NL8201410A - Luchtuitblaasinrichting. - Google Patents

Description

A

* -- -A

PHN 10.313 1 N.V. “Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "luchtuitblaas inrichting"

De uitvinding heeft betrekking op een luchtuitblaas inrichting voor inbouw in een plafond, met een in dwarsdoorsnede nagenoeg rechthoekig, van eindschotten voorzien dunwandig langwerpig huis, met een luchttoevoeropening, welk huis voorts is voorzien van luchtuitblaas-5 ppeningen. Een dergelijke inrichting is bekend uit het Duitse octrooi-schrift 1.679.564 (PHN 1922).

Bovengenoemde inrichtingen worden veelal toegepast cm een verblijfsruimte, zoals een kamer, een kantoor e.d. te ventileren door in die ruimte lucht te blazen. Daarbij moet een goede menging van uit 10 de inrichting tredende lucht met reeds in de ruimte aanwezige lucht worden verkregen. Voorts moet warden gestreefd naar een goede ventilatie zonder dat in de verblijf sruimte tochtverschijnselen optreden. Dit geldt in het bijzonder wanneer ter kcmpensatie van de door verlichting, machines en personen opgewekte warmte, koele lucht in de ruimte moet 15 worden geblazen.

De in het bovengenoemde Duitse octrooischrift beschreven inrichting bevat een tweetal ten opzichte van elkaar beweegbare wanddelen die ieder zijn voorzien van luchtuitblaasopeningen, welke wanddelen zodanig ten opzichte van elkaar kunnen worden geplaatst, dat de uit de 20 openingen tredende luchtstralen elkaar beroeren. Bij deze inrichting wordt de lucht in nagenoeg vertikale richting uitgeblazen. Daarbij treedt onvoldoende vermenging qp van lucht in de verblijf sruimte en lucht afkomstig van de luchtuitblaasopeningen van de inrichting. Om met name in ruimten met een relatief laag plafond ongewenste tochtverschijn-25 selen te vermijden is de hoeveelheid uit te blazen lucht beperkt. Het koelend vermogen van de genoemde inrichting is dan gering.

De uitvinding beoogt een luchtuitblaas inrichting te verschaffen, die een hoog koelend vermogen heeft, waarbij een goede menging van de uit de inrichting tredende lucht met de overige in een ruimte 30 aanwezige lucht wordt verkregen en waarbij hinderlijke tochtverschijnselen worden vermeden.

Een luchtuitblaasinrichting van de in de aanhef genoemde soort wordt daartoe volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat een langs- 8201410 <*· w * • H3N 10.313 2 zijde van het huis is voorzien van een langsspleet, die wordt begrensd door twee naar de binnenruimte van het huis schuin toelopende wanddelen, waarop de langsspleet althans ten dele overlappende, afwisselend naar het ene en naar het andere wanddeel gekeerde leischoepen zijn bevestigd, 5 waarbij de door de desbetreffende leischoep en het schuine wanddeel gevormde opening lucht in hoofdzaak langs het plafond wordt uitgeblazen.

In een inrichting volgens de uitvinding wordt de lucht zo uitgeblazen, dat slechts langs het plafond intense vermenging van uitgeblazen (koele) lucht en (relatief wanne) lucht in de verblij fsruimte 10 optreedt. Door de specifieke manier waarop de lucht wordt uitgeblazen is het inducerende oppervlak van de uitgeblazen luchtstralen (dat wil zeggen het aanrakingsoppervlak tussen de uitgeblazen luchtmassa en de overige lucht) relatief groot. Bovendien kan een per lengte-eenheid relatief grote hoeveelheid lucht in de verblijf sruimte worden toege-15 laten zonder het comfort in de leef zone van die ruimte in negatieve zin te beïnvloeden. Het koelend vermogen van de inrichting volgens de uitvinding is dan ook hoog. Een ander voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is, dat deze op betrékkelijk eenvoudige wijze te vervaardigen is.

20 In een uitvoeringsvorm, van de inrichting volgens de uitvinding strékken de leischoepen zich met hun vrije uiteinde uit tot het vlak van de langszijde. De luchtstralen worden dan nagenoeg parallel aan het plafond uitgeblazen.

In uitvoeringsvormen zijn de leischoepen uitgevoerd als al 25 dan niet gebogen platen. Bij voorkeur zijn de leischoepen in dwarsdoorsnede echter L-vormig. Er wordt dan een goede geleiding langs het plafond verkregen, waarbij het zogeheten "Coanda-effekt" wordt versterkt (zie ook CH-PS 515.455).

In een praktische uitvoeringsvorm van de inrichting volgens 30 de uitvinding zijn tussen naast elkaar gelegen leischoepen schotten geplaatst, die nagenoeg dwars op de lengte-as van het huis staan. De luchtstromen die door de uitblaasopeningen treden beïnvloeden elkaar dan nauwelijks.

De uitvinding zal nader warden toegelicht aan de hand van de 35 tekening.

In de tekening toont

Fig. 1 schematisch een luchtuitblaasinrichting volgens de uitvinding in per spektief, en toont 8201410 v i Λ » ' FHN 1.0.313 3

Fig. 2 een dwarsdoorsnede over het vlak II-II van de inrichting volgens fig. 1.

Fig. 3 toont een deel van de naar de te ventileren verblijfs-ruimte gekeerde langszijde in aanzicht.

5 De luchtuitblaasinrichting volgens fig. 1 bevat een in dwars doorsnede nagenoeg rechthoekig dunwandig langwerpig metalen huis 1, dat van eindschotten 2 respektievelijk 3 is voorzien. In de wand van het huis is een luchttoevoeropening 4 (bijvoorbeeld een aansluiting voor een slang) aanwezig. Het huis is bestemd cm in een plafond te worden ' 10 ingebouwd. Daarbij is voor de toeschouwer in een verblijfsruimte slechts de langszijde 5 zichtbaar. De langszijde is voorzien van een langsspleet 6 (zie ook fig. 2) die wordt begrensd door twee naar de binnenruimte van het huis schuin toelopende wanddelen 7 en 8. Hierop zijn, de langsspleet overlappende, afwisselend, naar wanddeel 7 respek-15 tievelijk 8 gekeerde L-voscmige leischopen 9a, 9b etc. bevestigd.

Door de desbetreffende leischoep (bijvoorbeeld 9a, zie fig, 2) en het schuine wanddeel 7 wordt een uitblaasopening 10 gevormd waardoor de lucht in hoofdzaak langs het plafond wordt uitgeblazen. Dit is door een pijl A zichtbaar in fig. 2. (Pijl B duidt op de luchtstroom, die 20 de door 9b en 8 gevormde uitblaasopening de inrichting verlaat). Het plafond is (gearceerd) aangegeven met 11. Tussen de genoende leischoepen zijn dwarsscbotten 12 geplaatst (zie fig. 1). De genoende schuine wanddelen 7 en 8 sluiten een hoek 06 in van circa 110°. De uit de openingen tredende luchtstralen maken dan een hoek van circa 35° met het plafond.

25 Het inducerend oppervlak en de doordringdiepte van de luchtstralen zijn dan optimaal (onder doordringdiepte van een luchtstraal wordt verstaan de afstand van een uitblaasopening tot een punt in de ruimte, waar de stroningsenergie van de luchtstraal vrijwel nihil is). In een uitvoeringsvorm is de lengte van het horizontale deel 13 van schoep 9a circa 30 115% van de breedte van spleet 6. Er wordt dan een zo groot mogelijke hoeveelheid lucht langs het plafond geblazen.

In het huis van de inrichting is voorts nog een evenwijdig aan de lengte-as van het huis verlopende, V-vormige geperforeerde strip 14 aanwezig teneinde een evenwichtige luchtverdeling over de spleet-35 lengte te verkrijgen. Voorts bevinden zich in het huis een aantal schoepen 15 ter geleiding van de lucht naar de langsspleet 6.

De richting van de uitgeblazen luchtstralen is afwisselend naar beide zijden van het huis. De luchtstralen zijn in fig. 3 aange- 8201410 • EHN 10.313 4 duid met A tot en met H.

In een praktische uitvoeringsvorm bedroeg de lengte van het huis 165 cm. De diameter van de opening 4 was 15 De hoogte van het huis 24 cm, de breedte 6,6 cm. De breedte van de spleet was circa 0,85 cm; 5 de afstand tussen de verschillende schotten 12 was 5,0 cm. De breedte van 13 was circa 1,0 cm. De hoogte van de L-vormige leischoepen bedroeg circa 1,3 cm.

10 15 20 25 30 35 8201410

Claims (6)

1. Luchtuitblaasinrichting voor inhouw in een plafond, met een in dwarsdoorsnede nagenoeg rechthoekig van eindschotten voorzien dun-wandig langwerpig huis, met een luchttoevoercpening, welk huis is voorzien van luchtuitblaasopeningen, met het kenmerk, dat een langszijde van 5 het huis is voorzien van een langs spleet, die wordt begrensd door twee naar de binnenruimte van het huis schuin toelopende wanddelen, waarop de langsspleet althans ten dele overlappende,^.afwisselend naar het ene en naar het andere wanddeel gekeerde leischoepen zijn bevestigd, waarbij door de desbetreffende leischoep en het schuine wanddeel gevormde opening 10 lucht in hoofdzaak langs het plafond wordt uitgeblazen.

2. luchtuitblaas inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de leischoepen zich met hun vrije uiteinden uitstrekken tot het vlak van de langszijde.

3. Luchtuitblaas inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het 15 kenmerk, dat de leischoepen in dwarsdoorsrEdeL-vormig zijn.

4. Luchtuitblaasinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat tussen naast elkaar gelegen leischoepen schotten zijn geplaatst,die nagenoeg dwars op de lengte-as van het huis staan.

5. Luchtuitblaasinrichting volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met 20 het kenmerk, dat de leischoepen de langsspleet voor circa 115% van de spleetbreedte overlappen.

6. Luchtuitblaasinrichting volgens conclusie 1, 2, 3, 4 of 5, met het kenmerk, dat de schuine wanddelen een hoek insluiten van circa 110°. 25 30 35 8201410