NL8205015A - Laad- en uitwerpmechanisme voor plaatafspeelinrichting van het sleuftype. - Google Patents

Description

fc':"'4 N.0. 31.563

Laad- en uitwerpmechanisme voor plaatafspeelinrichting van het sleuftype.

De uitvinding heeft betrekking op een plaatafspeelinrichting en meer in het bijzonder op een dergelijke inrichting van het sleuftype met een inrichting voor het automatisch overbrengen van een schijf naar een schijfaandrijving 5 nadat de schijf is ingebracht door een sleuf of het overbrengen van de schijf vanaf de schijfaandrijfinrichting en het uitwerpen ervan door de sleuf.

Plaatafspeelinrichtingen van het sleuftype, die op de markt zijn, zijn complex en daardoor niet goed geschikt 10 voor massaproduktie. Verder blijken de inrichtingen toegepast bij een dergelijke inrichting voor het overbrengen van een schijf naar en vanaf de schijfaandrijving voor zowel laden als uitwerpen de schijven minder zorgvuldig te behandelen dan in het geval zij met de hand worden behandeld.

13 Om deze en andere redenen is geen plaatafspeelinrich ting van het sleuftype van hoge kwaliteit met een automa- . tische laad- en uitwerpinrichting op de markt.

Het hoofddoel van de uitvinding is het verschaffen van een laad- en uitwerpinrichting voor een platenspeler van 20 het sleuftype, die automatisch met zorg de schijf transporteert naar en vanaf een schijf aandrijfinrichting, zodat hij geschikt is voor een afspeelinrichting met hoge kwaliteit.

Een ander doel is het verschaffen van een dergelijke inrichting die geschikt is voor goedkope massaproduktie.

23 Aan de hand van de tekening, waarin uitvoeringsvoor- beelden zijn weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont een horizontaal bovenaanzicht van een laad- en uitwerpinrichting, die de uitvinding omvat en die 30 een schijf toont voordat hij wordt ingebracht; fig. 2 toont een verticale doorsnede in hoofdzaak in het vlak van de lijn II-II in fig. 1; fig. 3 toont op vergrote schaal het hellende randdeel en draagorgaan toegepast bij de inrichting volgens fig. 1; 35 fig. 4 toont op grotere schaal in detail een aanzicht van het mechanisme aanwezig in de inrichting volgens fig. 1; fig. 3 toont een horizontaal bovenaanzicht overeenkom- 8205015 t i - 2 - stig fig. 1, waarbij de schijf dragerplaat naar een tussen-stand is voortbewogen; fig. 6 toont een verticale doorsnede van de inrichting in de tussenfase weergegeven in fig. 5 en is genomen in 5 hoofdzaak over de lijn, VI-VI in fig. 5; fig. 7 toont een detail van een randorgaan en draag-orgaan van de inrichting in de tussenfase weergegeven in de fig. 5 en 6; fig. 8 toont een horizontaal bovenaanzicht overeenkom-10 stig de fig. 1 en 5, waarbij de schijf op zijn plaats is op de schijfaandrijving; fig. 9 toont een verticale doorsnede overeenkomstig de fig. 2 en 6 van de inrichting in de fase weergegeven in fig. 8; 15 fig. 10 toont een detail van het randorgaan en steun- orgaan in de fase weergegeven in de fig. 8 en 9* fig. 11 toont een uiteengenomen detail in perspectief van een deel van het randorgaan en de ruimte van het gestel waarin het randorgaan wordt opgenomen; 20 fig. 12 toont op grotere schaal in aanzicht een ande re uitvoering van het huis van de inrichting als weergegeven in fig. 1; fig. 13 toont in detail een dwarsdoorsnede van de uitvoering van het huis weergegeven in fig. 12; 25 fig. 14 toont in detail een dwarsdoorsnede van de uit voering weergegeven in fig, 12, waarbij de schijfdrager-plaat in fase is voortbewogen; fig. 15 toont een horizontaal bovenaanzicht van de inrichting weergegeven in fig. 8, waarbij delen zijn weg-30 genomen, en toont een aandrijfmechanisme voor het terugbrengen van de schijfdrager om een schijf uit te werpen uit de schijfaandrijving van de inrichting; fig. 16 toont een horizontaal aanzicht overeenkomstig fig. 1 van een andere en de voorkeur hebbende uitvoering 35 van de laad- en uitwerpinrichting volgens de uitvinding; fig. 17 toont een bovenaanzicht van de inrichting weergegeven in fig. 16, waarbij een schijf gedeeltelijk is ingébracht in de inrichting en delen zijn weggebroken om de motor voor het aandrijven van de inrichting aan te geven; 40 fig. 18 toont een horizontaal bovenaanzicht overeen- 8205015 V v · 1 - 3 - komstig fig. 16, waarbij de inrichting in fase ia voortbewogen met de schijf in de werkstand op de schijfaandrijving.

De fig. 1 en 9 tonen een afspeelinrichting met een gestel 20 waarop een roterende schijfaandrijving wordt onder-3 steund omvattende een roterende naaf 24 die wordt aangedreven door een motor 26.

Deze inrichting is in het bijzonder maar niet exclusief bedoeld voor schijven met digitale registratie in groeven bedoeld om te worden gereproduceerd door laserover-10 dragers die de groeven in de onderzijde van de schijf aflezen als de schijf met hoge snelheid wordt geroteerd door de schijfaandrijving als weergegeven in fig. 9* In zijn werkstand is de schijf geklemd op de roterende naaf 24 door middelen die hier als een magnetisch klemelement 62 zijn 13 weergegeven. Het gestel 20 ondersteunt een huis dat een horizontale sleuf 30 heeft in een voorpaneel 32, waardoor een schijf kan worden ingebracht, als weergegeven in fig. 1 met de streepstiplijnen,die de inbrengbaan van de schijf tonen vanaf een uitgangsstand buiten het voorpaneel 32. De 20 schijfaandrijving 22 is geplaatst op een niveau onder de horizontale sleuf 30 voor het opnemen van een schijf nadat de schijf is ingébracht door de sleuf 30.

Volgens de uitvinding omvat de inrichting middelen voor het overbrengen van een schijf naar de schijfaandrij-25 ving 22 nadat hij is ingebracht door de sleuf 30 in het voorpaneel 32 en voor het overbrengen van de schijf vanaf de schijfaandrijving 22 en het uitwerpen ervan door de sleuf 30 nadat het afspelen is beëindigd. Voor dit doel is een schijfdraagplaat 34 aangebracht op het gestel 20 voor 30 het roteren en tegelijkertijd verticaal bewegen tussen een eerste niveau nabij de sleuf 30 in het voorpaneel 32 (als weergegeven in fig. 1 en 2) en een lager niveau onder een schijf geplaatst op de schijfaandrijving 22 (als weergegeven in fig. 9). De bevestiging voor de schijfdraagplaat 34 35 omvat een stel schroeflijnvormig hellende randorganen 36 en een samenwerkend stel steunorganen 37, waarbij één stel van de organen wordt gedragen door het frame 20 en het andere stel organen wordt gedragen door de plaat 34, zodat een beperkte rotatiebeweging van de schijfdraagplaat 34 linksom 40 (gezien in fig. 1) wordt omgezet in een gelijktijdige 8205015

« I

- 4 - verticale beweging naar beneden van de draagplaat 34.

Eén van het stel randorganen 36 is,als weergegeven in fig. 3, vast aangebracht op de onderzijde van de schijf-draagplaat 34, terwijl het gestel 20 is voorzien van een 5 sleuf 38 waardoor het randorgaan 36 zich uitstrekt. Het gestel 20 is voorzien van een stel van drie sleuven 38 en de plaat 34 is voorzien van een stel van drie randdelen 36 in de uitvoering van de uitvinding weergegeven in fig. 1.

De randorganen 36 en de sleuven 38 zijn zo gebogen, dat zij 10 het mogelijk maken dat de randorganen 36 gemakkelijk naar beneden passeren door de sleuven 38 als de draagplaat 34 wordt geroteerd, waarbij de rand van één einde van elke sleuf 38 een steunorgaan 37 verschaft, dat samenwerkt met de hellende onderrand 42 van het randorgaan 36 om de plaat 15 34 te ondersteunen en om ook de rotatiebeweging van de plaat 34 om te zetten in een schroefbeweging daarvan voor het overbrengen van de schijf.

Hoewel in de uitvoering, weergegeven in de fig. 1-9, de hellende randorganen 36 vast zijn verbonden met de plaat 20 34, kunnen de randorganen 36 en da steunorganen 37 indien gewenst worden omgekeerd, waarbij de steunorganen worden gedragen door de plaat en de randorganen worden gedragen door het gestel.

Om de rotatiebeweging van de draagplaat 34 te veroor-25 zaken wordt bij deze uitvoering van de uitvinding het vermogen om de plaat 34 te roteren verschaft door een veer 44, die is bevestigd op het gestel 20 en de plaat 34.

Vasthoudorganen zijn aanwezig om de plaat 34 op het niveau te houden nabij de horizontale sleuf 30.

30 Dit vasthoudorgaan is in dit geval weergegeven als een pal 46 die wordt gedragen door de plaat en wordt gescharnierd om een as 48, als weergegeven in fig. 4, en bezit een vangorgaan 50, dat normaal samenwerkt met een stoparm 52 op het gestel 20 om de plaat 34 vast te houden. Als de schijf 35 het einde van zijn inbrengbaan bereikt, werkt hij samen met een opstekende nok 54 op de pal 46, welke nok de pal 46 kan scharnieren en het vangorgaan 50 kan losmaken van de stoparm 52 op het gestel 20, waardoor de draagplaat 43 wordt losgelaten. De pal 46 wordt normaal in een uiterste stand 40 naar links gehouden door een vasthoudveer 56 die om de as 8205015 - 5 - , . 1 »

Is gebogen en met één einde steunt op een pen 58 op de plaat 34 en met het andere einde samenwerkt met de nok 34 op de pal 46. Deze vasthoudveer 36 scharniert de pal 46 linksom en houdt hem tegen de stoparm 32 op het gestel 20.

3 Zoals blijkt uit de fig. 3 en 6 zijn de draagplaat 34 en de schijf naar voren bewogen weergegeven naar een tussenfase in de baan van het overbrengen van de schijf naar de schijfaandrijving 22.

In de fig. 8-10 is ook de draagplaat 34 weergegeven in 10 zijn volledig naar beneden gebrachte stand na het overbrengen van de schijf naar de schijfaandrijving 22 en het centrale gat 60 van de schijf is, als weergegeven, opgenomen op de roterende naaf 24 van de aandrijving 22.

Als weergegeven kan het klemelement 62 magnetisch 13 materiaal bevatten dat samenwerkt met het magnetische materiaal in de roterende naaf 24 om de schijf daartussen te drukken en hij wordt gedragen door de brug 64, die zich uitstrekt over en is aangebracht op de dragerplaat.

Om af te tasten dat de schijf in de werkstand is op de 20 schijfaandrijving 22 kan een begrenzingschakelaar 66 worden aangebracht op het gestel 20, die kan worden bekrachtigd door de dragerplaat 34 of een orgaan 36, dat zich daarvan uitstrekt, als weergegeven in fig. 9.

Een alternatieve constructie voor de steunorganen, die 23 samenwerken met de randorganen om de draagplaat te geleiden, is weergegeven in fig. 11, waarin is getoond dat ruimten 68 met voorkeur kunnen worden aangebracht op het gestel 20 voor de hellende randdelen 36, welke zijn voorzien van ge-leidingssleuven 70 in de zijwanden van de ruimten 68 voor 30 pennen 72 dié worden gedragen door tongen 73 op de randorganen 36 om te glijden en steunorganen verschaffen om de geleiding te ondersteunen en de beweging van de randorganen te beperken. Met beperkte randorganen 36 en de begrensde speling tussen de organen is het mogelijk de inrichting zo 33 aan te brengen dat de beweegbare plaat 34 in een verticaal vlak ligt inplaats van een horizontaal vlak.

Als verder kenmerk van de uitvinding kan op het huis, als weergegeven in de fig. 12-14 achter het voorpaneel 32 een masker 74> dat verticaal kan glijden, zijn aangebracht, 40 welk masker een horizontale sleuf 73 bezit, die samenvalt 8205015 - 6 - met de sleuf 30 in het voorpaneel 32, als weergegeven in fig. 13, als de dragerplaat 34 in zijn geheven stand is.

Het masker 74 wordt door samenwerking met een nok 76 naar omlaag gebracht door de draagplaat 34 en teruggebracht 5 door middelen zoals een paar veren 77, om de sleuf 30 te blokkeren als een schijf is geplaatst op de schijfaandrij-ving 22, zodat het onmogelijk is een andere schijf in te brengen. De beweging van het masker 74 kan worden bepaald door vaste pennen 78, die zich uitstrekken door langwerpige 10 gaten 80 in het masker 74, zodat het masker naar boven en naar beneden glijdt.

Als weergegeven in fig. 15 is een aandrijfmechanisme aanwezig voor het overbrengen van de schijf vanaf de schijfaandrijving om hem omhoog te brengen voor het uit-15 werpen ervan door de sleuf 30. Als weergegeven is een druk-stang 82 aanwezig, die, als hij met de hand wordt aangedreven tegen zijn terugbrengveer 83 in, de draagplaat 34 rechtsom kan roteren, wat wordt omgezet in een verticale beweging om de draagplaat 34 en de schijf die daardoor ' 20 wordt gedragen naar boven te brengen en over te brengen vanaf het werkniveau volgens fig. 9 naar het niveau van fig. 2.

De drukstang 82 is gewoonlijk aangebracht om de plaat 34 te roteren door een slede 84 op de drukstang 82 en een 25 pen 86 op de draagplaat 34. In een inrichting waarbij de schijf met hoge snelheid wordt aangedreven, zodat hij v<5dr te worden uitgeworpen moet worden gestopt, is voorzien in middelen voor het ontkoppelen van de slede 84 vanaf de pen 86, als weergegeven in fig. 15. Voor dit doel zijn middelen 30 aanwezig zoals een magneetspoel 88, die vanaf een bron wordt bekrachtigd om de slede 84 tegen de veer 89 in terug te trekken naar een stand waarin de drukstang vrij is te bewegen onder invloed van handbediening zonder de plaat 34 te roteren.

35 In de fig. 16, 17 en 18 is een voorkeursuitvoering van de uitvinding weergegeven. Fig. 16 toont de inrichting in een toestand overeenkomstig die van fig. 1 met een schijf voordat deze wordt ingebracht en waarbij de inbrengbaan is aangegeven door streepstiplijnen. Als de schijf is inge-40 bracht door de horizontale sleuf 30 in het voorpaneel van 8205015 ^.....~ “ 1 4 · - 7 - het h\iisy als aangegeven In fig. 7, glijdt de schijf over de draagplaat 34* naar een vasthoudpal 46', die wordt vastgehouden door een vasthoudveer 36', zodat een pal 50' in samenwerking komt met een zich radiaal uitstrekkende rand 5 87 van een nok 85 in de draagplaat 34', om de plaat tegen beweging vast te houden·

Hoewel, als weergegeven, de draagplaat 34' een vlakke plaat kan zijn, die horizontaal is aangebracht in de inrichting, heeft het de voorkeur dat de draagplaat 34* een 10 ondiepe schaalvormige concave vorm heeft, zodat hij slechts in samenwerking komt met de zijranden van de schijf als hij wordt ingebracht. Een voorkeursconstructie van dit type voor de draagplaat 34' is beschreven in het Belgische octrooi schrift 894.428.

15 Fig. 17 toont eveneens een aandrijfmotor 90, die, als hij wordt aangedreven door een elektrische bron, de draagplaat 34* linksom kan roteren. Voor dit doel is de motor 90 door een rondsel 92 op de motoras verbonden met een heugel-orgaan 94, dat via een pen-en-sleufverbinding 96 is verbon-20 den met de draagplaat 34'.

De schijf kan, als hij het einde van zijn inbrengbaan bereikt, samenwerken met de vasthoudpal 46' en deze vrijgeven, en vervolgens de aandrijfmotor 90 starten. Hiertoe heeft de vasthoudpal de vorm van een gebogen L-vormig 25 orgaan, dat scharnierend is aangebracht op het gestel 20 voor beweging rechtsom om een as 97 vanuit de stand volgens fig. 17 naar de stand volgens fig. 18. Als de vasthoudpal 46 * rechtsom roteert en de pal 50', verschaft door de onderste poot van de pal 46', beweegt radiaal van de schijf 30 af, wordt een schakelaar 100 bediend en gesloten om de aandrijfmotor 90 te starten. De buitenrand 102 van de draagplaat 341 werkt samen met de top 104 van het vangorgaan 50* van de pal 461 als de draagplaat 34f linksom roteert om de pal 46' vrij te houden van de schijf, als weergegeven in 35 fig. 18.

Het bereiken van de werkstand door de draagplaat 34' kan worden afgetast door een begrenzingschakelaar 110 (fig. 17), die in samenwerking komt met het heugelorgaan 94 en wordt gesloten om de bekrachtiging van de aandrijfmotor 40 90 op te heffen. Aan het einde van het afspelen kan de 8205015

ί I

- 8 - aandrijfmotor 90 worden bekrachtigd om via het heugelorgaan 94 de draagbout 34' linksom te roteren, zodat hij verticaal omhoog komt en de schijf brengt buiten de werkstand op de schijfaandrijving 22.

5 De vasthoudpal 46' werkt onder invloed van de kracht van de trekveer 56' in op de pal 46’, en kan in samenwerking komen met de rand 87 van de plaat 34’ als de draagplaat het niveau van de horizontale sleuf 30 in het huis bereikt en veroorzaakt dat de schijf naar buiten wordt be-10 wogen door de sleuf en wordt uitgeworpen uit de sleuf, zodat hij met de hand kan worden gegrepen.

8205015

Claims (15)

1. Laad- en uitwerpinrichting voor een plaatafspeel-inrichting van het sleuftype» gekenmerkt door: een gestel met een sleuf voor een schijf; een aandrijf or gaan voor de schijf op het gestel ver-5 plaatst ten opzichte van de sleuf; een draagplaat voor de schijf die beweegbaar is vanaf een eerste niveau nabij de sleuf voor het opnemen of het uitwerpen van een schijf door de sleuf en een tweede niveau onder een schijf geplaatst op de schijfaandrijving; en 10 middelen voor het roterend aanbrengen van de schijf- draagplaat op het gestel omvattende middelen voor het omzetten van de roterende beweging in een schroeflijnvormige beweging tussen genoemde niveaus voor het overbrengen van een schijf tussen de schijfondersteuningsplaat en de schijf— aandrijving.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk» dat genoemde bevestigingsmiddelen voor het ondersteunen van de schijfdraagplaat op het gestel een schroeflijnvormig randorgaan omvatten en een ondersteu- 20 ningsorgaan dat samenwerkt met genoemd schroeflijnvormig randorgaan om een rotatiebeweging van de draagplaat om te zetten in een schroeflijnvormige beweging daarvan.

3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat het schroeflijnvormige randorgaan vast 25 is verbonden met de draagplaat en genoemd gestel een onder-steuningsorgaan omvat dat samenwerkt met genoemd randorgaan voor het omzetten van een rotatiebeweging van de draagplaat in een schroeflijnvormige beweging daarvan.

4. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het 30 kenmerk» dat één van de organen aanwezig is op het gestel en het andere orgaan aanwezig is op de plaat.

5. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk» dat de aanbrengmiddelen middelen omvatten voor het omzetten van een rotatiebeweging van de draag- 33 plaat in een omhooggaande respectievelijk omlaaggaande verticale schroeflijnbeweging van de plaat tussen de niveaus in overeenstemming met de rotatierichting. 8205015 V - 10 -

6. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door vasthoudmiddelen voor het vasthouden van de draagplaat in de geheven stand op het eerste niveau nabij genoemde horizontale sleuf, en middelen voor het loslaten van de 5 vasthoudmiddelen bij samenwerking van een schijf ingebracht in genoemde sleuf als laatstgenoemde het einde van zijn inbrengbaan bereikt.

7. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door aandrijfmiddelen voor het roteren van de plaat in ten 10 minste één richting.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen voor het roteren van de plaat in ten minste één richting en de bevestigingsmiddelen samenwerken om genoemde plaat omlaag te brengen, 15 waarbij met de hand bedienbare organen aanwezig zijn voor het roteren van de plaat in de tegengestelde richting en samenwerktfimet genoemde bevestigingsmiddelen om de plaat te heffen.

9. Inrichting volgens conclusie 7, met het 20 kenmerk, dat de aandrijfmiddelen een motor omvatten voor het roteren van de plaat in ten minste één richting.·

10. Inrichting volgens conclusie 7, gekenmerkt door aandrijfmiddelen voor het roteren van de plaat in beide richtingen.

11. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen werkzaam zijn om een schijf door de sleuf uit te werpen na het overbrengen door de draagplaat naar het niveau van de sleuf.

12. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt 30 door middelen voor het uitwerpen van een schijf door genoemde sleuf na het overbrengen door de draagplaat vanaf de schijfaandrijving naar het eerste niveau nabij de sleuf.

13. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat aandrijfmiddelen in werking treden als 35 gevolg van het inbrengen van een schijf door de sleuf, zodat genoemde schijf genoemde draagplaat aandrijft om de genoemde plaat omlaag te brengen en de schijf naar de schijfaandrijving over te brengen.

14. Inrichting volgens conclusie 13, gekenmerkt 40 door aandrijfmiddelen voor het roteren van de draagplaat om 8205015 ^ "" ; TT · - , } r - 11 - deze plaat te heffen en de schijf over te brengen vanaf genoemde schijfaandrijvlng naar genoemd eerste niveau nabij de sleuf·

15. Inrichting volgens conclusie 14, geken-5 merkt door middelen voor het uitv/erpen van een schijf door de sleuf na het overbrengen door de dragerplaat vanaf de schijfaandrijving naar het eerste niveau nabij genoemde sleuf· 8205015