op een zodanige 10 wijze, dat de houders voor de reactievaten een tevoren bepaalde hoek met de horizontaal maken.

2. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rotatiesnel-heid voor de houders van de reactievaten is ingesteld op 10 - 100 15 toeren per minuut.

3. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de rotatiesnel-heid van de houders is ingesteld op 25 - 55 toeren per minuut.

4. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende 20 opstelling volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de hellings-hoek van de houders voor de reactievaten minder dan 45° op de horizontaal bedraagt.

5. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de hellingshoek 25 van de houders voor de reactievaten is ingesteld op 10 - 20° op de horizontaal.

6. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een houder voor de reactievaten een eerste stuk omvat voor het vasthouden van een reactie-30 vat, een tweede stuk voor het beweegbaar omvatten van het reactievat vergeleken met de eerste plaat en een derde stuk dat in contact is gebracht met de roteringsorganen voor de houder van de reactievaten, 8300092 * t» -14- welk eerste en derde stuk aan verschillende zijden van de eerste plaat zijn aangebracht, en de rotatie-organen voor de houders van de reactievaten organen omvatten voor het uitoefenen van krachten;alsmede dat deze inrichting een tweede plaat bevat, <üe wordt geroteerd met een 5 kracht-genererend orgaan en in contact staat met het derde stuk van de houder voor het doen roteren van de reactievaten.

7. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de houder voor de reactievaten verder een reductieronsel omvat »aangebracht tussen het 10 krachtgevend orgaan en de tweede plaats.

8. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusies 1, 6 of 7, met het kenmerk, dat de drager-organen voor de eerste plaat organen voor het leveren van kracht, een ronsel en een as omvatten, waaraan kracht wordt doorgegeven voor het 15 roteren van de eerste plaat via een ronsel en waarvan het eindstuk bevestigd is aan de eerste plaat.

9. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de dragerorganen voor de eerste plaat voorts een reductieorgaan omvatten.

10. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende op stelling volgens conclusies 1, 6 of 7, met het kenmerk, dat zij voorts een regelaar omvatten voor het regelen van de rotatiesnelheid van de reactievathouders in het roteerorgaan voor deze reactievathouders.

11. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende op-25 stelling volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat zij voorts een regelaar omvatten voor het regelen van de rotatiesnelheid van de reactievathouders in het roteerorgaan voor de reactievathouders.

12. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat zij voorts een 30 regelaar omvatten voor het regelen van de rotatiesnelheid van de reactievathouders in het roterend orgaan voor de reactievathouders.

13. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusies 1, 6 of 7, met het kenmerk, dat zij voorts een regelaar omvatten voor het regelen van de rotatiesnelheid van de 35 eerste plaat in de roteerorganen voor de eerste plaat.

14. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat zij voorts een 83 0 0 09 2 ............................. TH -15- « regelaar omvatten voor het regelen van de rotatiesnelheid van de eerste plaat in de roteerorganen voor de eerste plaat.

15. Inrichting voor het roteren van reactievathouders in hellende opstelling volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat zij voorts een rege- 5 laar omvatten voor het regelen van de rotatiesnelheid van de eerste plaat in het orgaan voor het roteren van de eerste plaat.

16. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling -volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat zij voorts een regelaar omvatten voor het regelen van de rotatiesnelheid van de eerste 10 plaat in het roteerorgaan voor de eerste plaat.

17. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat zij voorts een regelaar omvatten voor het regelen van de rotatiesnelheid van de eerste plaat in het roteerorgaan voor de eerste plaat.

18. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende op stelling volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat zij voorts een regelaar omvatten voor het regelen van de rotatiesnelheid van de eerste plaat in de roteerorganen voor de eerste plaat.

19. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende op-20 stelling volgens conclusies 1, 6 of 7, met het kenmerk, dat de organen voor het bevestigen van de dragerorganen voor de eerste plaat een reeks basisplaten vormen voor het doen hellen van de eerste plaat in een zekere hoek op de horizontaal en wel zodanig, dat de reactievathouders een tevoren bepaalde hoek met de horizontaal maken.

20. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende op stelling volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat organen voor het bevestigen van de dragerorganen voor de eerste plaat worden gevormd door een reeks basisplaten voor het doen hellen van de eerste plaat met een zekere hoek op de horizontaal en wel zodanig, dat de reactie-30 vathouders een tevoren bepaalde hoek met de horizontaal maken.

21. Inrichting voor het roteren van reactievathouders in hellende opstelling volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de organen voor het bevestigen van de dragerorganen voor de eerste plaat worden ge- • vormd door een reeks basisplaten voor het doen hellen van de eerste 35 plaat in een zekere hoek op de horizontaal en wel zodanig, dat de reactievathouders een zekere hellingshoek met de horizontaal maken.

22. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de organen voor 8300092 « -16- het vasthechten van de dragerorganen voor de eerste plaat een reeks basisplaten zijn die de eerste plaat een zekere hellingshoek met de horizontaal geven en wel zodanig, dat de reactievathouders een tevoren bepaalde hoek met de horizontaal maken.

23. Inrichting voor het roteren van de reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de organen voor het vasthechten van de dragerorganen van de eerste plaat worden gevormd door een reeks basisplaten voor het doen hellen van de eerste plaat in een zekere hoek met de horizontaal en wel zodanig, dat de 10 reactievathouders een tevoren bepaalde hoek met de horizontaal maken.

24. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de organen voor het vasthechten van de dragerorganen van de eerste plaat worden gevormd door een reeks basisplaten voor het doen hellen van de eerste 15 plaat in een zekere hoek op de horizontaal en wel zodanig, dat de reactievathouders een tevoren bepaalde hoek met de horizontaal maken.

25. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat organen voor het bevestigen van de dragerorganen voor de eerste plaat worden gevormd 20 door een reeks basisplaten voor het doen hellen van de eerste plaat in een zekere hoek op de horizontaal en wel zodanig, dat de reactievathouders een zekere hoek met de horizontaal maken.

26. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat organen voor het 25 bevestigen van de dragerorganen voor de eerste plaat worden gevormd door een reeks basisplaten voor het doen hellen van de eerste plaat in een zekere hoek op de horizontaal en wel zodanig, dat de reactievathouders een zekere hoek met de horizontaal maken.

27. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende op-30 stelling volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de organen voor het bevestigen van de dragerorganen voor de eerste plaat worden gevormd door een reeks basisplaten voor het doen hellen van de eerste plaat in een zekere hoek op de horizontaal en wel zodanig, dat de reactievathouders een zekere hoek op de horizontaal maken.

28. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende op stelling volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat organen voor het bevestigen van de dragerorganen voor de eerste plaat worden gevormd door een reeks basisplaten voor het doen hellen van de eerste plaat 8300092 « -17- in een zekere hoek op de horizontaal en wel zodanig, dat de reactievathouders een tevoren bepaalde hoek met deze horizontaal maken.

29. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende opstelling volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de organen voor 5 het bevestigen van de dragerorganen voor de eerste plaat worden gevormd door een reeks basisplaten voor het doen hellen van de eerste plaat in een zekere hoek op de horizontaal en wel zodanig, dat de reactievathouders een tevoren bepaalde hoek met de horizontaal maken.

30. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende op-10 stelling volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de organen voor het bevestigen van de dragerorganen voor de eerste plaat worden gevormd door een reeks basisplaten voor het doen hellen van de eerste plaat in een zekere hoek op de horizontaal en wel zodanig, dat de reactievathouders een tevoren bepaalde hoek met de horizontaal maken.

31. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende op stelling omvattende: een eerste plaat? een as voor het roteerbaar dragen van deze plaat, welke as kan worden geroteerd door een elektromotor via een reductie-ronsel met een tevoren bepaalde snelheid; een reeks doorboringen aan-20 gebracht in het randstuk van de eerste plaat op onderling gelijke afstanden; een reeks reactievathouders aangebracht in deze doorboringen, welke houders een eerste stuk hebben, dat bovenop de eerste plaat is aangebracht voor het vasthouden van een reactievat, een passend stuk dat geschikt is om te passen in de reactievathouder via de doorboring 25 en een contactstuk dat onder de eerste plaat is aangebracht; voorts een tweede plaat die roteerbaar op de as is bevestigd, waarvan een kant voorzien is van een eerste ronsel, dat past op een corresponderend tweede ronsel aangebracht op het zij-oppervlak van het contactstuk van elke reactievathouder; een derde ronsel bevestigd op de achterkant van 30 de tweede plaat, waarbij de tweede plaat kan worden geroteerd via een motor en een reductieronsel, een vierde ronsel dat past op het derde ronsel en het reductieronsel, en het derde ronsel voor het roteren van de reactievathouders via de tweede plaat met een tevoren bepaalde snelheid aandrijft; alsmede een basis, waarin de as zodanig is bevestigd, 35 dat de reactievathouders een tevoren bepaalde hoek met de horizontaal kunnen maken.

32. Inrichting voor het roteren van reactiehouders in hellende op- ___ — —" 8300092 -18- ¥ stelling volgens conclusies 1, 6 of 7, met het kenmerk, dat de organen voor het bevestigen van de dragerorganen voor de eerste plaat regelbaar zijn voor het doen hellen van de eerste plaat in een zodanige hoek met de horizontaal, dat de reactievathouders een aantal hoeken met de 5 horizontaal kunnen maken. , f 83 0 0 0 9 2