NL8204195A - Werkwijze voor het verwijderen van slib uit een olietank met een drijvend dak en een apparaat daarvoor. - Google Patents

Werkwijze voor het verwijderen van slib uit een olietank met een drijvend dak en een apparaat daarvoor. Download PDF

Info

Publication number
NL8204195A
NL8204195A NL8204195A NL8204195A NL8204195A NL 8204195 A NL8204195 A NL 8204195A NL 8204195 A NL8204195 A NL 8204195A NL 8204195 A NL8204195 A NL 8204195A NL 8204195 A NL8204195 A NL 8204195A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
liquid
cylinder
tank
sludge
cylinders
Prior art date
Application number
NL8204195A
Other languages
English (en)
Other versions
NL190697C (nl
NL190697B (nl
Original Assignee
Taiho Ind Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Taiho Ind Co filed Critical Taiho Ind Co
Publication of NL8204195A publication Critical patent/NL8204195A/nl
Publication of NL190697B publication Critical patent/NL190697B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL190697C publication Critical patent/NL190697C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B08CLEANING
    • B08BCLEANING IN GENERAL; PREVENTION OF FOULING IN GENERAL
    • B08B9/00Cleaning hollow articles by methods or apparatus specially adapted thereto 
    • B08B9/08Cleaning containers, e.g. tanks
    • B08B9/093Cleaning containers, e.g. tanks by the force of jets or sprays
    • B08B9/0933Removing sludge or the like from tank bottoms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Cleaning In General (AREA)

Description

I . * P Kon/HPJS/Taiho 1
Werkwijze voor het verwijderen van slib uit een olietank met een drijvend dak.en een apparaat daarvoor.
De uitvinding betreft een werkwijze voor het verwijderen van in een olietank met een drijvend dak verzameld slib en een apparaat daarvoor. In het bijzonder heeft deze uitvinding betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van in een olie-5 opslagtank met een drijvend dak verzameld slib door samengeperste vloeistof in het inwendige van de tank te spuiten middels vloeistofspuitende inrichtingen die van een flexibele samengeperste vloeistofspuitende cilinder zijn voorzien en aangebracht zijn op de dragende kolommen van het dragende dak 10 van de opslagtank en op een apparaat voor het spuiten van samengeperste vloeistof.
Wanneer ruwe olie of andere olies voor langere tijd in opslagtank worden opgeslagen, scheiden vaste oliecomponenten zich af en verzamelen zich in de vorm van slib op de bodem 15 van de tanks. Het slib verkleint het inwendig volume van de opslagtank en werkt het onderhoud en de inwendige inspectie van de tank tegen en daardoor moet het uit het inwendige van de tank verwijderd warden. Bij het verwijderen van het slib, indien de hoeveelheid van geaccumuleerd slib klein is alsook 20 indien de berg geaccumuleerd slib die tot boven de in het onderdeel van de laterale wand van de tank aangebrachte mangaten gestegen is, kan bijvoorbeeld de vereiste verwijdering van het geaccumuleerde slib uitgevoerd worden door eerst de olie uit het inwendige van de tank te verwijderen, vervolgens de man-25 gaten te openen, en inrichtingen voor het verwijderen van het slib door de geopende mangaten heen tot in het inwendige van de tank te brengen. Het verwijderen van slib volgens deze methode wordt echter moeilijk, indien de berg geaccumuleerd slib tot boven de mangaten gestegen is en de mangaten niet geopend kun-30 ken worden.
8204195 t * r -2-
In dit geval omvat de gebruikelijke methode die bestemd is voor het verwijderen van slib het verwarmen van het slib met bepaalde middelen tot een temperatuur die ligt boven de vervloeiingstemperatuur van het slib en het met behulp van een 5 pomp uit de tank verwijderen van het vervloeide slib.
Recentelijk worden grote olieopslagtanks gebruikt met 3 inwendige volumina die liggen tussen 50.000 en 150.000 m . Zij accumuleren in hun inwendige ruimten periodiek 20.000 tot 50.000 kg slib,. Om zulke grote hoeveelheden slib tot boven de 10 vervloeiingstemperatuur (50 tot 70°C) te verhitten zijn grote hoeveelheden thermische energie en een lange verhittingstijd vereist. Het verhitten is daardoor erg kostbaar. Daarnaast moet het verhitten over een lange tijd uitgevoerd worden en gaat het gebruik van het inwendige van de tank tegen, tijdens 15 het uitvoeren van het werk. Bovendien is het werk onuitvoerbaar bij afwezigheid van een geschikte warmtebron. Een doel van de huidige uitvinding is een werkwijze en een apparaat te verschaffen voor het op effectieve wijze verwijderen van slib dat in een grote olieopslagtank met grote afmetingen is ver-20 zameld. De huidige uitvinding verschaft een werkwijze voor het verwijderen van in een olieopslagtank met een drijvend dak ' verzameld slib, met het kenmerk, dat een samengeperste vloeistof spuitende inrichting wordt gevormd door een veelvoud van cilindrische elementen op een vrij opvouwbare wijze te koppelen, 25 dat de in een rechte positie gehouden, vloeistofspuitende inrichting zover door een opening in het dak wordt gestoken, totdat de spuitkop van de inrichting gepositioneerd is in het
V
inwendige van de tank, dat samengeperste vloeistof aan de vloeistofspuitende inrichting wordt toegevoerd, dat de samen-30 geperste vloeistof in het inwendige van de tank in de richting van het slib wordt vrijgelaten, waarbij de spuitkop van de inrichting rond de inrichting wordt gezwenkt, waarbij het slib wordt gedesintegreerd en gefluïdiseerd, en dat het gefluïdi-seerde slib uit de olie-opslagtank wordt afgevoerd, en ook 35 een samengeperste vloeistofspuitende inrichting, met het kenmerk, dat de inrichting omvat een stationaire cilinder, een roteerbaar met de stationaire cilinder verbonden draaiende cilinder, waarbij de draaiende cilinder is voorzien van een hellend, ondereindvlak, een spuitcilinder die aan één einde 8204195 * 4 -3- voorzien is van een hellend eindvlak dat aangepast is om contact te maken met het hellend eindvlak van de draaiende cilinder en het andere einde aangepast is om contact te maken met een samengeperste vloeistofspuitende uitlaat, verbindings-5' middelen voor het vloeistofdicht en roteerbaar verbinden van de twee hellende eindvlakken, een in de draaiende cilinder aangebrachte beweegbare staaf, een in de spuitende cilinder aangebrachte stationaire staaf, een veerkrachtige koppeling voor het koppelen van de beweegbare staaf met de stationaire staaf, 10 bewegende middelen voor de roterende beweging van de beweegbare staaf, en met de stationaire cilinder verbonden samengeperste vloeistofvoedende middelen.
De andere functies en karakteristieke kenmerken van deze uitvinding zullen duidelijk worden uit de hierna volgende 15 beschrijving van de uitvinding met verwijzing naar de begeleidende tekeningen, waarin: fig.1 een dwarsdoorsnede is, waarin een typische conditie van een olieopslagtank met een drijvend dak wordt getoond; fig.2 een dwarsdoorsnede is, waarin een andere typische 20 conditie van een olieopslagtank met een drijvend dak wordt getoond; fig.3 een doorsnede is die een eerste uitvoeringsvorm van de samengeperste vloeistofspuitende inrichting volgens de uitvinding toont; 25 fig.4 een dwarsdoorsnede is door een opvouwmechanisme van de spuitinrichting volgens fig»3, waarin de inrichting in de vorm van een rechte buis wordt gehouden; fig.5 een dwarsdoorsnede is door het vouwmechanisme van de spuitinrichting volgens fig.3, waarin de inrichting in 30 een gebogen vorm wordt gehouden; fig.6 een geëxplodeerd, perspektivisch aanzicht is van het frame-element van het hierboven genoemde vouwmechanisme; fig.7 een schematische doorsnede is die een tweede uitvoeringsvorm toont van de samengeperste vloeistof buiten de 35 inrichting volgens de huidige uitvinding; fig.8 op grotere schaal een dwarsdoorsnede is door het essentiële deel van de spuitende inrichting volgens fig.7; fig.9 een verklarend diagram is dat de in een gebogen vorm gehouden, spuitende inrichting van fig.7 toont; 40 8 2 0 4 1 9 5 ï .-4- fig.10 een perspektivisch aanzicht is dat het essentiële deel van het vouwmechanisme van de spuitende inrichting van fig.7 toont; en fig.ll een verklarend diagram is dat een typische werk-5 wijze voor het verwijderen van slib,dat in een olieopslagtank met een drijvend dak is verzameld, met de inrichting volgens de huidige uitvinding toont.
De huidige uitvinding zal nu beschreven worden met verwijzing naar de in de figuren 1 en 2 getoonde uitvoeringsvormen. 10 Een drijvend dak 2 van een olieopslagtank 1 met een drijvend dak heeft een veelvoud van in het dak aangebrachte openingen 3 voor ondersteuningskolommen. Normalitair zijn ondersteunings-kolommen 4 met een vaste lengte losmaakbaar door de openingen 3 heen aangebracht.
15 Volgens de uitvinding worden afhankelijk van de vorm van de tank 1 en/of de conditie van het in de tank 1 geaccumuleerde slib, een aantal ondersteuningskolommen 4 uit de openingen getrokken en wordt een overeenkomstig aantal vloeistof-spuitende inrichtingen 5 door de open openingen 3 heen aange-20 bracht. Vervolgens worden de vloeistofspuitende spuitkoppen van de vloeistofspuitende inrichtingen 5 in het inwendige van de tank tot in de gewenste richtingen gedraaid. De vloeistofspuitende inrichtingen worden in horizontale richting rond hun as geroteerd en op hetzelfde manent spuit samengeperste vloei-25 stof uit de spuitstukken. Door de kracht van de spuitende, samengeperste vloeistof wordt de berg slib 9 gedesintegreerd en lost op.
V
Het drijvende dak 2 drijft op het olie-oppervlak, indien de hoogte van de opgeslagen olie of de hoogte van de geaccu-30 muleerde slibberg groter is dan de lengte van de ondersteuningskolommen 4 (fig.1). Indien de hoogte van de opgeslagen olie of de hoogte van de geaccumuleerde berg slib kleiner is dan de lengte van de ondersteuningskolommen 4 blijft het drijvende dak 2 op een hoogte, die overeenkomt met de lengte van de onder-35 steuningskolommen 4, gefixeerd, omdat het gedragen wordt door de ondersteuningskolommen 4 die de bodem van de tank hebben bereikt. Het drijvende dak kan nooit tot beneden de hoogte van de ondersteuningskolommen zakken (fig.2).
Indien de vloeibare oliecomponent is verwijderd uit de 40 8204165 * s -5- tank, terwijl het drijvende dak 2 gedragen wordt door de op de bodem van de tank steunende ondersteuningskolommen, wordt de berg slib 9 die de vereiste vloeibaarheid ontbreekt, in het inwendige van de tank blootgesteld aan de lucht.
5 De vloeistofspuitende inrichtingen 5 die bestemd zijn voor het desintegreren en oplossen van het slib, worden gebruikt voor het ondergedompeld in de olie spuiten van samengeperste vloeistof, indien het drijvende dak 2 drijft op het oppervlak van de olie. Indien het drijvende dak tot de hoogte 10 van de ondersteuningskoloramen gedaald is en in deze positie door de ondersteuningskolommen vastgehouden wordt, worden de vloeistofspuitende inrichtingen 5 gebruikt voor het in de lucht of ondergedompeld in het slip binnen de tank spuiten van samengeperste vloeistof.
15 Zelfs indien het drijvende dak 2 gedragen wordt door de tegen de bodem van de tank afsteunende ondersteuningsko-lommen, behoeft de vloeibare oliecomponent niet uit het inwendige van de tank verwijderd te worden en kunnen de vloeistofspuitende inrichtingen 5 gebruikt worden terwijl zij in de 20 olie ondergedompeld zijn.
De toevoer van samengeperste vloeistof aan de vloeistofspuitende inrichtingen, wordt bewerkstelligd door middel van een leiding 6 en een pomp 7. Anderzijds kan de in de schoon te maken tank aanwezige vloeistof cyclisch gebruikt worden (fig.1). 25 Het is ook mogelijk om vloeistof te gebruiken die wordt betrokken uit een. of andere tank, zoals bijvoorbeeld een opslagtank 8 (fig.2). In het geval de toevoer van samengeperste lucht wordt uitgevoerd volgens de laatste methode, kan het slib dat binnen de tank 1 gefluïdiseerd is door een tweede 30 pomp 7’ naar de opslagtank 8 afgevoerd worden, terwijl op hetzelfde moment de vloeistofspuitende inrichtingen 5 normaal werken.
Koude olie, verwarmde olie, koud water, of heet water kan als aan de vloeistofspuitende inrichtingen 5 toe te voeren 35 vloeistof gebruikt worden. Het voor dit doel te gebruiken soort vloeistof wordt gekozen in afhankelijkheid van verschillende factoren, zoals het soort slib, de hoeveelheid slib, additionele inrichtingen van de tank, enzovoorts.
Een uitvoeringsvorm, waarin de spuitkopeinddelen van de 8204195
1. S
-6- vloeistofspuitende inrichting 5 geschikt zijn om in de vorm van de letter "L" te worden gebogen, zal onder verwijzing naar de figuren 3 tot 6 beschreven worden. Een vloeistofspuitende inrichting 11 omvat een draaiende cilinder 12 met een grote 5 lengte en een spuitende cilinder 14 die in de vorm van een verbinding tussen twee potten door een verbindingsdeel 13 heen met het onderste einde van de draaiende cilinder 12 is verbonden en geschikt is om ter plaatse van de verbinding te buigen.
Aan het bovenste deel is aan de omtrek van de draaiende 10 cilinder 12 een vloeistofdichte, stationaire cilinder 15 verbonden. Met deze stationaire cilinder 15 is een voedingsbuis 16 voor samengeperste vloeistof verbonden. Het inwendige van de stationaire cilinder 15 en het inwendige van de draaiende cilinder 12 communiceren met elkaar door een veelvoud van 15 verticale langgerekte perforaties 17 die in het boveneinde van de cilinder 12 zijn gevormd. De hiervoor genoemde cilinder 12 is relatief ten opzichte van de cilinder 15 roteerbaar door de beweging van een flens 18 die bijvoorbeeld aan het boveneinde van de draaiende cilinder 12 is aangebracht.
20 De spuitende cilinder 14 is aan zijn vooreinde voorzien van een spuitende spuitkop 19 voor vloeistof. Het vaste einde van de spuitende cilinder 14 en het ondereinde van de draaiende cilinder 12 zijn door middel van een verbinding 13, die gelijk is aan de verbinding tussen de twee botten, met elkaar 25 verbonden. De verbinding 13 is, zoals getoond in fig.4 en in fig.5, zodanig geconstrueerd, dat het ondereinde van de draaiende cilinder 12 en het basiseinde van de spuitende cilinder 14 respectievelijk met afsluitdelen 20, 20’ zijn voorzien, die relatief ten opzicht» van de axiale richtingen van de cilin-30 drische delen afgeschuimd zijn, dat de afsluitdelen 20, 20* respectievelijk van buitenwaarts uitstulpende korte ringvormige delen 21, 21' zijn voorzien, en dat flensvormige eindvlakdelen 22, 22', die aan de beginranden van de ringvormige delen 21, 21' zijn gevormd, tegen elkaar aanliggen en roteerbaar op 35 elkaar steunen. Omdat de oppervlakken van de eindvlakdelen overeenkomstig de hellende afsluitdelen 20, 20' hellen, kan de draaiende cilinder 12 op. de verbinding 13 als basis roteren, in afhankelijkheid van de conditie van de inclinatie van het eindvlakdeel (afsluitdeel) daarvan, indien het eindvlakdeel 8204195 -7- 22' van de spuitende cilinder 14 rond zijn eigen as wordt geroteerd op het eindvlakdeel 20 van de roterende cilinder 12, terwijl het intieme vlak tot vlakglijcontact met het eindvlakdeel 22 in stand blijft. De roterende cilinder 12 en de spui-5 tende cilinder 14 kunnen daarom hun rechte vorm, zoals geïllustreerd in fig.4, of een gebogen vorm, zoals getoond in fig.5, innemen.
In de hierboven beschreven constructie kan, indien het eindvlakdeel 22 helt met een hoek van 06 graden (45°) relatief 10 ten opzichte van de axiale richting van de roterende cilinder 12 en het eindvlakdeel 22 overeenkomstig helt, de spuitende cilinder 14 over een hoek van 1¾ graden (90°) relatief ten opzichte van de draaiende cilinder 12 gebogen worden. Als de hoek 0i 30° is, dan is de hoek |£> 60°. In dit geval kan daarom 15 de spuitende cilinder 14 gebogen worden tot in een opwaarts hellende richting.
De roterende cilinder 12 en de spuitende cilinder 14 zijn met elkaar verbonden door een vasthoudring 23 die rond de nauw tegen elkaar aanliggende buitenste omtrekken van de twee 20 eindvlakdelen 22, 22* is aangebracht. Deze vasthoudring 23 wordt gevormd door twee symmetrische, opponerende semicirkel-vormige frames 24, 24’, zoals getoond in fig.6. De binnenvlakken van de semicirkelvormige frames 24, 24' zijn voorzien van groeven 25, 25' die juist wijd genoeg zijn om de nauw met 25 elkaar verbonden omtrekken van de einddelen 22, 22' op te nemen. De frames zijn aan de einden ervan voorzien van buitenwaarts gerichte bevestigingsdelen 26, 26’. De draaiende cilinder 12 en de spuitende cilinder 14 zijn waterdicht en roteerbaar met elkaar verbonden door de eindvlakdelen van de twee cilinders 30 met elkaar in contact te brengen, door vervolgens de frames 24, 24’ in laterale richting over de tegen elkaar aanliggende omtrekken van de eindvlakdelen aan te brengen waarbij de omtrekken in de groeven 25, 25* worden opgenomen, door bouten 27 door de tegenover elkaar liggende bevestigingsdelen 26,26' 35 te steken en door moeren 28 op de bouten 27 vast te draaien.
Bij de hierboven beschreven constructie kan de gewenste rotatie van de spuitende cilinder 14 uitgevoerd worden door een in axiale richting door het inwendige van de roterende cilinder 12 heen aangebrachte beweegbare staaf 29 te roteren.
8204195 -8-
Het boveneinde van deze bewegende staaf 29 steekt van het boveneinde van de bewegende cilinder 12 uit, zodat de bewegende staaf 29 door middel van een hendel (niet getoond) geroteerd kan worden, welke hendel bevestigd is aan het uitstulpende 5 einde ervan. Het ondereinde van deze bewegende staaf 29 reikt tot de verbinding 13. De spuitende cilinder 14 is op de binnenwand ervan voorzien van een hellende, stationaire staaf 30 die zich uitstrekt tot de verbinding 13. Het ondereinde van de bewegende staaf 29 en het begineinde van de stationaire staaf 10 30 zijn met elkaar verbonden door middel van een flexible ver binding 31. In de getoonde uitvoeringsvorm heeft de flexibele verbinding 31 een verbindingselement 32 dat enerzijds scharnier-baar is verbonden met het ondereinde van de bewegende staaf 29 en anderzijds op overeenkomstige wijze is verbonden met het 15 begineinde van de stationaire staaf 30 respectievelijk door middel van een roterend element 33. Een rotatie van de bewegende staaf 29 resulteert in een rotatie van het verbindingselement 32 en vervolgens in een inclinatie van de stationaire staaf 30, met als resultaat, dat de spuitende cilinder 14 20 draait in de richting van de aangenomen, geïnclineerde positie, terwijl het vlak-tot-vlak glijcontact tussen de twee eindvlak-delen 22, 22' in stand blijft. Door de rotatie van de bewegende staaf 29 kan de spuitende cilinder 14 daarom over elke gewenste hoek relatief ten opzichte van de draaiende cilinder 12 25 gedraaid worden in de vorm van een rechte stand of een loodrecht gebogen stand ter plaatse van de verbinding. Onafhankelijk van de positie van de spuitende cilinder ten opzichte van de bewegende cilinder 12, blijft het inwendige van de bewegende cilinder 12 en die van de spuitende cilinder 14 met elkaar 30 verbonden. De getoonde flexibele verbinding 31 is slechts een voorbeeld. Elke koppelconstructie kan gebruikt worden, die voldoet aan het vereiste, dat een rotatie van één v.an de twee staven van de koppeling moet resulteren in een verandering in de hoek van de andere staaf. Voorbeelden van koppelingen die 35 aan dit vereiste voldoen, zijn een elastische koppeling die gevormd wordt door spiraalveren met grote spanning en een in koppeling met glijbaar ingegroefde holten aangebrachte pinnen.
Vervolgens zal met verwijzing naar fig.7 tot fig.10 een uitvoeringsvorm van de vloeistofspuitende inrichting beschreven 8204195 ' * i -9- worden, die een spuitkopdeel heeft, dat geschikt is om in de vorm van de letter "ü" gebogen kan worden. Aan de buitenzijde omvat deze inrichting een controlekast 41, een stationaire cilinder 42, een draaiende cilinder 43 die aan het ondereinde 5 van de stationaire cilinder 42 hangt, een vouwcilinder 44 die geschikt is om een gebogen vorm aan te nemen, indien hij relatief ten opzichte van de draaiende cilinder 42 geroteerd wordt, en een spuitcilinder 45 die geschikt is om een gebogen vorm in te nemen, indien hij relatief ten opzichte van de 10 vouwcilinder 44 geroteerd wordt. Het ondereinde van de spuitcilinder 45 vormt een spuitkop 46.
De verbindingen tussen de aanliggende cilinders van de inrichting zullen beschreven worden met verwijzing naar fig.8.
Op de binnenwand van het ondereinde van de stationaire cilinder 15 42 is een moerschroefdraad aangebracht. Op deze moerschroef- draad is de aan het boveneinde van een verbindingsbus 47 gevormde boutschroefdraad geschroefd. Door de koppeling tussen de twee schroefdraden is de verbindingsbus 47 innig verbonden met de stationaire cilinder 42. In het onderste deel van de 20 verbindingsbus 47 is een ringvormige penbaan 48 aangebracht.
In deze penbaan 48 zijn van de buitenzijde van de roterende cilinder 43 af pennen 49 aangebracht. De roterende cilinder 43 is zodoende relatief ten opzichte van de staionaire cilinder 42 vrij roteerbaar.
25 Het ondereinde van de roterende cilinder 43 vormt een hellend eindvlakdeel 50 dat over 45° ten opzichte van de axiale richting van de cilinder helt. Dit eindvlakdeel 50 ligt tegen een hellend-eindvlakdeel 51 aan dat gevormd is op het boveneinde van de vouwcilinder 44 en helt bijvoorbeeld ten opzichte 30 van de axiale richting van de cilinder over 45°. Een inwendig element 52 is vast bevestigd in het hellend eindvlakdeel 51 aan de zijde van de vouwcilinder 44. Een op de bovenzijde van het inwendige element 52 gevormde, buitenflens 53 grijpt aan op het hellend eindvlakdeel 50 op de zijde van de draaiende 35 cilinder 43 en ondersteunt roteerbaar de draaiende cilinder 43 en de vouwcilinder 44. Indien een relatieve rotatie wordt uitgevoerd tussen de bewegende cilinder 43 en de vouwcilinder 44, terwijl de cilinders tezamen in een rechte lijn worden gehouden, buigt de vouwcilinder 44 vanwege de inclinatie van de eindvlak- 40 8 2 0 4 1 9 5 c -10- delen 50, 51. Nadat de hoek van de relatieve rotatie tussen de twee cilinders 180° nadert, nemen de twee cilinders de vorm van de letter "L" aan.
De verbinding tussen de vouwcilinder 44 en de spuitci-5 Under 45 is gelijk aan die tussen de draaiende cilinder 43 en de vouwcilinder 44. Een hellend eindvlakdeel 54 aan het ondereinde van de vouwcilinder 44 ligt tegen een hellend eindvlakdeel 55 van de spuitcilinder 45 aan, en de twee cilinders zijn roteerbaar met elkaar verbonden door middel van een ver-10 binding 56.
Vervolgens zal het mechanisme beschreven worden, dat het mogelijk maakt om de vouwcilinder 44 ten opzichte van de draaiende cilinder 43 te vouwen. Langs de as van de draaiende cilinder 42 en de roterende cilinder 43 is een inwendige, 15 draaiende cilinder 62 aangebracht, waarvan het boveneinde verbonden is met de controlekast 41 en het ondereinde ervan roteerbaar gesteund wordt door een steunelement 61 dat vanaf het binnenoppervlak van de roterende cilinder 43 uitsteekt. Aan het ondereinde van deze inwendige, draaiende cilinder 62 is 20 een kegeldrijfwerktandwiel 63 dat aangrijpt op het hiervoor genoemde inwendige element 52. In het bovendeel van de inwendige, draaiende cilinder 62 is een kegeldrijfwerktandwiel 64 op overeenkomstige wijze bevestigd. Dit kegeldrijfwerktandwiel -64 is in aangrijping met een klein kegeldrijfwerktandwiel 67 25 dat een met een controlekast 65 verbonden staaf 66 steunt.
De draaiende cilinder 43 is integraal door middel van een veelvoud van., radiale, armen 68 van een inwendige, aangedreven cilinder 69 voorzien. Deze aangedreven cilinder 69 is aan de buitenzijde van de inwendige, draaiende cilinder 62 aange-30 bracht. In een deel van de omtrek daarvan, is een pengroef 70 over een hoek van 180° in de omtreksrichting (horizontale richting) aangebrackt. In deze pengroef 70 is een vanaf de inwendige, draaiende cilinder 62 aangebrachte pen bevestigd. De inwendige, draaiende cilinder 62 is zodoende relatief ten op-35 zichte van de inwendige, aangedreven cilinder 69 vrij roteerbaar, totdat de pen 71 de einden van de pengroef 70 bereikt. Nadat de pen 71 stoot tegen het einde van de pengroef 70 draait de inwendige, draaiende cilinder 62 met de inwendige, aangedreven cilinder 69 (fig.10).
8204195 -11-
Vanaf de binnenwand van de spuitcilinder 45 steekt een stationaire staaf 72 uit. Deze stationaire staaf 72 is verbonden met een draaiende staaf 74 die door middel van een flexibele verbinding 73 verbonden zijn. De draaiende staaf 74 is door 5 het axiale gat 75 van het kegeldrijfwerktandwiel 63 en door het centrum van de inwendige, draaiende cilinder 62 tot in de controlekast 71 geleid en kan roteerbaar aangedreven worden door een draaimechanisme dat in de controlekast 41 is aangebracht. De inwendige, draaiende cilinder 62 wordt onafhankelijk 10 van het kleine kegeldrijfwerktandwiel 67 van de controlekast 65, op overeenkomstige wijze roteerbaar aangedreven door een in de controlekast 51 aangebracht aandrijfmechanisme. De twee aandrijfmechanismen worden door een turbine 77 aangedreven, die in de baan 76 voor de toevoer van samengeperste vloeistof aan 15 de stationaire cilinder 42, is aangebracht.
Vervolgens zal de werking van de inrichting met de voorgaande constructie voor het verwijderen van slib 9 dat verzameld is in een olieopslagtank 1 met een drijvend dak en kleeft aan het onderoppervlak van het drijvende dak 2, hier-20 onder worden beschreven. Bij de inrichting volgens de eerste uitvoeringsvorm worden paren van in de vorm van een rechte lijn gehouden draaiende cilinders 12 en spuitende cilinders 14 door in het drijvende dak 2 aangebrachte draagkolomopeningen .3 heen gestoken, totdat de buitenwaarts van de stationaire 25 cilinder uitstrekkende bevestigingsframes 15' over de cilindrische delen 3' van de draagkolomopeningen 3 zijn aangebracht en vervolgens bevestigingsbouten 34 vanaf de buitenzijde van de
V
bevestigingsframes 15r worden aangebracht en tegen de buitenoppervlakken van de cilinders worden vastgedraaid. In dit 30 stadium hangen de roterende cilinder 12 en de spuitende cilinder 14 vanaf het drijvende dak 2 tot in het inwendige van de olieopslagtank 1. Vervolgens worden de spuitende cilinders 1.4 door de rotatie van de beweegbare staven 29 relatief ten opzichte van de draaiende cilinder 12 over geschikte hoeken ge-35 bogen. Nadat de vloeistofspuitende inrichtingen op geschikte wijze, zoals hierboven beschreven, bevestigd zijn aan de draagkolomopeningen wordt vloeistof in een samengeperste toestand door de voedingsleiding 16 aan het inwendige van de ro-tatiecilinders 12 toegevoerd en met kracht uit de spuitende 40 820 4 1 9 5 -12- spuitkoppen gespoten. Tijdens het spuiten van de samengedrukte vloeistof door de spuitkoppen 19 wordt de roterende cilinder 12 met een lage snelheid geroteerd. Zodoende spuiten de spuitkoppen 19 de samengedrukte vloeistof terwijl zij op hetzelfde 5 moment in horizontale richting draaien. Door de kracht van de gespoten, samengeperste vloeistof desintegreert het slib in de tank en gaat over in een gefluidiseerde toestand. Het gefluidi-seerde mengsel van slib en vloeistof wordt met behulp van een pomp 7' uit de tank afgevoerd.
10 Bij de inrichting volgens de tweede uitvoeringsvorm, waarin de spuitkop geschikt is om in de vorm van een letter "U" gevouwen te worden, worden in de vorm van een rechte lijn gehouden sets van stationaire cilinders 42, vouwcilinders 44 en spuitcilinders 45 door in het drijvende dak 2 aangebrachte 15 draagkolom openingen 3 heen gestoken, terwijl vervolgens de via de staven 66 met de controlekast 65 in verbinding staande regeldrijfwerktandwielen 67 worden aangebracht en aangrijpen op de kegeldrijfwerktandwielen 64 en hierna de genoemde kegel-drijfwerktandwielen 67 worden geroteerd. De inwendige, draaien-20 de cilinders 62 en. de kegeldrijfwerktandwielen 63 worden tegelijkertijd geroteerd, met als resultaat,dat de vouwcilinders 44, waarin de inwendige elementen 52 zijn aangebracht, die aangrijpen op de kegeldrijfwerktandwielen 63, relatief ten opzichte van de draaiende cilinders 43 geroteerd worden. Nadat 25 de inwendige, draaiende cilinders 42 over 180° gedraaid zijn, terwijl de draaiende cilinders 43 en de vouwcilinders 44 zich nog steeds in de rechte staaf vorm bevinden, worden de vouwcilinders 44· relatief, ten opzichte van de draaiende cilinders over een rechte hoek gedraaid als gevolg van de actie van de 30 hellende eindvlakdelen 50,51. Gedurende deze handeling bewegen de vanaf de binnen, draaiende cilinders 62 uitstekende pennen 71 langs de pengroeven 70 die gevormd zijn in de inwendige, aangedreven cilinders 69·. Dienovereenkomstig worden de inwendige, aangedreven cilinders en de draaiende cilinders 43 niet 35 geroteerd.
Nadat de individuele cilinders van de inrichting in de hierboven aangegeven posities zijn gebracht, worden de kleine kegeldrijfwerktandwielen 67 uit aangrijping met de kegeldrijfwerktandwielen 64 gebracht en wordt vervolgens samengeperste 8204195 -13- vloeistof aan de voedingsleidingen 76 toegevoerd. De vloeistof-stroom in de stationaire cilinders 42 en de door de stroming van deze vloeistof uitgeoefende kracht laat de turbines 77 roteren, met als resultaat, dat de inwendige, draaiende cilin-5 ders 62 en de draaiende staven 74 geroteerd worden. Nadat de pennen 71 van de inwendige, draaiende cilinders 62 de einden van de pengroeven 70 hebben bereikt, laat de rotatie van de inwendige, draaiende cilinders 62 de inwendige, aangedreven cilinders 69 tegelijkertijd bewegen. Zodoende worden de draaien-10 de cilinders 43 relatief ten opzichte van de stationaire cilinders 42 geroteerd en worden de vouwcilinders 44 rond de stationaire cilinders 42 geroteerd, terwijl zij in de loodrechte, gebogen toestand door de roterende cilinders 43 worden gehouden. Als gevolg van de verbinding tussen de kegeldrijfwerktand-15 wielen 63 en de inwendige elementen 42 roteren de vouwcilinders 44 tegelijkertijd met de roterende cilinders 43. Zij worden in de loodrechte, gebogen toestand gehouden, opdat zij geen relatieve beweging ten opzichte van de roterende cilinders 43 veroorzaken.
20 Tegelijkertijd wordt de rotatie van de draaiende staaf 74 doorgegeven via de flexibele verbinding 73 en de stationaire staaf 72 en wordt tenslotte afgegeven aan de spuitende cilinder 45. Omdat de spuitende cilinder 45 en de vouwcilinder 44 met elkaar verbonden zijn door middel van hun respectievelijke, 25 hellende eindvlakdelen 54 en 55, voeren zij een relatieve rotatie met betrekking tot elkaar uit, waarbij de spuitende cilinder 45 een zwenkende beweging uitvoert tussen een aangenomen hoekige positie met betrekking tot de vouwcilinder 44 en vervolgens een gestrekte positie. De serie cilinders blijft 30 samengeperste vloeistof door de spuitkop 46 van de spuitcilin-der 45 spuiten, terwijl de individuele cilinders zodanig roteren, dat zij afwisselend de vorm van de letters "L“ en "U" innemen. De aldus gespoten vloeistof desintegreert en lost het slib op, dat zich binnen de olieopslagtank heeft afgezet 35 en in het bijzonder dat slib dat kleeft aan het binnenvlak van het drijvende dak 2, met als resultaat, dat het slib fluïdiseert. Het gefluïdiseerde slib wordt door de pomp 7 uit de tank afgevoerd. In de tot zover beschreven uitvoeringsvorm dienen de hellende eindvlakdelen 50,51 voor het koppelen van de roterende 8204195 > -14- cilinder 43 en de vouwcilinder 44 en de hellende eindvlakdelen 54,55 dienen voor het koppelen van de vouwcilinder 44 en de spuitcilinder 45 en hellen relatief ten opzichte van de axiale richting over 45°. Zodoende worden de individuele cilinders 5 over maximaal 90° gebogen. De maximale hoek, waarover de cilinders gebogen kunnen worden, varieert dus met de inclinatiehoek van de hellende eindvlakken van de cilinders. De elementen die binnenin de cilinders gebruikt worden, worden zo klein mogelijk gemaakt, teneinde een zo groot mogelijk dwarsoppervlak 10 voor de doorgang van samengeperste vloeistof vrij te laten. In het bijzonder is het gewenst de kegeldrijfwerktandwielen 63, 64 in die mate te perforeren, waarbinnen nog geen verlies aan stijfheid optreedt.
Nadat het hierboven beschreven werk voor het verwijderen 15 van slib voltooid is, wordt het spuiten van samengeperste vloeistof gestopt en worden de cilinders gerecht en uit de draagkolomopeningen 3 getrokken.
Vervolgens zal nu de methode beschreven worden, waarmee de vermengde vloeistof die in de tank geproduceerd is als ge-20 volg van de desintegratie en het oplossen van slib door de kracht van de gespoten, samengeperste vloeistof effectief uit de tank verwijderd wordt.
De op de bodem van de tank verzamelde vloeistof, namelijk het vloeistofmengsel dat ontstaat door de desintegratie en het 25 oplossen van slib met de gespoten vloeistof wordt bij voorkeur zo snel mogelijk verwijderd. Dit komt, omdat het effect van de druk van de gespoten vloeistof op de desintegratie en het oplossen van slib vermindert, indien het slib opgenomen blijft in de gemengde vloeistof en aanzienlijk toeneemt, indien het 30 slib aan de omgevingslucht wordt blootgesteld. Indien de in de tank verzamelde vloeistof langzaam wordt afgevoerd, zakt het slib in de vloeistof uit.
Voordien werd het afvoeren van de vermengde vloeistof uitgevoerd door een met een pomp verbonden afvoerpijp door een 35 mangat in de tank te steken, bijvoorbeeld totdat het begineinde van de afzuigpijp de bodem van de tank bereikt, en de pomp aangedreven wordt om de gemengde vloeistof uit het inwendige van de tank af te zuigen. Bij deze methode komen vaste deeltjes, zoals slib en roest van de bodem van de tank, in de motor en 8204195 -= «· -15- verminderen de werkingsefficiency van de pomp en in een extreem geval veroorzaken zij het uitvallen van de pomp. Indien het niveau van de gemengde vloeistof in de tank tot beneden het begineinde van de afzuigpijp daalt, kan hij zelf blootgesteld 5 worden aan de omgevingslucht in de tank en zuigt de pomp daardoor lucht aan. Nadat eenmaal de pomp lucht heeft aangezogen, moet de pomp gesmeerd worden. Zelfs in het geval van een zelfzuigende pomp, duurt het lange tijd voordat hij opnieuw vloeistof aanzuigt, nadat het opzuigen van de lucht heeft 10 plaats gevonden. Omdat de capaciteit van de pomp voor het afzuigen van de vloeistof vanuit het inwendige van de tank verminderd wordt door het aanzuigen van lucht, wordt ook het effect van het verwijderen van de vloeistof aanzienlijk verlaagd.
Om dit nadeel te voorkomen, voert de uitvinding het ver-15 wijderen van de vloeistof vanuit de tank uit door de inlaat-opening van de afzuigpijp tot in het inwendige van de tank te brengen en het andere einde van de pijp op een vloeistofreser-voir aan te sluiten, en de vermengde vloeistof afgescheiden wordt door afzuiging, welke veroorzaakt wordt door de negatieve 20 druk van het vloeistofreservoir. Het verwijderen van de vloeistof zal nu specifiek beschreven worden met verwijzing naar figuur 11.
De leiding 81 voor het afvoeren van de vloeistof uit de tank 1 is door een mangat 1' tot in het inwendige van de 25 tank geleid. De afzuiginlaat 82 die aan het begineinde van de pijp 81 is aangebracht, is naar het inwendige oppervlak van de bodem van de tank 1 gericht of de pijpv 81 is verbonden met een afvoermondstuk 83 dat in de tank 1 is aangebracht. Het basale einde van de pijp 81 is verbonden met de bovenzijde van een 30 luchtdicht reservoir^ 84. Het reservoir 84 heeft een met een gaspomp 85 verbonden afzuigpijp 86 die aan de bovenzijde ervan bevestigd is. Een afvoerleiding 87 van de gaspomp 85 is door een mangat 2r in het dak of een mangat lf (niet getoond) tot in het inwendige van de tank 1 geleid. Met het reservoir 84 35 is een afzuigleiding 89 verbonden, die verbonden is met de afzuigzijde van een vloeistofpomp 88. Een afvoerleiding 90 van deze pomp 88 is bijvoorbeeld verbonden met een tussenreservoir (niet getoond).
Indien de gaspomp 85 in werking wordt gesteld, ontwikkelt 8204195 -16- zich in het inwendige van het reservoir 84 een negatieve druk en vindt een afzuiging plaats bij de afzuiginlaat 82 en het afvoermondstuk 83, met als resultaat, dat de op de bodem van de tank verzamelde vloeistof door de pijp 81 naar het reservoir 5 84 wordt afgezogen. Indien de vloeistof in het reservoir 84 door de leiding 89 of door de werking van de pomp 88 wordt af-gevoerd, wordt de druk in het reservoir 84 negatief, als gevolg van de werking van de gaspomp 85. De vloeistof in de tank 1 kan daardoor continue afgesloten worden en in het reservoir 10 4 uitstromen."
Omdat het binnen de tank 1 afgezette slib gedesintegreerd en opgelost wordt door de in hoge mate samengedrukte wasvloeistof uit de spuitinrichtingen 5 te spuiten, de vloeistof die resulteert van het desintegreren en oplossen van het slib en 15 de verbruikte wasvloeistof naar het reservoir 4 wordt afgezogen door de op hierboven beschreven wijze in het reservoir 84 ontwikkelde negatieve druk, kan de negatieve druk in het reservoir door de werking van de gaspomp 85 in stand worden gehouden en neemt de efficiency van de vloeistofafzuiging zelfs niet 20 af, indien het vloeistofniveau in de tank 1 lager wordt en de in de tank aanwezige lucht door de inlaatopening 82 en het afvoermondstuk 83 wordt afgezogen.
Indien het in de tank 1 verzamelde slib wordt gedesintegreerd en opgelost onder gebruimaking van een straalblazer, 25 wordt de tank gevuld met een inert gas teneinde in de tank een inerte atmosfeer te handhaven en zodoende een mogelijk explosie te voorkomen die in de tank kan optreden als gevolg van statische elektriciteit.. Indien het inerte gas uit het inwendige van de tank wordt af gezogen, ontstaat daardoor de mogelijkheid, 30 dat de omgevingslucht in het inwendige van de tank stroomt door een of andere opening waardoor de zuurstofconcentratie van het inwendige gas stijgt, waardoor een verandering in de gassamenstelling optreedt en de inert atmosfeer in de tank niet langer behouden zal blijven. Omdat in de huidige uitvoeringsvorm de 35 afvoerpijp 87 van de gaspomp 85 uitmondt in het inwendige van de tank 1 treedt er geen verandering in de gassamenstelling op, omdat het gas, indien het via de afzuiginlaat 82 of het afzuig-mondstuk 83 wordt afgezogen, direct aan de tank 1 wordt teruggevoerd. Zodoende zal de zuurstofconcentratie van de inerte 820 4 1 ij 3 -17- atmosfeer binnen de tank 1 niet stijgen. Omdat al het uit het inwendige van de tank afgezogen gas volledig aan de tank wordt teruggevoerd, blijft de atmosfeer binnen de tank in tact. De de atmosfeer samenstellende inerte gassen en het van de in de 5 tank opgeslagen olie afkomstige gas diffunderen niet vanuit de tank tot in de omgeving. Zodoende wordt de mógelijkheid dat stinkende gassen naar buiten treden in de omgeving en dat explosies buiten de tank optreden, voorkomen. Eventueel kan de hierboven beschreven afvoerpijp 90 van de vloeistofpomp 88 10 verbonden zijn via de overslagtank met de pomp 7, die dient voor het toevoeren van de vloeistof aan de spuitende inrichtingen 5. Deze verbinding kan gebruikt worden voor het cyclische gebruik van de vloeistof, omdat de verbruikte vloeistof afgevoerd en verzameld kan worden in het reservoir 4 en vervolgens samen-15 geperst door de spuitinrichtingen 5 uitgespoten worden.
In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn een drukmeter 91 en een vloeistofniveaumeter 92 op het reservoir 4 aangebracht, waarbij de drukmeter 91 verbonden is met de luchtpomp 85 en de vloeistofniveaumeter 92 verbonden is met de vloeistof-20 pomp 88, welke verbindingen elektrisch dan wel pneumatisch.i kunnen zijn. De drukmeter 90 is aangepast voor het detecteren van een toename van de inwendige druk van het reservoir 84 tot een vooraf bepaald niveau en voor het aan- of uitschakelen van de luchtpomp 85 en de vloeistofniveaumeter 82 is aangepast 25 voor het detecteren van een toename van het vloeistofniveau in het reservoir 84 tot een vooraf bepaalde hoogte voor het aan- of uitschakelen van de vloeistof pomp 88. Omdat de inwendige druk en het vloeistofvolume van het reservoir 84 constant geregeld kan worden door middel van de drukmeter 91 en de 30 vloeistofniveaumeter 92 kan het werk voor het verwijderen van de in de tank 1 verzamelde vloeistof geautomatiseerd worden. Bovendien is het inwendige van het reservoir 84 verdeeld in een eerste kamer 94 en een tweede kamer 95 door middel van een -netvormig element 93. De vloeistof van de leiding 81 wordt aan 35 de eerste kamer 94 toegevoerd. Indien de vloeistof van de eerste kamer 94 de kamer 94 overstroomt of door het netelement 93 heenstroomt,wordt het verzameld in de tweede kamer 95. De aldus in de tweede kamer 95 verzamelde vloeistof wordt door de vloei-stofpomp 88 afgezogen. Indien de door de pijp 81 tot in het 820 4 1 95 -18- reservoir 84 stromende vloeistof toevallig vaste deeltjes, zoals metaal, bevat, zakken bij deze constructie van het reservoir dergelijke vaste deeltjes naar de bodem van de eerste kamer 94 en wordt daardoor voorkomen dat zij afgegeven worden 5 naar de vloeistofpomp 88. Omdat alleen de vloeistof door de pomp 88 wordt verwerkt, is de pomp noch verstopt noch gebroken en bevat de naar de tank toe geleide vloeistof geen vaste deeltjes. De vaste deeltjes die zich hebben afgezet op de bodem van de eerste kamer 94 kunnen door een afvoer 96 of een man-10 gat 97 verwijderd worden, indien het werk gestopt is.
Zoals duidelijk zal zijn uit de hierboven gegeven beschrijving, bereikt de huidige uitvinding de gewenste verwijdering van een olieopslagtank met een drijvend dak geaccumuleerd slib door vloeistofspuitende inrichtingen die elk in 15 de vorm van een rechte buis worden gehouden, tot in het inwendige van de tank door openingen van de ondersteuningskolommen voor het drijvende dak te steken, door de vloeistofspuitende mondstukken van de spuitinrichtingen in de gewenste richtingen te richten, door de spuitmonden rond de respectievelijke in-20 richtingen te laten draaien en op hetzelfde moment samengeperste vloeistof door de mondstukken te spuiten, waardoor het slib in de tank gebroken, gedispergeerd, opgelost, en gedesintegreerd wordt door de kracht van de gespoten, samengeperste vloeistof. Het slib wordt daardoor zeer efficient gefluïdi-25 seerd. Door deze methode kan de verwijdering van het slib snel uitgevoerd worden, zelfs in een olieopslagtank met een zeer groot inwendige volume. Omdat het werk niet het gebruik van een warmtebron vereist., vermindert het economische verliezen.
De vloeistofspuitende inrichting kan automatisch roteren door 30 een hydraulische motor die geschikt is om door een hydraulische pomp aangedreven te worden, welke pomp geschikt is om door een turbine geroteerd te worden, waarbij als zijn drijvende bron de kracht wordt gebruikt, die door de samengeperste, door de inwendige inrichting heen stromende vloeistof wordt uitge-35 oefend.
Omdat de spuitende mondstukken afzonderlijk gepositioneerd zijn ten opzichte van de openingen van de ondersteunings-kolommen, is het operatiegebied van de spuitkoppen bij de methode volgens de uitvinding groot genoeg om die delen van het 8204195 φ -19- slib die ver van de openingen van de ondersteuningskolommen zijn gelegen volledig te desintegreren met de samengeperste, uitgespoten vloeistof. Zodoende kunnen de intervallen tussen de vloeistofspuitende inrichtingen in lengte vergroot worden 5 en kan het aantal van de vloeistofspuitende inrichtingen proportioneel afnemen. Met de methode volgens de inrichting is het dus mogelijk om slib in elke vorm of zelfs op een grote hoogte vanaf het binnenoppervlak van het drijvende dak snel en volledig te desintegreren, te fluldiseren en uit de tank af te 10 voeren. Omdat de vloeistofspuitende inrichtingen gekoppeld en losgekoppeld kunnen worden van het drijvende dak kunnen zij gemakkelijk gehanteerd worden.
15 8204195

Claims (6)

1. Werkwijze voor het verwijderen van in een olieopslag-tank met een drijvend dak verzameld slib, met het kenmerk, dat een samengeperste vloeistofspuitende inrichting wordt gevormd door een veelvoud van cilindrische elementen op een vrij op- 5 vouwbare wijze te koppelen, dat de in een rechte positie gehouden, vloeistofspuitende inrichting zover door een opening in het dak wordt gestoken, totdat de spuitkop van de inrichting gepositioneerd is in het inwendige van de tank, dat samengeperste vloeistof aan de vloeistofspuitende inrichting wordt 10 toegevoerd, dat de samengeperste vloeistof in het inwendige van de tank in de richting van het slib wordt vrijgegeven, waarbij de spuitkop van de inrichting rond de inrichting wordt gezwenkt, waarbij het slib wordt gedesintegreerd en gefluïdiseerd, en dat het gefluïdiseerde slib uit de olie-opslagtank wordt 15 afgevoerd.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het gefluïdiseerde slib uit de olietank wordt afgezogen door een reservoir, waarvan het inwendige op een negatieve druk wordt gehouden.
3. Een samengeperste vloeistofspuitende inrichting, met het kenmerkr dat de inrichting omvat een stationaire cilinder, een roteerbaar met de stationaire cilinder verbonden draaiende cilinder, waarbij de draaiende cilinder is voorzien van een hellend ondereindvlak, een spuitcilinder die aan één 25 einde voorzien is van een hellend eindvlak dat aangepast is om contact te maken met het hellend eindvlak van de draaiende cilinder en het andere einde aangepast is om contact te maken met een samengeperste vloeistofspuitende uitlaat, verbindingsmiddelen voor het vloeistofdicht en roteerbaar verbinden van 30 de twee hellende eindvlakken, een in de draaiende cilinder aangebrachte beweegbare staaf, een in de spuitende cilinder aangebrachte stationaire staaf, een veerkrachtigde koppeling voor het koppelen van de beweegbare staaf met de stationaire staaf, bewegende middelen voor de roterende beweging van de beweeg-35 bare staaf, en met de stationaire cilinder verbonden samenge- 8204195 -21- perste vloeistofvoedende middelen.
4. Samengeperste vloeistofspuitende inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de draaiende cilinder is samengesteld uit twee cilinders die elk een hellend eindvlak 5 hebben en dat de hellende eindvlakken van de twee cilinders vloeistofdicht en roteerbaar met elkaar verbonden zijn.
5. Werkwijze voor'het verwijderen van slib, zoals hierboven in hoofdzaak beschreven en met verwijzing naar de begeleidende tekeningen.
6. Een samengeperste vloeistofspuitende inrichting, zoals hierboven beschreven en geïllustreerd in de begeleidende tekeningen. 15 ƒ 8204195
NL8204195A 1981-12-28 1982-10-29 Inrichting voor het reinigen van een tank. NL190697C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP20973481A JPS58114783A (ja) 1981-12-28 1981-12-28 液体噴射装置
JP20973481 1981-12-28

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8204195A true NL8204195A (nl) 1983-07-18
NL190697B NL190697B (nl) 1994-02-01
NL190697C NL190697C (nl) 1994-07-01

Family

ID=16577748

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8204195A NL190697C (nl) 1981-12-28 1982-10-29 Inrichting voor het reinigen van een tank.

Country Status (6)

Country Link
JP (1) JPS58114783A (nl)
BE (1) BE894849A (nl)
DE (2) DE3240186A1 (nl)
FR (1) FR2518964B1 (nl)
GB (1) GB2113079B (nl)
NL (1) NL190697C (nl)

Families Citing this family (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS60128793U (ja) * 1984-02-07 1985-08-29 タイホ−工業株式会社 液体噴射装置
DE3584789D1 (de) * 1984-03-13 1992-01-16 Fiprosa Holding Verfahren zur rueckgewinnung von rohoel oder raffinerieprodukten aus zu schlammigem verdicktem bis kompaktem, sedimentiertem rohoel oder raffinerieprodukten, sowie vorrichtung zur durchfuehrung des verfahrens.
FR2561551B1 (fr) * 1984-03-23 1986-10-10 Somafer Sa Procede de fluidification des boues qui se forment dans les bacs de stockage d'hydrocarbures et de leur revalorisation immediate chez l'utilisateur
US4945933A (en) * 1988-04-11 1990-08-07 Serv-Tech, Inc. Liquid circulator useful for dispersing sediment contained in a storage tank
GB8902116D0 (en) * 1989-02-01 1989-03-22 Great Eastern Petroleum Uk Ltd Method for the recovery of black oil residues
GB2260893B (en) * 1990-05-05 1993-11-17 Peter Wraith Tank washing equipment
GB9010212D0 (en) * 1990-05-05 1990-06-27 Wraith Peter Tank washing equipment
DE4101184C2 (de) * 1991-01-17 1994-07-14 Sobinger Dietrich Verfahren und Anlage zum Reinigen von Schwimmdachtanks zum Lagern von Rohöl
DE19702462C1 (de) * 1997-01-24 1998-04-16 Dietrich Sobinger Verfahren und Reinigungsanlage zum Reinigen von Tanks zur Lagerung von Ölprodukten
GB9915491D0 (en) * 1999-07-02 1999-09-01 Tooley John K Resuspension apparatus for liquid storage tanks
DE10114753B4 (de) * 2001-03-22 2008-02-21 Thomas Falkenstein Gewerbliche Vermietung Und Verpachtung E.K. Reinigungssystem und Verfahren zur Reinigung von Heizöltanks
GB2397996B (en) * 2003-02-07 2005-01-19 Willacy Oil Services Ltd Sludge dispersal/inhibition in floating roof storage tanks
CN107583924B (zh) * 2017-08-22 2020-08-14 浙江海洋大学 一种地下水封洞库油泥清理装置
FI3829780T3 (fi) 2018-07-27 2022-12-15 Suutinjärjestely nesteen injektoimiseksi säiliöön
CN109108026A (zh) * 2018-08-30 2019-01-01 天津市赛鹏环保科技有限公司 液体危废智能化预处理系统
CN112246802B (zh) * 2020-08-27 2023-04-28 浙江海洋大学 一种活动式进出油管处理装置
CN114368536B (zh) * 2022-03-03 2023-11-21 蓝山中西医结合医院有限公司 一种智能眼角膜保存装置

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2045752A (en) * 1933-06-10 1936-06-30 Butterworth System Inc Method for freeing a container of asphaltic and oily materials
US2845091A (en) * 1954-01-18 1958-07-29 Maryland Engineering Company Tank cleaning apparatus
DE1557575C3 (de) * 1966-06-08 1974-02-07 Stanley Maurice Wallington Surrey Boxall (Grossbritannien) Vorrichtung zum Reinigen von Tanks od.dgl
US3472451A (en) * 1968-01-19 1969-10-14 Butterworth System Inc Tank washing apparatus
US3741808A (en) * 1970-08-12 1973-06-26 Goodrich Co B F Tank cleaner
JPS52108664A (en) * 1976-03-08 1977-09-12 Sakura Jietsutaa Kk Washing device
DE2819623C3 (de) * 1978-05-05 1981-07-16 Hans Grohe Gmbh & Co Kg, 7622 Schiltach Brausevorrichtung
US4244523A (en) * 1979-03-15 1981-01-13 Looper Bruce T Apparatus for cleaning tanks or vessels
NL8002289A (nl) * 1980-01-19 1981-08-17 Motherwell Bridge Eng Werkwijze en inrichting voor het terugwinnen van zware koolwaterstoffen uit olieslib.

Also Published As

Publication number Publication date
BE894849A (fr) 1983-02-14
JPS58114783A (ja) 1983-07-08
NL190697C (nl) 1994-07-01
GB2113079B (en) 1985-08-29
FR2518964B1 (fr) 1987-02-20
FR2518964A1 (fr) 1983-07-01
DE8230459U1 (de) 1984-03-15
NL190697B (nl) 1994-02-01
DE3240186A1 (de) 1983-07-07
GB2113079A (en) 1983-08-03
DE3240186C2 (nl) 1987-01-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8204195A (nl) Werkwijze voor het verwijderen van slib uit een olietank met een drijvend dak en een apparaat daarvoor.
US4426233A (en) Method for disposal of sludge in floating roof type oil tank
FI92800B (fi) Itsestään puhdistuva suodatin
NL194234C (nl) Werkwijze voor het terugwinnen van in residuen gebonden verdichte ruwe olie of raffinageproducten, en inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.
US4945933A (en) Liquid circulator useful for dispersing sediment contained in a storage tank
US6306221B1 (en) Portable parts washing apparatus with centrifugal filter
US20040222170A1 (en) Device and a method for removing solids
US2065462A (en) Oil tank cleaning apparatus
US20140190517A1 (en) System and method for removing sludge from a storage tank
JP3511335B2 (ja) タンクの洗浄方法
CN105536343B (zh) 压榨固液分离过滤机组
DE4436003A1 (de) Vorrichtung zum Entsorgen von flüssigen Medien
RU2225270C1 (ru) Способ очистки резервуаров от вязких нефтяных отложений и вязких отложений нефтепродуктов и устройство для его осуществления
JPH06210108A (ja) ストレーナ
HUE028817T2 (en) Container for exchange fluid for a device and equipment for an oil separator equipped with such a container
CN219209058U (zh) 一种固液萃取装置
EP0976434B1 (fr) Séparateur de liquides non miscibles
DE99032C (nl)
CN112246802B (zh) 一种活动式进出油管处理装置
CN216612491U (zh) 一种润滑油生产储罐
KR200174980Y1 (ko) 여과장치가 착설된 불용성 고형물 제거장치
US2760644A (en) Apparatus for screening liquid
CN213555490U (zh) 一种化工用萃取箱
CN206861694U (zh) 进水前置过滤器
JP3511334B2 (ja) 液体噴射装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20021029