NL8200103A - Vonkbrug voor de begrenzing van overspanningen. - Google Patents

Description

* * “ ~ ’ - - ü \ -1- 22317/JF/ts

Korte aanduiding: Vonkbrug voor de begrenzing van overspanningen.

De uitvinding heeft betrekking op een vonkbrug voor de begrenzing van overspanningen, waarbij twee elektroden door een isolatie uit vast 5 materiaal galvanisch van elkaar op afstand zijn geplaatst en tussen de buitenzijden of -vlakken ervan buiten de isolatie een lucht-glij-overslagplaats vormen.

Een vonkbrug van deze soort is bekend uit de West-Duitse ter inzage gelegde octrooiaanvrage 2.627.648. Daarbij zijn de elektroden als tegenover 10 elkaar liggende, bij voorkeur vlakke, schijfvormige elektroden uitgevoerd, die door de isolatielaag van elkaar op afstand worden gehouden.

Volgens de hierboven genoemde stand van de techniek heeft men steeds slechts schijfvormige elektroden in de richting van de middenas van de schijven over elkaar met tussenschakeling van de isolatielaag aan-15 gebracht. De vakwereld heeft zich tot nu toe tot deze axiale stapeling van schijfelektroden tot een vonkbrug beperkt. Hoewel ook deze vonkbruggen in de praktijk voor bepaalde doelen van waarde zijn gebleken, is het daarentegen het doel van de uitvinding onder handhaving van de bliksemstroora-ver-draagzaamheid verdere uitvoeringsvormen en toepassingsgebieden van een vonk-20 burg met glij-ontlading van de hierboven genoemde soort te verschaffen, in het bijzonder om deze met een minimale behoefte aan ruimte in een lei-dingskanaal te kunnen aanbrengen.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een inrichting van de in de aanhef genoemde soort, die het kenmerk, heeft, dat een elektrode als 25 binnenelektrode en de andere elektrode als een deze omgevende buitenelektrode is uitgevoerd en dat de binnenelektrode, de isolatielaag en ten minste het tot de glij-overslagplaats behorende deel van de buitenelektrode concentrisch met elkaar zijn, zodat de lucht-glij-overslagplaats eveneens overeenkomstig concentrisch verloopt.

30 Hierdoor wordt een groot aantal uitvoerings- en toepassingsmoge- ^ * lijkheden van de uitvinding gegeven. Op grond van de buiten gelegen luchtoverslag in . de vorm van een glij-ontlading, is de bliksemstroomverdraag-zaamheid van een dergelijke vonkbrug verzekerd. In het bijzonder is de noodzakelijke ruimte voor een dergelijke vonkbrug gering. Deze kan coaxiaal 35 in een leidingskanaal of in een coaxiale inrichting zijn aangebracht.

De hiervoor genoemde bliksemstroomverdraagzaamheid wordt in versterkte mate gegeven wanneer de inrichting volgens de uitvinding verder het kenmerk heeft, dat de isolatie uit een materiaal bestaat, dat bij verhitting door een lichtboog een deze naar buiten drukken of blazend en daarmee dovend -2- 22317/JF/ts gas afgeeft, zodat hierdoor de netvolgstroom wordt onderbroken.

Een dergelijk materiaal wordt in de vakwereld ook "hardgas" genoemd.

Met het voordeel van de zeer ruiratebesparende coaxiale inrichting van de beide elektroden, wordt tegelijkertijd op voordelige wijze de elek-5 trische capaciteit verminderd. Bij overeenkomstige uitvoeringen van de elektroden eidoor ervoor te zorgen dat de overslag slechts aan één elektrode-zijde plaats vindt, kan de vonkbrug tegelijkertijd ook als afschotting van de brandruimte van een andere ruimte dienen. De elektroden, respectievelijk de vonkbrug volgens de uitvinding zijn ondanks de relatieve kleine afme-10 tingen ervan zeer stabiel en bieden zeer goed weerstand aan de optredende stroomkrachten. Ze kunnen naadloos en symmetrisch coaxiaal worden ingerich.t, hetgeen op zijn beurt de stabiliteit en voor de opneming van krachten dient.

Op grond van de concentrische vormgeving en inrichting van de elektrode ontstaat een verder voordeel, dat de lichtboog in een cirkel kan rondlopen, 15 zodat ondanks de voordelige relatieve compacte inrichting voor de lichtboog genoeg plaats en elektrode-oppervlak ter beschikking staat. Het afbranden van de elektrode is daardoor relatief gering. Dcjor een verandering van de diameter van de aan elkaar grenzende cirkelvormige 'vlakken van de beide elektroden is het hiervoor genoemde brandoppervlak zonder problemen te 20 veranderen. Met een groter’.geworden brandoppervlak verkrijgt men minder materiaalafbranding en een betere koeling, zonder dat de totale afleider daardoor groter behoeft te zijn. Met de uitvinding kan ook aan de. eis naar een stroomverdragende contactering van de afleideraansluitingen rekening.? worden gehouden, aangezien bijvoorbeeld de elektroden zelf de 25 aansluiting vormen, of door middel van grote contactvlakken met een van de afleideraansluitingen in contact kunnen staan.

Een vonkbrug volgens de uitvinding kan op zich eventueel aan het toepassingsdoel worden aangepast, vervaardigd en dan ingebouwd of aangesloten worden.

30 Een vporkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding heeft verder het kenmerk, dat één van de elektroden door een elektrische bouwsteen van de respectievelijk het te beschermen inrichting, respectievelijk apparaat, is gevormd . *

De toepassing van reeds voorhanden zijnde bouwstenen en de daarmee 35 verbonden integratie van de vonkbrug volgens de· uitvinding in een bestaande inrichting, of een bestaand apparaat of dergelijke, vermindert allereerst de vervaardigingskosten en geeft voorts een verdere verkleining van de benodigde ruimte, doordat de door de voorhanden zijnde bouwsteen sowieso 8200103 ____ -3- 22317/JF/ts ingenoraen ruimte,wordt toegepast.

Aan de uitvinding ligt ondere andere het inzicht ten grondslag, dat bij inrichting van een binnenelektrode en een buitenelektrode de buiten-glij-ontlading zich niet tot de elektroden beperkt, die over een holle 5 cirkelomtrek rondlopen. Ook is een inrichting denkbaar, waarbij de elektrode en de isolatielaag zich slechts over een deelomtrek (segment) van een cirkel, uitstrekken. Üitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zijn uit de hierna volgende beschrijving en de daarbij behorende tekening te ontnemen.

Hieruit blijken verdere voordelen en kenmerken. In de tekening toont: 10 fig. 1 tot en met 5 ten dele in doorsnede verschillende uitvoerings mogelijkheden van de uitvinding met binnen- en buitenelektrode, fig. 6 en 6a, alsmede 7 volgens de uitvinding mogelijke uitvoeringsvormen voor de vorming van de aansluitingen van dergelijke vonkbruggen, * fig. 8 in doorsnede een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

15 Vooraf zij opgemerkt, dat bij één van de üitvoeringsvoorbeelden aanwezige kenmerken, wanneer dit zin heeft en voor zover technisch mogelijk ook bij één of meer van de andere üitvoeringsvoorbeelden aangebracht kunnen worden.

Fig. 1 toont een binnenelektrode 1 met een cirkelvormige band 2 en 20 de aansluiting in de vorm van een doorvoer dienende centrale aanzetstuk-ken 3, waarvan de lengteas L (doorvoeras) loodrecht op de band 2 verloopt.

De buitenrand van de band 2 wordt door de cirkelvormige isolatielaag 4 om- . geven, die wederom door de cirkelvormige buitenelektrode 5 is omsloten, De beide elektroden 1,5 en de isolatielaag zijn dus concentrische met betrek-25 king tot elkaar. De buitenoverslag (glij-ontlading) kan aan beide zijden optreden, zoals dit bijvoorbeeld aan de hand van het cijfer 6 in het uit-voeringsvoorbeeld van fig. 2 is weergegeven. Om in het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 1 de overslag tot de in fig. 1 rechts weergegeven zijde te begrenzen, zijn de overeenkomstige vlakken van de andere elektrodezijden door een 30 isolatielaag 7,afgedekt. De buitenoverslag 6, dat wil zeggen de lucht-glij-overslagplaats verloopt concentrisch met de isolatielaag en is daardoor concentrische met zowel de binnenelektrode 1 als de buitenelektrode 5..

Een vonkbrug volgend fig. 1 is in het bijzonder geschikt in de vorm van een zogenaamde doorvoer, waarbij de buitenelektrode 5 met het buitenopper-35 vlak 8 ervan in een holle bouwsteen, dat wil zeggen een buis 9 passend is aangebracht. Bijvoorbeeld kan in dergelijke gevallen de vonkbrug tegelijkertijd de afschotting van de in fig. 1 rechts daarvan aanwezige brandruimte tegenover de links daarvan aangebrachte ruimte dienen, aangezien de licht- 8200103 -4- 22317/JF/ts boog 6 Zich slechts aan de rechter brandruimtezijde kan wormen. Daardoor wordt de links van de vonkbrug aanwezige ruimte vrij van kleine deeltjes, dat wil zeggen schoon gehouden, die zich in de rest van de vonkbrug bevindende brandruimte door verdamping van het elektrodemateriaal kunnen vormen.

5 De buitenomtrek van de buitenelektrode 5 verschaft een goede contactering (zie boven) met de buis 9. Wanneer het brandoppervlak vergroot dient te worden, is het voldoende de diameter van de band 2 en de isolatielaag 4 alsmede de binnendiameter van de buitenelektrode 5 iets te vergroten. De buitenelektrode 5 kan in radiale richting, dat wil zeggen, naar buiten wer-10 kende kracht goed opnemen.

In het juitvoeringsvoorbeeld van fig. 2 zijn eveneens twee buis-cilindervormige elektroden concentrisch met betrekking tot elkaar aangebracht, waarbij de lengteassen L ervan samenvallen. De binnenelektrode 10 en de buitenelektrode 11 zijn telkens als cilindervormig buisdelen uitgevoerd 15 en concentrisch met betrekking tot elkaar aangebracht. Daartussen bevindt zich ( eveneens in de vorm van een cilindervormige buisdelen) de isolatielaag 12.

Zoals met behulp van elkaar afwisselende strepen en punten is aangegeven, bestaat de mogelijkheid één of meer verdere buitenelektroden 11’ 20aan te brengen en door overeenkomstige, eveneens concentrische isolatielaag 12' van de naburige binnenelektrode galvanisch te scheiden. Er vindt dan een aantal glij-ontladingen volgens cijfer 6 plaats. Met deze serieschake-ling wordt een zeer compacte en weinig ruimte in beslag nemende meervoudige vonkbrug bereikt, waarvan het doofvermogen overeenkomstig groter is, dan 25 die van een enkelvoudige vonkbrug.

In het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 3 is een bordvormige schijf 13 uit isolatiemateriaal van meerdere rondlopende banden 14, 15 voorzien, waartussen de binnenelektrode 16 en de buitenelektrode 17 aanwezig zijn.

Ook hier zijn de banden 14, 15 en de elektroden 16, 17 concentrische, dat 30 wil zeggen, in het hier niet weergegeven bovenaanzicht cirkelrond. Ook in dit uitvoeringsvoorbeeld is met afwisselende punten en strepen aangegeven dat meerdere buitenelektroden 17' en verdere banden 15', 18 ter voorziening van een meervoudige vonkbrug hangebracht kunnen zijn.

Het isolatiemateriaal kan glimmer of dergelijke zijn. Bij voorkeur 35bestaat het uit het reeds toegelichte zogenaamde hardgas, bijvoorbeeld in de vorm van een thermoplastisch, waterstofgas afgevende kunststof, zoals polyoxymethyleen, waarvan de blaasrichting in fig. 3 met de pijlen 19 is aangegeven. De respectieve isolatielagen ( hier de banden 14, 15') kunnen 8200103 -5- 22317/JF/ts iets over de naburige oppervlakken van de elektroden uitsteken. Hierdoor wordt de tussen deze vlakken ontstane glij-ontlading sneller weggeblazen.

Het afbranden van de vlakken is geringer en de netvolgstroom wordt beter gedoofd.

5 In het uitvoeringsvoorbeeld van de figuren 4 en 5 vormt een lang werpige geleider 20, respectievelijk 20' de binnenelektrode. Deze wordt cir-kelringvormig door de isolatielaag 21 respectievelijk 21' omgeven, waarin zich de buitenelektrode 22 respectievelijk 22* bevindt. In het.uitvoeringsvoorbeeld van fig. 4 is de isolatielaag 21 in dwarsdoorsnede ongeveer U-10 vormig en in het voorbeeld van fig. 5 volgens cijfer 21' ongeveer L-vormig.

De concentrische isolatielaag 21, respectievelijk 21' kan met het respectieve binnenring 24, respectievelijk 24' op een schroefdraad van de geleider-20, respectievelijk 20' zijn geschroefd. Voor de definitie van de ligging van de vonkbrug, respectievelijk voor het begrenzen van het opschroefpro-15 ces, van de isolatielaag, kan de geleider 20, respectievelijk 20' aan het einde van de schroefdraad een schoudervormig aanzetstuk 25 respectievelijk 25' bezitten. Hiermee wordt dus één van de elektroden door een elektrische bousteen zelf gevormd, dat een deel van de te beschermen inrichting of het te besbhermen apparaat is. De geleider 20, respectievelijk 20' kan bijvoor-20 beeld de binnengeleider van een coaxkabel zijn en meer van dergelijke, zoals überhaapt de coaxiale inrichting in een coaxiaal leidingskanaal een de voorkeur verdienende uitvoerings- of toepassingsvorm van de uitvinding is. Deze is niet tot het uitvoeringsvoorbeeld volgens deze figuren-4 en 5 beperkt.

25 Zoals de figuren tonen, vormen de vlakken van de beide elektroden, waartussen de glij-ontlading plaatsvindt, bij voorkeur met elkaar een hoek van rond· 180 °. In bijzondere gevallen (zie bijvoorbeeld figuren 4 en 5) kkn de hoek echter ook anders, bijvoorbeeld zoals daar 90 0 zijn.

De uitvoeringsvoorbeelden van de figuren 6, 6a en 7 tonen schema-30 tisch de aansluitmogelijkheden bij vonkbruggen volgens de uitvinding, waar-bij de vonkbruggen telkens in dwarsdoorsneden zijn getoond. In het voorbeeld van fig. 6 (doorsnede volgens de lijn VI-VI in fig. 6a) worden d'e netspanning voerende toevoerleidingen 26 door de vonkbrug heen gevoerd (doorvoer) en verlaten deze als afvoerleiding 26'. De hierbij als binnenelektrode werk-35 zame delen zijn met 26*' aangegeven, terwijl de geaarde plaat 27 de gemeenschappelijke buitenelektrode en tegelijkertijd de aardverzamelrail is.

De plaat 27, waarvan de omtrek 39 in het bovenaanzicht volgens fig. 6a is te zien, is wat betreft de tot de glij-overslagplaatsen behorende delen ervan met betrekking tot de binnenelektrode 26' * en met betrekking tot de deze omgevende 8200103 • w -6- 22317/JF/ts banden 36 van een isolatiemateriaalplaat 38 concentrisch. Fig. 6a toont echter, dat het resterende deel van deze plaat 27 niet concentrisch met de binnen-elekthode dient te zijn uitgevoerd, maar een andere vormgeving kan bezitten.

Deze kan volgens fig. 6a bijvoorbeeld een vierkant of een rechthoek zijn.

5 Hetzelfde kan ook voor het geval gelden, dat slechts één binnenelektrode aanwezig is.

Het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 6, 6a toont voorts een verdene uitvoeringsmogelijkheid van een afschotting, dat wil zeggen scheiding van de in fig. 6 rechts van de vonkbrug gelegen ruimte van de in deze figuur 10 links van de vonkbrug aanwezige ruimte. Daarbij is verondersteld, dat de vonkbrug zich binnen een deze orageuend deel, bijvoorbeeld een behuizing bevindt, waarvan de binnencontour met de buitencontour 39 van de vonkbrug overeenkomt. Daardoor is de elektrisch door overspanning in gevaar gebrachte linker ruimte van de elektrische niet in gevaar gebrachte rechter ruimte 15 onberispelijk afgescheiden. Inductieve of capacitieve koppelingen van de linker ruimte met de rechter ruimte zijn niet te vrezen.

Het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 7 toont tenslotte een overvoering, waarbij de ingang met 28 en de uitgang met 28' is aangegeven.

De plaat 29 is geaard. Het tot de glij-overslagplaats volgens cijfer 6 20 behorende deel ervan is eveneens met de binnenelektrode 40 én de banden 41 uit isolatiemateriaal concentrisch. De buitencontour van de plaat 29 kan concentrisch edoch ook anders zijn gevormd. De laatstgenoemde mogelijkheid is aan de hand van fig. 6a toegelicht. Het voordeel van de uitvoeringsvorm volgens fig. 7 is, dat deze zeer vlak gebouwd kan worden en daardoor in 25 de vertikale richting zeer wéinig plaats inneemt. Deze kan bijvoorbeeld voor de zekering van elektronische bouwstenen op een overeenkomstige kaart worden gestoken en als zogenaamde inschuiving, respectievelijk in een sleuf of dergelijke in te schuiven deel worden ingezet.

Het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 8 toofit een coaxiale vonkbrug 30 voor de invoer, van een coaxkabel in een apparaat met een metalen geaarde behuizing 25, waarbij de ene elektrode met 30 'én de andere elektrode met 31 is aangegeven. Daartussen bevindt zich de isolatielaag 32, hier uit het zogenaamde hardgas. De lichtboog is wederom met 6 aangegeven en wordt in de kamer 33 geblazen. Deze in de pnaktijk, bijvoorbeeld voor de bliksembe-35 veiliging van een coaxkabelingang aangebrachte inrichting, toont bijzonder duidelijk het contact over het hele oppervlak tussen de binnenelektrode 30 en de coaxbus'34 enerzijds en eveneens het elektrische contact over het hele oppervlak van de buitenelektrode 31 met de geaarde behuizing 35 anderzijds.

82 ff 0 10 3 __

Claims (20)

1. Vonkbrug voor de begrenzing van overspanningen, waarbij twee elektroden door een isolatie uit vast materiaal galvanisch van elkaar op afstand 5 zijn geplaatst en tussen de buitenzijden of -vlakken ervan buiten de isolatie een lucht-glij-overslagplaats vormen, met het kenmerk, dat een elektrode als binnenelektrode en de andere elektrode als een deze omgevende buitenelektrode is uitgevoerd en dat de binnenelektrode, de isolatielaag en ten minste het tot de glij-overslagplaats behorende deel van de buitenelek-10 trode concentrisch met elkaar zijn, zodat de lucht-glij-overslagplaats eveneens overeenkomstig concentrisch verloopt.

2. Vonkbrug volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bij de glij-overslag betrokken delen van de buitenelektrode, binnenelektrode en isolatielaag of over de gehele cirkelomtrek rondlopen,of zich slechts over een 15 deelomtrek (segment) van een cirkel uitstrekken.

3. Vonkbrug volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door een uitvoering van de vonkbrug voor inbouw in een coaxiaiè inrichting.

4. Vonkbrug volgens één van de conclusies 1 tot en met 3, gekenmerkt door een boordvormige schijf (13) uit isolatiemateriaal met ten minste een 20 aan een zijvlak rondlopende band (14) en een binnen (16) en een buiten (17) de band gelegen elektrode.

5. Vonkbrug volgens één van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat er in twee bij voorkeur cilindervormige, met een daartussen aanwezige iucht-spleet in elkaar steekbare elektrodebuizen (10, 11) en een in de luchtspleet 25 aangebracht buis (12) van isolatiemateriaal is voorzien.

6. Vonkbrug volgens één van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat de buitenelektrode (5) een cirkelring is en de binnenelektrode (1) uit in de langsas (L) verlopende centrale aanzetstukken (9) en een zich met betrekking daartoe loodrecht uitstrekkende, door de isolatielaag 30 (4) omgeven cirkelvormige band (2) bestaat.

7. Vonkbrug volgens één van de conclusies 1'tot en met 6, met het kenmerk, dat er meer dan twee elektroden zijn aangebracht en telkens door een isolatielaag van elkaar zijn gescheiden.

8. Vonkbrug volgens één van de conclusies 1 tot en met 7, met het kenmerk, 35dat de isolatielaag op twee tegenover elkaar liggende zijden van de elektroden met deze telkens een lucht-glij-overslagplaats (6) vormt.

9. Vonkbrug' volgens één van de conclusies 1 tot en met 7 j met het kenmerk, dat de vonkbrug bij inrichting “in een holle bouwsteen als afschut- « -8- 22317/JF/ts ting van een aan de ene vonkbrugzijde aanwezige brandruimte van een aan de andere vonkbrugzijde aanwezige ruimte dient, waarbij slechts aan de brand-ruimtezijde in een overslagplaats is voorzien.

10. Vonkbrug volgens de conclusies 8 en 9, met het kenmerk, dat één ^ van de door de binnen- en buitenelektrode (5, 1, 2) gevormde kopvlakken door een schijf (7) uit isolatiemateriaal tegen overslagen is afgedekt.

11. Vonkbrug voor de begrenzing van overspanningen, waarbij twee elektroden door een isolatie uit vast materiaal, in het bijzodder uit zogenaamd hardgas galvanisch van elkaar op afstand zijn geplaatst en tussen de buiten- 1Q zijden of -vlakken ervan buiten de isolatie een lucht-glij-overslagplaats vormen, volgens één van de conclusies 1 tot en met 10, met het kenmerk, dat één van de elektroden door een elektrische bouwsteen van de respectievelijk het te beschermen inrichting, respectievelijk apparaat is gevormd.

12. Vonkbrug volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een geleider, U bijvoorbeeld een doorvoer als een elektrode dient of is uitgevoerd.

13. Vonkbrug volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat een de elektrode vormende geleider door.een ringvormige isolatie (4,21,21') is omgeven en deze de eveneens ringvormige buitenelektrode (5, 22, 22') draagt.

14. Vonkbrug volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de isolatie 20 (21, 21') een binnenboring met inwendige schroefdraad (24) bezit, die over een uitwendige schroefdraad van de als binnenelektrode gevoerde geleider (20, 20') is geschroefd.

15. Vonkbrug volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de cirkel-ringvormige isolatie (21) in dwarsdoorsnede ongeveer U-vormig of L-vormig 2^ is, waarbij binnen de "U" of in de naar buiten gerichte hoek van de "L" de buitenelektrode (22) is §evestigd.

16. Vonkbrug volgens één van de conclusies 1 tot en met 15, met het kenmerk, dat de isolatie over de de overslagplaats vormende buitenvlakken van elektroden naar buiten toe enigszins vooruitsteekt. 2o Vonkbrug volgens één van de conclusies 1 tot en met 16, met het kenmerk, dat de isolatie uit een materiaal bestaat, dat bij verhitting door een lichtboog een deze naar buiten drukkend of blazend en daarmee dovend gas afgeeft, zodat hierdoor de netvolgstroom wordt onderbroken.

18. Vonkbrug volgens één van de conclusies 1 tot en met 17, met het 2^ kenmerk, dat de toevoerleiding en de afvoerleiding aan tegenover elkaar gelegen zijden van de vonkbrug is aangebracht.

19. Vonkbrug volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de aardaanslui-tingen van vonkbruggen aan een gemeenschappelijke verzamelrail of plaat (27) zijn samengevat. 82 0 0 1 0 3 — ' -— - * . .... ς. -9- 22317/JF/ts

20. Vonkbrug volgens één van de conclusies 1 tot en niet 17, niet het ikenmerk, dat toe- en afvoerleidingen (28, 28') zich aan dezelfde zijde van de vonkbrug'bevinden.

21. Vonkbrug volgens één van de conclusies 1 tot en met 20, met liet 5 kenmerk, dat meerdere, aan spanning legbare leidingen (26, 26') door een vonkbrug zijn gevoerd, waarbij elk van deze doorvoerplaatsen door een bin-nenelektrode (26·*) is gevormd en dat deze binnenelektroden in een gemeenschappelijke, de respectieve buitenelektroden vormende plaat of rail (27) zijn gelegen en daarvan telkens door een isolatielaag (37) zijn gescheiden. 10 Eindhoven, januari 1982. ‘9 8200103