NL8300073A - Inrichting voor het aanwijzen van een snelheidsverandering van een voertuig. - Google Patents

Description

• * <»· X Sch/gn/l,Tal -1-

Korte aanduiding: Inrichting voor het aanwijzen van een snelheidsverandering van een voertuig

De uitvinding ligt op het terrein van de verkeersveiligheid. Van wezenlijk belang bij het beoordelen van verkeerssituaties en de mogelijkheid op het gedrag van anderen te anticiperen is, dat de bestuurder van een voertuig zich ten-5 minste globaal kan oriënteren op het gedrag van zijn medeweggebruikers, in het bijzonder de snelheid en de snelheids-veranderingen van mede- weggebruikers voor en achter hem.

Bijvoorbeeld kan de beslissing, of men al dan niet zal inhalen worden genomen in afhankelijkheid van de geschatte 10 snelheid van achterop komend verkeer. Is men eenmaal met een inhaalmanoeuvre bezig en nadert achterop komend sneller rijdend verkeer, dan is het voor de bestuurders van beide betrokken voertuigen van belang, te weten, of men elkaar wederzijds heeft opgemerkt. In de onderhavige situatie kan 15 voor optimale veiligheid het voorste voertuig snelheid vermeerderen, terwijl het achterop komende voertuig snelheid kan minderen. In het bijzonder in de avonduren, wanneer men voor de interpretatie van de snelheid en het gedrag van anderen uitsluitend is aangewezen op het interpreteren van 20 het door de voertuigverlichting afgegeven licht, is het buitengewoon moeilijk, zo niet onmogelijk, vooral tijdens moeilijke situaties, juist en tijdig te reageren. Dit betekent dat ofwel gevaarlijke situaties kunnen ontstaan ofwel dat de weggebruikers zich overdreven voorzichtig gaan 25 gedragen, hetgeen de doorstroomsnelheid van het verkeer nadelig beïnvloedt en mede een oorzaak van kettingsbotsingen is.

Ter stimulering van de verkeersveiligheid en de doorstroomsnelheid van voertuigverkeer, bijvoorbeeld in de 30 bovengenoemde situatie stelt de uitvinding voor gebruik te maken van een inrichting voor het aanwijzen van een snelheidsverandering van een voertuig, omvattende middelen 8300073 -2- ** » voor het waarnemen van een snelheidsverandering en het omzetten daarvan in een voor die snelheidsverandering representatief uitgangssignaal, alsmede op dat uitgangssignaal reagerende, aan tenminste de voorzijde en de achter-5 zijde van het voertuig aangebrachte, van buitenaf afleesbare weergeefmiddelen. Desgewenst kan ook de bestuurder beschikken over weergeefmiddelen.

De inrichting van de uitvinding biedt de weggebruikers de mogelijkheid, in één oogopslag te constateren of een in 10 dezelfde situatie betrokken mede-weggebruiker het gedrag van de ander heeft opgemerkt en daarop heeft gereageerd. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld fietsers en voetgangers. Het onderhavige systeem kan als multi-interactief systeem worden aangeduid. De aandacht wordt erop gevestigd dat de weergeef-15 middelen ook aanspreken indien het gaspedaal wordt losgelaten, zonder dat de remmen in werking worden gesteld. Aldus is de werking onafhankelijk van ingrepen door de bestuurder, zoals remmen, signalen geven e.d.

Het is van voordeel, indien de weggebruikers in staat 20 worden gesteld, de door de weergeefmiddelen afgegeven signalering zo snel mogelijk te interpreteren. In dit verband moet bij voorkeur een onderscheid worden gemaakt tussen de signalering die bij een versnelling en die bij een vertraging door de weergeefmiddelen wordt afgegeven. Daartoe stelt de 25 uitvinding voor dat de weergeefmiddelen op een versnelling aansprekende eerste weergeefeenheid en een op een vertraging aansprekende tweede weergeefeenheid omvatten; deze twee eenheden kunnen zijn gecombineerd in één eenheid.

Uit de eerder ter bepaling van de gedachte geschetste 30 situatie zal duidelijk zijn, dat, indien het voorste voertuig zijn snelheid vermeerdert, een bepaald signaal door de achterste weergeefmiddelen dient te worden weergegeven. Voor het achterop komende voertuig, waarvan de voorste weergeefmiddelen in de onderhavige situatie van belang zijn, geldt precies het tegenovergestelde. Om de interpretatie zo 35 moeiteloos mogelijk te doen verlopen, zodanig dat alle weggebruikers zelfs zonder na te denken na een kort leerproces 8300073 f -3- door-één blik op de weergeefmiddelen van een medeweggebruiker juist kunnen reageren, stelt de uitvinding voor dat de eerste weergeefeenheid aan de voorzijde een optisch signaal van een eerste type en aan de achterzijde een optisch signaal van een 5 tweede type en de tweede weergeefeenheid aan de voorzijde een optisch signaal van het tweede type en aan de achterzijde een optisch signaal van het eerste type afgeeft.

In een praktisch uitvoeringsvoorbeeld omvatten de weergeefmiddelen vloeibare kristallen.

10 Verder kunnen de weergeefmiddelen lichtbronnen omvatten, al dan niet in combinatie met het gebruik van vloeibare kristallen.

In een zeer praktische variant is het optische signaal van het eerste type een rood licht en het optische signaal 15 van het tweede type een groen licht. Zoals bekend interpreteert elke weggebruiker een rode signalering als gevaar en een groene signalering met een veilige situatie. Het is hierbij dan ook niet noodzakelijk, de situatie al nadenkend te interpreteren teneinde juist te* kunnen reageren. In het 20 bijzonder is dit van belang in potentieel gevaarlijke situaties, waarin de voertuigbestuurder door zijn gespannenheid of zijn nervositeit geneigd is om verkeerd te reageren, hetgeen niet bevorderlijk is voor de verkeersveiligheid.

25 Teneinde de weergeefmiddelen niet teveel te laten verspringen bij kleine, tijdens normale verkeerssituaties optredende snelheidsfluctuaties wordt er de voorkeur aan gegeven, indien de waarneemmiddelen zijn ingericht voor het vergelijken van een waargenomen snelheidsverandering met een 30 voorafgekozen referentiewaarde en het slechts afgeven van het uitgangssignaal bij overschrijding van die referentiewaarde. Deze referentiewaarde kan worden vastgesteld in afhankelijkheid van de reactietijd en de snelheid van het voertuig.

35 In een bepaald uitvoeringsvoorbeeld zijn de waarneem middelen via een differentiator gekoppeld met een voor de 8300073 -4- snelheid van het voertuig representatief signaal afgevende, tweede waarneemmiddelen.

Het kan voordelig zijn, indien de weergeefmiddelen met de tweede waarneemmiddelen zijn gekoppeld voor het op basis 5 van het snelheidssignaal weergeven van de snelheid van het voertuig. In dit geval verkrijgt de weggebruiker, afgezien van de belangrijke informatie over snelheidsveranderingen, die rechtstreeks samenhangen met de interactie tussen de verschillende weggebruikers, tevens de "statische" 10 informatie, die van belang kan zijn om na te gaan of men nog voldoende tijd heeft om bijvoorbeeld een kruising te passeren of .een inhaalmanoeuvre uit te voeren.

Teneinde de uitlezing van de snelheid door de weergeefmiddelen niet te onrustig te doen zijn omvatten bij voorkeur 15 de weergeefmiddelen een geheugen voor het opslaan van het snelheidssignaal en het slechts na een snelheidsverandering van tenminste een voorafgekozen waarde wijzigen van de weergave van de snelheid van het voertuig. Deze voorafgekozen snelheidsverandering bedraagt in een praktisch·uitvoerings-20 voorbeeld 5 kilometer per uur.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de tekening van enkele willekeurige uitvoeringsvoorbeelden, waartoe de uitvinding evenwel niet is beperkt.

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht, schuin van voren 25 van een automobiel met een inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 een perspectivisch aanzicht, schuin van achteren van de auto volgens fig, 1;

Fig. 3 een weergeefeenheid in een eerste uitvoerings-voorbeeld; 30 Fig. 4 een weergeefeenheid in een tweede uitvoerings- voorbeeld;

Fig. 5 een weergeefeenheid in een derde uitvoerings-voorbeeld;

Fig. 6 een blokschematische voorstelling van een 35 uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding; en

Fig. 7 een iets verder gedetailleerd schema.

Fig. 1 toont een automobiel 1 aan de voorruit 2 waarvan 8300073 -5- een eerste weergeefeenheid 3 is aangebracht- Deze weergeefeenheid 3 zal later meer in detail worden besproken.

- Fig. 2 toont dezelfde automobiel 1, aan de achterruit 4 waarvan een tweede weergeefeenheid 5 is aangebracht.

5 De weergeefeenheden 3 en 5 omvatten elk een segment 6 voor het weergeven van snelheidsveranderingen en een segment 7 voor het weergeven van de snelheid in numerieke vorm. De eenheid 3 geeft de snelheidswaarde ook in spiegelbeeld weer.

Fig. 3 toont een weergeefeenheid 8, met een segment 9 10 voor het weergeven van snelheidsveranderingen in de vorm van een omhoog gerichte pijl 10, die groen kan oplichten en een omlaag gerichte pijl 11, die rood kan oplichten. Deze weergeefeenheid 8 is bestemd om aan de achterruit van een automobiel te worden aangebracht, immers, bij het verlagen 15 van de snelheid licht de rode pijl 11 op, hetgeen voor achterop komend verkeer een gevaarindicatie betekent. Bij het snelheidsvermeerderen wordt de pijl 10 bekrachtigd, waardoor hij groen licht gaat uitzenden. De pijlen 10 en 11 zijn in dit voorbeeld uitgevoerd als licht-emitterende diodes.

20 Het segment 7 geeft in numerieke vorm de momentane snelheid weer, met dien verstande dat het laatste cijfer uitsluitend een 0 of een 5 kan zijn, zulks met het oog op een zo rustig mogelijke uitlezing.

Fig. 4 toont een variant, waarin de functie van de pijl 25 10 volgens fig. 3 is overgenomen door een plusteken 12 terwijl de pijl 11 is vervangen door een minteken 13.

Fig. 5 toont een uitvoering, waarin een snelheids-vermeerdering wordt geïndiceerd door een groene lamp 14 en een snelheidsvermindering door een rode lamp 15.

30 Fig. 6 toont een blokschematische weergave van de inrichting volgens de uitvinding. Een snelheidskabel 16 is gekoppeld met een transducent 17, die een voor de snelheid van het voertuig representatief signaal afgeeft aan een analoog digitaalomzetter 18, die op zijn beurt een uitgangs-35 signaal afgeeft aan een microprocessor 19. Deze microprocessor 19 geeft besturingssignalen af aan een aan de voorruit van een auto aan te brengen weergeefeenheid 20 en 8300073 ' -6-

é V

een overeenkomstige, aan de achterruit van auto aan te brengen weergeefeenheid 21. Beide eenheden 20 en 21 zijn van het aan de hand van fig. 5 beschreven type.

Zoals uit het schema van fig. 6 blijkt, geeft de 5 microprocessor 19 drie uitgangssignalen af via uitgangen 22, 23, 24.

De uitgang 22 is gekoppeld met de segmenten 7 van de weergeefeenheden 20 en 21 voor het in numerieke vorm weergeven van de snelheid van het voertuig. De uitgang 23 is 10 gekoppeld met de lamp 14 van de eenheid 20 en de lamp 15 van de eenheid 21; de uitgang 24 is gekoppeld met de lamp 15 van de eenheid 20 en de lamp 14 van de eenheid 21. Door deze besturing vindt, zoals duidelijk zal zijn, de bekrachtiging zodanig plaats, dat een rode indicatie aan de voorzijde 15 altijd is gecombineerd met een groene indicatie aan de achterzijde en een groene indicatie aan de voorzijde met een rode indicatie aan de achterzijde van het voertuig. Dit is van voordeel, omdat immers een snelheidsvermindering voor achterop komend verkeer een gevaarindicatie moet geven, 20 terwijl het voorliggend verkeer een indicatie van veiligheid dient te krijgen en omgekeerd.

De microprocessor omvat een comparator voor het vergelijken van een waargenomen snelheidsverandering met een vooraf ingebrachte referentiewaarde, zodanig, dat uitsluitend 25 een uitgangssignaal wordt afgegeven aan het de snelheids- veranderingen weergevende segment bij overschrijding van die referentiewaarde.

Tevens omvat de microprocessor een geheugen voor het opslaan van het voor de snelheid representatieve signaal en 30 het slechts na een snelheidsverandering van tenminste 5 km/uur wijzigen van de weergave van de snelheidswaarde door de segmenten 7.

De analoog-digitaalomzetter 18 kan van het 8-bits type zijn, waarmee snelheden tot 256 km/uur kunnen worden verwerkt 35 met een oplossend vermogen van 1 km/uur. In dit verband kan ook de microprocessor 19 van het 8-bits type zijn.

De microprocessor bevat twee delen, namelijk de processor zelf en een PROM-chip. Voor de processor kan 8300073 -7- gebruik worden gemaakt van een INTEL 8080 of MC 6800 van Motorola. In de PROM worden data (digital snelheid afkomstig van de A.D.C.) en verwerkingsprogramma opgeslagen. Het programma omvat behalve de referentiewaarden voor de snelheid 5 en de snelheidsverandering ook die procedures die na verwerking van de data zorgen voor het afgeven van signalen bij overschrijding van die referentiewaarden aan de corresponderende segmenten.

Fig. 7 geeft een implementatievoorbeeld waarin gebruik 10 is gemaakt van inductieve afstemming. De figuur toont de snelheidskabel 16, die is uitgevoerd als bowden-kabel, d.w.z. een kabel met een stationaire mantel 25 en een daarin in axiale richting verschuifbare stalen kern 26. De kern 26 wordt door niet-getekende middelen verplaatst in 15 overeenstemming met de snelheid van het voertuig. De mantel 25 vertoont een opening 27, waardoorheen een met de kern 26 gekoppelde arm 28 zich uitstrekt, welke arm is verbonden met een spoelkern 29 van ferromagnetisch materiaal, die in afhankelijkheid van de verplaatsing van de kern 26 20 meer of minder binnen een spoel 30 aanwezig is, zodanig dat de zelfinductie van de spoel 30 varieert in afhankelijkheid van de positie van de spoelkern 29, die op zijn beurt via de positie van de kern 26, afhangt van de snelheid van het voertuig.

25 De spoel 30 maakt met een condensator 31 en een operationele versterker 32 deel uit van een actieve afgestemde kring. Het uitgangssignaal aan een uitgang 33 is een frekwentiesignaal met een frekwentie in het MHz-gebied. Het signaal wordt toegevoerd aan een 2n-deler 34 waarna het 30 wordt toegevoerd aan een 8-bits teller 35, die zijn uitgangssignaal toevoert aan de microprocessor 19.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet tot de beschreven en getekende uitvoeringsvoorbeelden is beperkt.

De weergave van de snelheid is niet altijd noodzakelijk, 35 zodat een weergeefeenheid bijvoorbeeld ook uitsluitend een segment kan omvatten, dat snelheidsveranderingen weergeeft.

Verder kan de optische signalering van snelheids-verandetingen knipperend plaatsvinden, zodat de aandacht van 8300073 <r * -8- andere weggebruikers sneller wordt getrokken.

Voor de weergeefeenheden kan gebruik worden gemaakt van gloeilampen, eventueel in combinatie met vloeibare kristallen, op opvallend licht reagerende vloeibare kristallen, of 5 licht-emitterende diodes.

* 8300073

Claims (11)

1. Inrichting voor het aanwijzen van een snelheids-verandering van een voertuig, omvattende middelen voor het waarnemen van een snelheidsverandering en het omzetten daarvan in een voor die snelheidsverandering representatief 5 uitgangssignaal, alsmede op dat uitgangssignaal reagerende, aan tenminste de voorzijde en de achterzijde van het voertuig aangebrachte, van buitenaf afleesbare weergeefmiddelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de weergeefmiddelen op een versnelling aansprekende eerste 10 weergeefeenheid en een op een vertraging aansprekende tweede weergeefeenheid omvatten.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste weergeefeenheid aan de voorzijde een optisch signaal van een eerste type en aan de achterzijde een optisch 15 signaal van een tweede type en de tweede weergeefeenheid aan de voorzijde een optisch signaal van het tweede type en aan de achterzijde een optisch signaal van het eerste type kan afgeven.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat de weergeefmiddelen vloeibare kristallen omvatten.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de weergeefmiddelen lichtbronnen omvatten.

6. Inrichting volgens conclusies 3 en 5, met het 25 kenmerk, dat het optische signaal van het eerste type een rood licht en het optische signaal van het tweede type een groen licht is.

7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de waarneemmiddelen zijn ingericht voor het 30 vergelijken van een waargenomen snelheidsverandering met een voorafgekozen referentiewaarde en het slechts afgeven van het uitgangssignaal bij overschrijding van die referentiewaarde.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de waarneemmiddelen via een differentiator 8300073 -10- zijn gekoppeld met een voor de snelheid van het voertuig representatief signaal afgevende, tweede waarneemmiddelen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de weergeefmiddelen met de tweede waarneemmiddelen zijn 5 gekoppeld voor het op basis van het snelheidssignaal weergeven van de snelheid van het voertuig.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de weergeefmiddelen een geheugen omvatten voor het opslaan van het snelheidssignaal en het slechts na een snelheids- 10 verandering van tenminste een voorafgekozen waarde wijzigen van de weergave van de snelheid van het voertuig.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de voorafgekozen snelheidsverandering 5 kilometer per uur bedraagt. « 8300073