NL8105571A - Werkwijze en inrichting voor het desinfecteren van verpakkingsmateriaal, in het bijzonder van uit op maat gesneden stukken materiaal gevormde houders. - Google Patents

Description

£ X

* 1

Werkwijze en inrichting voor het desinfecteren van verpakkingsmateriaal, in het bijzonder van uit op maat gesneden stukken materiaal gevormde houders.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het desinfecteren van verpakkingsmateriaal, in het bijzonder van uit op maat gesneden stukken materiaal gevormde houders, waarbij een vloeibaar sterilisatiemiddel (bactericide) verstoven wordt en in de vorm van fijne 5 druppels op de te steriliseren oppervlakken van het verpakkingsmateriaal wordt gebracht. Bovendien heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor de uitvoering van de werkwijze.

Een werkwijze en een inrichting van het hiervoor beschreven type zijn bekend (zie bijvoorbeeld het Duitse "Auslegeschrift" 1.815.538).

10 Bij deze bekende werkwijze worden uit op maat gesneden stukken karton gevormde vouwhouders voor melk of dergelijke kiemvrij gemaakt, doordat als vloeibaar sterilisatiemiddel waterstofperoxyde in het inwendige van de vouwhouders door een verstuivermondstuk voor twee stoffen onder toepassing van druklucht verstoven wordt. De door de verstuiving 15 ontstane nevel van druppels van het waterstofperoxyde wordt op de binnenwanden van de houder afgezet en ontleedt bij toevoer van warmte en ook bij contact met levende organische materie, bijvoorbeeld met bacteriën, in water en atomaire zuurstof. De atomaire zuurstof is daarbij het eigenlijke kiemdodende middel.

20 Deze bekende werkwijze en de inrichting hiervoor zijn in de praktijk in het algemeen bruikbaar gebleken. Zij zijn echter niet vrij van nadelen. Gebleken is, dat de door de verstuivermondstukken opgewekte nevel van waterstofperoxyde een verhoudingsgewijs breed spectrum met betrekking tot de druppelgrootte bezit, waarbij de druppelgrootte over de straal-25 doorsnede van het verstuivermondstuk ook verandert. Dit heeft tot gevolg, dat slechts in bepaalde trajecten van de te steriliseren binnenwanden van de houder een gelijkmatige druppelfilm ontstaat, die de overeenkomstige gelijkmatige sterilisatie tot gevolg heeft, terwijl echter andere stukken van de wand niet gelijkmatig bekleed zijn en ook 30 verhoudingsgewijze grote druppels worden afgezet, die niet voldoende snel tot water en atomaire zuurstof uiteenvallen. In dergelijke stukken wand is daarom een onberispelijke kiemdoding niet in elk geval gewaarborgd. Bovendien kunnen grotere druppels als residu in het inwendige van de houder achterblijven niettegenstaande de daaropvolgende behandeling 35 met hete lucht. Deze zijn evenwel niet schadelijk voor de gezondheid, 8105571 % 2 f' i / * omdat zij in elk geval na kortere of langere tijd tot zuurstof en water uiteenvallen. Echter eisen de bepalingen volgens de levensmiddelenwet onafhankelijk van het feit van welke aard de residuen zijn, een volledige verwijdering van alle chemicaliën, die voor sterilisatie-döeleinden in 5 houders worden gebruikt. Er dient derhalve door verhoogde tijd- en energiekosten voor de volledige verwijdering ook van-grotere druppels aan waterstofperoxyde resp, het daaruit verkregen water gezorgd te worden.

De voor het tot stand brengen van de waterstofperoxyde-nevel 10 toegepaste verstuivermondstukken zijn ook verhoudingsgewijze gevoelig en dienen onder hoge druk te werken om de gewenste druppeleenheid te verkrijgen. Dat betekent extra apparaattechnische kosten. Drukveranderingen, die nooit geheel verhinderd kunnen worden, uiten zich in een verandering van de druppelgrootte van de waterstofperoxyde-15 nevel, wat tot het tot stand brengen van grotere druppels met de hiervoor beschreven nadelen kan leiden. Omdat de taak van het verstuiver-mondstuk in het bijzonder dat van de verstuiving van. het vloeibare sterilisatiemiddel is en derhalve het mondstuk voor het transport van het te verstuiven sterilisatiemiddel naar de te steriliseren opper-20 vlakken slechts een ondergeschikte rol speelt, moet men zich bij de bekende werkwijze met betrekking tot de nevelafzetting in de buiten de eigenlijke straalrichting liggende wandstukken er op verlaten, dat de in het inwendige van de houder zich vormende waterstofperoxyde-nevel zich vanzelf naar deze stukken in beweging stelt en daar wordt afgezet. 25 Een directe beïnvloeding daarop in de zin van een sturing door geschikte vorming van het mondstuk is niet mogelijk.

Aan de uitvinding ligt derhalve het probleem ten grondslag, een werkwijze van het hiervoor beschreven type voor te stellen, die een volkomen gelijkmatige bekleding van de oppervlakken van het verpak-30 kingsmateriaal met de zeer fijne druppels van gelijke orde van grootte van het sterilisatiemiddel waarborgt, waarbij een sturing van de druppelgrootte mogelijk dient te zijn.. Voorts bestaat de taak daarin, de voor de uitvoering van de werkwijze bestemde inrichting een eenvoudigere vorm te geven en zodanig uit te voeren, dat onafhankelijk van 35 drukveranderingen of andere invloeden de desinfeotie kwaliteit niet beïnvloed wordt.

Volgens de uitvinding wordt het gestelde probleem volgens de werkwijze opgelost, doordat het sterilisatiemiddel door ultrasone verneveling tot een aerosol wordt verstoven en het aerosol op de te 8105571 * 1 * 3 steriliseren oppervlakken wordt gebracht. Bij voorkeur wordt het aerosol uitgeblazen.

Het wezenlijke voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is daarin gelegen, dat de opwekking van de nevel van het sterilisatie-5 middel, d.w.z. de aerosol, onafhankelijk is van de wijze van opbrengen van de nevel op de te steriliseren oppervlakken. Derhalve kan aan het tot stand brengen van de aerosol enerzijds en aan het transport van de aerosol tot de te steriliseren oppervlakken anderzijds gescheiden zorgen worden gewijd, zodat beide processen optimaal uitgevoerd kunnen worden.

10 Door de ultrageluidvernevelingsinrichting (waarvan de opbouw in principe bekend is, zie Lueger "Lexikon der Technik” Band 14·, 1969) kan de druppelgrootte van de aerosol afhankelijk van de aangebrachte ultra-geluidfrequentie gestuurd worden. Men verkrijgt druppels van een fijnheid, zoals deze gewoonlijk met verstuivermondstukken niet bereikbaar is.

15 Bovendien varieert de druppelgrootte slechts binnen zeer nauwe grenzen en is de verdelingsdichtheid van de druppels per volume-eenheid buitengewoon groot, zodat men van een homogene aerosol kan spreken. Het is derhalve mogelijk door middel van deze aerosol onder toepassing van zeer geringe hoeveelheden vloeibaar sterilisatiemiddel een dichte en gelijk-20 matige bekleding van de te steriliseren oppervlakken voort te brengen, die op grond van de druppelfijnheid reeds bij zeer geringe warmtetoevoer in een mate wordt verwarmd, die tot verdamping resp. bij de voorkeurstoepassing van waterstofperoxyde tot ontleding leidt.

De door de ultrageluidvernevelingsinrichting tot stand gebrachte 25 aerosol is zeer stabiel. Deze kan daarom praktisch als een gas door leidingen getransporteerd en op de te steriliseren oppervlakken gericht opgeblazen worden. Omdat voor de opwekking ervan geen druk vereist is, is het voor het transport vereiste drukverschil voldoende, dat doorgaans geringer zal zijn dan de voor de verstuiving door middel van ver-30 stuivingsmondstukken voor twee stoffen vereiste druk.

Zoals bij de hiervoor geschetste bekende inrichting voor het desinfecteren van verpakkingsmateriaal bevat ook die volgens de uitvinding een voorraadhouder voor een vloeibaar sterilisatiemiddel, een met de voorraadhouder verbonden mondstuk voor het uitblazen van het 35 sterilisatiemiddel in verstoven vorm op de te steriliseren oppervlakken, alsmede een transportinrichting voor het bewegen van het verpakkingsmateriaal ten opzichte van het mondstuk. Volgens de uitvinding is er echter in voorzien, dat aan het mondstuk een ultrageluidvernevelings-inrichting voor het sterilisatiemiddel voorgeschakeld is en dat het 8105571 mondstuk aan de vernevelruimte van de ultrageluidvernevelingsinrichting is aangesloten.

Tengevolge van de hiervoor beschreven eigenschappen van de door de ultrageluidvernevelingsinrichting opgewekte aerosol is het transport 5 van de aerosol naar het mondstuk en vandaar naar de te steriliseren oppervlakken zeer eenvoudig. Zo kan bijvoorbeeld de vernevelruimte van de ultrageluidvernevelingsinrichting voortdurend met een drukbron in verbinding staan, zodat de daarin opgewekte aerosol hetzij direct naar het mondstuk hetzij naar een daarvoor geschakelde verzamelhouder getrans-10 porteerd wordt. Dient het opbrengen van het sterilisatiemiddel slags-gewijze plaats te hebben, dan is hetzij in de verbinding tussen de drukbron en de vernevelruimte, hetzij tussen de vernevelruimte en de eventueel aanwezige verzamelhouder resp. het mondstuk hetzij ook in de laatstgenoemde een slagsgewijze gestuurde klep aanwezig.

15 Als mondstuk kan een eenvoudige uitblaasbuis worden toegepast, die in de richting van de te steriliseren oppervlakken georienteerd is of die in zijn eindtraject aftakkingen of uitblaasopeningen. bezit, die de uitblazing van de aerosol in verschillende richtingen mogelijk maakt. In elk geval dient men de uitblaasopeningen, aftakkingen of dergelijke 20 zodanig op te stellen, dat de aerosol op alle te bekleden oppervlakken gericht kan worden.

Bovendien of in plaats van een bekleding onder druk van de vernevelruimte en/of de verzamelhouder voor de aerosol is het evenwel ook mogelijk met injectiemondstukken te werk te gaan, die de aerosol op 25 grond van een doorstromend gasvormig milieu, het meest doelmatig druklucht, aanzuigen.

Het is doelmatig, de opwekking van de aerosol door middel van de ultrageluidvernevelingsinrichting continu te laten verlopen en de toevoer van de aerosol naar het mondstuk bij behoefte, zoals hiervoor 30 geschetst, te regelen. Hierbij is het van voordeel een verzamelhouder toe te passen, die voortdurend door de ultrageluidvernevelingsinrichting wordt voorzien en deze verzamelhouder van druk te voorzien en daaruit door middel van het injectiemondstuk af te zuigen, omdat hierdoor de aerosolvorming in de vernevelruimte van de ultrageluidvernevelingsin-35 richting op geen enkele wijze beïnvloed wordt.

Andere voordelen en kenmerken van de onderhavige uitvinding blijken uit de hierna volgende beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, alsmede uit verdere volg-conclusies. De figuren in de tekeningen stellen het volgende voor: 8105571 « » 5

Fig. 1 is een zuiver schematische voorstelling van een in principe eenvoudige uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding ; fig. la en fig. lb zijn uitvoeringsvormen van de inrichting volgens 5 fig. 1 met het oog op de vormgeving van het mondstuk, fig. 2 is een aan de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 soortgelijke gemodificeerde inrichting en fig. 3 is een andere gewijzigde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

10 De figuren 1, 2 en 3 laten telkens een inrichting voor het des infecteren zien van uit op maat gesneden stukken karton vervaardigde vouwhouders, die bijvoorbeeld met melk gevuld moeten worden. In de figuren zijn telkens slechts de voor de onderhavige uitvinding wezenlijk delen schematisch - voorgesteld. De overige onderdelen van de inrichting, 15 bijvoorbeeld voor de vorming van de vouwhouders, voor het vullen jen voor het sluiten, zijn als niet tot de uitvinding behorend niet voorgesteld. Daaromtrent kan de inrichting echter bijvoorbeeld overeenkomstig die van het hiervoor vermelde Duitse "Auslegeschrift" 1.815.538 uitgevoerd zijn.

20 Volgens fig. 1 worden slagsgewijze vouwhouders 1 door een trans- portinrichting, bijvoorbeeld een niet voorgestelde cellenketting, langs een tafel 2 in de pijlrichting 3 bewogen. Boven de bewegingsbaan van de geopende bovenzijde van de vouwhouder 1 is door middel van niet voorgestelde, echter op zichzelf bekende inrichtingen een op en neer beweeg-25 bare dompelbuis 4 als uitblaasmondstuk opgesteld. Het uitblaasmondstuk 4 staat via een verbindingsleiding 5 in verbinding met de vernevelings-ruimte van een als geheel met 7 aangeduide ultrageluidvernevelingsin-richting. Boven de bodem van de vernevelingsruimte 6 staat tot een bepaalde hoogte vloeibaar waterstofperoxyde. De vulstand van het water-30 stofperoxyde in de vernevelingsruimte 6 kan vanuit een niet getekende voorraadhouder en door middel van op zichzelf bekende regelingsin-richtingen voor de vulstand voortdurend in stand worden gehouden. Het spreekt vanzelf, dat de capaciteit van de ultrageluidvernevelingsin-richting zodanig is vastgesteld, dat de daaruit per tijdseenheid voort-35 gebrachte aerosol hoeveelheid op de door de capaciteit van de houder 1 en de slagtijd van de inrichting bepaalde behoefte af gestemd is.

De vernevelingsruimte 6 wordt in het uitvoeringsvoorbeeld door een drukbron 8, die bijvoorbeeld een compressor, een ventilator of dergelijke kan zijn, van olievrije druklucht voorzien.

8105571 S’ fr- 6

Bij de eenvoudigste uitvoeringsvorm volgens voorbeeld 1 wordt door de ultrageluidvernevelingsinrichting 7 in deze vernevelingsruimte 6 voortdurend een waterstofperoxyde aerosol voortgebraeht, waarvan de grootte en de dichtheid van de druppels van de toegevoerde capaciteit 5 en de frequentie van de ultrageluidvernevelingsinrichting 7 afhangen.

Door de continue voorziening van druklucht wordt de aerosol uit de vernevelingsruimte 6 overeenkomstig de transportcapaciteit van de druk-bron 8 door de leiding 5 naar het uitblaasmondstuk 4 getransporteerd.

Is onder het uitblaasmondstuk 4 een houder 1 aanwezig, dan wordt door 10 de slagsgewijze besturing het uitblaasmondstuk 4 in het inwendige van de houder gebracht, zodat de uitstromende aerosol nauwelijks, boven de houderbodem naar buiten treedt en overeenkomstig de doorvoer van de drukbron 8 naar boven gedrukt wordt. Daardoor worden bodem en houder-wanden van de houder 1 met een gelijkmatige film van zeer fijne aerosol 15 druppels bezet. Aan het einde van de slag wordt het uitblaasmondstuk uit het inwendige van de houder weer omhoog getrokken. De transportinrichting doet de zojuist behandelde houder 1 in de pijlrichting 3 verder bewegen, waarbij deze in het getekende uitvoeringsvoorbeeld gedurende twee slagtijden aan de inwerking van de aerosolnevel blootstaat.

20 In deze tijd en in het bijzonder bij de daaropvolgende behandeling met hete lucht door middel van een mondstuk voor hete lucht 9, die hete lucht van ongeveer 200°C in het inwendige van de houder blaast, ontleden de fijne en zeer fijne aerosöldruppels van waterstofperoxyde in water en atomaire zuurstof, waarbij de atomaire zuurstof de sterilisatie bewerk-25 stelligt. Tengevolge van de dichte en gelijkmatige verdeling van even grote druppels op de inwendige oppervlakken van de houder wordt hierdoor een onberispelijke kiemdoding bereikt. Omdat bovendien de druppels zeer fijn zijn en er derhalve slechts een geringe warmtetoevoer voor hun verhitting nodig is, is na de behandeling met hete lucht door middel van 30 het mondstuk voor hete lucht 9 de houder droog en steriel.

De uitvoeringsvorm volgens fig. la laat een uitblaasmondstuk A-a zien, waarvan het einde van de frontzijde niet met de volledige buis-doorsnede uitloopt, maar slechts een kleine uitblaasopening heeft.

Echter zijn in het eindgedeelte. van het uitblaasmondstuk A-a over de hoogte, 35 waarmee deze in de houder 1 dompelt, naar alle zijden gerichte uitblaas-openingen 10 aanwezig. Door de uitblaasopeningen 10 kunnen afzonderlijke aerosolstralen op de houderbodem en op de zijwaartse houderwanden zodanig gericht worden, dat de afzetting van aerosoldruppels op de beoogde oppervlakken regelbaar is.

8105571 7 « *

Het uitblaasmondstuk 4b volgens fig. 1b komt overeen met dat van fig. 1. Het bezit echter in het eindgedeelte ervan een afsluitschuif 11, die als afsluitklep dient en door een niet getekende bedieningsinrichting in de slag van de totale inrichting geregeld wordt. Op deze wijze wordt ver-5 meden, dat gedurende de tijd, dat de uitblaasbuis 4b zich in de opgeheven toestand bevindt, waterstofperoxyde aerosol naar buiten stroomt.

De inrichting volgens fig. 2 komt in haar wezenlijke opbouw overeen met die volgens fig. 1. Dezelfde onderdelen zijn derhalve ook met dezelfde cijfers gekenmerkt. Verschillend is, dat het uitblaasmondstuk 4c 10 vaststaand boven de daaronder voortbewegende houders 1 opgesteld is en met een verzamelhouder 12 in verbinding staat, die op zijn beurt met de vernevelingsruimte 6 van de ultrageluidvernevelingsinrichting 7 verbonden is. In de drukleiding tussen de vernevelingsruimte 6 en de druk-bron 8 is een smoorklep geschakeld; in. het uitblaasmondstuk 4c is weer 15 overeenkomstig de uitvoeringsvorm volgens fig. lb een gestuurde afsluitklep 11 aanwezig.

De verzamelhouder 12 heeft een aanzienlijk groter volume dan de vernevelingsruimte 6. Deze staat onder dezelfde druk, die ook in de vernevelingsruimte 6 heerst. Het aanwezige drukkussen is voldoende om 20 gedurende de openingstijd van de sluitklep 11 in het uitblaasmondstuk 4c een vooraf bepaalde hoeveelheid waterstofperoxyde aerosol in het inwendige van de daaronder aanwezige houder 1 te blazen. Op grond van het ten opzichte van de vernevelingsruimte 6 aanzienlijk grotere volume van de verzamelhouder daalt daarin de druk gedurende deze tijdsperiode 25 slechts onaanzienlijk. Het drukverlies wordt na het sluiten van de sluitklep 11 door de continu werkende drukbron 8 weer gecompenseerd.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 3 wordt in plaats van een eenvoudig uitblaasmondstuk een injectormondstuk 15 met een blaasbuis 15' toegepast, die een niet nader getekende zuigruimte bezit, die met een 30 venturimondstuk of met een soortgelijk straalmondstuk verbonden is. Het venturimondstuk wordt door een drukmedium, in het onderhavige geval olievrije druklucht, doorstroomd, die via een leiding 16 vanuit een niet getekende drukbron aangevoerd wordt. In de leiding 16 is een drukmeet-inrichting 17 geschakeld. Naar de zuigruimte van het injectiemondstuk 15 35 leidt de verbindingsleiding 5 voor de in de vernevelingsruimte 6 van de ultrageluidvernevelingsrichting 7 voortgebrachte waterstofperoxyde aerosol. Bovendien wordt, evenals bij de hiervoor geschetste andere uitvoeringsvormen, de vernevelingsruimte 6 door de drukleiding 16, waarin voor de controle en eventueel sturing een drukmeetinrichting 18 8105571 8 is geschakeld, de vernevelingsruimte 6 van olievrije druklucht voorzien.

Door de gemeenschappelijke werking van de drukvoorziening van de vernevelingsruimte 6 en de aanzuiging door de zuigwerking van hetjinjec-tiemondstuk 15 wordt de aerosol via de verbindingsleiding 5 naar het 5 mondstuk 15 getransporteerd en uit de uitmonding daarvan tezamen met de transportdruklucht uit de leiding 16 geblazen. Omdat de aerosol zeer stabiel is, staat deze niet bloot aan veranderingen door het aanzuig- en uitblaasproces. De blaasleiding 15' van het injectormondstuk 15 geeft een bepaalde blaasstraal, waardoor de inwendige wanden en de bodem van 10 de houder bereikt worden. Het injectormondstuk 15 is in vaste toestand boven de bewegingsbaan van de houder 1 opgesteld en bijvoorbeeld in een afscherming 20 bevestigd, die het sterilisatiestation van de inrichting afdekt. Het mondstuk kan ook op en neer beweegbaar zijn opgesteld.

De ultrageluidvernevelingsinrichting 7 wordt via een leiding 21 15 uit een voorraadreservoir 22 voor waterstofperoxyde voortdurend bevoorraad; een bewakingsinrichting van de vulstand 23 regelt in verbinding met een klep 24· de vulstandshoogte in de vernevelingsruimte 6.

Aan de ultrageluidvernevelingsinrichting 7 zijn instelknoppen 25 aangegeven, die een instelling van de ultrageluidvernevelingsinriehting 20 7 op de gewenste trillingsamplitude en frequentie mogelijk maken. Derhalve kan afgestemd op de karakteristiek van het injectormondstuk 15 de druppelgrootte en de verdeling van de aerosol gekozen worden, die tot de beoogde fijne afzetting van de inwendige oppervlakken van de houder met de druppelfilm leiden.

25 Het spreekt vanzelf, dat de transportdruklucht uit de leiding 6 naar het injectormondstuk 15 in de machineslag van de totale inrichting wordt toegevoerd, zodat het injectiemondstuk 15 binnen een slagtijd aerosol naar buiten spuit. De toevoering van de transportdruklucht wordt bijvoorbeeld door een klep 26 in de leiding 16 van de slechts 30 schematisch aangeduide totale regeling 30 van de inrichting gestuurd.

Aan de afdekking 20 kan een niet-getekende afzuiging voor binnen de afdekking aanwezige aerosol aanwezig zijn, die de aerosol in het voorraadreservoir 22 terugleidt. Ook het verzamelreservoir 12 bij de uitvoering volgens voorbeeld 2 kan van een terugvoerleiding naar het voor-35 raadreservoir voorzien zijn, waardoor de waterstofperoxydeafzetting op de wanden van het verzamelreservoir 12 weer teruggeleid wordt.

De door de leiding 16 aangevoerde druklucht kan verwarmd of verhit zijn, zodat daardoor ook de waterstofperoxyde aerosol, die door het injectormondstuk 15 wordt aangezogen, tengevolge van menging ver-ftO warmd wordt. Daardoor wordt de letaliteit van de te doden kiemen 8105571 9 verhoogd en een condensatie van het waterstofperoxyde in het inwendige van het injectormondstuk 15 resp. in de blaasbuis 15’ verhinderd.

v 8105571

Claims (15)

1. Werkwijze voor het desinfecteren van verpakkingsmateriaal, in het bijzonder van uit op maat gesneden stukken materiaal gevormde houders, waarbij een vloeibaar sterilisatiemiddel verstoven wordt en in de vorm van fijne druppels op de te steriliseren oppervlakken van het verpakkings- 5 materiaal wordt gebracht, met het kenmerk, dat men het sterilisatiemiddel door ultrageluidverneveling tot een aerosol verstuift en de aerosol op de te steriliseren oppervlakken brengt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de aerosol op de te steriliseren oppervlakken blaast.

3. Werkwijze volgens conclusies 1 of 2, met het ken merk, dat men de aerosol na het voortbrengen ervan door ultra-gelu-idverneveling eerst in een verzamelhouder verzamelt en vervolgens daaruit afzuigt of uitstoot.

4. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 1 tot 3, 15 met het kenmerk, dat men als sterilisatiemiddel waterstof-peroxyde toepast.

5. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat men na het opbrengen'van de aerosol op de te steriliseren oppervlakken deze oppervlakken door een warmte- 20 behandeling droogt.

6. Inrichting voor het desinfecteren van verpakkingsmateriaal, in het bijzonder van uit op maat gesneden stukken materiaal gevormde houders, met een voorraadreservoir voor een vloeibaar sterilisatiemiddel, een met het voorraadreservoir verbonden mondstuk voor het uit- 25 blazen van het sterilisatiemiddel in verstoven vorm op de te steriliseren oppervlakken van het verpakkingsmateriaal en met een transportinrichting voor de beweging van het verpakkingsmateriaal ten opzichte van het mondstuk, met het kenmerk, dat aan het mondstuk (4, 4a, 4b, 4c, 15) een ultrageluidvernevelingsinrichting (7) voor het sterili- 30 satiemiddel is voorgeschakeld en dat het mondstuk (4, 4a, 4b, 4c, 15) aan de vernevelingsruimte (6) van de ultrageluidvernevelingsinrichting (7) is aangesloten.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat tussen het mondstuk (4c) en de vernevelingsruimte (6) 35 van de ultrageluidvernevelingsinrichting (7) een aerosolverzamelreservoir (12) is geschakeld. 8105571 c 11

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de vernevelingsruimte (6) van de ultrageluidvernevelings-inrichting (7) met een drukopwekkingsinrichting (8) verbonden is.

9. Inrichting volgens één of meer van de conclusies ó tot 8, 5 met het kenmerk, dat de vernevelingsruimte (ó) en/of het verzamelreservoir (12) voortdurend onder druk staan en in de verbindings-leiding (15) van de vernevelingsruimte (é) resp. van het verzamelings-reservoir (12) naar het mondstuk (4, 4a, 4b, 4c) en/of in het mondstuk een klep (11) is opgesteld.

10. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 6 tot 9, met het kenmerk, dat het mondstuk (4, 4a, 4b, 4c) een blaasbuis is.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat voor de sterilisatie van houders (1) het mondstuk een in 15 het inwendige van de houder te brengen dompelbuis is.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het einde van de dompelbuis, dat in het inwendige van de houder is opgesteld, zijwaartse uitblaasopeningen (10) bezit.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het ken- 20 merk, dat de uitblaasopeningen (10) xin hun grootte af gestemd zijn op de oppervlakken, die bekleed moeten worden.

14. Inrichting volgens één af meer van de conclusies 6 tot 8, met het kenmerk, dat het mondstuk een op een druklucht-leiding (lé) aangesloten injectormondstuk (15) is, waarvan de zuig- 25 ruimte met de vernevelingsruimte (6) van de ultrageluidvernevelings-inrichting (7) resp. met het aerosol verzamelreservoir (12) verbonden is.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het injectormondstuk (15) via de drukluchtleiding (lé) 30 van warme of hete lucht wordt voorzien. 8105571