NL8204993A - Elektrische flitsinrichting. - Google Patents

Elektrische flitsinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8204993A
NL8204993A NL8204993A NL8204993A NL8204993A NL 8204993 A NL8204993 A NL 8204993A NL 8204993 A NL8204993 A NL 8204993A NL 8204993 A NL8204993 A NL 8204993A NL 8204993 A NL8204993 A NL 8204993A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
flash
circuit
trigger
tube
light
Prior art date
Application number
NL8204993A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Takematsu Y
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Takematsu Y filed Critical Takematsu Y
Publication of NL8204993A publication Critical patent/NL8204993A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03BAPPARATUS OR ARRANGEMENTS FOR TAKING PHOTOGRAPHS OR FOR PROJECTING OR VIEWING THEM; APPARATUS OR ARRANGEMENTS EMPLOYING ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ACCESSORIES THEREFOR
    • G03B15/00Special procedures for taking photographs; Apparatus therefor
    • G03B15/02Illuminating scene
    • G03B15/03Combinations of cameras with lighting apparatus; Flash units
    • G03B15/05Combinations of cameras with electronic flash apparatus; Electronic flash units
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03BAPPARATUS OR ARRANGEMENTS FOR TAKING PHOTOGRAPHS OR FOR PROJECTING OR VIEWING THEM; APPARATUS OR ARRANGEMENTS EMPLOYING ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ACCESSORIES THEREFOR
    • G03B2215/00Special procedures for taking photographs; Apparatus therefor
    • G03B2215/05Combinations of cameras with electronic flash units
    • G03B2215/0514Separate unit
    • G03B2215/0517Housing
    • G03B2215/0525Reflector
    • G03B2215/0528Reflector movable reflector, e.g. change of illumination angle or illumination direction
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03BAPPARATUS OR ARRANGEMENTS FOR TAKING PHOTOGRAPHS OR FOR PROJECTING OR VIEWING THEM; APPARATUS OR ARRANGEMENTS EMPLOYING ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ACCESSORIES THEREFOR
    • G03B2215/00Special procedures for taking photographs; Apparatus therefor
    • G03B2215/05Combinations of cameras with electronic flash units
    • G03B2215/0514Separate unit
    • G03B2215/0517Housing
    • G03B2215/0553Housing with second integrated flash

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Stroboscope Apparatuses (AREA)
  • Discharge-Lamp Control Circuits And Pulse- Feed Circuits (AREA)

Description

t • —♦ <K' VO Uoikj
Betr.: Elektrische flitsinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een elektrische flitsinrich-ting, en meer in het bijzonder op een elektrische flitsinrichting voor gebruik bij een optische inrichting, zoals een fotografische inrichting.
De laatste jaren zijn flitsinrichtingen op grote schaal ge-5 bruikt in verschillende soorten optische inrichtingen, die flitslicht nodig hebben. In het bijzonder op het gebied van de fotografie wordt kunstlicht algemeen gebruikt voor het verlichten van een te fotograferen onderwerp. Een vorm van kunstlicht, die thans op grote schaal wordt gebruikt is licht, geproduceerd door een z.g. elektrische flitsinrichting.
10 In dergelijke inrichtingen is een flitsbuis verschaft voor het verlichten van het te fotograferen onderwerp, maar is de inrichting zodanig, dat het licht van de flitsbuis alleen het onderwerp verlicht en de verlichting van een geprofileerd oppervlak van het onderwerp, onregelmatig is. Wanneer verder het flitslicht van de fotoflits wordt gebruikt als een 15 direkte verlichting van het fotografische onderwerp in een kamer of een fotostudio, wordt achter het fotografische onderwerp gewoonlijk een schaduw gevormd, hetgeen slechts fotografische resultaten geeft.
Teneinde deze nadelen van fotoflitsinrichtingen op te heffen is het bekend om teruggekaatst of teruggeworpen licht te gebruiken voor 20 het verlichten van het onderwerp. Bij het nemen van een foto door middel van teruggeworpen licht, zijn er echter nog moeilijkheden, doordat de hoeveelheid licht, die valt op het fotografische onderwerp sterk verminderd is ten opzichte van de voorafbepaalde waarde, waarop de inrichting is ingesteld, in het bijzonder wanneer een terugkaatsend oppervlak, 25 zoals een plafondoppervlak, niet wit is, en doordat een onderwerp met een onregelmatig oppervlak niet erg goed kan worden gefotografeerd,omdat een beduidend gedeelte van het vanaf het onderwerp teruggekaatste licht niet invalt op de film in de kamera.
Voor het opheffen van deze nadelen is een kostbare verlich-30 tingsuitrusting nodig, zoals een licht aan de voorkant, een parapluvormige terugkaatstplaat en een licht aan de achterkant voor het elimineren van de schaduw uit de achtergrond van het fotografische onderwerp. Alsmede kostbaar is deze uitrusting ook omvangrijk.
Teneinde verder deze nadelen op te heffen, is een flitsinrich-35 ting voorgesteld, voorzien van twee flitsdelen, waarvan er een wordt ge- 8204993 - 2 - bruikt voor het verschaffen van direkt licht met betrekking tot een te fotograferen onderwerp, en de andere voor het produceren van teruggeworpen licht met betrekking tot het onderwerp. Volgens deze flit sinrichting kan het duidelijk fotograferen van het gezicht van een mens worden uitge-5 voerd door het uit de achtergrond van het fotografische onderwerp elimineren! van de schaduw, waarbij deze flitsinrichting geschikt is voor het fotograferen omdat opgevangen licht wordt verkregen. Deze flitsinrichting heeft echter nadelen, doordat de schaduw niet volledig aan de achtergrond wordt geëlimineerd.
10 Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een elek trische flitsinrichting, die goede flitswerkingen uitvoert.
Een verder doel is het verschaffen van een elektrische flitsinrichting, die betrouwbaar en economisch is.
Andere doeleinden en kenmerken zullen gedeeltelijk blijken en 15 gedeeltelijk hierna worden uiteengezet.
Volgens de uitvinding omvat een elektrische flitsinrichting een eerste flitsdeel, dat althans een eerste flitsbuis bevat, een tweede flitsdeel met althans een tweede flitsbuis, middelen voor het vergroten van het verlichtingsgebied van het flitslicht, en een flitsstuur-20 inrichting met middelen voor het stilzetten van het flitsen, welke flits-stuurinrichting een keten bevat voor het opslaan van een elektrische lading, welke keten althans een hoofdopslagcondensator heeft voor het leveren van elektrische energie, en trekkermiddelen voor het in werking stellen van de flitsbuis, waarbij het flitsbuisketendeel een stuurmiddel 25 voor de tijdbepaling van het flitsen omvat voor het zodanig sturen van de tijdbepaling van het flitsen, dat flitslichttijdsduren van de eerste flitsbuizen nagenoeg gelijk worden.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin : 30 fig. 1 een ruimtelijk aanzicht is van de elektrische flitsin- richting; fig. 2 gedetailleerd een ketenschema toont van de stuurketen van de elektrische flitsinrichting; fig. 3 een aanzicht is voor het verduidelijken van de werking 35 van de elektrische flitsinrichting bij gebruik voor het met teruggeworden flitslicht fotograferen; fig. een ruimtelijk aanzicht is van een andere uitvoerings- 8204993 • ·* - 3 - vorm; fig. 5 een ruimtelijk aanzicht is van nog een andere uitvoeringsvorm; fig. 6 een ruimtelijk aanzicht is van weer een andere uitvoe- 5 ringsvorm; fig. 7 een ruimtelijk aanzicht is van nog weer een andere uitvoeringsvorm; fig. 8 een ruimtelijk aanzicht is van weer een andere uitvoeringsvorm; 10 fig· 9 gedetailleerd een ketenschema toont van de stuurketen van de elektrische flitsinrichting; fig. 10 gedetailleerd een ketenschema toont van de stuurketen van de elektrische flitsinrichting; en fig. 11 gedetailleerd een ketenschema toont van de stuurketen 15 van de elektrische flitsinrichting.
Verwijzende naar fig. 1 is sterk vereenvoudigd de elektrische flitsinrichting weergegeven. De elektrische flitsinrichting heeft een flitshuis 10, bestaande uit een eerste huis 11 en een tweede huis 12.
Eet tweede huis 12 is door middel van een draaibaar verbindingsdeel (niet 20 weergegeven in de tekening) draaibaar verbonden met het eerste huis 11.
Het verbindingsdeel maakt deel uit van een paltandwielmechanisme en bevat een pal, die is bevestigd aan het tweede huis 12 en draaibaar in aangrij-ping is met het eerste huis 11. Het paltandwielmechanisme bevat een tandwiel, dat is bevestigd aan het tweede huis 12 samen met de pen,een gebo-25 gen U-vormige plaatveer, die in het eerste huis 11 wordt gedragen, en een palsegment, dat is voorzien tussen de plaatveer en het tandwiel. Dienovereenkomstig is het tweede huis 12 draaibaar, zoals weergegeven door de pijl 13 met betrekking tot het eerste huis 11. Het eerste huis 11 is uitgerust met een lichtgevoelig element 15 en met, verdiept in het voorste 30 oppervlak daarvan, een eerste flitsdeel 16, dat een eerste flitsbuis 17 bevat. Het tweede huis 12 is uitgerust met een tweede flitsdeel 18, dat een tweede flitsbuis 19 bevat. In het huis 10 is een flitsstuurketen opgenomen, die is uitgevoerd zoals weergegeven in fig. 2.
De flitsinrichting omvat verder middelen voor het groter maken 35 van het verlichtingsgebied van het flitslicht. De middelen voor het groter maken van het verlichtingsgebied omvatten een deel 200, dat wordt gevormd door een terugkaatstplaat 201, die door een bevestigingsdeel 202 8204993 - b - is bevestigd aan het eerste huis 11.
De flitsstuurketen omvat een gelijkstroomkraehtbronketen A, een omzetterketen B voor het in een wisselspanning omzetten en versterken van een gelijkspanning vanaf de gelijkstroomkrachtbronketen A, een gelijk-5 richterketen C voor het gelijkrichten van de wisselspanning van de omzetterketen B, een elektrische ladingopslagketen D voor het leveren van de elektrische energie aan de flitsbuizen 17 en 19» een trekkersignaal-op-wekkend middel voor het in werking stellen van een flitsbuisketendeel, een schakelketen G voor het bedienen van het flitsbuisketendeel, een doof- « 10 trekkersignaal-opwekkende keten I voor het bedienen van de doofketen H en een trillings stuurketen J voor het sturen van de trillingswerking van de omzetterketen B. Het flitsbuisketendeel bestaat uit de flitsbuis 17 en de tweede flitsbuis 19· De trekker signaal-opwekkende middelen bestaan uit een eerste trekkerimpuls-opwekkende keten E voor het in werking stel-15 len van de eerste flitsbuis 17> en een tweede trekkerimpuls-opwekkende keten F voor het in werking stellen van de tweede flitsbuis 19·
Gedetailleerder bevat de krachtbronketen A een batterij 20 en een met de hand bedienbare schakelaar 21, die in serie is geschakeld met de batterij 20. De omzetterketen B omvat in hoofdzaak een oscillator-20 keten 0C. Gedetailleerder bevat de spanningomzetterketen B een weerstand 22, waarvan een aansluiting direkt is verbonden met de negatieve aansluiting van de batterij 20, een trillingstransformator 2b en een trillings-sehakelelement in de vorm van een transistor 25. De trillingstransformator 61 bestaat uit een primaire wikkeling 61a, een secundaire wikkeling 61b 25 en een derde wikkeling 61c. Een aansluiting van de primaire wikkeling 2ba. is direkt verbonden met de negatieve aansluiting van de batterij 20, en de andere aansluiting van de primaire wikkeling 2ba. is verbonden met een collectorelektrode van de transistor 62 teneinde de trillingsketen AC te vormen. Eén aansluiting van de secundaire wikkeling 61b is verbon-30 den met een basiselektrode van de transistor 25. De gelijkrichterketen C omvat een elektrische buis in de vorm van een diode 63a, waarvan de ano-de-elektrode is verbonden met één aansluiting van de secundaire wikkeling 61b van de trillingstransformator 61. De elektrische ladingopslagketen D omvat een hoofdopslagcondensator 6b en een aangeeflamp 67 voor het aange-35 ven van het laden. De hoofdopslagcondensator 6b is verbonden met een ka-thode-elektrode van de diode 63a.
De tweede trekkersignaal-opwekkende keten bevat een trekker- 8204993 - 5 - veerstand 68, een synchronisatieschakelaar 69, een veerstand 70, een trekkercondensator 71 en een trekkertransformator 72. In de tweede trek-kersignaal-opvekkende keten Eg is één aansluiting van de trekkerveerstand 68 verbonden met een kathode-elektrode van de diode 63a. Eén aanslui-5 ting van de trekkercondensator 71 is verbonden met de andere aansluiting van de veerstand 68, en een ingangsvikkeling 72a van de trekkertransfor-mator 72 is verbonden met de andere aansluiting van de trekkercondensator 71. De trekkertransformator 72 omvat de ingangsvikkeling 72a en een uit-gangsvikkeling 72b.
10 De eerste trekkersignaal-opwekkende keten bevat een trek kerveerstand 73, een trekkercondensator 76 en een trekkertransformator 77· In de eerste trekkersignaal-opwekkende keten Ej is één aansluiting van de trekkerveerstand 73 verbonden met een negatieve aansluiting van de diode 63a. Eén aansluiting van de trekkercondensator 76 is verbonden 15 met de andere aansluiting van de veerstand 73, en een ingangsvikkeling 77a van de trekkertransformator 77 is verbonden met de andere aansluiting van de trekkercondensator J6 via de synchronisatieschakelaar 69. De eerste trekkersignaal-opwekkende keten E^ is met de tweede trekkersignaal-opwekkende keten Eg verbonden via visselschakelaars 69a en 69b, die zijn 20 gegrendeld met de krachtbronketen 21.
De schakelketen G bevat een schakelelement in de vorm van een eerste thyristor 78, een poortweerstand 79, een condensator 80 en weerstanden 81 en 82. De eerste thyristor 73 is in serie geschakeld met de eerste flitsbuis 17 en de tweede flitsbuis 19 van het flitsbuisketendeel.
25 De condensator 80 is geschakeld tussen een anode-elektrode en een kathode-elektrode over de weerstand U5.
Het flitsbuisketendeel omvat de eerste flitsbuis 17 en de tweede flitsbuis 19· De eerste flitsbuis 17 is voorzien van een paar stroomgeleidende hoofdelektroden 17a, 17b en een trekkerelektrode 17c, 30 die eveneens bij maar buiten de flitsbuis 17 is geplaatst. De tweede flitsbuis 19 is ook voorzien van stroomgeleidende hoofdelektroden 19a, 19b en een trekkerelektrode 19c, die eveneens bij maar buiten de flitsbuis 19 is geplaatst. Zoals hiervoor uiteengezet, is de eerste flitsbuis 17 aangebracht in het eerste flitsdeel 16, dat verdiept is in het voorste 35 oppervlak van het eerste huis 11, en is de tweede flitsbuis 19 aangebracht in het tweede flitsdeel 18, gemonteerd aan één eindgedeelte van het tweede huis 12. Een stroomgeleidende hoofdelektrode 17a van de eerste flits- 8204993 - 6 - "buis 17 is verbonden met één elektrode van de hoofdopslagcondensator 64 via een impedantie-element in de vorm van een spoel 93, en de andere stroomgeleidende hoofdelektrode 1Tb is verbonden met de anode-elektrode van de eerste thyristor 78 van de schakelketen G. De trekkerelektrode 5 1Jc van de eerste flitsbuis 17 is verbonden met één aansluiting van de uitgangswikkeling 72b van de trekkertransformator 72. Een stroomgeleiden-de hoofdelektrode 19a van de tweede flitsbuis 19 is verbonden met de ene elektrode van de hoofdopslagcondensator 6b, en de andere stroomgeleidende hoofdelektrode 19b is verbonden met de anode van de eerste thyristor 10 78 samen met de stroomgeleidende hoofdelektrode 17b van de eerste flits buis 17» en de elektroden 17b en 19b zijn derhalve met andere elektroden van de hoofdopslagcondensator èb verbonden via de eerste thyristor J8.
De doofketen H omvat een tweede thyristor 83A, parallel geschakeld met de flitsbuisketen F via een weerstand 84 en een condensator 15 95-
De doofsignaal-opwekkende keten I omvat een lichtgevoelig element in de vorm van een fototransistor 47, een integrerende condensator 103, die met de fototransistor 47 is verbonden via een integrerende weerstand voor het vormen van een integrerende keten , een transistor 20 98, een diode 99, en weerstanden 98, 101, 102, 104 en 105, en is op de . weergegeven wijze geschakeld.
De trillingsstuurketen J omvat een transistor 106, waarvan een collectorelektrode is verbonden met de doofsignaal-opwekkende keten I, een trillingsstuurcondensator, geschakeld tussen de elektrische la-25 dingopslagketen D en een basiselektrode van de transistor 106 via een weerstand 107, en een parallel geschakelde condensator 109 en weerstand 110.
De overeenkomstig de voorgaande beschrijving uitgevoerde keten is als volgt werkzaam.
30 Wanneer de krachtbronschakelaar 21 UT is gemaakt, worden beide wisselschakelaars samen met de krachtbronschakelaar 21 IN. Onder deze omstandigheden stelt de omzetterketen een trilling in werking, waardoor een hoge spanning wordt geïnduceerd aan de secundaire wikkeling 61b van de trillingstransformator 61. De versterkte wisselspanning wordt gelijk 35 gericht door de gelijkrichterketern C, waarna elektrische lading wordt opgeslagen in de hoofdopslagcondensator 64. Wanneer de hoofdopslagcondensator 64 volledig is geladen totaan een voorafbepaalde spanning, geven de 8204993 - 7 - neon gloeilampen 67 aan, dat de inrichting klaar is voor het ontsteken van de flitshuizen 17 en 19. Gelijktijdig vorden de trekkercondensatoren 71 en 76 geladen door de hoge gelijkspanning van de gelijkrichterketen C. Onder deze omstandigheden wordt de werking van het flitsbuisdeel gestart 5 door het sluiten van de schakelaar 69 van de tweede trekkersignaal-op-wekkende keten E^ in synchronisatie met het openen van de 'kamera, waardoor de flitshuizen 17 en 19 in werkzame toestand vorden gebracht. Wanneer de flitshuizen 17 en 19 flitsen, is de doofsignaal-opwekkende keten I werkzaam voor het IN schakelen van de tweede thyristor 83A en het zo-10 doende UIT schakelen van de eerste thyristor 78. Wanneer de eerste thyristor 78 UIT wordt, wordt het flitsen van de flitshuizen 17 en 19 op ongeveer hetzelfde tijdstip en/of op hetzelfde tijdstip stilgezet door middel van de spoel 93· Wanneer verder de elektrische lading van de hoofd-opslagcondensator ontlaadt over de flitshuizen 17 en 19» wordt een nega-15 tieve spanning gelegd aan de basis van de transistor 106 en wordt de transistor 106 geleidend. Wanneer de transistor 106 HU wordt, wordt de basiselektrode van de trillingstransistor 62 uitgeschakeld en wordt de transistor 62 zodoende UIT gemaakt voor het stilzetten van de trillings-werking van de trillingsketen 0C.
20 Fig. 3 toont een voorbeeld van het met teruggeworpen licht fotograferen in een kamer of een fotostudio door toepassing van de elektrische flitsinrichting. Zoals duidelijk weergegeven in fig. 3, is het eerste flitsdeel 16 van het eerste huis 11 gericht naar een te fotograferen onderwerp, zoals bijvoorbeeld een mens '55. Het tweede huis 12 is in-25 gesteld onder een geschikte hoek met betrekking tot het eerste huis 11, en het tweede flitsdeel 18 is gericht naar een plafond 58 onder een gewenste hoek met betrekking tot het oppervlak van het plafond 58 teneinde het teruggekaatste flitslicht te voeren naar het onderwerp, dat wordt gefotografeerd. D.w.z. dat een flitslicht 58 van het eerste flitsdeel 16 30 wordt gericht naar het mens 55, en een flitslicht 59 vanaf het tweede flitsdeel 18 aan de andere kant wordt gericht naar het oppervlak van het plafond 56. Het flitslicht 59 kaatst terug bij het oppervlak van het plafond 58 en vormt het teruggeworpen licht. Eén teruggekaatst licht 59a van het flitslicht 59 valt in op het mens 55, en het andere teruggekaatste 35 licht 59b van het flitslicht 59 valt in op een achtergrond, zoals bijvoorbeeld een muur 57 van de kamer. Op het ene teruggekaatste flitslicht 59a wordt het flitslicht 58 gesuperponeerd van het eerste flitsdeel 16, en 8204993 - 8 - het teruggekaatste licht 59b verwijdert aan de andere kant de schaduw in de achtergrond van het mens 55·
Zoals hiervoor besproken, is de hoeveelheid flitslicht 59 ingesteld om meer te zijn dan die van het flitslicht 58* geproduceerd door 5 de eerste flitsbuis 17 door het daarmede verbinden van de stroom-beper-kende spoel 93 (zie fig. 2). Het flitslicht van het eerste flitsdeel 16 wordt gericht naar de terugkaatsplaat 201, waarna het verlichtingsgebied wordt vergroot voor het verkleinen van de schaduw van het mens 55· Dienovereenkomstig wordt de grens van de schaduw onduidelijk, waardoor goed 10 kan worden gefotografeerd.
Daardoor wordt de fotografische helderheid van het te fotograferen onderwerp, zoals het mens 55* versterkt en regelmatig gemaakt.
De flitstijdsduren van de eerste flitsbuis 17 en de tweede flitsbuis 19 worden bepaald aan de hand van een tijdinterval. Het tijdinterval wordt· 15 vooraf gekozen in synchronisatie met de sluiterwerking van de kamera. De flitstijdsduren van de buizen 17 en 19 zijn gesynchroniseerd en ingesteld op een bepaald tijdstip, en elk der buizen 17 en 19 wordt gelijktijdig gedoofd op Jiet zelfde tijdstip door middel van de spoel 93. Dienovereenkomstig wordt het onnodige flitsen van de buizen 17 en 19 voorkomen, en 20 wordt dus de flitswerking verbeterd, waardoor de nominale capaciteit van de hoofdopslagcondensator 23 klein kan zijn, hoewel de inrichting is uitgerust met de eerste flitsbuis 17 en de tweede flitsbuis 19· Aangezien verder de totale hoeveelheid van het flitslicht de som is van het licht van het eerste flitsdeel 16 en van het tweede flitsdeel 18, is dit de 25 totale hoeveelheid licht, die valt op het fotografische onderwerp, als gevolg waarvan opgevangen licht op juiste wijze wordt verkregen in het fotografische onderwerp.
De hiervoor beschreven elektrische flitsinrichting heeft het voordeel van het zeer betrouwbaar in werking zijn en het mogelijk maken 30 van zeer vele ontladingen van de flitsbuizen zonder de verschillende elementen te moeten vervangen.
De hiervoor beschreven elektrische flitsinrichting heeft bovendien het voordeel, dat de ketenconstructie is vereenvoudigd en verkleind, aangezien de schakelketen D gemeenschappelijk en doeltreffend 35 wordt gebruikt voor een aantal flitsbuizen van de flitsbuisketen E.
Zoals uit de voorgaande beschrijving duidelijk is, worden de volgende voordelen bereikt.
8204993 - 9 -
Sen voordeel boven de bekende flitsinrichting is, dat de onderhavige elektrische flitsinrichting het met teruggevorpen licht fotograferen kan uitvoeren door middel van het instellen van een hoek tussen het eerste huis en het tveede huis op de gewenste waarde, omdat het eer-5 ste huis en het tweede huis draaibaar met elkaar zijn verbonden.
Een ander voordeel is, dat zowel het eerste flitsdeel als het tweede flitsdeel als een direkte lichtbron kan worden gebruikt door het richten van deze beide op het te fotograferen onderwerp, als gevolg waarvan de hoeveelheid op het onderwerp vallend licht in dezelfde mate toe-10 .neemt.
Een verder voordeel is, dat de elektrische flitsinrichting gemakkelijk is voor het nemen van een foto, in het bijzonder voor het nemen van een foto door het gebruiken van teruggeworpen licht, omdat het flits-huis draaibaar is uitgevoerd in een eerste huis en een tweede huis, elk 15 met een flitsdeel.
Pig. ^ toont een andere uitvoeringsvorm van de flitsinrichting volgens fig. 1. Zoals weergegeven in fig. U, is de terugkaatsplaat 201 vastgezet aan het tweede huis 12 van het flitshuis 10, en is het eerste flitsdeel 16 beweegbaar gemonteerd aan het voorste oppervlak van het eer-20 ste huis 11. Het eerste flitsdeel 16 is naar boven en naar beneden beweegbaar met betrekking tot het eerste huis 11. Dienovereenkomstig wordt het verlichtingsgebied van het flitslicht 58 vergroot, en is het verstelbaar. Met betrekking tot de flitsinrichting volgens fig. k worden dezelfde werkingen en voordelen verkregen.
25 Fig· 5 toont een andere uitvoeringsvorm van de flitsinrichting.
Zoals weergegeven in fig. 5» is het eerste flitsdeel 16 draaibaar gemonteerd aan het eerste huis 11 van het flitshuis 10 door een bevestigings-deel 60A. Gedetailleerder wordt het eerste flitsdeel 16 gevormd door een bevestigingsraam 60A, dat uitsteekt vanaf het voorste oppervlak van het 30 eerste huis 11, en een flitseenheid 16a. Een eindgedeelte van de flits-eenheid 16A is draaibaar verbonden met een eindgedeelte van het bevestigingsraam 60A. Het deel 200 voor het vergroten van het verlichtingsgebied bestaat uit een terugkaats*«plaat, gemaakt van een metallisch materiaal, een kunststof e.d., en voorzien van een breder gebied dan dat 35 van de flitseenheid 16a. Een randgedeelte van de terugkaats-plaat is draaibaar verbonden met één randgedeelte van het voorste oppervlak van het eerste huis 11. Met betrekking tot de flitsinrichting volgens fig. 5 8204993 - 10 - is het zeer eenvoudig een foto te nemen in de lengterichting van een film.
Fig. 6 toont een andere mogelijke uitvoeringsvorm van de flits-inrichting. In de flitsinrichting volgens fig. 6 omvat het eerste flits-deel 16 een flitseenheid 60B, gemonteerd aan een zij-oppervlak van het 5 eerste huis 11 door een verbindingsdeel 60S. Het verbindingsdeel βΟΒ is losmaakbaar bevestigd aan een zij-oppervlak van het eerste huis 11 om zodoende in buitenwaartse richting vanaf het eerste huis 11 uit te steken. Een eindgedeelte van de flitseenheid 1ÓB is verbonden met het verbindingsdeel 60B. Het deel 200 voor het vergroten van het verlichtingsgebied om-10 vat een plaat 203 voor het verstrooien van licht, welke plaat in een voorzijde van het eerste flitsdeel 16 is geplaatst. Een randgedeelte van de verstrooiïngsplaat 203 is verbonden met de rand van het eerste huis 11. Door het eerste flitsdeel 16 opgewekte flitslicht wordt verstrooid door de verstrooiïngsplaat 203. Het gebied van het verstrooide licht 5δΒ 15 wordt breder dan dat van het flitslicht van de flitseenheid 16B.
Eig.-7 toont een wijziging van de flitsinrichting volgens fig.
6. Zoals weergegeven in fig. 1, is het deel 200 voor het vergroten van het verlichtingsgebied aan een voorzijde geplaatst tegenover het eerste flitsdeel 16. De verstrooiïngsplaat 203 is bevestigd door een verbindings-20 deel 60C. Het verstrooide licht 5ÖC is naar een fotografisch onderwerp gericht.
Fig. 8 toont een uitvoeringsvorm van de elektrische flitsinrichting, waarbij elk der flitsdelen is gemonteerd aan een kamera 300.
Een eerste flitsdeel 16 is gemonteerd aan het bovenoppervlak van de kame-25 ra 300, en het tweede flitsdeel 18 is door een greep 312 bevestigd aan de kamera 300. Het tweede flitsdeel 18 is voorzien van een huis 12A, vastgezet aan de greep 312, en een huis 15B, draaibaar verbonden met het huis 15A. De flitsinrichting volgens fig. 8 is geschikt voor het in afmetingen klein maken van de kamera 300, 30 Fig. 9 toont een andere uitvoeringsvorm van de flitsstuurketen.
Zoals duidelijk weergegeven, omvat de flitsstuurketen de krachtbronketen A, de elektrische lading-opslagketen D voor het leveren van de elektrische energie aan de flitsbuizen 17 en 19, de trekkerimpuls-opwekkende keten E voor het in werking stellen van het flitsbuisdeel, 35 de flitsbuisketen F voor het opwekken van flitslicht, de schakelketen G voor het bedienen van de flitsbuisketen F, de doofketen H voor het doven van de flitsbuizen van de flitsbuisketen F, de dooftrekkersignaal-opwek- 8204993 - 11 - leende keten I voor het bedienen van de doofketen Ξ en een lichtgevoelige keten voor het bedienen van de dooftrekkersignaal-opwekkende keten I.
Gedetailleerder bevat de krachtbronketen A de batterij 20, de hand-bedienbare schakelaar 21 en de weerstand 22, in eerie geschakeld 5 met de batterij 20 via de schakelaar 21. De elektrische ladingopslagketen D omvat de hoofdopslagcondensator 23, die parallel is geschakeld met de batterij 20 door de schakelaar 21 en de weerstand 22, en een lamp voor het aangeven van het laadaiveau in de vorm van een neonbuis 25» die parallel is geschakeld met de hoofdopslagcondensator over een weerstand 25. 10 Wanneer de hoofdopslagcondensator 23 is opgeladen tot een voorafbepaalde laadspanning, licht de neonbuis 25 op voor het aangeven van het klaar zijn voor het flitsen.
De trekkerimpuls-opwekkende keten E bevat een trekkerweerstand 26, een trekkercondensator 27 en een trekkertransformator 28. In de trek-15 kerimpuls-opwekkende keten E is één aansluiting van de trekkerweerstand 26 verbonden met een positieve aansluiting van de batterij 20 via de weerstand 22 en de schakelaar 21. Eén aansluiting van de trekkercondensator 27 is verbonden met de andere aansluiting van de weerstand 26, en een ingangswikkeling 28a van de trekkertransformator 28 is verbonden met 20 de andere aansluiting van de trekkercondensator 27·
De schakelketen G bevat een trekkercondensator 29, een tweede trekkertransformator 30, een synchronisatieschakelaar 31 en een schakel-element in de vorm van een eerste thyristor 32, een beschermingsweerstand 33» een poortweerstand 31*, een condensator 35 en een weerstand 36. De 25 trekkercondensator 29 is verbonden met de trekkerweerstand 26, en een ingangswikkeling 30a van de impulstransformator 30 is verbonden tussen een ingangswikkeling 28a en condensator 29. De synchronisatieschakelaar 31 is geplaatst tussen een verbindingspunt van de weerstand 26 en de condensator 27, en een verbindingspunt van de ingangswikkelingen 28a en 30a.
30 De beschermingsweerstand 33 is verbonden tussen een negatieve aansluiting van de batterij 20 en een verbindingspunt van de synchronisatieschakelaar 31 en de ingangswikkeling 30a van de impulstransformator 30. Een uit-gangswikkeling 30b van de impulstransformator 30 is verbonden tussen een poortelektrode en een kathode-elektrode van de eerste thyristor 32 via 35 de poortweerstand 3^. De schakelaar 31 is gemonteerd aan een kamera en wordt gesloten in synchronisatie met het openen van de kamerasluiter, waardoor de flitsbuizen door de werking van de flitstrekkerketen kunnen 8204993 - 12 - worden ontstoken.
De flit sbuiske ten. F omvat een eerste flitsbuis 17» een tweede flitsbuis 19 en een stroom-beperkende weerstand 37 voor bet beperken van de flitsstroom, die door de eerste flitsbuis 17 gaat.
5 De eerste flitsbuis 17 is voorzien van een paar stroom- geleidende hoofdelektroden 17a, 17b, en een trekkerelektrode 17c, die bij maar buiten de flitsbuis 17 is geplaatst. De tweede flitsbuis 19 is eveneens voorzien van een paar stroomgeleidende hoofdelektroden 19a, 19b en een trekkerelektrode 19c, die eveneens nabij maar buiten de flitsbuis 19 10 is opgesteld. Zoals hiervoor uiteengezet, is de eerste flitsbuis 17 aangedacht in het eerste flitsdeel 16, dat is gemonteerd aan het oppervlak van het eerste huis 11, en is de tweede flitsbuis 19 aangebracht in het tweede flitsdeel 18, gemonteerd aan één eindgedeelte van het tweede huis 12. Een stroomgeleidende hoofdelektrode 19a van de tweede flitsbuis 19 15 is verbonden met één elektrode van de hoofdopslagcondensator 23, en de andere stroomgeleidende hoofdelektrode 19b is verbondenmet een anode-elek-trode van de thyristor 32 van de schakelketen G. De trekkerelektrode 19c van de tweede flitsbuis 19 is verbonden met len aansluiting van een uit-gangswikkeling 28b van de trekkertransformator 28. Een stroomgeleidende 20 hoofdelektrode 17a is verbonden met de ene elektrode van de hoofdopslagcondensator 23 via de stroombeperkende weerstand 37, en de andere stroom geleidende hoofdelektrode 17b is verbonden met de anode van de thyristor 32 samen met de stroomgeleidende hoofdelektrode 19b van de tweede flitsbuis 19» zodat de elektroden 17b en 19b dus zijn verbonden met de andere 25 elektrode van de hoofdopslagcondensator 23 via de eerste thyristor 32.
De trekkerelektrode 17c van de eerste flitsbuis 17 is verbonden met de uitgangswikkeling 28b van de trekkertransformator 28 samen met de trekkerelektrode 19c van de tweede flitsbuis 19, zodat dus de eerste flitsbuis 17 en de tweede flitsbuis 19 tezelfdertijd in werking worden gesteld door 30 het trekkersignaal van de trekkerimpuls-opwekkende keten C.
In de flitsbuisketen F is een aantal kriteria, waaraan moet worden voldaan, in zowel de flitsbuis 17 als de flitsbuis 19. Teneinde doeltreffend te werken, moet de aan de eerste flitsbuis 17 te leveren stroom van een betrekkelijk lage waarde zijn in vergelijking met die, 35 welke moet worden geleverd aan de tweede flitsbuis 19 teneinde de hoeveelheid van het door de eerste flitsbuis 17 opgewekte flitslicht kleiner te maken dan die van het flitslicht van de tweede flitsbuis 19· Om te vol- 8204993 - 13 - doen aan deze voorwaarde, moet de eerste flitsbuis 17 een betrekkelijk lage impedantie hebben in vergelijking met de tweede flitsbuis 19* Voor het verschaffen van deze lage impedantie, moet de eerste flitsbuis 17 een lage gasdruk hebben en een korte elektrode-afstand. Wanneer aan de 5 andere kant de eerste flitsbuis 17 een lage impedantie heeft, in vergelijking met de tweede flitsbuis 19» vindt het starten van het flitsen van de eerste flitsbuis 17 eerder plaats dan dat van de tweede flitsbuis 19. Voor het leveren van deze lage stroom en voor het instellen van de flitstijdsduren van de flitsbuizen 17 en 19» is de stroombeperkende 10 weerstand 37 verbonden met de eerste flitsbuis 17. Hoewel in de flitsbuis-keten E gebruik wordt gemaakt van de veerstand 37 sis het stroombeperkende element, is de uitvinding bovendien niet hiertoe beperkt, en kan ook een smoorspoel worden toegepast.
De doofketen H bevat een doofbuis 38 voor het doven van de 15 flitsbuizen 17 en 19» een veerstand 39» een eommutatiecondensator JfO en een commutatieveerstand M. De doofbuis 38 is verbonden met beide elektroden van de hoofdopslagcondensator 23 via de weerstand 39· De commu-tatiecondensator kQ is verbonden tussen een verbindingspunt van de weerstand 39 en de doofbuis 38, en de anode-elektrode van de thyristor 32, 20 en de commutatieveerstand 4l is parallel geschakeld met de thyristor 32 tussen de anode-elektrode en de kathode-elektrode daarvan.
Er is natuurlijk een aantal kriteria waaraan moet worden voldaan in de doofbuis 38. Voor een doeltreffende werking moet de doofbuis 38 ook een lage impedantie hebben in vergelijking met de tweede flits-25 buis 19. De tweede flitsbuis 19 heeft een minimale impedantie van gewoonlijk 1,5 - 2Λ. . De doofbuis 38 moet dus een impedantie hebben nabij 0,ΐΛ( Voor het verschaffen van een dergelijke lage impedantie, moet de doofbuis 38 ook een lage gasdruk hebben en een korte elektrode-afstand.
De elektroden 38a en 38b moeten in staat zijn gedurende een korte tijd een 30 zeer sterke stroom te dragen. De buis 38 moet in staat zijn om snel en gemakkelijk geleidend te worden gemaakt over het bereik waarover de spanning van de flitsbuizen 17 en 19 tijdens het flitsen verandert. De doofbuis bevat een trekkerelektrode 38c, die halverwege tussen de twee hoofdelektroden 38a en 38b is geplaatst.
35 De doortrekkers ignaal-opwekkende keten I omvat een dooftrek- kertransformator k2, tvee in serie geschakelde veerstand 43 en Ut, een tweede schakelelement in de vorm van de thyristor 45, waarvan de anode- 8204993 - ill· - elektrode is verbonden met een ingangswikkeling tóa van de dooftransfor-mator tó, en een doofcondensator U6, die parallel is geschakeld met de weerstand Htó Een uitgangswikkeling tób van de dooftransformator tó is verbonden tussen de trekkerelektrode 38c van de doofbuis 38 en een ver-5 bindingspunt van de ingangswikkeling en de anode-elektrode van de thyristor tó·
De lichtgevoelige keten omvat een lichtgevoelig element in de vorm van een fotocel Vf, een condensator U8 waarvan de ene elektrode is verbonden met de positieve elektrode van de batterij 20, een Zener-10 diode tó, verbonden tussen de condensator Π8 en de fotocel tó» een poort-weerstand 50, verbonden met een poortelektrode van de thyristor tó en de fotocel Vf» een parallel geschakelde weerstand 51 en condensator 52, en een beschermingsweerstand 53·
De overeenkomstig hefc voorgaande uitgevoerde keten is als volgt 15 werkzaam.
Wanneer de schakelaar 21 is gesloten wordt de elektrische lading opgeslagen in de hoofdopslagcondensator 23 vanuit de batterij 20 via de schakelaar 21 en de weerstand 22. Tezelfdertijd worden de trekker-condensatoren 27 en 29 geladen vanuit de batterij 20 via de trekkerweer-20 stand 26. De elektrische lading wordt ook geaccumuleerd in de condensatoren bO, k6 en U8 vanuit de batterij 20. Onder deze omstandigheden wordt de werking van de flitsbuisketen E gestart door het sluiten van de schakelaar 31 van de schakelketen D in synchronisatie met het openen van de kamerasluiter, waardoor de flitsbuizen 17 en 19 in werking worden gesteld. 25 Wanneer de schakelaar 31 is gesloten, wordt de elektrische lading van de trekkercondensator 27 ontladen door de schakelaar 31 en de ingangswikkeling 28a van de trekkertransformator 28, en wordt gelijktijdig de elektrische lading van de trekkercondensator 29 ontladen door de schakelaar 31 en de ingangswikkeling 30a van de trekkertransformator 30. Door de 30 ontlading van de condensator 27 wordt een trekker impuls opgewekt van de uitgangswikkeling 28b van de trekkertransformator 28. Op hetzelfde moment verschijnt een impuls met poortwerking van de uitgangswikkeling 30b van de impulstransformator 30 -door het ontladen van de condensator 29.
De opgeslagen spanning in de hoofdopslagcondensator 23 ver-35 schijnt ook over de elektroden 17a en 17b van de eerste flitsbuis 17 en over de elektroden 19a en 19b van de tweede flitsbuis 19·
De trekkerimpuls van de uitgangswikkeling 28b van de trekker- 8204993 -15- transformator 28 wordt gelegd aan de trekkerelektroden 17c en 19c van de buizen 17 en 19. De ontstekingsimpuls van de uitgangsvikkeling 30b van de trekkertransforaator 30 wordt gelegd aan de poortelektrode van de eerste thyristor 32, en de thyristor 32 wordt ingeschakeld. Wanneer de 5 thyristor 32 geleidend wordt, start de eerste flitsbuis 17 een flits-ontlading tussen de elektroden 17a en 17b, en start op hetzelfde moment ook de tweede flitsbuis 19 een flits tussen de elektroden 19a en 19b, omdat elke trekkerelektrode 17c en 19c gemeenschappelijk is verbonden met de uitgangsvikkeling 28b van de trekkertransformator 28. Onder normale 10 omstandigheden gaat dus de flits door totdat de hoofdopslagcondensator 23 heeft ontladen via de buizen 17 en 19 tot het punt, waarop de spanning de flits over de buizen 17 en 19 niet langer ondersteunt. Dat vereist gewoonlijk enkele ms.
De lichtgevoelige keten neemt het flitslicht van de buizen 15 17 en 19 waar en stelt automatisch de maximale tijdsduur in van de over de buizen 17 en 19 geproduceerde flits. De maximale tijdsduur van de flits blijft op de tijd, bepaald door de ontlading van de hoofdopslagcondensator 23 via de eerste en tweede flitsbuizen 17 en 19.
Wanneer meer in het bijzonder het flitslicht wordt terugge-20 kaatst in de fotocel 1*7 vanaf het onderwerp, dat wordt gefotografeerd, neemt de weerstand van de fotocel 1*7 snel af volgende op het invallende flitslicht. Aangezien de vervaltijd van de geleidbaarheid van de fotocel 1*7 laag is in vergelijking met het flitsinterval, integreert de fotocel 1*7 in en op zichzelf doeltreffend het invallende licht, waarbij dit in-25 vallende licht wordt omgezet in een spahningssignaal met een toenemende grootte, verschijnende bij de beschermingsweerstand 53, en vandaar naar de Zener-diode 1*9· Wanneer het signaal bij de Zener-diode 1*9 een voorafbepaalde en vaste doorslagspanning heeft bereikt, wordt de Zener-diode 1*9 plotseling geleidend en wordt een spanning ontwikkeld over de weer-30 stand 50, die een scherpe energie-impuls produceert naar de poortelektrode van de thyristor 1*5. De aan de poortelektrode van de thyristor 1*5 gelegde scherpe impuls doet de thyristor 1*5 plotseling geleidend worden, waardoor de condensator 1*8 doeltreffend wordt kortgesloten. Dit doet de condensator 1*8 weer ontladen voor het zodoende leggen van een scherpe 35 energie-impuls aan de ingangswikkeling l*2a van de dooft rans format or 1*2.
De transformator 1*2 zendt de trekker impuls van de uitgangsvikkeling l+2b daarvan naar de trekkerelektrode 38c van de doofbuis 38. Die trekkerimpuls 8204993 - 16 - doet de doofbuis 38 ogenblikkelijk geleidend worden.
Wanneer de doofbuis 38 geleidend wordt, ontlaadt ook de elektrische lading van de commutatiecondensator hO door de doofbuis 38 en de commutatieweerstand i+1, waardoor de spanning wordt geïnduceerd tussen 5 beide aansluitingen van de commutatieweerstand 1+1 om zodoende van positieve polariteit te zijn aan de kathode-elektrodezijde van de eerste thyristor 32 na een tijdinterval, bepaald door een tijdconstante van de condensator 1+0 en de weerstand 1+1. Deze geïnduceerde spanning aan de weerstand 1+1 doet de eerste thyristor 32 uitschakelen. Wanneer de eerste 10 thyristor niet geleidend wordt, worden de eerste en de tweede flitsbuizen 17 en 19 tezelfdertijd en ogenblikkelijk gedoofd, omdat de stroomgeleiden-de hoofdelektroden 17¾ en 19¾ van de flitsbuizen 17 en 19 gemeenschappelijk zijn verbonden met de anode-elektrode van de eerste thyristor 32.
Aangezien in dit geval de doofbuis 38, indien geleidend, de 15 veel lagere impedantie heeft dan de eerste flitsbuis 17 en de tweede flitsbuis 19, wordt vrijwel alle in de hoofdopslageondensator 23 opgeslagen energie ontladen door de stroom-begrenzende weerstand 39 en de doofbuis 38, waardoor de eerste flitsbuis 17 en de tweede flitsbuis 19 op een zodanig tijdstip worden gedoofd, dat voldoende licht is terugge-20 kaatst op de fotocel 1+7 voor het teweeg brengen van het starten van het doven.
Fig. 10 toont een andere uitvoeringsvorm van een stuurketen.
Deze flitsstuurketen omvat een gelijkstroomkrachtbronketen A, een omzetterketen B voor het in een wisselspanning omzetten en verster-25 ken van een gelijkspanning van de gelijkspanningkrachtbronketen A, een gelijkrichterketen C voor het gelijkrichten van de wisselspanning van de omzetterketen B, een elektrische ladingopslagketen D voor het leveren van de elektrische energie aan de flitsbuizen 16 en 18, een trekkerimpuls-opwekkend middel voor het in werking stellen van een flitsbuisketendeel, 30 een schakelketendeel voor het bedienen van het flitsbuisketendeel, een blusketendeel voor het doven van het flitsbuisketendeel, en een dooftrek-kersignaal-opwekkend ketendeel voor het bedienen van het doofketendeel.
De‘ flitsstuurketen omvat verder een spanning-opwekkende keten S, in werking gesteld door een startsignaal van het trekkersignaal,op-35 wekkende ketendeel voor het opwekken van een spanningssignaal, een licht-ontvangende keten voor het waarnemen van flitslicht, opgewekt door het flitsbuisketendeel en.teruggekaatst vanaf een te fotograferen onder- 8204993 - 17 - werp, en geleidend in aanspreking op de hoeveelheid teruggekaatst licht, een integreerketen Lg, waarin het laadt ij dinterval verandert overeenkom-s tig de geleiding van de licht-ontvangende keten , een tijdbepalende keten T voor het sturen van de tijdhepaling van terugstelling van de in-5 tegreerketen Lg, een vergelijkingsspanninginstelketen M voor het instellen van een aantal vergelijkingsspanningen, een vergelijkerketen N, die een spanningssignaal ontvangt van de integreerketen Lg en een vergelij-kingsspanningssignaal van de vergelijkingsspanningsinstelketen M, een versterkerketen P voor het versterken van een uitgangssignaal van de ver-10 gelijkerketen N, en een tijdvertragingsketen Q voor het vertragen van het terugstellen.
Het flitsbuisketendeel bestaat uit een eerste flitsbuisketen Fj, die een flitsbuis 16 bevat, en een tweede flitsbuisketen Fg, die een tweede flitsbuis 18 bevat. Het trekkersignaal-opwekkende middel omvat 1^ een eerste trekkersignaal-opwekkende keten E^ voor het in werking stellen van de eerste flitsbuis 16 van de eerste flitsbuisketen F^, en een tweede trekkersignaal-opwekkende keten Eg voor het in werking stellen van de tweede flitabui. 18 ven de tweede flitsboeten F2. Het scheielketen-deel omvat een eerste schakelketen G^ voor het besturen van de flits-20 stroom van de eerste flitsbuis 16, en een tweede schakelketen Gg voor het sturen van de flitsstroom van de tweede flitsbuis 18. Het doofketenmiddel omvat een eerste doofketen voor het sturen van het schakelen van de eerste schakelketen G^, en een tweede doofketen Hg voor het sturen van het schakelen van een tweede schakelketen Gg.
25 D. eerste trekkersignaal-opwekkende keten E, bevat een trek- kerweerstand 68, een synchronisatieschakelaar 69, een trekkercondensator 71, een weerstand 70 en een eerste trekkertransformator 72. In de eerste trekkersignaal-opwekkende keten E^ is één aansluiting van de trekker-weerstand 68 verbonden met de kathode-elektrode van een diode 63a. Een 30 aansluiting van de trekkercondensator 71 is verbonden met de andere aansluiting van de weerstand 68 en de hoofdopslagcondensator 6h via de weerstand 70. De eerste trekkertransformator 72 omvat een ingangswikke-ling 72a en een uitgangswikkeling 72b. De ingangswikkeling 72a is parallel geschakeld met de trekkercondensator 71 over de synchronisatiescha-35 kelaar 69. De uitgangswikkeling 72b van de eerste trekkertransformator 72 is verbonden met een trekkerelektrode 16c van de flitsbuis 16. De tweede trekkersignaal-opwekkende keten Eg bevat een trekkerzeerst and 73, 8204993 - 18 - een tweede trekkercondensator J6, een tweede trekkertransformator 67, een schakelelement in de vorm van een thyristor jb, een poort condensator 75a en trekkerweerstand 72. In de tweede trekkersignaal-opwekkende keten E^ is één aansluiting van de trekkerweerstand 73 verbonden met de 5 diode 63a, en is de tweede trekkercondensator 76 verbonden met de andere aansluiting van de weerstand 73. Een ingangswikkeling 77a van de tweede trekkertransformator 77 is parallel geschakeld met de tweede trekkercondensator j6 via het schakelelement in de vorm van de thyristor 7^·
Een condensator 75a voor het voorkomen van ruis en een weerstand 75 voor 10 het stabiliseren van het in werking stellen van de thyristor 7^ zijn verbonden tussen een poortelektrode en een kathode-elektrode van de thyristor 7^.
De spanning-opwekkende keten S omvat een condensator 70, die is verbonden met de diode 63a van de gelijkrichterketen C via een be-15 schermingsweerstand 11k, een schakelelement in de vorm van een thyristor 115» waarvan een anode-elektrode is verbonden met een condensator 113 via een beschermingsweerstand 11U en een gelijke spanning-opwekkend element in de vorm van een Zener-diode 116, die is verbonden tussen de thyristor 115 en de condensator 113. De Zener-diode 116 is verbonden met de licht-20 ontvangende keten L^, de integreerketen L^, de tijdbepalende keten T, de vergelijkingsspanning-instelketen M en de vergelijker keten N.
De licht-ontvangende keten omvat een licht-ontvangend element in de vorm van een fototransistor U7. De integreerketen Lg omvat een weerstand 118 en een integreercondensator 119· De fototransistor U7 25 van de licht-ontvangende keten is verbonden met de Zener-diode 116 van de spanning-opwekkende keten S via de diode 117- De integreercondensator 119 van de integreerketen is verbonden met de fototransistor U7 via de integreerweerstand 118.
De keten voor het bepalen van de tijd voor het terugstellen van 30 het integreren in de vorm van een klokketen T omvat een laadweerstand 122 en een condensator 123, die is verbonden met de spanning-opwekkende keten S via de weerstand 122. De vergelijkingsspanning-instelketen M omvat een spanningsdeler 125, die is verbonden met een verbindingspunt van de thyristor 115 en de Zener-diode 116 van de spanning-opwekkende keten S via 35 een regelbare weerstand 126. De vergelijkerketen N omvat een aantal vergelijker element en 127a en 127b, welke elementen elk in werking worden gesteld door verschillende werkspanningen, zoals 2V en 2,5V. De vergelijker- 8204993 .-19-- elementen zijn respectievelijk verbonden met de integreerketen L2 en de vergelijkingsspanning-instelketen M. Elk der vergelijker element en 127a en 127b is ingesteld om te worden bediend door een andere spanning, en is verbonden met de bijbehorende aftakkingen van de veer stands element en 126a 5 en 126b van de spanningsdeler 126 en de integreerketen Lg en de integreer-terugstelketen K.
De versterkerketen P omvat een versterkerelement 128a, dat is verbonden met het vergelijkerelement 127a, en een versterkerelement 128b, dat is verbonden met het vergelijkerelement 128b van de vergelijkerketen 10 N. De tijdvertragingsketen Q omvat een weerstand 129, verbonden met een uitgangsaansluiting van het vergelijkerelement 128b van de vergelijkerketen P, een condensator 130, verbonden met de weerstand en de condensator 123 van de tijdbepalende keten T, en een diode 131, waarvan de anode-elektrode is verbonden met een verbindingspunt van de weerstand 129 en 15 de condensator 130, en waarvan een kathode-elektrode is verbonden met de basiselektrode van de transistor 121 van de integreerketen Lg. De flits-keuzeketen R omvat een eerste wisselschakelaar 132, een blokkeerdiode 133 en een weerstand 136 en een diode 134. De wisselschakelaar 132 heeft vaste contacten 132a en 132b en een beweegbaar contact 132c. Het beweeg-20 bare contact 132c van de eerste wisselschakelaar 132 is verbonden met een uitgangsaansluiting van het eerste vergelijkerelement 128a. Het beweegbare contact 132a is verbonden met een anode-elektrode van de blokkeerdiode 133 en een anode-elektrode van de diode 135· Een kathode-elektrode is verbonden met de poortelektrode van de thyristor 83A van de 25 eerste doofketen via de weerstand 134. Een kathode-elektrode van de diode 134 is verbonden met de poortelektrode van de thyristor 74 van de tweede trekkersignaal-opwekkende keten Eg. De tweede wisselschakelaar 137 heeft vaste contacten 137a en 137b en een beweegbaar contact 137c.
Het beweegbare contact 137c is verbonden met de uitgangsaansluiting van 30 het tweede vergelijkerelement 128b via de diode 136. Het vaste contact 137a is verbonden met de poortelektrode van een thyristor 83b van de tweede doofketen Hg via een weerstand 138. Het vaste contact 137a van de tweede wisselschakelaar 137 is verbonden met de thyristor van de eerste doofketen via de weerstand 134.
35 De volgens het voorgaande geconstrueerde keten werkt als volgt.
Wanneer de krachtbronschakelaar 21 IN is gemaakt, stelt de span- 8204993 - 20 - ningsketen B een trilling in werking, waardoor de hoge spanning wordt geïnduceerd aan de secundaire wikkeling 61b van de transformator 61. De versterkte wisselspanning wordt gelijk gericht door de gelijkrichterketen C, waarna elektrische lading wordt opgeslagen in de hoofdopslagcondensa-5 tor 6U. Wanneer de hoofdopslagcondensator 6b volledig is geladen totaan de voorafbepaalde spanning, licht de neon gloeilamp 6j op om aan te geven, dat de inrichting klaar is voor het ontsteken van de flitsbuis 17 en 19· Gelijktijdig worden de trekkercondensatoren 71 en f6 geladen door de hoge gelijkspanning van de gelijkrichterketen C. In deze omstandigheden wordt 10 de werking van het flitsbuisdeel gestart door het sluiten van de schakelaar 69 van de eerste trekkerimpuls-opwekkende keten in synchronisatie met het openen van de kamerasluiter, waardoor de eerste flitsbuis 17 kan ontsteken. Wanneer de schakelaar 69 is gesloten, wordt de elektrische lading van de trekkercondensator 33 ontladen door de schakelaar 69 en de 15 ingangswikkeling 72a van de trekkertransformator 72. Door het ontladen van de condensator 71, worden trekkerimpulsen opgewekt van de uitgangs-wikkeling j6b en de waarneemwikkeling 76c van de trekkertransformator 72. De opgeslagen spanning in de eerste hoofdopslagcondensator 6b verschijnt over de elektroden 17a en 17b van de eerste flitsbuis 17· De trekkerim-20 puls, opgewekt van de uitgangswikkeling 76b, wordt gelegd aan de trekker-elektrode 17c van de eerste flitsbuis 17» waardoor de eerste flitsbuis 17 in werkzame toestand wordt gebracht.
De vijfde thyristor 115 van de spanning-opwekkende keten S wordt in werkzame, toestand en tot doorslaan gebracht door een trekkersig-25 naai van de waarneemwikkeling J60 van de trekkertransformator j6. Door het doorslaan van de vijfde thyristor J6 wordt een spanning van de condensator 113 gelegd aan de Zener-diode 116 voor het opwekken van een vooraf-bepaalde gelijke spanning, zoals 20V. De gelijke spanning, geproduceerd door de Zener-diode 116 wordt gelegd aan de licht-ontvangende keten , 30 d e integreerketen L^, de vergelijkingsspamning-instelketen M, de verge-lijkerketen II en de klokketen T.
Onder deze omstandigheden ontvangt de fototransistor bj van de licht-ontvangende keten teruggekaatst licht, dat is geproduceerd door de eerste flitsbuis 17 van de eerste flitsbuisketen F^, en terugge-35 kaatst van het te fotograferen onderwerp (niet weergegeven in fig. 10), en wordt geleidend in aanspreking op de hoeveelheid van het teruggekaatste licht. Door de geleiding van de fototransistor bj, wordt elektrische 8204993 - 21 - lading opgeslagen in de integreercondensator 119 van de integreerketen Lg» waardoor de laadspanning van de integreercondensator 119 toeneemt tot een voorafbepaalde waarde, die overeenkomt met de hoeveelheid flitslicht. De laadspanning van de integreercondensator 119 wordt gelegd aan 5 de vergelijkerketen N. Aan de andere kant produceert de vergelijkings-spanningen-instelketen M een aantal vergelij kings spanningen, dat wordt gelegd aan de vergelijkerketen N. In dit geval is de vergelijkingsspan-nings-instelketen M ingesteld voor het produceren van het aantal verge-lijkingsspanningen, zoals bijvoorbeeld 2V en 2,5V. De vergelijkerketen N 10 omvat een vergelijker element 127a, in werking gesteld bij 2V, en een vergelijker element 127b, in werking gesteld bij 2,5V.
Wanneer de laadspanning van de integreercondensator 119 de voorafbepaalde waarde bereikt, zoals 2V, wekt het vergelijkerelement 127a een versterkend uitgangssignaal op. Het uitgangssignaal van het 15 eerste vergeli jkerelement 127a wordt geleverd aan de thyristor 83A van de eerste doofketen H1 via de diode 133 en 13^ als het signaal met poort-werking, en wordt tezelfdertijd geleverd aan de thyristor 7^ van de tweede trekkersignaal-opwekkende keten Eg via de diode 135» waardoor de thyristoren 83A en 79 geleidend worden gemaakt. Door de geleiding van de 20 thyristor 83A van de eerste doofketen wordt tezelfdertijd de eerste flitsbuis 16 gedoofd.
Doop. de geleiding van de thyristor Jb van de tweede trekker-signaal-opwekkende keten Eg, wordt elektrische lading, opgeslagen in de tweede trekkercondenaator J6 ontladen via de ingangsvikkeling 77a van de 25 tweede trekkertransformator 77, en wordt een hoogspanningsimpuls opgewekt aan de uitgangswikkeling 7Tb. De hoogspanningsimpuls, geproduceerd aan de uitgangswikkeling 77b wordt gelegd aan de trekkerelektrode 18c van de tweede flitsbuis 19, waardoor de tweede flitsbuis 19 begint te flitsen. In dit geval blijft de laadspanning van de integreercondensator 30 119 van de integreerketen Lg toenemen. De fototransistor 1+7 neemt verder teruggekaatst licht waar, dat wordt opgewekt van de tweede flitsbuis 19 van de tweede flitsbuisketen Fg en is teruggekaatst van het te fotograferen onderwerp. De laadspanning neemt verder toe als gevolg van het teruggekaatste licht van de tweede flitsbuis 19· Wanneer de laadspanning van 35 de integreercondensator 119, 2,5V bereikt, voert het tweede vergelijker-element 86b een signaal uit. Het uitgangssignaal van het vergelijkerelement 127b wordt versterkt door een versterker 128b. Een uitgangssignaal van de versterker 127b wordt geleverd aan de thyristor 83b van de 8204993 - 22 - tweede doofketen ïï^ voor het doen doorslaan van de thyristor. Door de geleiding van de thyristor 83b wórdt de tweede flitsbuis 19 van de tweede flitsbuisketen Fg gedoofd.
Het versterkte uitgangssignaal van het tweede versterkerelement 5 12Jb van de versterkerketen P wordt verder geleverd aan de integreerketen Lg via de tijdvertragingsketen Q. Gedetailleerder wordt het uitgangssignaal van-de tweede versterker 127b geleverd aan de basiselektrode van de transistor 121 via de weerstand 129 en de diode 131, waardoor de transistor 121 geleidend wordt gemaakt na een tijdinterval als gevolg van de 10 tijdvertragingsketen Q. Wanneer de transistor 121 geleidend wordt, wordt de elektrische lading van de integreercondensator 119 van de integreerketen Lg ontladen door de collector-emitterbaan van de transistor 121 voor het terugstellen van de integreerwerking van de integreerketen Lg. Wanneer de afstand tussen het te fotograferen onderwerp en de flitsinrich-15 ting klein is, wordt de integreerwerking van de integreerketen Lg ingesteld door de weerstand 120, en wordt een deel van de aan de integreercondensator 119 te leveren stroom door de weerstand 120 omgeleid.
Aangenomen wordt, dat de eerste flitsbuis 17 flitst nadat de schakelaar 69 is gesloten, en ophoudt te flitsen na het voorafbepaalde 20 tijdinterval vanaf het begin van het flitsen van de eerste flitsbuis 17· Wanneer de eerste flitsbuis 17 begint te flitsen, produceert de spanning-opwekkende keten S de spanning, en ontvangt de licht-ontvangende keten L.j het flitslicht, dat is teruggekaatst van het te fotograferen onderwerp. In dit geval wordt de fototransistor 1+7 geleidend gemaakt in aanspreking 25 op de teruggekaatste lichthoeveelheid van terugkaatsend licht vanaf het te fotograferen onderwerp, waarbij de elektrische lading wordt opgeslagen in de integreercondensator 119. Wanneer de laadspanning van de integreercondensator 119 de voorafbepaalde waarde bereikt, zoals 2V, werkt de vergelijkerketen ïï voor het bedienen van de eerste doofketen en de 30 tweede trekkersignaal-opwekkende keten E^.
Door het signaal, geleverd van het vergelijkerelement van de vergelijkerketen N, werkt de eerste doofketen voor het stilzetten van het flitsen van de eerste flitsbuis 17, en werkt op hetzelfde tijdstip de tweede trekkersignaal-opwekkende keten E^ voor het starten van het flit-35 sen van de tweede flitsbuis 19. Door het flitsen van de tweede flitsbuis 19, neemt de laadspanning van de integreercondensator 119 verder toe en bereikt de voorafbepaalde waarde V^, zoals 2,5V. Wanneer de laadspanning 8204993 - 23 - van de integreercondensator 119» 2,5V bereikt, werkt het tweede vergelij-kerelement 127b voor het bedienen van de tweede doofketen Hg. Door de werking van de tweede doofketen Hg wordt het flitsen van de tweede flits-buis 19 stil gezet.
5 Wanneer de wisselschakelaars 132 en 137 worden geschakeld naar de UIT-standen, worden de tweede trekkersignaal-opwekkende keten Eg en de tweede doofketen Hg teruggesteld voor het stilzetten van de werkingen. Dienovereenkomstig kan alleen het flitsen van de eerste flitsbuisketen F1 worden uitgevoerd.
10 Overeenkomstig de elektrische flitsinrichting volgens fig. 10, kan een goede flitswerking worden verkregen, aangezien de tijdbepaling van het flitsen van de tweede flitsbuis 18 wordt ingesteld door de licht-ontvangende keten , de integreerketen Lg, de vergelijkings spanning-instelketen M, de vergelijkerketen N en de tijdvertragingsketen Q.
15 Verder is het eenvoudig de elektrische flitsinrichting naar behoefte te gebruiken, aangezien het flitsen van de eerste flitsbuis 16 en de tweede flitsbuis 19 kan worden gekozen door het overschakelen van de eerste keuzeschakelaar 132 en de tweede keuzeschakelaar 137, die tezelfdertijd worden bediend.
20 Zoals uit het voorgaande blijkt heeft deze elektrische flits inrichting de volgende voordelen.
Een voordeel boven de stand van de techniek is, dat de onderhavige, elektrische flitsinrichting nauwkeurig kan worden gemaakt voor wat. betreft de verdeelfrequentie van de flitslichthoeveelheid door het 25 verschaffen van een bijbehorende hoofdopslagcondensator in elk flitsdeel.
Een verder voordeel is, dat de doelmatigheid van de inrichting is verbeterd aangezien voor het flitsen een hoofdopslagcondensator volledig wordt gebruikt.
Verder kan de inrichting worden gebruikt voor het uitvoeren 30 van het met teruggeworpen flitslicht fotograferen door het instellen van een tweede huis onder een gewenste hoek met betrekking tot het eerste huis, aangezien de eerste en tweede huizen draaibaar met elkaar zijn verbonden.
Fig. 11 toont een andere uitvoeringsvorm van de stuurketen.
35 De flitsstuurketen omvat een gelijkstroomkrachtbronketen A, een omzetterketen B voor het in een wisselspanning omzetten en versterken van een gelijkspanning van de gelijkstroomkrachtbronketen A, een ge- 8204993 - 24 - lijkrichterketen C Yoor het gelijkrichten van de wisselspanning van de omzetketen B, een elektrische ladingopslagketen D voor het leveren van de elektrische energie aan de flitsbuizen 17 en 19» een trekkerimpuls-opwekkend middel voor het in werking stellen van een flitsbuisketendeel, 5 een schakelketen G voor het bedienen van het flitsbuisketendeel, een doof-keten ïï voor het doven van het flitsbuisketendeel, en een dooftrekker-signaal-opwekkende keten I voor het bedienen van de doofketen H. Het flitsbuisketendeel bestaat uit de eerste flitsbuis 17 en de tweede flits-buis 19· Het trekkerimpuls-opwekkende middel bestaat uit een eerste trek-10 kerimpuls-opwekkende keten E^ voor het in werking stellen van een eerste flitsbuis 17, en een tweede trekkerimpuls-opwekkende keten Eg voor het in werking stellen van een tweede flitsbuis 19· De gelijkrichterketen C omvat een eerste gelijkrichtend element in de vorm van een eerste diode 63a, waarvan een anode-elektrode is verbonden met een aansluiting van 15 een secundaire wikkeling 61b van een trillingstransformator 61, en een tweede gelijkrichtend element in de vorm van een tweede diode 63b, waarvan een kathode is verbonden met een secundaire wikkeling 61b.
De elektrische ladingopslagketen D omvat een eerste hoofdop-slagcondensator 64, een tweede hoofdopslagcondensator 65 en een aangeef-20 lamp 67, en is op de weergegeven wijze verbonden. De capaciteit van de tweede hoofdopslagcondensator 65 is groter ingesteld dan die van de eerste hoofdopslagcondensator 64, aangezien de lichthoeveelheid van de tweede flitsbuis 19 groter is dan die van de eerste flitsbuis 17·
De doofketen H bevat een doofbuis 83 voor het doven van de 25 flitsbuizen 17 en 19, een weerstand 8h-, een commutatiecondensator 85 en een weerstand 87 en condensatoren 87 en 88. De doofbuis 83 is verbonden met beide elektroden van de tweede hoofdopslagcondensator 64 via de weerstand 69. De commutatiecondensator 85 is verbonden tussen een verbindingspunt van de weerstand 84 en de doofbuis 83, en de anode-elektrode 30 van de thyristor 78. Een serieketen, bestaande uit de weerstand 87 em de condensator 88 is parallel geschakeld met de doofbuis 47.
De dooftrekkersignaal-opwekkende keten I is voorzien van lichtwaarneemmiddelen voor het waarnemen van flitslicht van de eerste en tweede flitsbuizen 17 en 19, en instelmiddelen voor de tijdsduur van het 35 flitslicht voor het instellen van de maximale ononderbroken tijdsduur van het flitslicht, geproduceerd door de eerste en tweede flitsbuizen 17 en 19· 8204993 - 25 -
De volgens het voorgaande geconstrueerde keten werkt als volgt.
Wanneer de krachtbronschakelaar 21 wordt gesloten, stelt de spanningomzetterketen B een trillingsverking in, waardoor de hoge spanning wordt geïnduceerd aan de secundaire wikkeling 2Vb van de transfor-5 mator 61. De versterkte wisselspanning wordt gelijkgericht door de ge-lijkrichterketen C, waarna elektrische lading wordt opgeslagen in de eerste hoofdopslagcondensator 26 en de tweede hoofdopslagcondensator 29· Wanneer de hoofdopslagcondensatoren 6h> en 65 volledig zijn geladen totaan de voorafbepaalde en geschikte spanning, licht de neon gloeilamp 10 67 op om aan te geven, dat de inrichting klaar is voor het ontsteken van de flitabuizen 17 en 19. Tezelfdertijd worden de trekkercondensatoren 71 en 76 geladen door de hoge gelijkspanning van de gelijkrichterketen C. In deze omstandigheden wordt de werking van het flitsbuisdeel gestart door het sluiten van de schakelaar 69 van de tweede trekkerimpuls-15 opwekkende keten in synchronisatie met het openen van de kameraslui-ter, waardoor de flitsbuizen 17 en 19 in werkzame toestand worden gebracht. De opgeslagen spanning in de tweede hoofdopslagcondensator 65 verschijnt over de elektroden 19a en 19b van de tweede flitsbuis 19.
De trekkerimpuls, opgewekt van een uitgangswikkeling 77b wordt gelegd 20 aan de trekkerelektrode 19c van de tweede flitsbuis 19» waardoor de tweede flitsbuis 19 in werking wordt gesteld. Tezelfdertijd wordt de eerste thyristor 7^ van de eerste trekkerimpuls-opwekkende keten E1 in werking gesteld en tot doorslaan gebracht door een trekkersignaal van een waar-neemwikkeling 72e van de trekkertransformator 36. Door het doorslaan 25 van de eerste thyristor 7^* wordt de elektrische lading van een trekker-condensator J6 ontladen via de eerste thyristor 7^ en een uitgangswikkeling Vla van de trekkertransformator 77* De opgeslagen spanning in de eerste hoofdopslagcondensator 6b verschijnt ook over de elektroden 17a en 17b van de eerste flitsbuis 17· 30 De tweede flitsbuis 19 start een flitslading tussen de elek troden 19a en 19b, en tezelfdertijd start ook de eerste flitsbuis 17 een flitsontlading tussen de elektroden 17a en 19b.
Bij een gebruikelijke werking gaat het flitsen door totdat de hoofdopslagcondensatoren 6b en 65 hebben ontladen door de buizen 17 35 en 19 tot het punt, waar de spanning het flitsen over de buizen 17 en 19 niet langer ondersteunt. Dat vindt gewoonlijk plaats na enkele ms.
De doofimpuls-opwekkende keten I neemt het flitslicht waar van 8204993 t ...........
- 26 - de buizen 17 en 19 en stelt automatisch de maximale tijdsduur in van het flitsen, bepaald door de ontlading van de eerste en tweede hoofdcondensatoren 6k en 65 door de eerste en tweede flitsbuizen 17 en 19. De doof-impuls-opwekkende keten I levert een trekkerimpuls aan een trekkerelek-5 trode 83c van de doofbuis 83. De trekkerimpuls doet de doofbuis 83 ogenblikkelijk geleidend worden.
Wanneer de doofbuis 83 geleidend wordt, worden de eerste en tweede flitsbuizen 17 en 19 tezelfdertijd en ogenblikkelijk gedoofd.
In dit geval zijn de flitstijdsduren van de eerste buis 17 en 10 de tweede flitsbuis 19 gelijk en/of nagenoeg gelijk, en is de flitslicht-hoeveelheid van de tweede flitsbuis 19 groter dan die van de eerste flitsbuis 17'.
De elektrische flitsinrichting volgens fig. 11 heeft de volgende voordelen.
15 Een voordeel boven de stand van de techniek is, dat de inrich ting nauwkeurig kan worden gemaakt in een ver de elf r equent i e van de flitslicht hoeveelheid door het verschaffen van een bijbehorende hoofdopslag-condensator in elk flitsdeel.
Een verder voordeel is, dat de doelmatigheid van de inrich-20 ting is verbeterd aangezien eerste en tweede hoofdopslagcondensatoren volledig worden gebruikt voor het flitsen.
Verder kan de inrichting worden gebruikt voor het uitvoeren van het met teruggeworpen flitslicht fotograferen door het instellen van het tweede huis onder een gewenste hoek met betrekking tot het eerste 25 huis, aangezien de eerste en tweede huizen draaibaar met elkaar zijn verbonden.
In het licht van het voorgaande is het duidelijk, dat de verschillende doeleinden van de uitvinding' zijn bereikt en andere voordelige resultaten zijn verkregen.
30 Hoewel voorkeursuitvoeringsvormen zijn weergegeven en beschre ven, is het voor deskundigen duidelijk, dat wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder het beginsel en de strekking van de uitvinding te verlaten, van welke uitvinding de omvang is bepaald in de aangehechte conclusies. Derhalve moeten de voorgaande uitvoeringsvormen als illu-35 stratief worden beschouwd in plaats van beperkend voor de uitvinding, en worden wijzigingen, die binnnen de betekenis en het kader van equivalentie van de conclusies komen, hierin omvat beschouwd.
8204993

Claims (31)

1. Elektrische flitsinrichting, gekenmerkt door eerste flits- middelen, die een eerste flitsdeel bevatten, voorzien van althans een flitsbuis en voor het opwekken van flitslicht direkt naar een te fotograferen onderwerp, door tweede flitsmiddelen, die een tweede flitsdeel 5 bevatten, voorzien van althans één flitsbuis, en voor het opwekken van indirekt flitslicht met betrekking tot het te fotograferen onderwerp, door flitslichtsuurmiddelen voor het sturen van het eerste flitsdeel en het tweede flitsdeel, welke flitslichtstuurmiddelen een elektrische la- Λ dingopslagketen bevatten, voorzien van althans één hoofdopslagcondensator 10 voor het leveren van elektrische energie aan het eerste en tweede flitsdeel, een trekkersignaal-opwekkende keten voor de eerste en tweede flitsbuizen van de eerste en tweede flitsdelen, een flitsbuisketen voor het opwekken van flitslicht en verbonden met de eerste flitsbuis en de tweede flitsbuis, en een schakelketen voor het bedienen van de flits-15 buisketen, die middelen bevat voor het regelen van de hoeveelheid flitslicht van de eerste en tweede flitsdelen, zodat de flitslichthoeveelheid van de eerste flitsbuis minder is dan de flitslichthoeveelheid van de tweede flitsbuis, en door stuunjaddelen voor het bepalen van de tijd van het flitsen, welke middelen kunnen aanspreken op de resulterende, totale 20 flitslichthoeveelheid van de eerste en tweede flitsbuizen bij het bereiken van een voorafbepaalde waarde voor het stilzetten van het flitsen van de eerste en tweede flitsbuizen, en door middelen voor het groter maken van het verlichtingsgebied van het flitslicht van het eerste flitsdeel.
2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de midde len voor het groter maken van het verlichtingsgebied van het flitslicht, opgewekt door het tweede flitsdeel, een deel omvat voor het vergroten van het verlichtingsgebied, welk deel een licht-terugkaatsend middel bevat voor het terugkaatsen van flitslicht, opgewekt door het eerste flits-30 deel.
3. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de eerste flitsmiddelen een eerste huis omvatten, voorzien van het eerste flitsdeel, waarbij de tweede flitsmiddelen.een tweede huis omvatten, voorzien van het tweede flitsdeel, en het.licht-terugkaatsende middel een terugkaats-35 plaat omvat voor het terugkaatsen van flitslicht, opgewekt door het eer- 8204993 - 28 - ste flitsdeel. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de terug-kaatsplaat een breder terugkaatsgebied heeft, waarbij het tweede flitsdeel is gemonteerd aan het eerste huis teneinde beweegbaar te zijn ten 5 opzichte van de terugkaatsplaat.
5. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat het deel voor het vergroten van het belichtingsgebied tot een eenheid is gevormd met het eerste huis.
6. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk, dat de terug-10 kaatsplaat aan een zijrandgedeelte van het eerste huis is gemonteerd, waarbij het tweede flitsdeel draaibaar is verbonden met het tweede huis naar de terugkaatsplaat.
7. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de middelen voor het groter maken van het verlichtingsgebied van het tweede 15 flitsdeel lichtverstrooixngsmiddelen bevat voor het verstrooien van flitslicht van het tweede flitsdeel.
8. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de eerste flitsmiddelen een eerste huis omvatten, voorzien van het eerste flitsdeel, waarbij de tweede flitsmiddelen een tweede huis omvatten, voor- 20 zien van een tweede flitsdeel, en de middelen voor het vergroten van het verlichtingsgebied een lichtverstrooixngsdeel omvatten voor het verstrooien van flitslicht, opgewekt door het eerste flitsdeel.
9- Inrichting volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat het eerste flitsdeel is aangebracht aan een zij-oppervlak van het eerste huis en 25 zich naar buiten ten opzichte daarvan uitstrekt, waarbij de verstrooixngs-plaat is gemonteerd aan het eerste huis tegenover het eerste flitsdeel.
10. Inrichting volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat het licht- verstrooixngsmiddel een verstrooixngsplaat omvat, die is voorzien aan het voorste oppervlak van het eerste huis.
11. Inrichting volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat het eerste huis boven op een kamera is gemonteerd en een eerste flitsdeel bevat, voorzien van een verstrooixngsplaat, waarbij het tweede huis door een greep is gemonteerd aan de kamera.
12. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de elek- 35 trische ladingopslagketen een eerste hoofdcondensator omvat voor het leveren van elektrische energie aan de eerste flitsbuis, en een tweede hoofdopslagcondensator voor het leveren van elektrische energie aan de 8204993 - 29 - tweede flitsbuis.
13· Inrichting volgens conclusie 12 met het kenmerk, dat de capa citeit van de tweede hoofdopslagcondensator groter is dan de capaciteit van de eerste hoofdopslagcondensator. 5 lU. Inrichting volgens conclusie 12 met het kenmerk, dat de trekkersignaal-opvekkende keten is voorzien van middelen voor het nagenoeg tezelfdertijd leveren van een trekkersignaal aan de eerste en tweede flitsbuizen.
15· Inrichting volgens conclusie 12 met het kenmerk, dat de scha- 10 kelketen een schakelelement bevat, dat gemeenschappelijk is verbonden met de.eerste en tweede flitsbuizen.
16. Inrichting volgens conclusie 12 gekenmerkt door een doofketen-middel voor het doven van de eerste en tweede flitsbuizen van het flits-buisketendeel, en door een dooftrekkersignaal-opwekkende keten voor het 15 in werking stellen van de doofketen en het leveren van een dooftrekkersignaal aan de doofketen.
17. Inrichting volgens conclusie 1U met het kenmerk, dat het trekkersignaal-leverende middel voor het leveren van een trekkersignaal aan de eerste en tweede flitsbuizen een trekkercondensator bevat, en 20 een trekkertransformator, voorzien van een ingangswikkeling, die is verbonden met de trekkercondensator, en van een uitgangsvikkeling, die elektrisch is verbonden met trekkerelektroden van de eerste en tweede flitsbuizen.
18. Inrichting volgens conclusie 1¼ met het kenmerk, dat het 25 trekkersignaal-leverende middel een eerste trekkerketen en een tweede trekkerketen omvat, welke eerste trekkerketen een eerste trekkertransformator omvat, voorzien van een ingangswikkeling en van een uitgangsvikkeling, verbonden met een trekkerelektrode van de eerste flitsbuis, een eerste trekkercondensator, verbonden met de uitgangsvikkeling, en 30 een schakelelement, verbonden met de uitgangsvikkeling van de eerste trekkertransformator over de eerste trekkercondensator, en welke tweede trekkerketen een tweede trekkertransformator omvat, voorzien van een ingangswikkeling, van een uitgangsvikkeling, verbonden met een trekkerelektrode van de tweede flitsbuis, en van een waarneemwikkeling voor het 35 sturen van het schakelelement van de eerste trekkerketen, een tweede trekkercondensator en een synchronisatieschakelaar, parallel geschakeld met de ingangswikkeling van de tweede transformator over de tweede trekker- 8204993 -30- condensator.
19. Inrichting volgens conclusie 18 met het kenmerk, dat het schakelelement een eerste thyristor is.
20. Inrichting volgens conclusie 12 met het kenmerk, dat het mid-5 del voor het sturen van de tijdbepaling van het flitsen een impedantie- element "bevat voor het nagenoeg gelijkmaken van de flitstijdduren van de eerste en tweede flitsbuizen. • 21. Inrichting volgens conclusie 20 met het kenmerk, dat het im- pedantie-element in serie is geschakeld met de eerste flitsbuis.
22. Inrichting volgens conclusie 21 met het kenmerk, dat het im- pedantie-element een weerstand is.
23. Inrichting volgens conclusie 21 met het kenmerk, dat het im- pedantie-element een spoel is. 2b. Inrichting volgens conclusie 12 met het kenmerk, dat de elek- 15 trische ladingopslagketen een aangeeflamp omvat voor het aangeven van de laadtoestand van althans een van de hoofdopslagcondensatoren.
25. Inrichting volgens conclusie 12 met het kenmerk, dat de elektrische ladingopslagketen een eerste hoofdopslagcondensator omvat en een tweede hoofdopslagcondensator, waarvan de capaciteit groter is dan die 20 van de eerste hoofdopslagcondensator, en blokkeermiddelen voor het blokkeren van een stroom, gaande van de eerste hoofdopslagcondensator naar de tweede hoofdopslagcondensator.
26. Inrichting volgens conclusie 25 gekenmerkt door een gelijk-richterketen, bestaande uit een diode, verbonden met de eerste hoofd- 25 opslagcondensator via de blokkeermiddelen, en met de tweede hoofdopslagcondensator.
27. Inrichting volgens conclusie 1U met het kenmerk, dat de tweede flitsbuis zodanig is ingesteld, dat de flLitslichthoeveelheid betrekkelijk groot is, waarbij de eerste flitsbuis zodanig is ingesteld, dat de flits- 30 lichthoeveelheid kleiner is dan die van de tweede flitsbuis.
28. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het tweede flitsdeel draaibaar is aangebracht met betrekking tot het eerste flits-deel.
29. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de doof-35 keten een doofbuis omvat, die parallel is geschakeld met een serieketen van de eerste en tweede flitsbuizen en een tweede schakelelement van de schakelketen, en een commutatieketen voor het uitschakelen van de doof- 8204993 - 31 - keten.
30. Inrichting volgens conclusie 1 gekenmerkt door lichtwaarneem-middelen voor het waarnemen van de flitsliclrbhoeveelheid van het flitslicht, opgewekt door de eerste en tweede flitsdelen, door het vergelijken 5 van een elektrische vaarde, verkregen door het integreren van de uitgang van een licht-ontvangende keten met een vergelijkingsspanning.
31. Inrichting volgens conclusie 30 met het kenmerk, dat het middel voor het waarnemen van de flitslichthoeveelheid een licht-ontvangende keten omvat, die een licht-ontvangend element bevat, een integreerketen 10 voor het integreren van de stroom van de licht-ontvangende keten, een vergelijkingsspanning-instelketen, die een aantal spanningsdeelweer-standen bevat, en een vergelijkerketen voor het ontvangen van een aantal vergelijkingsspanningen en een laadspanning van een integreercondensator van de integreerketen.
32. Inrichting volgens conclusie 30 gekenmerkt door middelen voor het sturen van het flitsen van de eerste flitsbuis van het eerste flits-deel en de tweede flitsbuis van het tweede flitsdeel in aanspreking op uitgangssignalen van de middelen voor het waarnemen van de flitslichthoeveelheid.
33. Inrichting volgens conclusie 30 gekenmerkt door een spanning- opwekkende keten, die spanning legt aan de lichthoeveelheid waarneem-middelen. 3k. Inrichting volgens conclusie 30 gekenmerkt door een integreer- terugstelketen voor het nagenoeg nulmaken van de spanning van de inte-25 greerketen van de lichthoeveelheid waarneemmiddelen na een voorafbepaald tijdsinterval vanaf een tijdstip na het flitsen van de tweede flitsbuis.
35. Inrichting volgens conclusie 30 met het kenmerk, dat de trek-kersignaal-opwekkende middelen een eerste trekkersignaal-opwekkende keten omvatten voor het in werking stellen van de eerste flitsbuis, en een 30 tweede trekkersignaal-opwekkende keten voor het in werking stellen van de tweede flitsbuis, waarbij de middelen voor het stilzetten van het flitsen een eerste doofketen omvatten voor het doven van de eerste flitsbuis , en een tweede doofketen voor het doven van de tweede flitsbuis.
36. Inrichting volgens conclusie 35 gekenmerkt door middelen voor 35 het sturen van het flitsen, welke middelen de werkingen sturen van de eerste en tweede doofketens en van de eerste en tweede trekkersignaal-opwekkende ketens. 8204993 - 32 - 3Τ· Inrichting volgens conclusie 36 met het kenmerk, dat de mid delen voor het sturen van het flitsen zijn voorzien van een eerste keuze-schakelaar voor het kiezen van de werking van de tweede trekkersignaal-opwekkende keten, en van een tweede keuzeschakelaar voor het kiezen van de werking van deze doofketen of de werking van de tweede doofketen. 8204993
NL8204993A 1981-12-26 1982-12-24 Elektrische flitsinrichting. NL8204993A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP21439081 1981-12-26
JP21439081A JPS58113919A (ja) 1981-12-26 1981-12-26 閃光装置

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8204993A true NL8204993A (nl) 1983-07-18

Family

ID=16654991

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8204993A NL8204993A (nl) 1981-12-26 1982-12-24 Elektrische flitsinrichting.

Country Status (5)

Country Link
JP (1) JPS58113919A (nl)
DE (1) DE3248200A1 (nl)
FR (1) FR2519154A1 (nl)
GB (1) GB2115181A (nl)
NL (1) NL8204993A (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB8809142D0 (en) * 1988-04-18 1988-05-18 Lo A T Improvements in photographic cameras
JP3011764B2 (ja) * 1989-12-26 2000-02-21 イーストマン・コダック・カンパニー 間接反射表面検出を組込んでいるフラッシュ照明システム及び方法
GB2281413A (en) * 1993-07-28 1995-03-01 Brenda Kean A photographic reflector
JP4524891B2 (ja) 2000-09-11 2010-08-18 株式会社ニコン 外付閃光装置
DE202010006106U1 (de) 2010-04-26 2010-07-01 Geller, Wolfgang Peter Blitz- und Dauerlichtreflektorarm zur Befestigung an einem Fotoapparat oder einer Kamera

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2016421A1 (de) * 1970-04-07 1971-10-28 Metz Apparatewerke, Inh. Paul Metz, 851OFürth Blitz-Studioanlage mit Belichtungsmessung und automatischer Blitzbegrenzung
US4066885A (en) * 1976-06-25 1978-01-03 WEINBERG Norman Light extractor-diffuser
FR2454249A1 (fr) * 1979-01-05 1980-11-07 Fuji Koeki Corp Appareil a eclairs electriques
GB2050642B (en) * 1979-04-17 1983-09-07 Fuji Koeki Corp Electronic flash apparatus
GB2061535B (en) * 1979-10-26 1982-12-08 Sunpak Kk Flashunit having plural flashlamps
DE3046099C2 (de) * 1979-12-10 1985-10-31 Eastman Kodak Co., Rochester, N.Y. Steuerschaltung für eine elektronische Blitzlichtanordnung
US4272169A (en) * 1980-07-28 1981-06-09 Kenneth Stone Bounce flash apparatus

Also Published As

Publication number Publication date
JPS58113919A (ja) 1983-07-07
DE3248200A1 (de) 1983-08-04
GB2115181A (en) 1983-09-01
FR2519154A1 (fr) 1983-07-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4415247A (en) Electric flash apparatus
US3438766A (en) Electronic flash apparatus having variable output
NL8003593A (nl) Elektrische flitsinrichting voor camera&#39;s.
US4242616A (en) Photographic flash apparatus
US4493547A (en) Data recording photographic camera
US5159381A (en) Electronic flash control circuit
US4384238A (en) Electronic strobe flash apparatus for indirect and direct flash
JPS6052411B2 (ja) 電子せん光装置の点火装置
NL8204993A (nl) Elektrische flitsinrichting.
US3998534A (en) Electronic photographic flash unit
US3969737A (en) Electronic flash unit for cameras adapted to receive flashbulbs
US3521540A (en) Electronic flash unit for cameras adapted to receive flashcubes
US2755714A (en) Flash-photography delay system
JPS6254235A (ja) 露出制御装置
GB2065316A (en) Electronic flash circuitry
NL8002230A (nl) Elektrische flitsinrichting.
US4204140A (en) Safety circuit for electronic flash apparatus
US3748989A (en) Electronic flash system
US4394079A (en) Photographic flash device operatively responsive to the luminance of an object to be photographed to prevent overexposure
US4101812A (en) Photographic flash unit
NL8100679A (nl) Flitsinrichting.
GB1316633A (en) Exposure control arrangement
CA1157078A (en) Dual tube direct and bounce flash apparatus
US4091308A (en) Electronic photographic flash apparatus
US4057811A (en) Quench strobe with predetermined quench rate

Legal Events

Date Code Title Description
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed