NL8120007A

NL8120007A - Bewaarinrichting voor lichamen, die zullen worden blootgesteld aan de omgeving zoals hygroscopische lichamen voor de absorptie van vocht.

Info

Publication number: NL8120007A
Application number: NL8120007A
Authority: NL
Original assignee: Zeidler Holmgren Handel
Priority date: 1980-01-16
Filing date: 1981-01-15
Publication date: 1982-05-03
Also published as: DE3129774A1; SE8000345L; IT1133794B; IE50303B1; IE802183L; GB2067428A; US4319679A; JPS571072A; EG15368A; DE3129774C2; FR2473471A1; IT8025888A0; SE419630B; NL187675B; AT394344B; GB2067428B; AU540304B2; WO1981001995A1; ATA904781A; AU6707081A

Description

"Tv PCT/H/30.6S9-tM/id * ' 1 8120007

TdL'tsl j

Bewaarinrichting voor lichamen, die zullen worden blootgesteld aan de omgeving zoals hygroscopische lichamen voor de absorptie van vocht.

Technisch gebied:

Zekere effecten kunnen worden bereikt door zekere materialen in contact te brengen met de omgeving, dat wil zeggen de omringende lucht of een gas. Het effekt, dat pri-5 mair wordt bedoeld in dit verband, betreft ontvochtiging van gassen door ze in contact te brengen met een hygrosco-pisch vochtabsorberend materiaal. In de eerste plaats worden vaste materialen bedoeld, die water absorberen, waarin ze worden opgelost, dat wordt afgevoerd uit het lichaam.

10 calciumchloride kan worden genoemd als een voorbeeld van zulke materialen. De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bewaren en blootstellen van lichamen van de genoemde soort.

15 Achtergrond:

In verband met de toepassing van zulke materialen is het bij wijze van voorbeeld bekend uit de Duitse octrooi-publicatie no. 1.258.832 het materiaal te ondersteunen op een rooster of dergelijke boven een verzamelvat voor de op-20 lossing, waarbij het gas, dat moet worden ontvochtigd, wordt geleid over dit materiaal. Het materiaal, dat calciumchloride kan zijn, absorbeert dan het water in het gas en een zeker deel ervan wordt daardoor opgelost en druipt omlaag in het verzamelvat. De inrichting volgens de Duitse publi-25 catie is van permanent karakter en is bedoeld onderdeel van een grotere installatie te vormen.

Technisch probleem:

Als het ontvochtigingsproces moet worden onder-30 broken, moet het vat worden gesloten door middel van kleppen of dergelijke of moet het materiaal worden verwijderd en worden neergelaten in een luchtdichte houder. De inrichting volgens de Duitse publicatie is daarom niet zeer goed geschikt voor ontvochtigingsbehoeften van meer algemene aard, 35 waar de inrichting geen deel vormt van enige speciale apparatuur of waar er alleen af en toe behoefte aan een ontvoch- 8120007 * · 4 ... -2- tigingsinrichting bestaat.

De oplossing:

Een doel van de onderhavige uitvinding is het 5 verschaffen van een bewaarinrichting, die in de eerste plaats is bedoeld voor hygroscopische materialen, die geleidelijk worden opgelost tijdens het ontvochtigingsproces, welke inrichting enerzijds goed geschikt is voor het bewaren van het materiaal in een inactieve toestand, dus gescheiden van 10 de omgeving door middel van een luchtdichte houder, en anderzijds om te dienen als een opneemmiddel tijdens zijn blootstelling aan de omgeving, waarbij de inrichting in kwestie zorgt dat het materiaal een goed contact krijgt met de omringende lucht terwijl tegelijk een afvoerfaciliteit wordt 15 verschaft.

Voordelen:

De bewaarinrichting volgens de uitvinding is zo uitgevoerd, dat deze kan worden gebruikt voor het bewaren 20 van de substantie gescheiden van de omgeving alsmede voor het blootstellen van de substantie, wanneer deze geaktiveerd moet worden. De actieve toestand kan op elk ogenblik worden onderbroken door de inrichting weer in de bewaarstand te brengen.

25

Korte beschrijving van tekeningen:

In de bijgaande tekeningen zijn twee voorbeelden van uitvoering van de uitvinding afgebeeld en zullen nu worden beschreven in het volgende. In fig. 1 en 2 is de in-30 richting afgebeeld in dwarsdoorsnede in twee gebruikstoestanden; fig. 3 is een zijaanzicht van de inrichting, waarbij de drie figuren betrekking hebben op de eerste uitvoering; in fig. 4 en 5 is een tweede uitvoering in dwarsdoorsnede afgebeeld respectievelijk een perspectivisch aanzicht. 35

Beste wijze van uitvoeren van de uitvinding:

Volgens fig. 1-3 omvat een bewaarinrichting volgens de uitvinding in zijn complete toestand vier delen, namelijk een houder 1, een deksel 2, een steun 3 en een 8120007 * i -3- koepelvormig aanvullend deel 4. De houder omvat een bodem 5, zijwanden 6, die licht conisch zijn, en een enigszins verbrede rand 7, die een opening vormt. Het deksel 2 toont een vlak deel 8, dat het eigenlijke deksel vormt en een 5 cylindrische rand 9, die past op de buitenzijde van de rand 7 van de houder 1. Het vlakke deel 8 toont een uitsparing 10, die past op een ring 11 van de bodem 5 van de houder 1, door middel van welke ring meerdere op elkaar gestapelde verpakkingseenheden worden verhinderd zijwaarts te glijden 10 en daarentegen een goed gevormde stapel vormen. De steun 3 heeft evenals het deksel 2 een vlak deel 12 en een cylindrische rand 13. Het vlakke deel 12 is voorzien van een deel dat ten opzichte van zijn randdeel is verplaatst en is gevormd met een groot aantal gaten 32. Het koepelvormige 15 deel 4 toont een gewelfd deel 14, dat eindigt in een rand 15, waarvan de buitenzijde past op de binnenzijde van de rand 7 van de houder 1. Wanneer het koepelvormige deel 4 wordt gezet in de houder 1 op de manier die is afgebeeld in fig. 1, wordt het koepelvormige deel ondersteund door een 20 uitstekende kant 17, rustend op een binnenwaarts gerichte kant 18, waar de rand 7 van de houder 1 overgaat in de zijde 6. Het gewelfde deel 14 is voorzien van een groot aantal gaten 19. Zoals ook duidelijk is uit fig. 1 past de buitenzijde van de rand 13 van de steun 3 op de binnenzijde van 25 de rand 15 van het koepelvormige deel 4. Zoals duidelijk is uit fig. 1 en 2 tonen de verschillende randen uitstekende delen, die funktioneren als snapverbindingen, wanneer de verschillende delen worden samengesteld, waarbij wordt aangenomen, dat ze zijn gemaakt uit elastisch materiaal, bij 30 wijze van voorbeeld harde of half-harde kunststoffen.

De tweede uitvoering volgens fig. 4 en 5 omvat ook vier van de bewaarinrichtingen die zijn afgebeeld in fig. 1 en 2, en zij zijn aangegeven met 20. Een houder 21 in de vorm van een cylindrisch vat met een bodem 22 en zijden 35 23 is verschaft om de inrichtingen 20 bij elkaar te houden.

In de bedem 22 zijn vier openingen 24, die zijn aangepast voor het inzetten van de inrichtingen 20. Deze inrichtingen rusten dan tegen de uitstekende kant van de rand 7 van de respectievelijke houders 1. De zijden 6 van de houders zijn 8 1 2 0 0 ü 7 * .. * -4- voorzien van uitstekende ribben 25, die dienen als geleidingen in de gaten 24. Een deksel 26 vormt ook deel van de inrichting en toont een vlak deel 27 en zijden 28, die eindigen in een kantdeel 29 dat past op de houder 21, zodat het 5 deksel met snapwerking kan worden aangepast op de houder.

De zijden 23 van de houder 21 eindigen in een verbreed kantdeel 30, dat op zijn beurt past op het deksel 26 door middel van welke uitvoering meerdere inrichtingen op elkaar kunnen worden gestapeld zonder enig risico van verplaatsing 10 in zijwaartse richting.

De inrichting volgens de twee beschreven voorbeelden van uitvinding zijn gekenmerkt als een bewaarinrichting. Het is vermeld, dat deze in de eerste plaats bedoeld is voor vochtabsorberende lichamen, waarvoor een afvoer is gewenst.

15 Een dergelijk lichaam is aangegeven met 31 in fig. 1 en 2.

Het -kan bestaan uit calciumchloride, welk materiaal zeer hygroscopisch is. Ook andere materialen kan men zich voorstellen, en natriumchloride is bij wijze van voorbeeld toegepast voor het doel in kwestie. Het kan geschikt zijn ver-20 schillende materialen te mengen bijvoorbeeld om de vaste consistentie van het lichaam te bewaren, dus om de vaste fase van de vloeibare fase te scheiden op zodanig bepaalde wijze dat het lichaam niet geheel of voor een groter deel een vloeibare toestand kan aannemen, en dit ook met betrek-25 king tot de delen daarvan die nog niet zijn opgelost. Een dergelijke toestand kan worden bereikt door een betere afvoer van de door het geabsorbeerde water gevormde oplossing te verschaffen, waar tegelijk wordt bereikt, dat het resterende niet opgeloste deel niet wordt verstopt door de 30 gevormde oplossing, maar zijn ontvochtigend effekt kan blijven uitoefenen. Echter, zoals later zal worden vermeld, kan . de verpakkingsinrichting volgens de uitvinding ook worden gebruikt met andere materialen dan die welke ontvochtigend zijn en daardoor een vloeistof opleveren, welke zal worden 35 afgevoerd.

Wanneer de inrichting in de bewaarstand is, zal het daarin opgesloten lichaam 31 worden beschermd tegen omgevingsinvloed, waarbij de inrichting dus zo te zeggen in-aktief is. Deze is dan in de toestand volgens fig. 1. Het 8120007 ΐ * -5- koepelvormige deel 4 is naar binnen gekeerd met zijn koepelvormig deel 14 ondergedompeld in de houder 1. De rand 15 rust dan, zoals vermeld, met zijn kant 17 tegen de kant 18 aan het binnenste einddeel van de rand 7. Het lichaam 31 is 5 geplaatst in de ruimte die is gevormd door het omgekeerde koepelvormige deel 14.

De steun 3 is gemonteerd op het koepelvormige deel 4, waarbij zijn rand 13 is gesnapt in de rand 15 van het koepelvormige deel 4. Het deksel 2 is met zijn rand 8 10 gesnapt op de buitenzijde van de rand 7 van de houder 1. De twee randen nemen dus een stand in waarin ze dicht op elkaar passen. Daar de houder 1 en het deksel 2 een complete afdekking zonder openingen vormen, is een compleet luchtdichte opsluiting van het lichaam 31 verkregen. Tegelijk rust 15 het op het geperforeerde koepelvormige deel 4, zodat mogelijk gevormde vloeistof kan worden afgevoerd, waardoor het lichaam zijn droge toestand kan behouden.

Wanneer de inrichting moet worden geactiveerd, dat wil zeggen het lichaam zal worden gebracht in contact 20 met de atmosfeer, wordt eerst het deksel 2 verwijderd, waarna de steun 3 wordt uitgenomen. Nu kan het koepelvormige deel 4 met het opgesloten lichaam 31 worden opgelicht en kan de steun 3 in de omgekeerde stand worden gesnapt in het koepelvormige deel 4, zoals is afgeheeld in fig. 2. Het koepel-25 vormige deel 4 met zijn koepelvormig deel 14 nu in neerwaartse richting wijzend wordt bevestigd op de houder 1 zoals is afgebeeld in fig. 2. In deze stand verkrijgt het lichaam 31 via de gaten 19 van het koepelvormige deel 4 een. goed contact met de omgeving. Tegelijk vormt de steun 3 een ondersteuning 30 voor het lichaam 31, welke ondersteuning is uitgespaard doordat zijn verplaatste middendeel omlaag is gericht. Door het lichaam 31 afgegeven vloeistof kan worden afgevoerd door de gaten 32 van de steun 3 en omlaag druipen in de houder 1.

Als gewenst wordt het lichaam 31 te isoleren ten 35 opzichte van de omgeving, dat wil zeggen dit te inactiveren, gaat men te werk in de omgekeerde volgorde, zodat de toestand volgens fig. 1 weer wordt verkregen. Voordat het koe-pelvormige deel 4 wordt neergelaten in de stand die is afgebeeld in fig. 1, moet vocht dat zich mogelijk heeft ver- 8120007 * I» -6- zameld in het houderdeel 1 worden verwijderd.

In de inrichting volgens de tweede uitvoering is het deel 21 een houder voor, zoals in fig. 4 en 5 is af-geheeld, vier eenheden van de inrichting die is afgeheeld 5 in fig. 1 en 2. Aldus is het mogelijk een samengestelde inrichting te verkrijgen, die een groter effect ontwikkeld dan wanneer een enkele inrichting volgens fig. 1 en 2 afzonderlijk wordt toegepast. In de bewaartoestand toont elk van de eenheden dan afzonderlijk de toestand die is afgebeeld 10 in fig. 1 en ze zijn dus inactief ten opzichte van hun effect. Daar in deze toestand het koepelvormige deel 4 naar binnen is gekeerd kan het deksel 26 worden opgezet zoals is afgebeeld in fig. 4. De respectievelijke inrichtingen 20 worden dan gehouden tussen het deksel en de bodem 22.

15 Wanneer de inrichting gereed wordt gemaakt om te functioneren, wordt het deksel 26 verwijderd en wordt een gewenst aantal inrichtingen gebracht in actieve toestand door het koepelvormige deel 4 buitenwaarts te keren zoals is afgebeeld in fig. 2. Fig. 5 illustreert hoe dit is uit-20 gevoerd met alle vier eenheden 20 die worden ondersteund ,door de standaard 21. Echter kan het effect worden geregeld doordat een geschikt gekozen aantal inrichtingen in werking wordt gesteld. Het ligt ook binnen het kader van de uitvinding dat de standaard 21 kan worden ontworpen voor een an-25 der aantal afzonderlijke verpakkingen dan vier, en er kan een kleiner alsmede een groter aantal eenheden zijn.

De bewaarinrichting zoals reeds is vermeld, is in de eerste plaats bedoeld voor hygroscopische materialen, die afvoer tijdens het vochtabsorptieproces vereisen. Echter 30 kan de inrichting ook worden toegepast voor andere doelen en dit ook waar het lichaam 31 is gemaakt uit een ander materiaal dan het ene dat is vermeld. Voor het ontvochti-gingsproces kan silicagel bij wijze van voorbeeld worden toegepast en dit materiaal vereist geen enkele afvoer. Een 35 andere toepassing kan zijn in verband met luchtzuiverings-toestellen, dat wil zeggen het lichaam kan zijn van een soort die een geur afgeeft of een materiaal omvat dat complexe molekulen van gassen bindt. Een dergelijk materiaal is actieve kool. In dit geval is de houder voor het verzame- 81^0007 3 4 -7- len van vloeistof dus niet nodig, maar de inrichting biedt het voordeel van een compleet gesloten houder voor het lichaam te vormen, welke houder kan worden veranderd in een blootstellend toestel voor het lichaam waarin dit een zeer 5 goed contact met de omgeving krijgt, dus in de eerste plaats met de omringende lucht, die kan stromen rondom het lichaam aan alle zijden, waarbij een bijdrage tot dit effect wordt verkregen door de geperforeerde steun. De geperforeerde steun met de onderliggende met lucht gevulde ruimte is dus 10 van belang voor deze functie, zelfs als geen afvoer zal plaatsvinden.

8 Ί 2 0 0 0 7

Claims

1. Bewaarinrichting voor lichamen, die zullen worden blootgesteld aan de omgeving, zoals hygroscopischë lichamen voor de absorptie van vocht, welke inrichting tenminste is voorzien van een houder (20) met een geperforeerde 5 steun (3) die is uitgevoerd om het lichaam (31) te ondersteunen en een houder (1), die is uitgevoerd om de steun (3) te ondersteunen en een ruimte daaronder te vormen, gekenmerkt door een aanvullend deel (4) dat is opgenomen in de inrichting en is voorzien van een randdeel (15) dat een 10 opening omringt, van waar een geperforeerd, bijvoorbeeld . koepelvormig uitstekend gedeelte (14) van het deel zich uitstrekt, dat is uitgevoerd om tenminste althans nagenoeg het lichaam (31) op te nemen, waarbij de houder (1) een randdeel (7) toont dat een opening omringt, welke houder is uitge-15 voerd om het randdeel (15) van het aanvullende deel (4) te ondersteunen in afwisselende standen met het uitstekende deel (14) naar binnen gekeerd en opgesloten in de houder (1) of naar buiten uitstekend uit het randdeel (7) van de houder (1) en om een randdeel (13) van de steun (3) te on- 20 dersteunen, zodat deze zich uitstrekt over de opening van de‘houder (1) althans nagenoeg op het niveau van het randdeel (7) daarvan, waarbij bovendien een afneembaar deksel (2) is aangebracht voor het afdekken van de opening van de houder (1) zodat in een bewaarstand wanneer het aanvullende 25 deel (4) met zijn uitstekende deel (14) naar binnen is gekeerd en derhalve, het lichaam (31) opneemt met de steun (3) en het deksel (2) geplaatst over de opening van de houder (1), een bepaalde ten opzichte van de omgeving geïsoleerde ruimte wordt gevormd voor het lichaam in de houder (1) res-30 pectievelijk in een gebruiksstand, wanneer het deksel (2) is verwijderd en het aanvullende deel (4) met zijn uitstekend deel (14) naar buiten is gekeerd en de steun (3) is geplaatst in de opening van de houder met het lichaam (31) geplaatst op de steun aan de binnenzijde van het aanvullende deel, het 35 lichaam is blootgesteld aan de omgeving via het geperforeerde aanvullende deel en in contact is met de binnenruimte van de houder via de geperforeerde steun. 8120007 ί- ί -9-

2. Bewaarinrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de steun (3) en het aanvullende deel (4) zo zijn uitgevoerd dat hun binnenranden (13,15) kunnen worden geplaatst aan de binnenzijde van het randdeel 5 (7) van de houder (1), terwijl het deksel (2) een randdeel (9) toont, dat is uitgevoerd om te worden geplaatst aan de buitenzijde van het randdeel (7) van de houder.

3. Bewaarinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat deze is voorzien van een 10 houder (21) die is uitgevoerd om meerdere eenheden van de bewaarinrichting (20) te ondersteunen en is ingericht om elk van de eenheden zijn bewaarstand of zijn gebruiksstand te laten innemen. 8120007