NL8204683A - Inrichting voor het koelen van telecommunicatie-uitrusting in een rek. - Google Patents

Description

, \ i VO'3985

Inrichting voor het koelen van telecoamunicatie-uitrusting in een rek.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het koelen van telecommunicatie-uitrusting, gemonteerd in een rek met een aantal hoven elkaar zich bevindende planken, welke uitrusting bestaat uit onderdelen dragende printkaarten, opgenomen in kaartopslaghouders, die 5 weer zijn aangebracht aan de planken. De uitdrukking "telecommunicatie-uitrusting" wordt hier ook gebruikt om eveneens algemeen elektronische uitrusting aan te duiden, gemonteerd in rekken, welke uitrusting buiten het gebied van telecommunicatie wordt gebruikt.

Een middel voor het bereiken van het koelen van telecammunica-10 tie-uitrusting, gemonteerd in een of meer rekken, b.v. in een telefoon centrale, is reeds bekend. Een dergelijk rek kan acht planken bevatten, en twee van dergelijke rekken vormen in het algemeen een zogenoemd "dubbel rek". De kaartopslaghouders, die zijn aasgebracht aan de planken, kunnen zodoende rechtop een aantal kaarten opslaan met gedrukte 15 ketens en/of onderdelen, zoals relais, condensatoren, weerstanden, inductanties, enz. Een opslaghouder kan 50 van dergelijke kaarten bevatten, hetgeen betekent dat een dubbel rek zo’n 1000 kaarten kan bevatten.

Voorheen is voorgesteld een dergelijke telecommunicatie-uitrus-20 ting uitsluitend te koelen met behulp van zogenoemde "open koelstel-sels", die een persluchtbron omvatten, b.v. in de vorm van een ventilator, waarvan de op gang gebrachte luchtstroom vanuit een luchtkanaal bij de onderste delen van het rek of de rekken wordt geleid en naar boven in elk rek, zodat de stroom langs de rechtop in de kaartopsiag-25 houders geplaatste kaarten kan gaan en aan de bovenkant van het rek of de rekken en in het pand worden afgevoerd. De lucht wordt gehercir-culeerd naar een koeleenheid, waar de lucht kan worden gekoeld en gedroogd voordat deze veer wordt gehercirculeerd naar de rekken, enz.

Een vurige wens bestaat in staat te zijn de dichtheid van onder-30 delen op elke printkaart te vergroten, zodat een groter aantal onder- 8204683 i 4 - 2 - delen binnen hetzelfde volume kan worden opgencmen. Dit heeft een warmteuitgang vanaf de kaarten in de rekken tot gevolg, die met de tegenwoordige koeluitrusting voor telecommunicatierekken moeilijk is te verwerken. De betreffende warmteuitgangen kunnen oplopen tot 10 W 5 per kaart of meer.

In het-licht van het voorgaande moeten nieuwe manieren worden gekozen voor het verkrijgen van warmteverwijdering uit de kaartopslag-houders, zodat de maximale temperaturen van de onderdelen op een redelijke hoogte kunnen worden gehouden; een voorwaarde om een goede wer-10 king en een lange levensduur van de betreffende onderdelen te verzekeren.

Het hoofddoel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting, die het vraagstuk oplost van het doeltreffend verwijderen van de warmte, uitgestraald door de onderdelen van de printkaarten.

15 Wat hierbij kan worden gezien als essentieel kenmerkend voor de nieuwe inrichting is, dat een of meer planken elk tot een geheel zijn gevormd met een eigen warmtewisselaar, die koelflenzen omvat en althans een buisspiraal, die via de warmtewisselaar is verbonden met een koeler voor een koelmiddel in de buisspiraal, dat de warmtewisselaar, ge-20 zien in het horizontale vlak van de plank, zich over het grotere deel van de plank uitstrekt, dat uitgebreide, warmtegeleidende, metalen raakoppervlakken zijn aangebracht tussen de kaartopslaghouders en de plank en tussen de plank en de warmtewisselaar, en dat de warmtewisselaar en koeler zodanig zijn uitgevoerd, dat zij de uitgestraalde warm-25 te zelf kunnen verwijderen bij een hoge pakdichtheid van de telecommu-nieatie-uitrusting in het rek en een hoge warmte-uitgang van de uitrusting, onder meer met behulp van warmtegeleiding via de uitgebreide raakoppervlakken.

In verdere uitvoeringen van de uitvindingsgedachte worden voor-30 schriften aanbevolen voor de gedetailleerdere constructie van de verschillende delen van de inrichting. Zo moet in een voorgestelde uitvoeringsvorm het grootste gedeelte van de planken in het rek zijn uitgerust met een eigen warmtewisselaar, waarbij bovendien de buisspiralen van de warmtewisselaars onderling zijn verbonden en b.v. zijn verbon-35 den met een en dezelfde koeler. De koeler met bijbehorende compressor 8204683 ► Η - 3 - / kan hierbij de vorm hebben van een buisvormige verdamper of fluidum-koeler, die is opgenomen in een koelketen samen met onder andere een condensor (vaterherkoeler). Althans de laatste moet zich buiten het pand bevinden, waarin het rek of de rekken is of zijn opgesteld.

5 De warmtewisselaar of warmtewisselaars en de bijbehorende koel- uitrusting zijn hierbij zodanig uitgevoerd en worden zodanig bediend, dat de oppervlaktetemperaturen van de onderdelen op de kaarten waarden aannemen, die in het kader aanvaardbaar zijn, b.v. maximaal ongeveer 75°C. De warmtewisselaars en de koeluitrusting moeten bij voorkeur zo-10 danig zijn uitgevoerd, dat het merendeel van de onderdelen op elke kaart betrekkelijk lage temperaturen aanneemt, b.v. onder 65°C. In beginsel is het mogelijk de uitrusting zodanig in te richten en te bedienen, dat lagere onderdeeltemperaturen worden bereikt. Teneinde het voorgaande tot stand te brengen, moet elke warmtewisselaar zijn voor-15 zien van een betrekkelijk groot, werkzaam, koeloppervlakgebied; in êên uitvoeringsvorm bij voorkeur van meer dan ongeveer 1,5 m . Als voorbeeld kan worden vermeld, dat het koeloppervlakgebied kan worden gekozen in het bereik van 1,5 - ^ m . Elke warmtewisselaar moet zijn voorzien van een betrekkelijk groot koelvermogen, b.v. van meer dan 20 150 VT, in welk verband kan worden vermeld, dat de uitvinding het moge lijk maakt zeer hoge koelvermogens van elke warmtewisselaar te bereiken, b.v. 500 W of meer,

De vereniging tussen elke warmtewisselaar en de bijbehorende plank is verder zodanig ontworpen, dat er geen onnodige mechanische 25 verzwakking is van het lastdragende vermogen van de plank, maar dat deze in plaats daarvan de kaartdragende werkingen kan uitvoeren.

Overeenkomstig de uitvindingsgedachte moet de inrichting in staat zijn de koelwerking in beginsel zelfstandig uit te voeren, d.w.z. zonder de hulp van een aanvullende koeluitrusting, b.v. in de 30 vorm van rijkoelers, klimaatregeltoestellen en dergelijke. Het is echter, indien gewenst, mogelijk de inrichting te gebruiken in samenhang met een andere koeluitrusting, b.v. een rijkoeler.

Door de uitvinding is het rek of zijn de rekken, uitgerust met de nieuwe inrichting, in één uitvoeringsvorm werkzaam als een koel-35 buffer in het pand, waar het rek of de rekken is of zijn opgesteld on- 8204683 fr « - k - der het tezelfdertijd koelen van de telecommunicatie-uitrusting in het rek of de rekken.

Overeenkomstig de uitvindingsgedachte hevat elke plank een horizontaal zich uitstrekkende holte, waarin de warmtewisselaar voor die 5 plank is gemonteerd door middel van een vasthoudorgaan. Dit vasthoud- orgaan kan de vorm hebben van een gaas of rooster, dat langs de buitenzijden loopt van de warmtewisselaar en langs althans de lengtezijden kan worden bevestigd aan de plank. De plank bestaat zodoende uit twee in hoofdzaak evenwijdige lastdragende delen of balken, die aan de ein-10 den bij elkaar worden gehouden door zijstukken en steunen, die van een bekende soort kunnen zijn. De holte voor de warmtewisselaar strekt zich uit tussen de evenwijdige lastdragende delen. Vrijdragende steunen strekken zich ook uit tussen de lastdragende delen, en de middengedeelten van de vrij dragende steunen strekken zich over de holte uit. 15 De vrijdragende steunen dragen weer de kaartopsiaghouders. De kaarten zijn rechtop geplaatst in de kaartopsiaghouders en volledig omsloten in de kaartopsiaghouders. De kaartopsiaghouders zijn voorzien van doorgaande sleuven om een luchtcirculatie mogelijk te maken langs de zijden van de kaarten en de onderdelen. De kaartopsiaghouders omvatten 20 een bodemdeel, dat de houders draagt, waarin de kaarten via aanpas- stoppen kunnen worden gestoken. Het bodemdeel is ook voorzien van doorgaande sleuven, die een luchtcirculatie mogelijk maken.

Zodoende bestaan metalen raakoppervlakken tussen de plank en het vasthoudorgaan voor de warmtewisselaar, en tussen de plank en de 25 kaartopsiaghouders. De uitgebreide raakoppervlakken bevinden zich onder andere aan de vrijdragende steunen. In één uitvoeringsvorm bevatten de uitgebrèide raakoppervlakken ook lange kanalen door middel waarvan het vasthoudorgaan voor de warmtewisselaar aan de plank wordt geklemd. De kaartopsiaghouders, de vrijdragende steunen, het vasthoud-30 orgaan voor de warmtewisselaar en/of de plank zelf kunnen bovendien in directe aanraking zijn, b.v. via metalen platen, met de leidingen of spiralen van het koelstelsel waardoor een directe aanraking ook wordt verkregen tussen de koude oppervlakken aan de leidingen en de betreffende eenheid.

35 De hiervoor beschreven uitvoering verschaft een doeltreffende 8204683 “ .......... - $· • 4 - 5 - indirecte koelwerking voor de kaartonderdelen in de kaartopslaghouders, voor het aanvullen van de koelverking, die wordt verkregen door natuurlijke convectie en straling vanaf de warmtewisselaar.

Door het voorgestelde ontverpbeginsel kunnen betrekkelijk grote 5 hoeveelheden warmte in dit kader worden verstrooid door middel van de warmtewisselaar en de bijbehorende koeluitrusting. Zelfs indien grote varmteuitgangen van wel 10 - 15 W van een of meer kaarten in de kaartopslaghouders zouden worden uitgestraald, kunnen het ontwerp en de werking van de warmtewisselaars en de bijbehorende koeluitrusting 10 zijn uitgevoerd voor het verschaffen van de noodzakelijke warmtevervij-dering. De voorgestelde uitvoering kan zodoende verwijdering tot stand brengen van de warmte, ontwikkeld in de rekken, zonder hinder voor het milieu, zowel op zichzelf als in samenhang met een aanvullende koeluitrusting, zoals rijkoelers en klimaatregeltoestellen.

15 Ondanks een hoge pakdichtheid behoeven de hoogste temperaturen van de kaarten vooraf bepaalde waarden, b.v. ongeveer 75°C, niet te overschrijden. Natuurlijk wordt de levensduur van de verschillende onderdelen verlengd door een verlaagde temperatuur, in welk verband kan worden vermeld, dat het, indien gewenst, mogelijk is het stelsel zoda-20 nig te bedrijven, dat de temperaturen van het merendeel van de onderdelen rond 65°C of lager zijn.

Ondanks de voormelde voordelen, verkregen met de inrichting, is het belangrijkste voordeel, dat de plankconstructie en het rekstel-sel als geheel niet behoeven te worden onderworpen aan wijzigingen af-25 gezien van het verschaffen van de holte voor de warmtewisselaar. De warmtewisselaars in het rek nemen derhalve geen extra ruimte in, maar in plaats daarvan alleen die ruimte, die voorheen in de rekken van een bekend ontwerp niet werd benut. De vereniging kan zodanig worden uitgevoerd, dat het lastdragende vermogen van de plank niet bovenmatig • 30 wordt beïnvloed.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig.1 schematisch een pand toont, b.v. van een telefooncentrale, met rekken, die een telecommunicatie-uitrusting bevatten, die wordt 35 gekoeld met de inrichting, die een samenstel omvat van plankkoelers en 8204683 - 6 - rijkoelers; .

Fig.2 een eindaanzicht is van delen van een rek; - Fig.3 een ’Dovenaanzicht is van een warmtewisselaar, gemonteerd in een plank van het rek volgens fig.2; 5 Fig.U een uitvoeringsvorm toont van de warmtewisselaar en de montering daarvan in een plank in het rek;

Fig.5 een eindaanzicht is van een andere uitvoeringsvorm van de warmtewisselaar;

Fig.6 een detail toont van een huis, opgenomen in de warmte-10 wisselaar volgens fig.5* en van koelflenzen, die om de huis heen zijn aangebracht met druppelvangranden en een druipschaal;

Fig.7 een ruimtelijk aanzicht is van bepaalde delen van een tweede uitvoeringsvorm van het rek, waarin de inrichting wordt toegepast, waarbij een andere uitvoeringsvorm van de plankkoeler de koelwer-15 king in beginsel zelfstandig verschaft, d.w.z. zonder de hulp van b.v. de rijkoeler in de fig.1 en 2;

Fig.8 een zijaanzicht is van de planken in het rek volgens fig.7 met bijbehorende kaartopslaghouders voor printkaarten;

Fig.9 een horizontale doorsnede is van het ontwerp van de kaart-20 opslaghouders, de plank en het rek volgens fig.8; en

Fig.10 een horizontale doorsnede is van de afmeting van de warmtewisselaar in de plank volgens fig.8.

De fig.1 - 6 stellen een uitvoeringsvorm voor, waarbij de afzonderlijke koelwerking in de rekplanken is samengevoegd met een voor 25 alle rekken gemeenschappelijke rijkoelwerking. In fig.1 is het pand of soortgelijke ruimte aangeduid door het verwijzingscijfer 1. De ruimte wordt in dit geval begrensd door muren 2, een plafond 3 en de vloer U. Een aantal rekken 5 van een bekende soort met telecommunieatie-uitrusting is in de ruimte opgesteld. De weergegeven rekken 5 zijn op-30 gesteld in rijen, en de ruimte kan een of meer van dergelijke rijen met rekken bevatten. Elk rek bestaat uit een aantal boven elkaar aangebrachte vakken 5a, 5b ..... 5 g. De vakken worden begrensd door plan ken 6a', 6a, 6b ..... 6f. De planken zijn ontworpen voer het dragen van verschillende telecommunicatie-eenheden plus opslaghouders met 35 kaarten met gedrukte schakeling en verschillende onderdelen (condensa- 8204683 · * - 7 - toren, relais, weerstanden, enz.). Met "plank” worden hier vrijdragen-de elementen en dergelijke bedoeld. De kaarten zijn rechtop aangebracht in de opslaghouders.

Aan het einde van elke rij bevindt zich een koelmoduul 7, dat 5 b.v. werkzaam is door middel van directe uitzetting, en van een bekende soort is. Het koelmoduul omvat een filter 7a, een koelspiraal Tb, compressoren Je en een ventilator 7d. De compressoren zijn verbonden met een buiten de ruimte zich bevindende condensor 8 of waterkoeler, en de koelmiddelleiding is aangeduid door het verwijzingscijfer 9· 10 Een of meer kanalen 10 lopen onder de rekken. De door de ventilator 7d afgevoerde lucht wordt in deze kanalen geblazen en op bekende wijze verdeeld over de rekken, waardoor naar boven gerichte en bij voorkeur droge luchtstromen worden verschaft, in de tekening aangeduid door het verwijzingscijfer 12.

15 Warmtewisselaars, die hierna gedetailleerder worden beschreven, zijn gemonteerd in de verschillende planken in de verschillende rekken.

In de afgebeelde uitvoeringsvorm is het merendeel van de planken uitgerust met een warmtewisselaar 13, waarbij de inrichting doelmatiger werkt naarmate meer planken zijn uitgerust met een warmtewisselaar.

20 60 - 100# van de planken is bij voorkeur uitgerust met een warmtewisse laar. In de middelste rekken in fig.1 zijn in de onderste delen eenheden lk (hier niet gedetailleerder aangeduid) gemonteerd. Deze vakken zijn niet uitgerust met een warmtewisselaar. Hetzelfde geldt voor alle onderste vakken 6a' in de verschillende rekken. In plaats daarvan is 25 bet bovenste vak uitgerust met twee warmtewisselaars, waarvan er een is gemonteerd in het dak van het vak, waar een goed koelvermogen wordt verschaft aangezien de lucht aan de bovenkant van het rek het heetst is. De warmtewisselaars zijn in hoofdzaak gemonteerd in vakken of planken, die zijn bestemd om opslaghouders te dragen van een bekende 30 soort voor kaarten met gedrukte schakeling en verschillende soorten onderdelen (relais, condensatoren, weerstanden, enz.). In het onderhavige geval is echter het merendeel van de planken in de rekken (b.v. meer dan 75#) uitgerust met een warmtewisselaar. De warmtewisselaar kan hierbij zijn verenigd met de plank of een afzonderlijk deel vormen 35 met betrekking tot de plank, waarbij de warmtewisselaar in het laatste 8204683 - 8 - to geval aan het rek zelf is bevestigd. Het rek is uitgerust met twee verticaal lopende pijpleidingen 15 en 16. De inlaatverbindingen met de buisspiralen van de warmtewisselaars zijn verbonden met de eerste pijpleiding 15, waarbij de uitlaten van de buisspiralen van de warmte-5 wisselaars zijn verbonden met de tweede pijpleiding 16. De pijpleidingen 15 en 16 in de verschillende rekken zijn parallel geschakeld met een buisvormige verdamper of fluidumkoeler 17 van een bekende soort.

In de fluidumkoeler is de buisvormige verdamper aangeduid door het verwijzingscijfer 17a, en de compressor door het verwijzingscijfer 17b. 10 De compressor is verbonden met een condensor of waterherkoeler, die zich buiten de ruimte bevindt, via een leiding 17c voor het koelmid-del. In het weergegeven geval is de buisvormige verdamper verbonden met dezelfde condensor of waterherkoeler als het koelmoduul 7, maar kan ook in een ander geval zijn verbonden met een afzonderlijke conden-15 sor of waterherkoeler. Het pijpstelsel, dat eerste en tweede pijpleidingen 15 en l6 bij de verschillende rekken bevat, is verbonden met de inlaat 17a’ en de uitlaat 17a" van de buisvormige verdamper. De pijpleidingen kunnen ook in serie zijn geschakeld in afhankelijkheid van de diameter van de gebruikte pijpen. Een pomp 18 van een bekende 20 soort is opgenomen aan de drukzijde van het pijpstelsel. De uitgaande luchtstroming van de ventilator 7d wordt op een temperatuur gehouden van ongeveer +8°C teneinde het watergehalte van de voedingslucht tot een minimum van ongeveer 6,5 g water per kg lucht te beperken. Dit wordt gedaan voor het drogen van de lucht, zodat water niet op de bui-25 tenoppervlakken van de warmtewisselaars condenseert. De lucht, die het luchtkanaal vanuit de uitlaat van de ventilator binnengaat, kan als gevolg van de straaltoestelwerking ruimtelucht meesleuren en zodoende een temperatuur aannemen van +15 tot l6°C.

Het koelmiddel in het pijpstelsel moet bij voorkeur bestaan uit 30 Freon in de vloeibare toestand, dat dus in de fluidumkoeler 17 wordt gekoeld en door de pomp 18 gecirculeerd in het pijpstelsel. In het af-gebeelde geval heeft het fluïdum bij 17a’ een inlaattemperatuur, oplopende tot +30°C, waarbij de temperatuur bij de uitlaat 17a" ongeveer +15°C kan zijn. De circulatie in het stelsel is aangeduid door de 35 pijlen 19 en 20.

8204683 φ ''% - 9 -

De opwaartse en bij voorkeur droge luchtstromen 12a, 12b, 12c en 12d in de verschillende rekken gaan zodoende langs de koelflenzen van de warmtewisselaars op de planken, uitgerust met een warmtewisselaar, onder het van de rekken absorberen van warmte. Zoals weergegeven 5 door de pijlen 12c en 12f worden in het rek ook luchtwervelingen geproduceerd. Een voorbeeld van de snelheid van het fluïdum in het gesloten pijpstelsel is 0,2 - 0,¾ m/s. Het pijpstelsel en de buisspiralen in de warmtewisselaars bestaan uit koperen pijpen met een binnendiameter van ongeveer 10 mm. De snelheid van de opwaartse luchtstromen in de rekken 10 is 1 - 5m/s. De temperatuur in de ruimte kan +23 tot 2U°C zijn.

Fig.2 toont drie vakken in een rek 5· Voor elke plank is een zijstuk 21 weergegeven, dat aan de achterzijde van het rek is uitgerust met haakorganen (niet weergegeven), door middel waarvan de plank kan worden bevestigd aan de rekstijlen 22 aan weerszijden van de plank.

15 De rekstijlen zijn voorzien van sleuven, waarin de haakorganen op bekende wijze kunnen worden gestoken en vastgezet. Aan de binnen- en buiteneinden draagt de plank de steun, die de onderste delen 23a en 23b draagt van een kaartopslaghouder, die de kaarten rechtop staand draagt. Fig.2 toont een kaart 2U. De kaarten zijn in de opslaghouder 20 met tussenruimten gemonteerd, en elke kaart draagt onderdelen (niet weergegeven) en gedrukte schakeling op een van de of beide zijden. Aangezien de constructies van de plank, de kaartopslaghouders en de kaarten bekend worden geacht, worden zij hier niet gedetailleerder beschreven. Opgemerkt kan echter worden, dat de plank naast de zijstukken 25 21 bestaat uit een lastdragend oppervlak, dat in het in fig.2 weerge geven aanzicht bestaat uit twee platte gedeelten 21a en 21b, die elkaar onder een hoek ontmoeten. Voor de toekomst wordt een plankontwerp besproken met éên enkel oppervlak, dat in hoofdzaak loodrecht loopt op de verticale richting van het rek. Dit oppervlak kan worden geacht sa-30 men te vallen met het linker platte gedeelte 21a van het lastdragende oppervlak van de plank. De uitvinding geldt echter ook voor andere plankvlakken, b.v. vlakken, die in beginsel samenvallen met het gedeelte 21b. De opwaartse luchtstroom in het rek wordt, zoals weergegeven in fig.2, verdeeld in een aantal onderstromen 12a, 12b en 12c. Het 35 rek kan zijn uitgerust met een gedeelte 25, voorzien van een aantal 8204683 - 10 - ψ sleuven voor lucht, die vanuit de onderste delen van het rek naar hoven stroomt en via de sleuven in het betreffende rek. In de weergegeven uitvoeringsvorm is hij elke plank een sleufgedeelte 25a, 25b, 25c voorzien. Bij de onderste plank stroomt de lucht naar binnen vanuit 5 het koelkanaal via de sleuven in het naburige gedeelte en dan naar boven tussen de kaarten. Bij de bovenliggende planken komt lucht ook naar binnen via de sleufgedeelten daarvan. De naar boven in het rek stromende lucht gaat langs de planken met hun warmtewisselaars 13 en verder naar boven via de onderste delen van de kaartopslaghouders en 10 naar boven tussen de kaarten naar de bovenliggende delen, enz.Met uitzondering van de rekstijlen 22, is het rek aan de achterzijde volledig open, en is aan de achterzijde van het rek een schoorsteenkanaal 26 aangebracht, waarin een gedeelte van de lucht tijdens de opwaartse doorgang daarvan door het rek kan ontsnappen. De opwaartse en naar 15 achter vegende, op deze wijze verschafte luchtstroom geeft een goede koeling, in het bijzonder bij de achterste delen van het rek, die vanuit het gezichtspunt van het koelen het meest kritisch zijn.

Fig.3 toont de plank 21 in een horizontaal bovenaanzicht. Zoals uit deze figuur duidelijk is, bevat het platte of hellende gedeelte 20 21a, 21b de holte voor de warmtewisselaar, die van de soort is, die een buisspiraal 13a omvat met daaraan bevestigde koelflenzen 13b.

De warmtewisselaar heeft een grote afmeting in het in fig.3 weergegeven vlak, en neemt een groot deel in van het vlak van de betreffende plank. Als een voorbeeld van wat is bedoeld met "een groot deel" in 25 dit geval, kan worden vermeld, dat de warmtewisselaar 60 - 90$ moet innemen van het vlak van de betreffende plank. De warmtewisselaar heeft een diepte A, gelijk aan ongeveer 2/3 van de diepte B van de plank.

De warmtewisselaar strekt zich uit vanaf de achterste delen van het rek (de balken 22) naar de voorzijde van het rek. Dank zij de betrekke-30 lijk ver teruggetrokken stand in het rek, verschaft de warmtewisselaar een doeltreffende koelwerking en behoudt de plank gelijktijdig een betrouwbare lastdragende werking. De warmtewisselaar kan zijn bevestigd aan de plank en/of het rek. De bevestigingspunten hebben uitgebreide raakoppervlakken, die een goede warmtegeleiding verzekeren van-35 af de warmere delen van de warmtewisselaar naar de koudere oppervlak- 8204683 -liken aan de plank en/of het rek. De buisspiraal 13a is uitgerust met een inlaatverbinding 13c en een uitlaatverbinding 13d, die overeenkomstig het voorgaande zijn verbonden met de eerste en tweede pijpleidingen. De eerste en tweede pijpleidingen kunnen in het schoorsteenkanaal 5 26 lopen. Delen van de eerste pijpleiding 15, die in het kanaal 26 lopen, zijn in fig.2 aangegeven. De buizen in de buisspiraal in de warmtewisselaar strekken zich in hoofdzaak uit in de dwarsrichting van de plank over het merendeel van de dwarsrichting. In de weergegeven uitvoeringsvorm strekken de buisspiralen zich uit over ongeveer 10 90 - 95% van de dwarsrichting van de plank. De koelflenzen aan de warm tewisselaar kunnen vierkant, cirkelvormig of van een andere gedaante zijn.

De fig.5 en 6 verduidelijken een andere uitvoeringsvorm van de warmtewisselaar en de toepassing daarvan bij de plank, waarvan het 15 hellende gedeelte 21b' is aangeduid in fig.U. In dit geval zijn ook de haakorganen 27 aan de plank, door middel waarvan de plank kan worden bevestigd aan de rekstijlen 22, weergegeven. De koelflenzen van de warmtewisselaar zijn in dit geval vierkant, en rond de lengtehart-lijn over 1+5° gedraaid ten opzichte van de uitvoeringsvorm volgens 20 fig.U. Bovendien zijn de randen van de koelflenzen gestuikt of gebogen voor het verschaffen van druppelopvangers, en is een druipschaal 28 onder de warmtewisselaar verschaft. Deze uitvoeringsvorm kan passend zijn wanneer kan worden verwacht, dat water tijdens het koelen condenseert op de oppervlakken van de warmtewisselaar. Dit kan plaats-25 vinden wanneer de lucht in de ruimte betrekkelijk vochtig is, b.v.

omdat de vochtigheid buiten zelf hoog is, en gangen en andere doorgangen naar de ruimte open hebben gestaan of open staan. Condensaat kan zich ook vormen op de oppervlakken, wanneer grote koelvermogens van de koelinrichting gewenst zijn. Vochtigheid op de buitenzijde van 30 de koelflenzen kan langs de randen van de koelflenzen naar beneden lopen naar de onderste hoek, waaronder de druipschaal 28 is aangebracht. De druipschaal kan voeren naar een of meer houders (niet weergegeven).

De warmtewisselaar is ook voorzien van een beschermend rooster of gaas 29, zodat pijpen in het rek kunnen worden gebracht ongeacht 35 de warmtewisselaar. Het rooster of gaas is hierbij zodanig ontworpen, 8204683 - 12 - dat warmte tussen de warmtewisselaar en het gaas of rooster wordt geleid, vanwaar de warmte kan worden geleid naar de plank en/of het rek. De rekoppervlakken tussen het rooster/gaas en de warmtewisselaar moet hierbij betrekkelijk groot zijn teneinde deze warmtegeleiding te ver- 5 gemakkelijken. De warmtewisselaar is vervaardigd met een werkzaam koel- 2 oppervlak, dat kan oplopen tot 2,0 m of meer.

De hiervoor beschreven inrichting kan ook met voordeel worden toegepast in ruimten, die los van de inrichting een luchtbehandelings-.eenheid hebben, bestemd voor het tot stand brengen van hygiënisch 10 aanvaardbare luchtomstandigheden in de ruimte, en in sommige gevallen voor het bevochtigen en/of ontvochtigen van de lucht in de ruimte.

De plankkoelwerking kan echter ook volledig gescheiden of in beginsel gescheiden werkzaam zijn overeenkomstig het volgende. Delen van een rekkenrij in een telecommunicatiecentrale zijn in fig.7 aange-15 duid door het verwijzingscijfer 101. De rekconstructie is van een bekende soort en is aangevuld met de onderhavige koelinrichting. De rekkenrij bevat een aantal rekken 102, 103, ÏOU enz., en kan enkele of dubbele rekken vormen. Behalve het gestel met lastdragende balken 105, 106 en eind- en voorste platen 107, 108, is elk rek voorzien van een 20 aantal planken 109, welke planken boven elkaar zijn aangebracht en waarvan het aantal in het onderhavige geval acht is. Telecommunicatie-uitrusting is op de planken aangebracht. De telecomnunicatie-uitrusting kan hierbij bestaan uit printkaarten 111, die op bekende wijze rechtop zijn aangebracht in kaartopslagnouders 110. Het merendeel van de plan-25 ken in een rek kan dergelijke kaartopslaghouders dragen, waarbij een of meer planken andere soorten uitrusting kunnen dragen, zoals transformatoren, krachtbrononderdelen, enz.

Het merendeel van de planken in elk rek is bij voorkeur tot een eenheid gevormd met de eigen warmtewisselaar 112. In het onderha-30 vige geval zijn alle planken in het rek 102 uitgerust met een dergelijke warmtewisselaar. Elke plank met bijbehorende warmtewisselaar is hierbij zodanig tot één geheel gevormd, dat het lastdragende vermogen van de plank niet bovenmatig is beïnvloed. Elke warmtewisselaar is uitgerust met een of meer buisspiralen. In het onderhavige geval 35 is elke warmtewisselaar uitgerust met één buisspiraal, waarvan de in- 8204683 . -13- laat en uitlaat in fig.7 zijn aangeduid door de verwijzingscijfers 112a en 112b. De buisspiralen zijn verbonden met leidingen 113 en lil*, waarmee de overeenkomstige inlaten en uitlaten aan de buisspiralen in de andere warmtewisselaars eveneens zodanig zijn verbonden, dat een ge-5 meenschappelijk of doorlopend pijpstelsel is verkregen.

Het pijpstelsel omvat hierbij verticale eerste leidingen 113 en 111*, die weer zijn verbonden met horizontale tweede leidingen 115 en 116. De verticale leidingen verbinden de warmtewisselaars in dezelfde groep met elkaar, waarbij de horizontale leidingen de warmtewisselaars 10 in de verschillende rekken verbinden. Een koelmiddel, dat in het onderhavige geval bestaat uit chlorofluorokoolstof in vloeibare vorm, circuleert in de buisspiralen en de leidingen 113, lil* βη 115, ll6. Natuurlijk kunnen ook andere koelmiddelen voor dit doel worden gebruikt. De leidingen 115 en ll6 zijn ook verbonden met een fluïdumkoeler 117, 15 die is opgenomen in de toegepaste koeluitrusting samen met een compressor 118 en een condensor 119. De koeler 117 met de compressor 118 kan in de vorm zijn van een buisverdamper of een fluïdumkoeler. De condensor (of waterherkoeler) bevindt zich bij voorkeur buiten de ruimte 120, waarin het betreffende rek of de betreffende rekken is of zijn op-20 gesteld. De koeluitrusting is van de soort, die algemeen beschikbaar is op de markt. De koeluitrusting bevat geen circulatieorganen voor het koelmiddel (hier niet weergegeven), en de circulatierichtingen zijn aangeduid door pijlen 121 en 122, waarbij de richting 121 de uitgaande richting is vanaf de fluïdumkoeler 117, en 122 de inkomende 25 richting is. De stromingssnelheid van het koelmiddel is afhankelijk van het vermogen, waarmee de warmtewisselaars in de rekken moeten werken. 0,2 - 1,5 m/s is een gebruikelijke snelheid van het koelmiddel.

Het pijpstelsel en de buisspiralen in de warmtewisselaars bestaan uit buizen van b.v. koper met een binnendiameter van ongeveer 10 mm. De 30 spiralen en het pijpstelsel zijn zodanig uitgevoerd, dat de doorvoer-snelheid in de verschillende warmtewisselaars ongeveer gelijk is.

De kaartopslaghouders, die hierna gedetailleerder worden beschreven, zijn aan de betreffende planken aangebracht via steunen of vrij dragende steunen 123, waarvan het gedetailleerde ontwerp eveneens 35 hierna wordt beschreven. Bijzondere uitvoeringen zijn aangebracht ten- 8204683 - lU - einde uitgebreide raakoppervlakken te bereiken tussen de verschillende delen van het rek. Zo zijn er uitgebreide metalen raakoppervlakken bij elke plank tussen de rekstijl 105’ en de uitgaande koelmiddellei-ding 113. Deze metalen raakoppervlakken bevinden zich aan een metalen 5 plaat of een metalen band of soortgelijk orgaan, dat is bevestigd aan zowel de stijl 105' als aan de leiding 113· Een metalen plaat of een metalen band 125 is ook aangebracht bij elke plank tussen de twee leidingen 113 en 11b voor het koelmiddel. Het orgaan 125 is uitgerust met flenzen 125a. Het orgaan 125 is verder zodanig uitgevoerd, dat 10 het in aanraking is met de achteroppervlakken van de kaartopslaghou-der wanneer deze met kaarten op de betreffende plank is geplaatst.

Een orgaan 126, overeenkomende met het orgaan 32k, is verbonden tussen de stijl 105 en de leiding 113 bij elke plank.

Fig.8 toont twee planken 110’ en 110”, die boven elkaar zijn 15 geplaatst in een rek volgens fig.1, waarbij elke plank een eigen warmtewisselaar 112' en 112” heeft. Elke plank omvat twee evenwijdige lastdragende delen 127 en 128 (zie ook fig.9). Tussen deze lastdragende delen is een holte 129 verschaft, zoals weergegeven in fig.9. De betreffende warmtewisselaar 112' of 112" is in deze holte gemonteerd.

20 De warmtewisselaar is hierbij gemonteerd in een vasthoudorgaan, dat bij voorkeur de vorm heeft van een gaas of rooster 130, dat zich langs de gehele omtrek van de warmtewisselaar uitstrekt. Langs de lengtezijden is het vasthoudorgaan 130 voorzien van bevestigingsstukken 130a en 130b, door middel waarvan het vasthoudorgaan is bevestigd aan de 25 lastdragende delen 127 en 128. Zo is het bevestigingsstuk aan het lastdragende deel 127 bevestigd door middel van ü-profielen 131, die op hun plaats zijn geschroefd of anderszins bevestigd door middel van schroeven 132 of een equivalent aan het lastdragende deel 127, zodat een uitgebreid raakoppervlak is bereikt tussen het bevestigingsstuk 30 130a en het lastdragende deel 127. Het lastdragende deel bestaat bij voorkeur uit een geëxtrudeerde balk van aluminium of uit een ander metalen orgaan. Het bevestigingsstuk 130b is aan het lastdragende deel 128 bevestigd door middel van een lang U-profiel, dat aan het lastdragende deel 128 is bevestigd door middel van schroeven 133 of equiva-35 lente bevestigingsorganen, waarbij het stuk 130b is gewigd tussen het 8204683 - 15 - ψ U-klemprofiel en het oppervlak van het lastdragende deel. De plank is voorzien van steunvormige zijstukken, die uitstekende organen 13*+, 135 bevatten, die zijn gestoken in bijbehorende sleuven in de betreffende rekstijl 105, en zodanig zijn ontworpen, dat zij na het steken in de 5 sleuf aan de stijl grendelen voor het verschaffen van een passende steun voor de plank met bijbehorende warmtewisselaar, kaartopslaghou-ders en kaarten.

Het ontwerp van de vrijdragende steun (zie ook fig.7) is gedetailleerder weergegeven in fig.8. De vrijdragende steun heeft een 10 middengedeelte 123a, dat over de holte tussen de lastdragende delen 127 en 128 van de plank reikt. De vrijdragende steun is aan de einden 123b en 123c verankerd aan de lastdragende delen 127 en 128. De rek-oppervlakken tussen de vrije einden 123b en 123c enerzijds, en de lastdragende delen 127 en 128 anderzijds , zijn eveneens uitgebreid. De 15 kaartopslaghouders 110 zijn op de vrijdragende steunen 123a geplaatst, waarvan de bovenoppervlakken 123c' in het horizontale vlak zijn uitgebreid. De kaartopslaghouders hebben een achterstuk, waaraan doosvormige of cassettevormige stukken zijn aangebracht, waarin de printkaarten rechtop worden geplaatst. Houders, waarin de kaarten via aanpasstoppen 20 kunnen worden verbonden, zijn voorzien aan de voorzijde van het achterstuk. Het doosvormige deel aan de kaartopslaghouder is via het achter-oppervlak 110a verbonden met het orgaan 125, dat zich hierbij langs een groot deel van de hoogte van de kaartopslaghouder uitstrekt.

Het achterstuk en de kaartopslaghouderdozen zijn uitgevoerd met 25 sleuven en/of uitsnijdingen, zodat een vrije luchtcirculatie wordt verkregen tussen de rechtop in de kaartopslaghouders geplaatste printkaarten met hun onderdelen. De convectie, die tot stand wordt gebracht als gevolg van onder andere de koude oppervlakken van de warmtewisselaars en de hete onderdelen geeft aanleiding tot luchtstromingen langs 30 de onderdelen op de kaarten en verwijdering van de in de onderdelen opgewekte warmte door de luchtstromingen. Deze luchtstromingen tussen de kaarten in de kaartopslaghouders zijn in fig.8 aangeduid door eerste pijlen 136, die de opwaartse luchtstromingen symboliseren. Tweede pijlen 137 symboliseren neerwaartse luchtstromingen, waarbij derde 35 pijlen 138 circulerende luchtstromingen tussen de kaarten symboliseren.

8204683 - 16 -

Bovendien wordt warmte verspreiding verkregen door een directe straling vanaf de hete kaart oppervlakken op de warmtewisselaars 112' en 112". De uitgebreide metalen raakoppervlakken dragen aanzienlijk bij aan het warmtetransport vanaf de kaarten/opslaghouders naar de koudere 5 oppervlakken van de warmtewisselaars.

De warmtewisselaars in een rek zijn hierbij met zodanig grote, werkzame koeloppervlakken ontworpen, dat koelvermogens van meer dan 150 W van de warmtewisselaars worden verkregen. Hierbij kan worden vermeld, dat koelvermogens van 500 W of meer van elke warmtewisselaar 10 binnen het rijk der mogelijkheden liegen. Dankzij de bepaalde eenheid- vorming tussen elke plank en de warmtewisselaar, kan een groot werk- 2 zaam koeloppervlak in de plank worden verkregen. 1,5 - 1 m kan als een voorbeeld, van de afmeting van een werkzaam koeloppervlak worden vermeld.

15 De tot een eenheid gevormde koelwerking met warmtegeleiding via het raakoppervlak, straling en natuurlijke convectie kan van het voorgestelde beginsel zodanig zijn voorzien, dat ondanks een hoge pak-dichtheid van de kaarten en hun onderdelen, de maximale onderdelentem-peratuur op elke kaart kan worden beperkt tot ongeveer 75°C. In één 20 uitvoeringsvorm echter is voorgesteld dat de warmtewisselaars zodanig zijn uitgevoerd en worden bediend, dat maximale onderdelentemperaturen van ongeveer 65°C of lager worden bereikt.

Fig.9 toont onder andere de verbinding van de organen 12l en 125 met de koelmiddelleidingen 113 en lil. De organen 12l zijn via 25 uitgebreide raakoppervlakken 12la verbonden met de rekstijlen 105 en 105’. De zijstukken aan de plank zijn aangeduid door de verwijzings-cijfers 139 en llO, en de holte tussen de lastdragende delen 127 en 128 is aangeduid door het verwijzingscijfer lil. Het rek heeft een schoorsteenachtig kanaal ll2 aan de achterzijde, welk kanaal de lei-30 dingen 113 en lil en de verbindingen 112a, 112b aan de warmtewisselaars bevat (zie ook fig.10). Deze figuur is vereenvoudigd, doordat de verbinding tussen de verbindingen 112, 112a, 112b en de verticale pijpen 113 en lil is gesymboliseerd door dunne getrokken lijnen ll3 en lil.

De kaartopslaghouders zijn schematisch weergegeven, aangezien is aan-35 genomen, dat zij van een bekende soort zijn.

8204683 - rr -

Fig,10 toont de afmeting van de warmtewisselaar in het horizontale vlak van de plank, en de montering in de holte lkl. De warmtewisselaar neemt een groot deel in van het horizontale vlak van de plank, b.v. 60 - 90%. De warmtewisselaar loopt onder de kaartopslag-5 houders en strekt zich uit over het grootste deel van de diepte daarvan. De warmtewisselaar heeft dus een diepte, die bij voorkeur 70 -95% is „van .de'diepte van de kaartopslaghouders. Op deze wijze kan de . warmtewisselaar zijn uitgevoerd om indirect over de gehele diepte van de kaart te werken. De temperatuur van het koelmiddel, dat de fluïdum-10 koeler 117 binnenkomt, kan oplopen tot ongeveer +30°C. De temperatuur van het uitgaande koelmiddel uit de koeler kan zijn gedaald tot +15°C.

De uitvinding is niet beperkt tot de hiervoor als voorbeelden beschreven uitvoeringsvormen, maar kan worden onderworpen aan wijzigingen binnen het rasm van de volgende conclusies en de uitvindings-15 gedachte. De waarden van de temperatuur, het koeloppervlak, enz., kunnen b.v. van êêa uitvoeringsvorm tot een andere veranderen.

8204683

Claims (12)

1. Inrichting voor het koelen van een telecommunicatie-uitrusting, "bestaande uit onderdelen dragende printkaarten, aangebracht in kaart-opsla$iouders, die zijn gemonteerd op planken, die boven elkaar zijn aangebracht in een rek, met het kenmerk, dat een of meer planken tot 5 een geheel zijn gevormd met een eigen warmtewisselaar (12), die koel-flenzen omvat en althans één buisspiraal (112c), die via de warmtewisselaar is verbonden met een koeler (17) voor een in de buisspiraal lopend koelmiddel, waarbij elke warmtewisselaar in het horizontale vlak van de plank zich over het grootste deel daarvan uitstrekt, uit- 10 gebreide warmtegeleidende metalen raakoppervlakken zijn voorzien tussen elke kaartopslaghouder (10) en de bijbehorende plank, alsmede tussen de plank en de warmtewisselaar, en de warmtewisselaars en de koeler zodanig zijn uitgevoerd, dat zij bijdragen aan het verwijderen van de warmte, afgegeven door de telecommunicatie-uitrusting door mid- 15 del van warmtegeleiding via de uitgebreide raakoppervlakken, zelfs bij een grote pakdiehtheid van de telecommunicatie-uitrusting in het rek en een hoge snelheid van warmte-af gifte.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de helft en bij voorkeur het grootste gedeelte van de planken van een rek zijn 20 verenigd met een eigen warmtewisselaar, waarbij de buisspiralen van de warmtewisselaar onderling zijn verbonden en met de koeler (17), die bij voorkeur gemeenschappelijk is voor alle warmtewisselaars.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de warmtewisselaars en de koeler zijn uitgevoerd om te verzekeren, dat 25 de onderdelentemperaturen voor elke kaart ongeveer 75°C, bij voorkeur 65°C of lager niet overschrijden. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke warmtewisselaar een werkzaam koeloppervlak heeft tot 2 2 1,5 m , bij voorkeur tussen 1,5 en ^ m .

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het ken merk, dat elke warmtewisselaar een koelvermogen heeft van meer dan 150 W, bij voorkeur 500 W of meer. 8204683 - 19 -

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het rek met de tot een eenheid daarmee gevormde warmtewisselaar werkzaam is als een koelbuffer in de ruimte, waar het rek is opgesteld onder het tezelfdertijd tot stand "brengen van het koelen 5 van de telecommunicatie-uitrusting in het rek.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een bij voorkeur open koelstelsel is voorzien in de ruimte, welk stelsel een persluchtbron (ventilator) bevat, waarvan de uitgaande luchtstroming wordt geleid in een of meer luchtkanalen (10) onder 10 het rek, zodat een opwaartse luchtstroom (12, 12a, 12b, 12c, 12d) in elk rek wordt geproduceerd, waarbij de strocm verschillende planken (5a - 5g) passeert, die met telecommunicatie-uitrusting boven elkaar zijn aangebracht, en waaruit de stroom bij het bovenste deel van het rek naar buiten komt in de atmosfeer in de ruimte, waarbij éên warmte-15 wisselaar (13) met bijbehorende koelflenzen (13b) en koelmiddeldragen-de buisspiraal (13a) is gemonteerd in elk van althans het merendeel, b.v. 60 - lOOjS, van de planken (5a - 5g) van het rek, elke warmtewisselaar zich uitstrekt over het grootste deel van het vlak van de plank die loodrecht staat op de verticale richting van het rek, en de op-20 waartse luchtstroom in elk rek de koelflenzen aan de warmtewisselaars in de planken, voorzien van warmtewisselaars, passeert.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke plank is voorzien van een holte (4l), die zich uitstrekt in het horizontale vlak en waarin de tot die plank behorende 25 warmtewisselaar is gemonteerd door middel van een vasthoudorgaan (30), bij voorkeur bestaande uit een gaas, dat met het lichaam van de plank via althans de twee lengtezijden daarvan is verbonden.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de plank twee in hoofdzaak evenwijdige lastdragende delen (27, 28) omvat, waar- 30 tussen de holte zich uitstrekt, waarbij vrijdragende steunen zijn aangebracht aan de lastdragende delen, zodat de middengedeelten daarvan zich over de holte uitstrekken, welke vrijdragende steunen op de middengedeelten een of meer kaartopslaghouders dragen, en de uitgebreide metalen raakoppervlakken bevestigingsoppervlakken bevatten 35 tussen het vasthoudorgaan en het lichaam van de plank, tussen de vrij- 8204683 -'20- dragende steunen en het lichaam van de plank en tussen de middengedeelten van de vrijdragende steunen en de kaartopslaghouders voor het verschaffen van een doeltreffende warmtegeleiding tussen het inwendige van de kaartopslaghouders, waarin de kaarten rechtop zijn geplaatst, 5 en de warmtewisselaar.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat metalen warmtegeleidende organen (2k, 25, 26) zijn verbonden tussen alle of verschillende eenheden van de warmtewisselaars, de koel-middelleidingen (13, 1*0, de kaartopslaghouders, de planken, de rekken 10 (5, 5') en/of de vasthoudorganen.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het in het koelstelsel circulerende koelmiddel, hij voorkeur bestaande uit chlorofluorokoolstof in vloeibare vorm, bij het binnengaan van de koeler (17) een temperatuur heeft tot ongeveer +30°C, 15 en bij het verlaten van de koeler een temperatuur van ongeveer +15°C.

12. Inrichting volgens een der conclusies 7-11» met het kenmerk, dat de persluchtbron (7d) of ventilator voor het opwekken van de opwaartse luchtstroom (12) in het rek en de luchtcirculatie in de ruimte, is opgenomen in een koelmoduul (7), dat bij voorkeur door directe 20 uitzetting werkzaam is en een koelspiraal (7b) omvat, evenals compressoren (7c), de ventilator (7d) en bij voorkeur een filter (7a), in aanvulling waarop nog een condensor (8) of waterherkoeler, die tot het koelmoduul behoort, zich buiten de ruimte (l) bevindt.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het koel-25 moduul is uitgevoerd voor het opwekken van geforceerde opwaartse luchtstromen (12 - 12b) in elk rek voor het tot stand brengen van een koelvermogen van 150 W of meer vanaf de warmtewisselaar op elke plank. l*t. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, net het kenmerk, dat de planken (6a - 6f) op de rekken zijn uitgevoerd voor het 30 dragen van behalve de verschillende telecommunicatie-eenheden (1*0 > de opslaghouders met kaarten (2*0 met gedrukte schakeling en telecom-municatie-onderdelen, waarbij de opwaartse luchtstromen (12a - 12d) tussen de kaarten naar boven gaan en naar buiten worden gericht in een schoorsteenkanaal via de achterzijde van het rek, en de warmtewisse-35 laars zich zodanig uitstrekken vanaf de achterzijde van het rek in de 8204683 m * - 21 - richting naar de voorzijde van het rek, dat zij ^ij voorkeur ongeveer 2/3 van de diepte van de plank innemen, waardoor een gunstige koeling wordt verschaft van de plank en eveneens van de achterste gedeelten van het rek. m 8204683