NL8204889A - Werkwijze voor het vervaardigen van een gedrukte schakeling. - Google Patents

Description

. V * a t VO 3977 Λ

Betr.: Werkwijze voor het vervaardigen van een gedrukte schakeling»

De uitvinding heeft betrekking op een gedrukte schakeling voor het onderling verbinden van elektronische componenten en in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze en apparatuur voor het vervaardigen van een dergelijke gedrukte schakeling.

5 Het Amerikaanse octrooischrift 3.673.681 toont en beschrijft een werkwijze en apparaat voor het bedraden van een paneel door een geïsoleerde draad te bevestigen op metalen kussens die op het paneel zijn aangebracht teneinde de ketencomponenten elektrisch met elkaar te verbinden. De geïsoleerde draad wordt vanaf een toevoerhaspel of spoel door 10 de kop van een soldeerbout toegevoerd aan de soldeerpunt van deze soldeer-kop. Het einde van deze draad wordt door de warmte van de soldeerkop vast gesoldeerd aan het metalen kussen dat op het paneel is aangebracht. Het paneel en de soldeerkop bewegen relatief ten opzichte van elkaar. Wanneer het paneel en de soldeerkop relatief ten opzichte van elkaar be-15 wogen worden, wordt de draad, die aan zijn uiteinde vast gesoldeerd is aan het kussen, door de soldeerkop getrokken. Nadat de gewenste draadlengte door deze soldeerkop is getrokken, wordt de relatieve beweging van de soldeerkop en het paneel stop gezet, waarna het draadeinde, dat thans bij de soldeerkop is gelegen, wordt vast gesoleerd aan een tweede metalen kus-20 sen dat op het paneel is aangebracht, waarna vervolgens de draad wordt afgesneden. Deze bewerking wordt herhaald totdat alle gewenste draden op het paneel zijn aangebracht.

Een moeilijkheid hierbij is, dat tussen de punten waar een dergelijke draad wordt vastgesoldeerd aan de metalen kussens, de draad 25 los en vrij is ten opzichte van het paneel. Er is derhalve geen exacte controle mogelijk van de positie van de draad tussen de soldeerkussens, zodat de draad beschadigd kan raken, verkeerd kan komen te liggen enz.

Een dergelijk van draad voorzien paneel moet zeer omzichtig behandeld worden om beschadigingen tegen te gaan.

30 De Britse octrooischriften 1.352.557» 1.352.558 en 1.593.235 tonen en beschrijven een werkwijze en apparaat voor het bedraden van een paneel, waarbij een geleider of draad wordt ingeschreven op een aanhechtend oppervlak van het paneel. Het apparaat wordt bestuurd door middel van een programma met behulp van een magnetische band, papierband, ponskaarten 35 en dergelijke via geschikte besturingseenheden voor het produceren en dupliceren van gedrukte schakelingen. De geleider of draad wordt zeer 8204889 t- * - 2 - nauwkeurig aangebracht en bevestigd op het paneel met behulp van de geactiveerde aanhechting. Dergelijke gedrukte schakelingen vinden veelvuldig toepassing.

Volgens de hierboven aangehaalde Britse octrooischriften, 5 wordt de draad ingeschreven op het paneel met behulp van een geleidings-gereedschap dat de draad over het paneel geleidt en tevens het oppervlak van het paneel verwarmt om de daarop aangebrachte aanhechtende laag zacht te maken. Het geleidingsgereedschap en het paneel bewegen relatief ten opzichte van elkaar volgens een baan waarin de draad moet worden in-10 geschreven op het paneel. Het geleidingsgereedschap regelt derhalve de toevoer en het geleiden van de draad volgens een bepaalde baan over het paneel, en regelt tevens het zacht maken en het activeren van de aanhechting teneinde de draad op het paneel vast te hechten. Om op de juiste wijze de aanhechting zacht te maken en de draad daarop te bevestigen, 15 en om een oververhitting met mogelijke schade aan het bedradingspaneel tegen te gaan, moet de relatieve snelheid tussen het geleidingsgereedschap en het paneel bestuurd worden. Om een goede kwaliteit te verkrijgen moet de snelheid betrekkelijk klein zijn met als gevolg dat de snelheid van het vervaardigen van een dergelijk paneel gering wordt en derhalve 20 de kosten toenemen.

Het doel van de uitvinding is te voorzien in een werkwijze die bovengenoemde bezwaren ondervangt. Het doel wordt bereikt met behulp van een apparaat dat het draadeinde van de geleider of draad geleidt en deze draad vervolgens vast soldeert aan het metalen kussen. De draadtoevoer 25 wordt vervolgens over een bepaalde draadlengte verplaatst ten opzichte van het metalen kussen en wordt vervolgens bevestigd aan een tweede metalen kussen, waarna de draad wordt afgesneden. Het opnieuw verkregen draad-uiteinde wordt vervolgens toegevoerd aan een ander metalen kussen, waarna, het proces herhaald wordt. Het proces wordt net zo lang herhaald, tot-30 dat alle geleiders op het paneel zijn aangebracht. Het paneel wordt vervolgens verwijderd uit het inschrijfapparaat en overgebracht naar een pers, waarbij de tussen de metalen kussens vrij liggende draden over hun lengten aan het paneel worden vastgehecht. Dit kan worden tot stand gebracht met behulp van een aanheehtingsmateriaal dat reeds op het paneel is aange-35 bracht of kan ook worden aangebracht, nadat de draden zijn ingeschreven.

Hen dergelijk materiaal kan een chemische samenstelling hebben, of kan fysisch of mechanisch geactiveerd worden of kan bestaan uit een combina- 8204389 - 3 - tie daarvan. Een materiaal met verhardende eigenschappen is het meest geschiet bevonden.

Het paneel volgens de uitvinding kan voorzien worden van een aanhechtingslaag, zoals ook is aangegeven in de Britse octrooischriften ^ 1.352.557» 1.352.558 en 1.593.235» of kan ook niet voorzien zijn van een aanhechtende laag, zoals aangegeven is in het Amerikaanse octrooischrift 3.673.681. Het paneel kan van tevoren voorzien zijn van gaten, ook kunnen deze gaten aangebracht worden nadat de draden zijn aangebracht of er kunnen helemaal geen gaten ingeboord vorden. Om redenen, zoals naderhand 10 zullen worden uiteengezet, omvat de gedrukte schakeling volgens de uitvinding een elektrisch geïsoleerd grondvlak of oppervlak, waarop een aantal metalen kussens zijn aangebracht op dié plaatsen, waartussen de draden moeten worden ingeschreven.Tussen deze kussens kunnen in de baan waarlangs de draad wordt ingeschreven nog extra metalen kussens of aanhech-15 J tende kussen worden aangebracht en speciaal op dié punten waar de richting van het in te schrijven draad abrupt verandert. De metalen kussens kunnen op het oppervlak zijn aangebracht, maar kunnen ook door het paneel gaan tot aan het tegenovergestelde oppervlak en/of kunnen verbonden worden met^metalliseerde holle wanden teneinde aanhechtingspunten te ver- 20 krijgen voor de aan te brengen elektrische componenten. De metalen kussens kunnen worden ingesmolten in het paneel, of kunnen op het paneel worden vastgekleefd met behulp van een kleefstof, of met behulp van mechanische middelen of andere bevestigingsmiddelen, waarbij deze bevestigingsmiddelen zodanig zijn, dat zij geen problemen geven bij het aan-25 brengen van de draden.

De in te schrijven draden kunnen bestaan uit één enkele draad of kunnen ook bestaan uit een aantal in elkaar gedraaide draden die tezamen één enkele geleider vormen. De draad kan zovel geïsoleerd of niet- geïsoleerd zijn of kan voorzien zijn van een aanhechtende of niet-aan- 30 hechtende laag. Een met-aanhechtende laag kan worden toegepast daar vaar de draad mechanisch wordt blank gemaakt.

Het apparaat voor het uitvoeren van de werkwijze en voor het inschrijven van een draad op het paneel overeenkomstig de uitvinding kan het apparaat zijn uit een van de eerder genoemde Britse octrooischriften.

35

Bij voorkeur zal, zoals naderhand zal worden beschreven, het apparaat uit het Britse octrooischrift 1.593.235 met bepaalde modificaties worden toegepast.

— < 8204889 • 1* -

Volgens de uitvinding wordt het paneel op de tafel van het apparaat geplaatst, waarbij het oppervlak, waarop de kussens zijn aangebracht, wijzen in de richting van de draadkop. Het paneel wordt vastge-klemd aan de tafel en wordt ingesteld op het programma voor het inschrij-5 ven van de draden. Omwille van een economisch werken worden gelijktijdig een aantal panelen bedraad.

De draad die op het paneel wordt aangebracht overeenkomstig de uitvinding wordt toegevoerd door de draadkop, en wordt in contact gebracht met het oppervlak van het paneel en ingeschreven op het paneel ten tijde dat tQ de draadkop en het paneel relatief ten opzichte van elkaar worden verplaatst in een bepaalde geprogrammeerde richting, zoals nader beschreven in de eerder genoemde Britse octrooischriften. Volgens de uitvinding daarentegen wordt het draadeinde bevestigd op een metalen kussen alvorens de draadkop en het paneel ten opzichte van elkaar verplaatst worden. Aan 15 zijn andere einde wordt de draad opnieuw bevestigd aan een metalen kussen en wel aan het einde van de ingeschreven geleider. Wanneer de geleider een aanzienlijke lengte bezit, of een abrupte verandering in richting ondergaat, wordt de draad bij voorkeur bevestigd aan tussengelegen metalen kussens of aanhechtende kussens, die vantevoren op het paneel 20 zijn aangebracht overeenkomstig het geprogrammeerde bedradingspatroon.

De toevoer van de draden en de bevestiging van deze draden aan het paneel is volgens de uitvinding een positieve toevoer. D.w.z. dat de lengte van de draad bepaald wordt door de afstand van de relatieve verplaatsing tussen de geleidingskop en het paneel, ten tijde, dat de 25 geleider wordt toegevoerd. Deze positieve toevoer kan worden verkregen met behulp van het apparaat als aangegeven in de Britse octrooischriften 1.352.557 en 1.352.558, door het aanbrengen van een remorgaan aan de geleider in de toevoer van de geleidingskop, zodat de draad uitsluitend door de geleidingskop wordt getrokken en toegevoerd aan het paneel wan-30 neer de geleidingskop en het paneel ten opzichte van elkaar worden verplaatst en uitsluitend in rechtstreekse betrekking met de afstand van dergelijke verplaatsingen. Bij voorkeur wordt een dergelijke positieve toevoer uitgevoerd met behulp van een draadmotor, zodat de geleidertoe-voer wordt gecoördineerd met de beweging van de tafel. Op deze wijze is 35 de positieve toevoer van de draad aan de tafel geïntegreerd met de tafel-beweging, zodat de vereiste draadlengte kan worden verkregen en efin-;te-veel aan draadlengte wordt vermeden, zodat geen beschadiging optreedt 8204889 - 5 - aan de draad. Dit is in het bijzonder van belang vanneer kleine draadlengten moeten vorden toegevoerd en de kans op breken ontstaat vanneer deze draden vorden recht getrokken. De draadmotor zorgt ook voor een snellere toevoer en het stoppen van de draad, zodat het bedraden volgens de 5 uitvinding economischer plaats vindt.

Hadat de draden op het paneel zijn aangebracht, vordt het paneel overgebracht naar een pers. Voor het geval het paneel vooraf vas voorzien van een druk of temperatuur reagerend; aanhechtingslaag kan een overdracht meteen plaats vinden vanaf het inschrijf apparaat. Voor het 10 geval de vooraf aangebrachte laag een activering nodig heeft door middel van een oplossing, straling of dergelijke of dat de laag vordt aangebracht nadat de draad is ingeschreven, vordt deze activering uitgevoerd tijdens de overdracht en voor het paneel vordt geplaatst in de pers. De laag of aanhechting kan ook na het inschrijven vorden aangebracht en 15 vordt aangebracht over de draden. In ieder geval vorden de draden met behulp van de pers in de aanhechting geperst en vorden derhalve vast bevestigd op het paneel. Bij voorkeur is de aanhechting thermoplastisch of temperatuurreagerend en vordt de pers vervarmd. Eet paneel met de daarop vast gehechte draden vordt uit de pers vervijderd en vordt verder 20 op de conventionele vijze verwerkt. De aldus verkregen gedrukte schake-.lling kan vervolgens vorden voorzien van gaten, waarbij deze gaten ge-platteerd vorden en vervolgens de elektrische componenten op de bekende vijze vorden aangebracht.

Volgens de uitvinding is het vastnagelen of bevestigen van de 25 geleider, zoals beschreven, geëlimineerd. De geleider vordt tussen zijn uiteinde bevestigd en indien gewenst, eveneens op de tussengelegen punten, waarbij het paneel en de bedradingskop ten opzichte van elkaar stationair zijn. Optimale conditie voor warmte, druk kan vorden toegevoerd aan de geleider en aan de metalen kussens teneinde de draadctaraan te bevestigen 30 _zadat dat dit nadelige invloed heeft op het paneel. Ook tijdens de relatieve verplaatsing van de draadkop en het paneel ten opzichte van elkaar heeft geen invloed op de verwarming en het activeren van de op het paneel aangebrachte aanhechting. Het inschrijven van de draad op het paneel kan met een veel hogere snelheid plaats vinden. Op deze wijze wordt 35 machinetijd gereduceerd. Het daarop vasthechten van de draden aan het paneel kan vorden uitgevoerd met stilstaand paneel. Optimale condities voor het aanhechten van de draad op het paneel kunnen worden verkregen.

8204889 - 6 -

Alhoewel het aahbrengen van een draad op een paneel de voorkeur geniet, kunnen ook andere geleiders, hijvoorbeeld metalen banden of stroken, optische vezels, in de vorm van een enkele draad of een aantal draden, hydraulisch of met lucht worden aangebracht. De draad kan gexso-5 leerd of- niet-gexsoleerd zijn, en in het geval een niet-geisoleerde draad een andere draad kruist, kan isolatie worden aangebracht in de vorm van een band tussen de geleiders op het kruispunt. Wordt de band voorzien van een kleeflaag kan meteen actief zijn of kan ook later worden geactiveerd met behulp van warmte. Verder kan ook een oplossing of een ander active- 10 ringsmiddeld worden toegepast om de elkaar kruisende geleiders te isoleren.

De uitvinding zal onderstaand aan de hand van een uitvoerings-voorbeeld en onder verwijzing naar de tekening nader worden uiteengezet. Hierin toont : fig. 1 een perspectivisch aanzicht van het paneel volgens de 15 uitvinding; fig. 1A een perspectivisch aanzicht overeenkomstig fig. 1, maar thans voorzien van bedrading; fig. 2 - 2D dwarsdoorsneden van verschillende delen van het paneel van de fig. 1 en 1A; 20 fig. 3 een schematisch bovenaanzicht van het apparaat voor het uitvoeren van de werkwijze, welk apparaat een aantal eenheden bezit voor het gelijktijdig uitvoeren van het bedraden van de panelen; fig. te een vergroot zij-aanzicht in dwarsdoorsnede van het bovenste.deel van een van de eenheden van fig. 3; 25 fig. een vergroot zij-aanzicht in dwarsdoorsnede van het onderste gedeelte van de eenheid van fig. te; fig. 5 een dwarsdoorsnede volgens de lijn Y-V van fig. te; fig. 6 een vooraanzicht gezien in de richting van de toevoer, van het draadtoevoerapparaat van de eenheid van fig. te; 30 fig, 7 een aanzicht van een zijde van het toevoerapparaat van fig. 6, waarvan een deel van het apparaat open is; fig. 8 een achteraanzicht van het toevoerapparaat van fig. 6; fig. 9 een aanzicht overeenkomstig die van fig. 7, maar thans van de tegenovergelegen zijde van het toevoerapparaat van fig. 6;

35 fig. 10 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede volgens de lijn X-X

van fig. 7;

fig. 11 een gedeeltelijke doorsnede volgens de lijnen XI-XI

8204889 - 7 - van fig. 6; fig. 11A een dwarsdoorsnede aan het einde van het apparaat van fig. 11, waarbij het apparaat in een bepaalde stand is weergegeven; fig. 12 een gedeeltelijke dwarsdoorsnede volgens de lijn 5 XH-XII van fig. 6; fig. 13 een doorsnede vergroot weergegeven van het onderste einde van het apparaat van fig. 4B; fig. 13A een gedeeltelijk aanzicht van het apparaat van fig. 13, waarbij het apparaat een modificatie heeft ondergaan; 10 fig. 13B een aanzicht overeenkomstig die van fig. 13A maar thans volgens een andere modificatie; fig. 1^ een vergroot aanzicht van een deel van het apparaat van fig. 13, waarbij de draadkop en de draad vergroot zijn weergegeven; fig* 15 een vergrote dwarsdoorsnede volgens de lijnen XV-XV 15 van fig. 14; fig. 16 een vergrote dwarsdoorsnede volgens de lijnen XVI-XVI van fig. 13; en fig. 17 een schematisch diagram van een vergelijkerketen voor het vergelijken van de geleidertoevoer en de beweging van de tafel.

20 In fig. 1 en 1A is een paneel A aangegeven, bestaande uit een elektrisch geïsoleerd, diëlektrisch materiaal, bijvoorbeeld een versterkt harsachtig materiaal, en welk paneel aan tenminste één oppervlak daarvan voorzien is van op afstand van elkaar geplaatste metalen kussens B, bijvoorbeeld koperen kussens, welke kussens geplaatst zijn op het oppervlak 25 in een patroon, overeenkomstig de weg die de draden moeten volgen en welke draden bevestigd worden op deze metalen kussens en waarbij aan deze metalen kussens tevens de elektronische componenten kunnen worden vast gehecht. Zoals in fig. 1A is te zien en naderhand nader zal worden beschreven, worden de draden C aan hun uiteinden bevestigd aan de metalen 30 kussens B en kunnen tussen deze kussens B nog extra kussens worden aangebracht, die bij voorkeur gemaakt zijn van metaal, bijvoorbeeld koper, of kunnen ook gemaakt zijn van een thermoplastisch materiaal.

De metalen kussens B zijn ovaal van vorm en kunnen bevestigd worden op of ingebed worden in het oppervlak, waaraan de geleiders C 35 worden bevestigd, en zoals in fig. 2C en 2D is te zien, kunnen de pennen door het paneel A gaan en wel van het ene oppervlak naar het tegenover gelegen oppervlak. Voor het geval de kussens B zich door het paneel A

8204889 -8 - uitstrekken, kunnen deze kussens ovaal zijn uitgevoerd voor het gedeelte dat 'Uitsteékt hoven het ene oppervlak, terwijl het gedeelte dat door het paneel heen gaat, cirkelvormig kan zijn. Het cirkelvormige gedeelte van de kussens B kunnen massief zijn, zoals in fig. 2C met B' is aangegeven, 5 of kunnen ook hol zijn, zoals in fig. 2D is aangegeven met B”.

Het in fig. 1, 1A, 2, 2C en 2D aangegeven paneel A kan wel of niet voorzien zijn van een laag. Is het paneel A voorzien van een laag, “bijvoorbeeld laag A', als aangegeven in fig. 2A, dan bestaat deze laag uit een hittegevoelige of oplossendgevoelige aanhechting of een aarihech-10 ting die op een of andere manier gevoelig en activeerbaar is. De laag A' kan zich uitstrekken over het gehele oppervlak van het paneel A of kan ook begrensd zijn tot een patroon-onder de geleiders C bijvoorbeeld door het aanbrengen van een aanhechtingslaag A' op het paneel A als een strook in de vorm van de geleider 0. De geleider C kan een blanke draad 15 zijn, zoals aangegeven in fig. 2, 2A en 2C, of kan bedekt zijn met een aanhechting of een isolatielaag, bijvoorbeeld als een laag C, zie fig.

2B.

In fig. 3 is het apparaat voor het uitvoeren van de werkwijze weergegeven.en bestaat uit een tafel 8, waarop een ondersteuning 2 is 20 aangebracht, die vast bevestigd is op de posities U en 6. De tafel 8 kan in de pijlrichtingen 10 en 12 verplaatst worden met behulp van omkeerbare elektrische motoren ik en 16, die met wormschroeven 18 en 20 en moeren 22 en 2k met de tafel 8 verbonden zijn. In de uitvoeringsvorm van fig. 3 zijn vier identieke panelen A aangebracht, aangeduid met 26, 25 28, 30 en 32, waarbij de randen van de panelen met behulp van klemele- menten (niet weergegeven) op het oppervlak van de tafel 8 zijn bevestigd.

Op de ondersteuning 2 is een bevestigingselement 3k aangebracht. Op de hoekpunten van dit bevestigingselement zijn vier identieke eenheden 36, 38, Uo en k2 aangebracht. De vier eenheden die gekoppeld 30 zijn aan het bevestigingselement 3¾ draaien gelijktijdig rond hun respectievelijke vertikale assen door middel van een ketting Uk, die wordt aangedreven door een tandwiel k6 en een elektrische motor k8. Om de ketting IA in aandrijvend contact te houden met het tandwiel k6 en de eenheden 36, 38, kO en k2 zijn tussentandvielen 50 en 52 aangebracht, welke 35 tandwielen drukken tegen de ketting Uk. Daar de vier eenheden 36, 38, kO en k2 identiek zijn, zal onderstaand alleen de eenheid 36 nader worden beschreven.

8204889 - 9 -

Zoals in de fig. 4a en 4β is aangegeven omvat de eenheid 26 een holle huis 51 die met lagers 56 en 58 draaibaar gelagerd is in onder steuningsarmen 52 en 54 die bevestigd zijn aan het bevestigingsele-ment 3¾. Aan de buis 51 zijn kragen 60 en 62, zie fig. 4b, aangebracht, 5 die door druklagers 64 en 66, de buis 51 ondersteunen. Aan de buis 51 is een tandwiel 68 vastgespied, die door de ketting 44 wordt rondgedraaid wanneer deze ketting wordt aangedreven door de motor 48.

Aan het bovenste einde van de buis 51» is door middel van bouten 74, zie fig. 4a, een sleepringsamenstel 72 aan deze buis bevestigd. 10 Het sleepringsamenstel 72 omvat een aantal cirkelvormige, elektrisch geleidende ringen of schijven 76, 78, 80, 82, 84 en 86 die aan de bodem geïsoleerd zijn door een schijf 88 van niet-geleidend materiaal en die van elkaar gescheiden zijn door nié>-geleidende schijven 90, 92, 94, 96 en 98. Door middel van de bouten 74 en niet-geleidende schijf 100 wordt 15 het sleepringsamenstel bij elkaar gehouden. De omtreksranden van de geleidende schijven 76, 78, 80, 82, 84 en 86 rusten, tégen borstels 102, 104, 106, 108, 110 en 112, welke borstels aangebracht zijn in borstel-houders 114, 116, 118, 120, 122 en 124 en welke borstelhouders op een vaste positie bevestigd zijn op het bevestigings'element 34.

20 Een elektrisch geïsoleerde voering 130, van niet-geleidend materiaal, strekt zich axiaal uit langs de binnenband van de buis 51 vanaf het boveneinde van de buis, zie fig. 4a, tot even boven het ondereinde van de buis, zie fig. 4b. Een in de voering 130 aangebrachte ultrasone bekrachtigingsspoel 132, is met een van zijn uiteinden 134 verbon-25 den met de geleidende ring 80 en is met zijn andere einde 136 verbonden met de geleidende ring 82. De spoel 132 wordt via de geleidende ringen 80 en 82 en de borstels 106 en 108 bekrachtigd. Een ultrasone transducer 140, met een bovenste gedeelte 142 van gelamineerd metaal strekt zich naar beneden door de spoel 132 in de voering 130 van de holle buis 51 30 uit. Een in een cilindrische sectie 146 taps naar binnen toe lopende boor-sectie 144 eindigt in een geleiding 148. Een geleider 150, met een voetstuk 152 voor het opnemen van een geleider 154 en een kop 156, waardoorheen de geleider 154 gaat, is bevestigd aan het einde van het sleepringsamenstel 72 voor het vormen van een afsluiting over het einde van de 35 buis 51· De geleider 144 gaat door het midden van het' sleepringsamenstel 72 en in en door het boorgat 158 van de buis 51.

Een kraag 160, zie fig. 4a, is vast bevestigd aan de buis 51 8204889 - 10 - en vormt met ""0" ringen 162, 164, 166, 168, 1T0, 172 en 174 luchtdichte spruitstukken 176, 178 en 180 rond de huis 51· Het spruit stuk 176 staat in verbinding met een in de buis 51 aangebrachte boring 182 die via een aansluitelement 184 gekoppeld is aan een niet weergegeven luchtbron. Het 5 spruitstuk 180 staat in verbinding met een boring 190 en is via een fitting 192 verbonden met een niet nader weergegeven luchtbron.

De in fig. 4B aangegeven ondersteuning 200 is bevestigd aan de buis 51.

Aan het ene einde van de ondersteuning 200 aan êên zijde van een geleiding 1 48 is een geleiding en soldeerstuureenheid 202 aangebracht, ter-10 wijl aan het andere einde van de ondersteuning 200 aan de tegenover gelegen zijde van de geleiding 148 een geleidertoevoereenheid 204 is aangebracht .

Over een aan het boveneinde van de geleiding 148 aangebrachte . cilindrische sectie 146 is een cilindrisch huis 206 aangebracht, welk 15. cilindrisch huis geïsoleerd is van de sectie 146 met behulp van "0" ringen 208 en 210 alsmede een bus 214.

De geleiderstuureenheid omvat een bovenste bladveer 220, waarvan het ene uiteinde bevestigd is aan het huis 206 en waarvan het andere uiteinde verbonden is met een bevestigingselement 222, dat verbon-20 den is met de ondersteuni%200, en een onderste bladveer 224, die aan zijn ene uiteinde verbonden is met het huis 206 en met zijn andere uiteinde met een stuurhuis 226 dat verbonden is met het bevestigingselement 222. Tussen de einden van de veer 224 is aan de veer een zuigerstang 227 gekoppeld die bevestigd is aan een blaasbalgzuiger 228 van een in een 25 luchtcilinder 232 aangebrachte blaasbalg 230. Aan een van de uiteinden van de veer 224 is een uiteinde van een schroefveer 234 aangebracht, waarvan het andere uiteinde gekoppeld is aan het stuurhuis 226. De schroefveer 234 in samenwerking met de veer 224 en het huis 206 zorgt ervoor, dat de geleiding 148 niet in aangrijping is met de werkstukken. Door aan 30 de cilinder 232 samengeperste lucht toe te voeren worden de bladveren 224 en 220 via de zuiger 228 en de zuigerstang 227 naar beneden gedrukt teneinde ervoor te zorgen, dat de geleiding 148 in aangrijping komt met het werkstuk. Wanneer de lucht uit de cilinder 232 wordt verwijderd, zal door de gecombineerde werking van de veren 220 en 224 en van de schroef-35 veer 234 de geleiding 148 worden weggetrokken van de werkstukken.

Zoals in de fig. 4B, 13 en 14 is aangegeven, kan een soldeer-eenheid 140 worden ..toegepast voor het vast solderen van de ingeschreven 8204889 - 11 - draden op het paneel. De soldeereenheid 140 kan ook worden weggelaten en inmngn in dit geval de draden op het paneel worden bevestigd door het bekrachtigen van de geleiding 148, zoals naderhand zal worden beschreven.

5 De soldeereenheid 140 omvat bij voorkeur een L-vormige arm 242 die draaibaar is rond een tap 244, waarbij een van de benen 2k6 van de arm 242 steekt in een uitsparing 248 van het stuurhuis 226 . Een van de zijden van het been 246 is nabij zijn vrije uiteinde gekoppeld aan een drukveer 250, terwijl de daartegenover gelegen zijde van dit been 10 via een zuigerstang 252 van de zuiger 254 verbonden is met een diafragma 256 van een luchtkamer 258. De luchtkamer 258 is via een buis 260 gekoppeld aan een luchtdoorgang 182. Het andere been 262 van de arm 242 is via een pen 264 gekoppeld aan één uiteinde van de soldeerkopdrager 266. De soldeerkopdrager 266 is, zoals naderhand zal worden uiteengezet, 15 door middel van veerdruk bevestigd op de pen 264, zodat, wanneer de soldeerkopdrager 266 kloksgewijs ronddraait naar het werkstuk, de niet-weer-gegeven veer wordt voorgespannen.en de soldeerkopdrager 266 enigszins rond de pen 264 wordt gedraaid. Op deze wijze kan dus een soldeerdruk worden aangebracht op de te solderen plaats zonder dat het werkstuk of 20 de soldeerkop wordt beschadigd. De soldeerkop 268 is bij 269 verbonden met een bekrachtigingsorgaan (niet weergegeven) in de vorm van bijvoorbeeld een hoogfrequente pulsgenerator met behulp waarvan de soldeerkop-268 zeer snel wordt verhit.

Een in de fig. 4b, 6, 7» 8» 9, 11, 11A en 12 aangegeven gestel 25 300 van de geleidereenheid 204 is bevestigd op de ondersteuning 200. Op afstand van elkaar geplaatste geleidingen 302 en 304 zijn op het gestel 300 bevestigd. Een geleider 154 gaat door de geleidingen 302 en 304. Een pneumatische klem 306 is draaibaar bevestigd aan een tap 308 die bevestigd is op het gestel 300 en omvat een huis 310, met een naar buiten uit-30 stekende cilindrische bajonet 312 die door middel van schroeven 314, zie fig. 8 en 11, aan het huis is bevestigd, en een luchtdicht diafragma 316, waaraan een zuiger 318 is bevestgid. De zuigerstang 320 van de zuiger 318 strekt zich radiaal uit in de: bajonet 312. Rond de zuigerstang 320 nabij de zuiger is een drukveer 322 aangebracht en wordt samengedrukt 35 tussen de zuiger 318 en een schouder 324 van het bajonethuis 312. Door middel van een pen 328 is een aanslag 360 vast bevestigd aan het einde van het bajonethuis 312, voor het vormen van een aanslag-omhulsel aan 8204889 - 12 - het einde daarvan. Wanneer onder druk staande lucht wordt toegevoerd aan de kamer 330 in het huis 310 via de inlaat 322, worden het diafragma 318 en de zuigerstang 320 naar binnen verplaatst, zodat het einde van de zui-gerstang 320 de geleider 15¾ in aanraking brengt met en vastklemt aan de 5 aanslag 326, zodat de veer 322 wordt samengedrukt. Wanneer het diafragma 316, de zuiger 318 en de zuigerstang 320, zoals naderhand meer in detail zal wordenuiteengezet, worden geactiveerd teneinde de geleider 15¾ tegen de aanslag 326 vast te klemmen, wordt de geleider 15¾ aan de geleidingen 302 en 30¾. toegevoerd en draait de klem 306 in een richting tegengesteld 10 . aan die van de klok rond de as 308. Door deze beweging van de kl.etn 306 wordt de veer 33¾, aangebracht in de uitsparing 336 van het gestel 300, door deze klem 306 samengedrukt. Wanneer nu de luchtdruk uit de fomwi* 300 wordt verwijderd, keert de klem 306 in de richting van de klok terug en brengt het huis 312 terug in contact met de aanslag 3^. De aanslag 15 3^ is in het huis 300 geschroefd en is instelbaar met behulp van een handwiel 3¾2 en wordt in de ingestelde stand gehouden met behulp van pallen 3¾¾ en 3¾6, zie fig. 11.

In de fig, ¾B, 6 en 8 is een elektromotor 350 aangegeven, voorzien van een motoras 352 en geplaatst op het gestel 300. Op de motor-20 as 352 zijn een overbrenginrichting 35¾ en een optische schijf 356 van ondoorzichtig materiaal en op gelijke afstanden van elkaar geplaatste, doorzichtige sleuven 358,. zie fig. 9, vastgespied en worden rondgedraaid door de motor 350. Een meeneemas 360 met daarop vastgespied overbreng-inrichtingen 362 en 36¾, zie fig. 6 en 8, is draaibaar bevestigd op het 25 gestel 300 en is parallel aan de motoras 352. De overbrenginrichting 362 wordt via de overbrenginrichting 35¾ aangedreven door de motoras 352. Een as 366, zie fig. ¾B, 7 en 8, is draaibaar bevestigd aan het gestel 300 en is parallel aan de motoras 352 en de meeneemas 360. Een geleider-aandrijfwiel 368 en overbrenginrichting 370 zijn vastgespied aan de as 30 366. In fig. ¾B, 7 en 10, kan voor het geval dat de geleider 15¾ een draad is, een groep van draden is, een fijne draad of een groep van fijne draden is, of een cirkelvormige geleider, het aandrijfwiel 368 langs de omtrek daarvan voorzien zijn van.een groef 372. Wanneer een band of een vlakke metaalstrip wordt toegepast als geleider 15^ zal het aandrijfwiel 35 368 zonder groef zijn uitgevoerd.

Een eindloze riem 380, zie fig. ¾B, 7 en 10, van een flexibel materiaal, zoals een textiel, versterkt rubber of plastic, is aangebracht 8204889 i - 13 - op riemschijven 382, 384 en 386, die respectievelijk aangebracht zijn op de assen 388, 390 en 392, welke assen draaibaar zijn aangebracht aan een riemgestel 394 dat draaibaar is om een tap 396, teneinde draad toe te voeren aan het gestel 300. In de fig. 7 en 9 is met stippellijnen aangegeven, 5 dat de riem 380 door het draaien van het gestel 394 rond de tap 396 geen contact meer maakt met het oppervlak van het wiel 368 en de geleider 154. Wanneer de riem 380 vrij komt van het wiel 368 kan de geleider 154 op een gemakkelijke wijze aangebracht worden. Wanneer de riem 380 in aangrijping komt met het aandrijfwiel en de geleider 154 in contact komt 10 met het wiel.368, is de overbrenginrichting 398 die vastgespied is aan de as 392, zie fig. 4b, in aangrijping met de overbrenginrichting 370.

De geleider 154 wordt op deze wijze verplaatst door de riem 380 en het wiel 368.

De amtrek van de schijf 356, met zijn sleuven 358, draait 15 langs een fotoceleenheid 400, die bevestigd is op een arm 402 van het gestel 300, zie fig. 6 en 8.

In de fig. 6, 7» 12 en 13 is een geleidingskop 410 , met een geleidingsdoorgang 412 voor de geleider 154, vastgeklemd aan het einde van de as 414 met behulp van een sehroef 4l6. Een as 414 is draaibaar 20 , gekoppeld aan het gestel 300. Een L-vormige bekrachtigingsarm 418, zie fig. 12, is vastgeklemd aan het bovenste einde van de as 4l4 met behulp van een klemschroef 420. Een kamer 422 voor samengeperste lucht is bij 424 verbonden met een luchtleiding 186, zie fig. 4b en 12. Een zuiger 426 met een zuigerstang 428 die in aangrijping is met één been van de arm 25 418, is bevestigd aan een diafragma 430 dat vastgeklemd is tussen een deksel 432 en het gestel 300. Een samendrukveer 434, bevestigd rond de zuigerstang 428 en samengedrukt tussen het deksel 432 en de zuiger 426, zorgt ervoor, dat de zuiger 426 en het diafragma 430 terugkeren naar een teruggetrokken positie wanneer de luchtdruk in de kamer 422 wordt ver-30 wijderd. Een samendrukveer 436, aangebracht tussen het gestel 300 en het andere been van de bekrachtigingsram 418, spant de arm 418, de as 414 en de geleidingsdraad 410 naar de voorwaartse inschrijfdraadtoevoerpositie, en is in fig. 12 aangegeven met de getrokken lijn. Een mesblad 440, zie fig. 12, is met behulp van schroeven 442 geplaatst op een positie nabij 35 het draadeinde van de kop 410, welke kop, wanneer deze gedraaid wordt naar de streep-stippellijnpositie van fig. 12, de draad doorsnijdt, wanneer een bepaalde draadlijn is aangebracht. Het afgesneden einde van deze 8204889 - 11+ - draad wordt gedrukt in en vastgehecht aan het hittegevoelige oppervlak van het paneel.

In fig. 11+ is te zien, dat de zijde van de geleiding 1U8, die wijst naar de geleidingskop 1+10 zich onder een hoek naar beneden uit-5 strekt in de richting van de bodem van de geleiding, en waarbij in de geleiding een groef 11+9 is aangebracht met evenwijdige zijwanden ll+9a, ll+9b. De geleider die wordt toegevoerd kan een draad zijn, een groep van ineen gestrengelde draden, een fijne draad, een groep van draden of een cirkelvormige geleider. De geleider wordt in de groef 1l+9 aangebracht, welke 10 groef gelegen is aan de zijde van de geleiding 1U8 totaan de punt van deze geleider 1U8 en waarbij de groef ll+9 betrekkelijk ondiep is met betrekking tot de dikte van de geleider en waarbij de wand van de groef ll+9 gebogen is. Indien de geleider een vlakke band of strook is, is de groef 11+9 zodanig uitgevoerd, dat deze de vlakke band of strook kan ge- 15. leiden.

Zoals jeerder is opgemerkt, kan het apparaat volgens de uitvinding voorzien zijn van een soldeereenheid 21+0, om de ingeschreven draden te bevestigen aan de bevestigingspunten. Ook kunnen *..'.indi en. ge en'.soldeereenheid wordt toegepast, de draden aan de eindpunten worden vastge-20 last door de geleiding 1U8 ultrasonisch te bekrachtigen. Wanneer een soldeereenheid wordt toegepast is het van belang gebleken te voorzien in een gasstroom nabij de te solderen klemmen tijdens het solderen. Om hieraan te voldoen is voorzien in een geleidingskop 1+10, zie fig, 13, die aan tegenover gelegen zijden voorzien is van gasdoorgangen 1+1+1+, 1+1+6, 25 welke doorgangen gekoppeld zijn aan een gasbron 1+50. De doorgangen 1+1+1+ en 1+1+6 zijn onder een hoek aangebracht met betrekking tot de geleider 15!*·, die toegevoerd wordt via de geleidingsdoorgang 1+12. Als gas kan een inertgas worden toegepast die dan via de doorgangen 1+1+1+ en 1+1+6 de gassen afvoert die ontstaan wanneer de verwarmde soldeerkop 268 in aanraking 30 komt met de ingeschreven draad.

Om een paneel te bedraden wordt dit paneel gecentreerd op de tafel 8 met betrekking tot elk van de inschrijf eenheden 36, 38, 1+0 en 1+2. Deze eenheden kunnen alle gelijktijdig worden bekrachtigd teneinde gelijktijdig een draad in 'te schrijven. Ook kunnen enige van deze eenhe-35 den niet bekrachtigd zijn, terwijl de resterende eenheden dan de draden inschrijven. In elk geval worden alle panelen gecentreerd op de tafel 8 met .betrekking tot hun respectievelijke inschrijf eenheden en worden alle 8204889 -15- panelen gelijktijdig verplaatst langs de "x" en "y" assen met betrekking tot hun respectievelijke inschrijfeenheden met behulp van de motoren 1U en 16 en met behulp van de wormwielen 18 en 20. Tevens worden de eenheden 36, 38, 1*0 en 1*2 gelijktijdig gedraaid met betrekking tot het paneel 26, 5 28, 30 en 32, een en ander afhankelijk van de richting van de tafelbewe-ging en het in te schrijven paneel. Het is duidelijk, dat in plaats van het paneel de inschrijf eenheden kunnen worden verplaatst en dat een dergelijke verplaatsing kan worden verkregen door de gecombineerde beweging . van de panelen en de eenheden. Bijvoorbeeld kunnen de panelen verplaatst 10. . worden langs de x-as, terwijl de eenheden verplaatst kunnen worden langs de y-as.

Elk van de inschrijeenheden bezit zijn eigen geleidertoevoer-spoel (niet weergegeven), alsook een eigen toevoer, afsnij-inrichting, inschrijfinrichting enz. Alle eenheden die inschrijven worden gelijktij-15 dig bekrachtigd. Daar alle eenheden op dezelfde wijze werken wordt hier de werking van slechts één eenheid nader beschreven.

Zoals te zien in de fig. 1*A, 1*B, wordt de geleider 151* vanaf een toevoer toegevoerd via de geleiding 150 in een boorgat 158 die aan-fgebraeht is in de buis 51 en verdwijnt dan weer uit het boorgat 158 en 20 v.ordt toegevoerd aan de geleidingen 302 en 30U. De geleider 15** wordt vervolgens aangebracht rond het aandrijfwiel 368, tussen het wiel 368 en de eindloze riem 380. Vanaf het aandrijfwiel 368 gaat de geleider 15** door de geleiding 1*12 in de groef 1*19 in de naald 1U8, zie fig. ll*i en gaat vervolgens onder de naald door. Om de geleider gemakkelijk door de 25 groef 1U9 te geleiden is de groef 1U9 iets groter uitgevoerd dan de geleider 151*, waarbij deze groef tevens dienst doet voor het besturen en geleiden van de geleider.

Aan het einde van het ingeschreven deel van de geleider op het paneel wordt tijdens de voorafgaande inschrijving dit ingeschreven 30 gedeelte af gesneden van de geleider 151* met behulp van een in de.

inschrijf eenheid aangebracht mes 1*1*0, en wordt op een nader te beschrijven wijze een voorafbepaalde geleiderlengte uitgevoerd uit het einde van in de geleidingskop 1*10 aangebrachte geleidingsdoorgang 1*12. Het voorste einde van de geleider 151* is onder de geleiding 11*8 wanneer de ingeschre-35 ven eenheid in rust is.

Vanneer de eenheid in rust is en het voorste einde van de geleider I5I* onder de geleiding 11*8 is wordt de inschrijf eenheid bekrachtigd 8204889 - 16 - met "behulp van de lucht cilinder 232, als gevolg waarvan de zuiger 228 met de zuigerstang 227 naar "benéden worden bewogen teneinde via de bladveer 244, het einde van de geleiding 148 in contact te brengen met het draad-einde van de geleider 154, waarbij zowel de geleiding 148 alsook het 5 draadeinde van de geleider 154 in contact wordt gebracht met het oppervlak van het metalen kussen B op het paneel A, zie fig. 1, 1A, 2, 2A, 2B, 2C, 2D.

•Gelijktijdig met het bekrachtigen van de luchtcilinder 232 en het in.contact brengen van het draadeinde van.de geleider 154 en de 10 .geleiding 148 met het oppervlak van het kussen B, wordt het draadeinde van de.geleider 134 vastgezet op het kussen B. Dit vastzetten wordt verkregen met behulp van solderen of vastlassen en kan worden uitgevoerd met behulp van de soldeerkop 268, waarbij de soldeereenheid 240 wordt bekrachtigd met behulp van een ultrasonische spoel 132 en een ultrasonische 15 transducer 140.teneinde de geleiding 148 en het einde van de geleider 154 hoogfrequent te verhitten, waarbij het einde van de geleider 154 wordt vast gesoldeerd op het kussen B. De door de ultrasonische eenheid 140 geleverde energie is een gepulseerde energie. Wanneer het einde van de geleider 15k is vast gesoldeerd aan het kussen B wordt de eenheid 140 bui-20 ten werking gesteld en wordt de lucht afgevoerd uit de kamer 158 en zal de veer 250 de soldeerkop 268 oplichten. Evenwel blijft de cilinder 232 bekrachtigd teneinde de geleiding 148 en de geleider 154 in aanraking te houden met het oppervlak van het paneel A, en zal naderhand worden uiteengezet., 25 Op ongeveer hetzelfde tijdstip dat de soldeereenheid 240 of de ultrasonische eenheid 140 worden uitgeschakeld, worden de aandrijf-motoren 1¾ en 16 geactiveerd, waardoor de tafel 8 en de daarop geplaatste panelen zich verplaatsen in een richting overeenkomstig een programma-volgorde. Op het moment dat de motoren 14 en 16 zijn bekrachtigd, wordt 30 de motor 48, zie fig. 3, eveneens bekrachtigd, om de eenheden met de geleiding 148 te draaien in een richting teneinde opgelijnd te worden met de tafel en de daarop geplaatste panelen.

Gelijktijdig met het bekrachtigen van de aandrij fmotoren 14, 16, 48, wordt eveneens de geleideraandrijfmotor 350 geactiveerd. De ge-35 leider 154 wordt via het wiel 368 en de riem 380 via de geleidingskop 410 en de geleiding 148 toegevoerd aan het oppervlak van het paneel.

Het toevoeren van de geleider aan het oppervlak van het paneel 820 4 8 8 9 ~ ....................~ -17- gaat door tot het einde van het programma. Aan het einde van het programma wordt samengeperste lucht toegevoerd aan de kamer 330, als gevolg waarvan de zuiger 318 en de zuigerstang 320 verplaatst in de bajonet 312 om de geleider 15^ vast te grijpen tussen het einde van de zuigerstang 5 320 en de aanslag 326. Gelijktijdig wordt samengeperste lucht toegevoerd aan de kamer 1+22, om de zuiger 1+26 en de zuigerstang 1+28 tegen de werking van de arm. 1+18. in te verplaatsen teneinde de kop 1+10 klokwijs te draaien als gevolg waarvan de geleider 15^ die wordt toegevoerd via de kop 1+10 met behulp van het mes W+0.door te snijden. Tijdens dit afsnijden wordt 10 de geleider vastgehouden tussen het einde van de zuigerstang 320 en de aanslag 326. De geleidertoevöermotor 350 wordt stop gezet, maar de sa-mengeperste lucht blijft aanwezig in de cilinder 232, teneinde de geleiding 1U8 in contact te houden met de geleider 15*+, waarbij het op de tafel 8 aangebrachte paneel onder de geleider door verplaatst tot 'het kussen 15 B onder.het afgesneden einde van de geleider komt.

Wanneer dit uiteinde van de geleider 15^ op het oppervlak rust van het kussen B, worden de motoren 11+, 16 en 1+8 stop gezet, zodat het einde van de geleider 15^ blijft rusten op het kussen B. Het einde van. de geleider 15^ wordt dan vast gesoldeerd op het kussen B met behulp van 20 de soldeerkop 168 of met behulp van de op hoogfrequente energie werkende soldeereenheid 2l+0. Wanneer met hoogfrequente energie wordt gewerkt, wordt de geleiding 11+8 in contact gehouden met het einde van de geleider 15*1 totdat de verbinding is tot stand gebracht, waarna de geleiding 11+8 wordt opgelicht op het moment, dat de motoren 11+, 16 en 1+8 worden uitge-25 schakeld.

Nadat de voorgaande draad is aangebracht en nadat het huis 206 en de geleiding 1U8 zijn opgelicht, wordt de tafel 8 volgens het programma verplaatst naar het volgende punt waar een in te schrijven-draad moet beginnen. Het begin van deze nieuwe draad wordt vast gesoldeerd aan het 30 volgende kussen B. Het daarop volgende inschrijven van deze tweede draad vindt plaats op een wijze die identiek is aan het inschrijven van de eerste draad. Na het inschrijven van de tweede draad worden alle overige draden op dezelfde wijze ingeschreven volgens een gegeven programma. Wanneer de lengte van een draad tussen twee kussens te groot is en deze 35 draad ergens een bocht maakt, zal op de plaats van deze bocht een extra kussen op het oppervlak van het paneel worden bevestigd met behulp van een kleefstof teneinde de draad in zijn buigpunt vast te lassen aan dit 8204889 - 18 - extra aangebrachte kussen. Nadat alle draden zijn ingeschreven worden de ingeschreven panelen of gedrukte schakelingen van de tafel 8 verwijderd, waarna nieuwe panelen worden aangebracht. Deze nieuwe panelen worden overeenkomstig hetzelfde programma of met een ander programma van draad 5 voorzien.

Volgens de uitvinding wordt de in te schrijven draad geplaatst met behulp van de geleiding 1U8 en vast.gezet door de einden van de geleider vast te solderen op de kussens, waarbij tevens extra kussens kunnen worden aangebracht daar waar de geleider een bocht maakt. Later zal 10 nog worden uiteengezet dat de ingeschreven geleiders over hun gehele lengte op het paneel worden vast gezet. Om ervoor te zorgen, dat de geleiders op het paneel vast gehecht blijven, is het van belang, dat tijdens het inschrijven een bepaald verband aanwezig is tussen de toevoersnel-heid van de geleiders en de verplaatsing van het paneel.

15 Voor het juiste verband wordt gebruik gemaakt van de omkeer bare stapmotoren 1U en 16 die worden gebruikt voor het aandrijven van de tafel 8, waarbij dan de motoren gekoppeld worden aan de tafel 8 met een wormwiel. Elke aan de motor toegevoerde puls zal de tafel 8 met bijvoorbeeld 0,0025 cm of een veelvoud daarvan verplaatsen langs de x- of langs 20 ie y-as. De op de optische schijf 356 aangebrachte sleuven 358. zie fig.

9, zijn op een zodanige afstand van elkaar geplaatst, dat elke sleuf overeenkomt met een geleidertoevoereenheid, toegevoerd door de elektromotor 350 en het aandrijfwiel 368 met een snelheid van 0,0025 cm of een veelvoud daarvan. Voor elke eenheid van geleidertoevoer produceert de 25 fotocel h-00 een puls. Ten behoeve van de hierna volgende beschrijving is de lengte van de tafelverplaatsing bij elke puls en de lengte van de toevoer van de geleider bij elke optische schijfimpuls 0,0025 cm. Evenwel kunnen de eenheden ook worden ingesteld op andere lengten, mits geschikte veranderingen^ in de schaal worden aangebracht. Ook kan een decodeerinrich-30 ting, in de vorm van de optische schijf en de sleuven, worden toegepast met de tafelaandrijfmotoren in plaats van de stapmotoren en de motor-aandrij fpulsen.

Zoals in fig. 17 is aangegeven worden de motoraandrijfpulsen van de motoren 1L en 16 (de motoren 1L en 16 zijn bekrachtigd teneinde 35 de tafel 8 te.. verplaatsen), waarbij elke puls een vertraging aangeeft van 0,0025 cm.» toegevoerd aan de ingang van een integrator 6L0. De pulsen, afkomstig van de fotocel L00, waarbij elke puls een geleidertoevoer van 8204889 - 19 - 0,0025 cm voorstelt, worden toegevoerd aan de ingang van een lineaire versterker 620. Het uitgangssignaal van de versterker 620 wordt toegevoerd aan een.Schmitt trekker 622, waarvan het uitgangssignaal wordt toegevoerd aan de ingang van een.decadeteller 621+. De teller 62k is in se-5 rie verbonden met een decadeteller 626. De teller 62b is derhalve de eenhedenteller, terwijl de teller 626 de tientallenteller is.

Het uitgangsignaal — van de teller 621+ die overeenkomt met de vijfde ontvangen puls wordt toegevoerd aan een EN-poort 628, terwijl het uitgangssignaal, dat overeenkomt met de negende puls wordt toegevoerd aan 10 een EN-poort 630. Het uitgangssignaal van de teller 626 correspondeert met de tiende geleidertoevoerpuls en wordt toegevoerd aan een EN-poort 628, terwijl het uitgangssignaal, dat correspondeert met de twintigste geleidertoevoerpuls, wordt toegevoerd aan een EN-poort 630. De poort 628 is verbonden met een instelingangssignaal van een flip-flop 632. Het te-15 rugstelingangssignaal van de flip-flop 632 wordt toegevoerd aan de uitgang van een EN-poort 61+6. Het uitgangssignaal van de flip-flop 632 wordt toegevoerd aan de ene ingang van de EN-poort 63I+. Het uitgangssignaal van de EN-poort 63I+ wordt toegevoerd aan de ene ingang van epn 0F-poort 636. Het andere ingangssignaal van de OF-poort 636 wordt toege-20 -voerd aan de uitgang van de EN-poort 630. Het uitgangssignaal van de OF-poort 636 wordt toegevoerd aan de stuur- en alarm flip-flop 638.

De tafelaandrijfpulsen van de motoren ll+ en 16 worden geïntegreerd door een integrator 61+0, waarvan het uitgangssignaal wordt toegevoerd aan een decadeteller 61+2. De teller 61+2 is in serie geschakeld met 25 een decadeteller 61+1+. 'De teller 61+2 is derhalve de eenhedenteller, terwijl de teller 61+1+ de tientallenteller is. Het nuluit gangs signaal van de teller 61+2 en het uitgangssignaal van de teller 6U1+, overeenkomende met de twintigste aandrijfpuls, worden toegevoerd aan een EN-poort 1+1+6. Het uitgangssignaal van de EN-poort 1+1+6 wordt toegevoerd aan de ingang van 30 een vertragingsketen 61+8 en aan de EN-poort 63I+. Het uitgangssignaal van de vertragingsketen 61+8 wordt toegevoerd aan de terugstelklemmen van de teller 62I+, 626* 61+2, 61+1+ en aan de EN-poort 63I+.

Zoals reeds eerder is opgemerkt is het apparaat volgens de uitvinding zodanig opgesteld, dat elke tafelaandrijfpuls en elke gelei-35 dertoevoerpuls overeenkomt met 0,0025 cm verplaatsing en toevoer. Vanwege de beschrijving van het bewakingssysteem zal een grens worden ingesteld bij vijftien en bij_negen-en-twintig geleidertoevoerpulsen of aantallen 8204889 / - 20 - centimetergeleidertoevoer voor elke twintigste tafelverplaatsingspulsen of centimeters tafelverplaatsing. Het is duidelijk, dat ook andere grenzen kunnen worden toegepast.

Het bewakingssysteem werkt als volgt. Elke vijfde geleider-5 toevoerpuls van de teller 624 en elke tiende puls van de teller 626, worden toegevoerd aan de EN-poort 628, welke poort een uitgangssignaal opwekt, overeenkomende met de teller ”15”. Elke negende geleidertoevoer-puls van de teller 624 en elke twintigste geleidertoevoerpuls van de teller 626 worden toegevoerd aan de EN-poort 630, welke poort een uitgangs-•10 . signaal opwekt, dat overeenkomt met de telling ”29". Op overeenkomstige wijze.wekt de EN-poort 646 een uitgangssignaal op, dat overeenkomt met de twintigste tafelaandrijfpuls.

De flip-flop 632 wordt ingesteld door de vijftiende geleidertoevoerpuls en wordt teruggesteld door de twintigste tafelaandrijfpuls, 15. en stelt na een geschikte vertraging, alle tellers terug. Daar de flipflop 632 is teruggesteld door de twintigste tafelaandrijfpuls, voert deze flip-flop geen signaal toe aan de ingang van de EN-poort 634. Wanneer nu de vertraagde twintigste tafelaandrijfpuls wordt toegevoerd aan de EN-poort 634, geeft deze poort geen uitgangssignaal en wordt de alarm flip-20 flop 638 niet getrekkerd. Wanneer nu de twintigste tafelaandrijfpuls eerder aan de flip-flop 632 wordt toegevoerd dan de vijftiende geleidertoevoerpuls, wordt door de flip-flop 632 een signaal opgewekt, dat wordt toegevoerd aan.de ingang van de EN-poort 634, waarbij in combinatie met de vertraagde twintigste tafelaandrijfpuls van het vertragingsrelais 648 25 via de OP-poort 636, de alarm flip-flop 638 wordt bestuurd. Door het trék- ' keren van de flip-flop 638 wordt het vermogen uitgeschakeld van de tafel-aandrijfmotoren 14 en 16 en van de geleidertoevoermotor 350, als gevolg waarvan het apparaat in zijn geheel wordt uitgeschakeld. Gelijktijdig wordt door deze flip-flop 638 een alarmsignaal opgewekt. Voor elke in-30 schrijfeenheid 36, 38, 40 en 42 is een dergelijk bewakingssyteem aanwezig.

Zoals reeds eerder is opgemerkt, worden de negende en twintigste geleidertoevoerpulsen toegevoerd aan de EN-poort 630, waarvan de uitgang is verbonden met de OF-poort 636 en met de alarm flip-flop 638. In-35 dien de tellers 624 en 626 niet worden teruggesteld door de twintigste tafelaandrijfpuls, zal de negen-en-twintigste geleidertoevoerpuls de alarm flip-flop 638 trekkeren. Normaliter zullen evenwel de tellers 624 8204889 - 21 - en 626 worden teruggesteld door de twintigste tafelaandrijfpuls en zal de EN-poort 630 geen uitgangssignaal opwekken bij de negen-en-twintigste tellertoevoerpuls. Wanneer nu een negen-en-twintigste geleiderpuls optreedt, alvorens de twintigste tafelpuls optreedt, wordt de flip-flop 5 638 getrekkerd en wordt bet apparaat voor bet bedraden van bet paneel stop gezet.

Opgemerkt moet nog worden, dat de tellers 621;, 626, 6k2 en 6M; steeds worden teruggezet wanneer de draadtoevoer en de tafelverplaatsing worden stop gezet.

10 Met Uitzondering van het aanhechten van de geleider aan bet paneel voor bet geval de in te schrijven geleider lang is of plotselinge veranderingen ondergaat, waarbij deze aanhechting plaats vindt nadat een dergelijk bedraad paneel van de tafel 8 is verwijderd, worden alleen de uiteinden van de geleiders door middel van solderen aan bet paneel be-15 vestigd. In dil gevallen, waarbij bet. paneel of geleider wordt bedekt met .een bittegevoelige aanhechting, alvorens de uiteinden van de geleiders worden vast gesoldeerd, wordt bet bedrade paneel nadat deze is verwijderd van de tafel 8, en los-gekoppeld is van bet inschrijfapparaat, met of zonder andere bedrade panelen geplaatst in een pers, waarna bet bedrade 20 paneel of de panelen worden verwarmd en onder druk worden gezet teneinde de bittegevoelige aanhechting te activeren, zodat de geleiders over hun totale lengte tegen bet paneel worden vast gezet. De warmtetoevoer kan hetzij uitwendig, hetzij plaats vinden met behulp van een elektrische verwarming van de geleiderdraden, waarbij als gevolg van de elektrische weer-25 stand van de geleiders deze geleiders worden verwarmd teneinde de hitte-gevoelige aanhechting te activeren.

Ook kan het paneel worden voorzien van een aanhechting nadat de geleiders zijn aangebracht, maar deze aanhechting kan ook worden aangebracht tijdens bet aanbrengen van de geleiders.

30 Voor het geval de aanhechting wordt aangebracht tijdens bet aanbrengen van de geleiders, kan een pasta of droog lint van bittegevoelige, drukgevoelige, vloeistofgevoelige of andere activeerbare aanhechting worden toegevoerd aan de geleider wanneer deze door de geleider-kop U10 gaat, waarbij dan deze aanhechtende laag via de geleider U11 aan 35 de kop U10 wordt toegevoerd, zie fig. 13A. Ook kan deze aanhechtende laag rechtstreeks worden toegevoerd aan het oppervlak van het paneel A ten tijde dat de geleider wordt toegevoerd. De pasta of het droge lint kan 8204889 - 22 - worden toegevoerd aan het oppervlak via de geleiding U13, zie fig. 13B, ten tijde dat de kop U10 en de geleiding 1U8 de geleider 15^ toevoeren aan het oppervlak van het paneel. Het aldus hedrade paneel wordt verwijderd van de tafel 8 en wordt geplaatst in een pers en ten tijde dat het pa-5 neel onder druk wordt gezet, wordt de aanhechting geactiveerd door warmte, of vloeistof of andere middelen, afhankelijk van de eigenschappen van de aanhechting.

Zoals reeds eerder is opgemerkt, kan de geleider 15^ wel of niet geïsoleerd zijn. Voor het geval de geleider niet gelsoleeïdis en 10 het wenselijk is, dat de ene geleider de andere kruist, wordt op het kruispunt een isolatieband aangebracht tussen de geleiders op het moment, dat de tweede geleider over de eerste gaat, waarbij dan de isolatieband met behulp van de geleider U13, zie fig. 13B, op de eerste geleider wordt aangebracht, waarna dan de tweede geleider over de eerste wordt geleid.

15 Wanneer zowel het paneel als de aan te brengen geleiders niet ' geïsoleerd zijn, kan de aanhechting worden toegevoerd nadat de bedrading is aangebracht en wel.door het aanbrengen van een maskeerlaag van de ac-tiveerbare aanhechting op het bedrade paneel, voordat een dergelijk paneel wordt geplaatst in de pers. Een dergelijke maskeerlaag van activeer- 20 bare aanhechting kan hittegevoelig zijn of vloeistofgevoelig of acti- veerbaar zijn op een andere wijze en wordt geactiveerd ten tijde dat druk wordt uitgeoefend.

Het inschrijven van de geleiders en het aanbrengen van de aanhechting of het vasthechten van de geleiders over een totale lengte aan 25 het paneel worden uitgevoerd in twee afzonderlijke bewerkingen. Het toevoeren, het meten van de lengte van de geleider en het inschrijven van de geleider langs de geleiderbanen op het paneel kan worden uitgevoerd met een maximale snelheid zonder rekening te houden met de bevestiging van de geleiders aan de aanhechting langs de baan over het oppervlak van het 30 paneel. Het aanhechten van de geleiders langs hun baan kan eveneens worden uitgevoerd met een maximale snelheid en onder optimale condities zon-.der rekening te houden met het aanbrengen van de geleiders. Dit resulteert in een efficiënte toepassing van het apparaat voor het aanbrengen van de geleiders, zodat de kosten aanzienlijk verminderen en bovendien 35 de kwaliteit van de gedrukte schakeling toeneemt.

Alhoewel de hierboven beschreven methode voor het vervaardigen van een gedrukte schakeling, welke bestemd is voor het verbinden van elek- 8204889 - 23 - trische en elektronische componenten, kan dit proces ook worden benut voor het onderling verbinden van-andere componenten, zoals optische, pneumatische, hydraulische en overeenkomstige componenten. Voor het verbinden van de optische, pneumatische of hydraulische componenten dienen 5 evenwel de draden vervangen te worden door andere geleiders. In geval van optische componenten dienen dan optische vezels te worden toegepast.

In het geval van pneumatische en hydraulische componenten kunnen holle buizen met een kleine diameter worden toegepast. Het is daarbij duidelijk, dat de uiteinden van deze optische, pneumatische of hydraulische 10 geleiders niet aan het paneel vast gesoldeerd kunnen worden. Voor het vasthechten aan het paneel kan bijvoorbeeld een kleefstof of cement worden toegepast, bijvoorbeeld in combinatie met een vluchtige vloeistof, waarbij dan.deze aanhechting plaats kan vinden tijdens het aanbrengen van de geleiders..Een dergelijke kleefstof of cement kan worden toege-15 voerd aan de uiteinden van de geleider via een geleider U11, zie fig. 13A, alvorens elke geleider wordt aangebracht of nadat de geleider reeds is aangebracht, waarbij een en ander kan worden bestuurd met behulp van een computerprogramma, welk programma tevens de inschrijfeenheid bestuurt.

Het is duidelijk, dat met het woord geleider niet alleen draden worden 20 bedoeld, maar ook andere geleiders.

Het is duidelijk dat zonder buiten het kader van de uitvinding te geraken vele modificaties mogelijk zijn.

8204889--------------

Claims (11)

1. Werkwijze, voor het aanbrengen en vastzetten van continue ge leiders tussen vooraf bepaalde paren contactpunten op een paneel volgens rechte banen tussen deze paren contactpunten en langs gebogen banen tussen geselecteerde andere paren contactpunten gekenmerkt door het op één 5 paneel aanbrengen van kussens op de voor afbepaalde contactpunten en pun-- ten waar geleiderafbuigingen moeten worden aangebracht, het aanbrengen van.het ene einde van de aan te brengen geleider met het eerste contactpunt van het paar contactpunten op het paneel en het vastzetten van dit uiteinde op het eerste punt, en het verlengen van de geleider vanaf dit tO . eerste punt volgens een rechte baan naar het tweede punt van het paar contactpunten, waarbij de toevoer van de geleider plaats vindt met behulp van een geleiding, waarbij het paneel en de geleiding volgens een rechte baan relatief ten opzichte van elkaar verplaatst worden, zodat de geleider kan gaan van het eerste naar het tweede van het paar contactpunten, waarna de 15. ..geleider bij het tweede contactpunt wordt afgesneden en aan dit tweede contactpunt wordt bevestigd, en waarbij het einde, dat bevestigd is aan .het eerste van een paar contactpunten en waarbij de geleider moet worden aangebracht tussen één op het paar contactpunten volgens een gebogen baan, terwijl de geleider door een geleiding wordt toegevoerd, het pa-20 neel en de geleiding zich relatief ten opzichte van elkaar verplaatsen in een rechte baan volgens een eerste richting vanaf het eerste contactpunt naar een tussen de genoemde eerste en tweede contactpunten gelegen kussen dat op dié plaats is gebracht daar waar de baan afgebogen moet worden, waarna de geleider op het buigpunt op het kussen wordt bevestigd, 25 waarna het paneel en de geleiding relatief ten opzichte van elkaar worden gedraaid, waarna vervolgens het paneel en de geleiding zich relatief ten opzichte van elkaar verplaatsen in een rechte baan volgens een tweede richting voor het aanbrengen van de geleider tussen het kussen en het volgende buigpunt voor het geval dat meer dan één buigpunt in de baan 30 aanwezig is, waarbij de geleider wordt bevestigd op het kussen op elk volgend buigpunt, waarna het paneel en de geleiding relatief ten opzichte van elkaar verdraaid worden om vervolgens zich relatief ten opzichte van elkaar te verplaatsen in een rechte baan volgens een derde richting om de geleider te brengen naar volgende buigpunten, totdat het tweede con-35 tactpunt van het genoemde paar contactpunten is bereikt, waarna de gelei- 820 4 8 8 9 ' a ....... ., ........ - 25 - der op het tweede contactpunt wordt afgesneden om vervolgens op dit tweede contactpunt te worden "bevestigd, en dat hij elke keer nadat de geleider is afgesneden en het afgesneden einde bevestigd is aan het tweede van een paar contactpunten, het paneel en de geleiding relatief ten opzichte 5 van ai tcaat» verplaatst worden om het einde van de geleider met het eerste van het volgende paar voor afbepaalde contactpunten te bevestigen, en het herhalen van de stappen totdat de geleiders aangebracht zijn tussen de contactpunten van alle paren contactpunten, en waarna de geleiders stevig bevestigd worden op het paneel.

2. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de op het paneel asmgebrachte geleiders op het paneel worden bevestigd met een aanhechting, waarbij de aanhechting wordt geactiveerd nadat een druk wordt uitgeoefend op het op het paneel aangebrachte geleiderpatroon.

3. Werkwijze volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat het opper- 15 vlak van het paneel bedekt wordt met de activeerbare aanhechting als de geleiders worden aangebracht. 1*. Werkwijze volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de gelei der vaatevoren wordt bedekt met de activeerbare aanhechting alvorens de geleider op het paneel wordt bevestigd. 20 5· Werkwijze volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de acti veerbare aanhechting op de geleider wordt aangebracht als de geleider wordt bevestigd op het paneel.

6. Werkwijze volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de acti veerbare aanhechting op het oppervlak van het paneel wordt aangebracht 25 ten tijde dat de geleider op het paneel wordt bevestigd.

7· Werkwijze volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de acti veerbare aanhechting op het paneel en op het geleiderpatroon wordt aangebracht nadat het patroon is aangebracht, doch voordat het patroon is beve stigd aan het paneel.

8. Werkwijze volgens conclusie 2-7 met het kenmerk, dat de acti veerbare aanhechting hittegevoelig is.

9· Werkwijze volgens een of meerdere der conclusies 2-7 met het kenmerk, dat de activeerbare aanhechting vloeistofgevoelig is.

10. Werkwijze volgens een of meerdere der conclusies 2-7 met 35 het kenmerk, dat de activeerbare aanhechting hittegevoelig is en dat de warmte die.wordt toegevoerd aan het paneel en aan de hittegevoelige aanhechting afkomstig is van een externe bron, waarbij deze hitte wordt 8204889 - 26 - toegevoerd ten tijde dat het geleiderpatroon onder druk staat.

11. Werkwijze volgens een of meerdere der conclusies 2 - 7 met het kenmerk, dat de activeerbare aanhechting hittegevoelig is en dat het verhitten van-het paneel en de hittegevoelige aanhechting wordt geregeld 5 met behulp van elektrische middelen. 12. .Werkwijze.volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de kussens op de buigpunten kleefkussens zijn en waarbij de geleider op deze buig-punten op.deze kussens worden vastgehecht. 13. .Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de gelei- 10. dereinden bevestigd aan de paren contactpunten en de geleider bevestigd aan de buigpunten gelegen tussen deze uiteinden, met een aanhechting daaraan worden bevestigd, waarbij deze aanhechting wordt toegevoerd ten tijde dat de geleider wordt toegevoerd aan het paneel met behulp van de .geleiding. 15 -1U. .Werkwijze volgens conclusie 1 of 13 met het kenmerk, dat de aanhechting continu wordt toegevoerd aan de geleider ten tijde dat de geleider wordt toegevoerd aan het paneel. -15. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de gelei der tussen.de contactpunten wordt bevestigd aan het oppervlak van het pa-20 neel.

16. Werkwijze volgens conclusie 15 met het kenmerk, dat de geleider continu wordt bevestigd aan het paneel.

17. Werkwijze volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de kussens op de buigpunten metalen kussens zijn. 8204889