NL8104016A - Transformatorloos voor lijnvoeding geschikt telefoontoestel met luidspreekmogelijkheid. - Google Patents

Description

#-£.- * VO 2183

Titel: Transformatorloos voor lijnvoeding geschikt telefoontoestel met luidspreekmogelijkheid.

De uitvinding heeft betrekking op transformatorloze ketenvoorzieningen voor het koppelen van impedanties met een telefooncommunicatie-lijn; meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een dergelijke inrichting die is te gebruiken voor een telefoontoestel met luid-5 spreekmogelijkheid.

Telefoontoestellen met luidspreekmogelijkheid, ook wel hand-vrije telefoontoestellen genoemd, zijn voor commerciële doeleinden op ruime schaal aanvaard. Dergelijke telefoontoestellen kunnen goed worden gebruikt voor het houden van besprekingen met meerdere deelnemers, 10 wanneer meerdere mensen zich in een kantoor bevinden. Verder biedt zulk een telefoontoestel met luidspreekmogelijkheid het bijzondere comfort dat de gebruiker een bespreking kan houden zonder dat het nodig is dat hij een telefoontoestel op een of andere wijze aanraakt, uitgezonderd de fase waarbij een binnenkomende oproep in eerste aanleg wordt beant-15 woord.

Typerend voor dergelijke telefoontoestellen met luidspreekmogelijkheid of luidsprekertelefoons zoals zij ook wel worden genoemd, is dat een energiebron is vereist om de interne logica te besturen alsook om de luidspreker aan te drijven. Bovendien is in dergelijke telefoontoestellen 20 gebruik gemaakt van spoelen en transformatoren teneinde de impedantie tussen de telefoonlijn en de luidspreker met elkaar in evenwicht te brengen. Een dergelijke onbalanstoestand bestaat aangezien luidsprekers uit de aard der zaak inrichtingen met een lage impedantie zijn terwijl voor de telefoonlijn een aanzienlijk hogere impedantie is vereist cm een 25 geschikt vermogenstransport mogelijk te maken. Hieruit volgt-dat problemen ontstaan in die situaties waarbij het gewenst is cm vaar een lage kostprijs het comfort te kunnen bieden van een luidsprekertelefoon en. zonder de noodzaak om omvangrijke spoelen of transformatoren en externe vermogens-bronnen toe te passen. Dergelijke problemen worden nog verzwaard doordat 30 de lijnimpedantie alsook het beschikbare vermogen veranderen wanneer de luslengte verandert.

De onderhavige uitvinding heeft nu betrekking op een transfoxmator-loos telefoontoestel met luidspreek-mogelijkheid waarbij voor het regelen van de vermogenskromme van de communicatielus gebruik wordt gemaakt van 35 "de naar de communicatielijn gereflecteerde luidsprekerimpedantie.

----- 8104016 ί \ -2-

Een terugkoppelketen is gekoppeld met een hulpspanningsnetwerk in de in-gangstrap van de uitgangsvermogensversterker, teneinde de belastings-weerstand van de versterkeruitgangstrap als een functie van de keten-elementen naar de communicatielijn te reflecteren. Zulks wordt bereikt 5 door middel van een hulpspanningsketen die de uitgangsweerstand op schaal brengt die samenwerkt met een terugkoppelketen waardoor de gelijk-stroomversterking op de eenheidswaarde wordt gehouden. De terugkoppelketen regelt tevens de wisselstroomversterking zodanig dat wanneer audio-frequenties op de lijn aanwezig zijn vermogen voor het aandrijven van de 10 luidspreker beschikbaar is. Aldus wordt bereikt dat het vermogen dat wordt afgenomen van de lijn constant is. Wanneer van een dergelijke inrichting gebruik wordt gemaakt wordt de luidspreker rechtstreeks vanaf de uit-' gangstraptransistor aangedreven zonder dat gebruik is gemaakt van transformatoren.

15 De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht met verwijzing naar de tekening, waarin: fig. 1 een blokschema weergeeft van het gehele systeem; en fig. 2, 3 en 4 schema's weergeven van de verschillende ketencomponenten die in fig. 1 zijn weergegeven.

20 Zoals'is weergegeven in fig. 1 kan via een communicatielijn 12 communicatie plaatsvinden vanaf de centrale 10 met het telefoontoestel met luidspreekmogelijkheid, voor welk telefoontoestel typerend is dat aan de ingang daarvan een lijnbeveiligingsketen 20 is aangebracht.

Het op de communicatieleiding aanwezige signaal dat afkomstig is van de 25 centrale, wordt toegevoerd aan een vorkketen 30 en via een variabele ontvangverzwakker 50 toegevoerd aan een luidspreker LSI. Van een spreker afkomstige audiosignalen worden ontvangen via een microfoon MKl en via een voorversterker 70 en een variabele zendverzwakker 60 aangelegd aan de vorkketen 30 en v.andaaruit via de communicatieleiding 12 naar de 30 centrale 10. Een spraakschakelaar 40 bewaakt de signaalniveaus aan de uitgangen van de variabele ontvangverzwakker 50 en de variabele zendverzwakker 60, . · en op basis van deze signalen, alsook signalen afkomstig van de vorkketen 30 doet hun ingang naar de luidspreker LSI dienst om de richting te regelen waarin communicatie plaatsvindt nl. of-35 wel naar de luidspreker LSI toe, ofwel van de microfoon MKl afkomstig.

8104016 it * -3-

De wijze waarop dit precies gebeurt zal in het onderstaande nader gedetailleerd worden beschreven.

De lijnbeschermingsketen 20 omvat een diode 24 die de spanning tot een maximale waarde van 17,6 volt begrenst en welke keten is bedoeld 5 om hoogspanningspieken te begrenzen. Een polariteitsbeveiligingsketen 21 omvat vier Schottky barrièrediodes 25, 26, 27 en 28 die ertoe dienen dat de aan de vorkketen 30 aangelegde 'spanning de juiste polariteit heeft.

Bij de iix.fig. 2 weergegeven configuratie is de microfoon MKl een 10 transducent van de als electreet aangeduide soort, waardoor een ingangssignaal wordt aangelegd aan de voorversterker 70 die een spannings-versterkende transistor 707 en een daarna aangebrachte emittervolger-transistor 701 omvat. De condensatoren 706, 709 en 704 zijn opgenomen in een keten voor het bieden van een beveiliging tegen radiofrequente 15 storingen. De weerstand 702 en de condensator 713 vormen een filterketen voor de voedingsspanning. De voor-versterker 70 is gedimensioneert voor een nominale versterking van 19,5 db.

Vanaf de voorversterker 70 uitgezonden signalen worden via een leiding TTD toegevoerd asm. de spraakschakelaar 40 alsook aan de variabele 20 zendverzwakker 60. In hatonderstaande zal de werking van de spraakschakelaar 40 worden behandeld. Uitgezonden signalen die aanwezig zijn aan de ingang van de variabele zendverzwakker 60 zijn via de condensator 611 wisselstroom gekoppeld met een JFET transistor 609, die wordt gebruikt als een spanningsbestuurde variabele weerstand. Via de transistor 609, 25 en via de condensator 606 en de versterkertransistor 603 worden over de leiding 63 signalen aangelegd aan de basis van de transistor 307 die deel uitmaakt van de vorkketen 30. Voor een geschikte frequentieresponsie heeft de variabele zendverzwakker 60 een spanningsversterking van 11,5 db bij 1000 H en de condensator 602 vormt een pool bij 3300 H . Uit te z - z 30 zenden signalen zoals~:aangelegd aan de basis van de transistor' 307 worden toegevoerd aan de met de centrale verbonden lijn, via het communi-catiepad dat de geleiders T en R bevat.

De vorkketen 30 ontvangt signalen afkomstig van de variabele zendverzwakker 60 via de basis van de transistor 307, en ontvangt signalen 35 vanaf de centrale en vanaf de variabele ontvangverzwakker 50 via de collectors van de transistors 307 en 303. Deze signalen worden vervolgens 8104016 i 'i -4- via de door de weerstanden 301, 304 en 306 gevormde spanningsdeler aangelegd aan de basis van een transistor 302. De transistor 302 vormt een emittervolger via welke signalen worden overgedragen naar de variabele ontvangverzwakker 50. De van de vorkketen 30 deel uitmakende transistors 5 303 en 307 vormen een Darlington-configuratie en zijn werkzaam als een versterker voor de uit te zenden signalen. De door de versterker geïntroduceerde versterking is bepaald door de verhouding tussen de collectorimpedantie en de emitterimpedantie. In deze keten is de emitter-impedantie gevormd door een weerstand 306 die in serie is verbonden met 10 een diode 308. De collectorketen-impedantie is bepaald door de ontvang-keteningangsimpedantie (zoals in het onderstaande zal worden behandeld) , die parallel is verbonden met de telefoonlijnimpedantie. Zoals nog nader zal worden uiteengezet is de via de vorkketen werkzame zendversterking afhankelijk van de lijnafsluiting.

15 Het. via de vorkketen geïntroduceerde verlies tussen de basis van de transistor 307 en de basis van de transistor 302 is eveneens afhankelijk van de lijnafsluiting. De bij de emitter en de collector van de transistor 303 aanwezige signalen worden met gelijke verliezen overgedragen naar de basis van de transistor 302. Bij deze inrichting ver-20 schillen de signalen 180° in fase en indien de vorkketenemitterimpedantie is aangepast aan de collectorketenimpedantie . · iff en deze signalen elkaar bij de basis van de transistor 302 cpAldus is de vorkketen 30 doeltreffend werkzaam om te verhinderen dat Signalen die hun oorsprong vinden bij de microfoon MKl (op de leiding 63 aanwezige signaal), via de luidspreker 25 LSI worden weergegeven.

De gelijkstroom-lijnafsluiting is gegeven door de transistor 501 die in een gemeenschappelijke-basis-modus werkzaam is, en waardoor de gelijkstroomweerstand kijkend in de voedingsleidingen van de vermogens-versterker naar de telefoonlijn wordt gereflecteerd. De basisstroom voor. 30 de transistor 501 wordt geleverd via de weerstanden 507, 506 en de diode 504. De diode 504 is werkzaam om de spanningsval over de transistor 501, gerekend vanaf collector naar emitter, te regelen. Deze spanningsval wordt tot een'minimum teruggebracht teneinde het beschikbare vermogen voor de vermogensversterker maximaal te doen zijn en de vermogensdissipatie in 35 de transistor 501 te beperken, waarbij echter deze spanningsval groot genoeg dient te zijn om te verzekeren dat de transistor 501 niet in de 8 1 0 4 0 1 6 f- * -5- verzadiging raakt bij het maximum van de wisselstroomsignalen die aan zijn collector worden aangelegd. De condensator 503 geeft een onderdrukking van radiofrequentstoringen en de condensator 512 is werkzaam als een filtercondensator voor de voedingsspanning van de vermogens-5 versterker.

De voedingsstroom voor de vermogensversterker wordt primair opgenomen door zijn uitgangstrap en wel via de"transistor 532. De collec-torstroom van de transistor 532 is bepaald door zijn collectorspanning die wordt aangelegd over de diode 531 en de luidspreker LSI. Deze span-10 ning wordt bepaald door de vermogensversterkerketen die is uitgevoerd als een teruggekoppelde versterker met een differentiaalversterker-ingangstrap bestaande uit de transistors 521 en 523. Een gelijkstroom-terugkoppeling vanaf de uitgangstrap naar de ingangstrap wordt gegeven door de weerstand 527. Daardoor is de spanning aan de collector van de 15 transistor 532 gelijk aan de spanning aan de basis van de transistor 521 en vermeerderd met de geringe spanningsval die als gevolg van de hulpstroom over de weerstand 527 ontstaat, zodat de terugkoppeling het hulpgelijkspanningspunt stabiliseert en de gelijkstroomversterking is gelijk aan de eenheid. De door de weerstanden 518 en 519 gevormde span-20 ningsdeler bepaalt de spanning aan de basis van de transistor 521.

De equivalente gelijkstroomweerstand gezien bij de vermogensversterker-voedingsleidingen is aldus bij benadering gegeven door de totale gelijkstroomweerstand van de diode 531 en de luidspreker LSI vermenigvuldigd met een factor (1 + 518/519).

25 Bij sterke lijnstromen wordt de voedingsspanning voor de vermogens versterker begrensd door de zenerdiode 513, waardoor het uitgangsver-mogen, alsook de vermogensdissipatie in de transistor 532 worden begrensd. Bij deze keteninrichting is het mogelijk gebruik te maken van een kleine en goedkope transistor 532,waarbij soar deze toepassing een aanvaardbaar 20 uitgangsniveau wordt verkregen.

De aan de telefoonlijn aangeboden wisselstroomimpedantie is primair bepaald door de weerstand 507 die in serie is verbonden met de condensator 509. De wisselstroomimpedantie van de telefoonlijn-poort van de vorkketen, die parallel staat met de weerstand 507 en de.con-35 densator 509, bedraagt ongeveer 10,9K ohm. Een toegevoegde parallel-impedantie zoals gevormd door de collector van de transistor 501 is een functie van het ongewenste wisselstroomsignaal dat vanaf de voedings- 8104016 ί ^ .

-6- leidingen voor de vermogensversterker via de transistor 501 is teruggevoerd. De verzwakking die dit teruggevoerde signaal ondergaat is gegeven door het gecombineerde effect van de weerstanden 502 en 506 en de condensator 505 op de wisselstroomversterking van de transistor 501 5 gaande vanaf de emitter naar de collector. In het slechtst denkbare geval (volumeregeling is ingesteld op maximum) is het equivalent van de wissel-stroomimpedantie van de transistor 501 ongeveer tien keer zo groot als de waarde van de weerstand 507. De totale wisselstroomimpedantie die aan de telefoonlijn wordt aangeboden is aldus ongeveer 700 ohm.

10 De transistor 514 en de daarbij behorende componenten zijn werk zaam als een variabele verzwakkingsketen. De transistor 514 is een junctie-veld-effect-transistor (JFET) waarvan de afvoer-bronweerstand wordt geregeld door de gelijkspanning die via de leiding RVL aan de poort daarvan wordt aangelegd. Het te ontvangen signaal wordt via de 15 respectievelijke condensatoren 508 en 515 in en uit de variabele ontvang-verzwakker gekoppeld. De weerstand 510 vormt een gelijkstroompad naar aarde vanaf de afvoer van de transistor 514 en de weerstanden 516 en 517 vormen een gelijkstroompad naar aarde vanaf de bron van de transistor 514. De weerstand 516 is een spanningsdeler die tevens de functie van 20 volumeregelaar vervult. Deze spanningsdeler geeft een audio-afloop teneinde een redelijk lineair verloop van het verlies als functie van de rotatie te doen. ontstaan. De weerstand 517 vormt een begrenzing wanneer de regelaar 516-is gedraaid in de eindstand waarbij het geïntroduceerde verlies maximaal is. De condensator 511 geeftegi onderdrukking van radio-25 frequente storingen.

Aangezien de vermogensversterker van de variabele ontvangverzwak-ker 50 zijn vermogen ontvangt vanaf de telefoonlijhvvvervult deze versterker ëen'.duale functie, nl. het versterken van de ontvangen signalen, en het vormen van een gelijkstroömlijnafsluiting, zoals in het vooraf-30 gaande werd behandeld. In wezen is de vermogensversterker een drie-traps teruggekoppelde versterker met een differentiaalingangstrap, een emitter-volgertussentrap, en een één-eindige als gemeenschappelijke emitter werkzame uitgangstrap.

De transistors521 en 523 vormen met de weerstanden 520 en 524 de 35 differentiaalingangstrap. De hulpspanning voor de basis van de transistor 521 wordt geleverd door de spanningsdeler die is gevormd door de 8 1 0 4 0 1 6 ί5 % -7- weerstanden 518 en 519. De hulpspanning voor de basis van de transistor 523 wordt geleverd via de terugkoppelweerstand 527. De versterking van deze trap is een functie van de hulpstroom die bepalend is voor de trans-conductantie van de transistors 521 en 523. Teneinde te bereiken dat de 5 open-lusversterking voldoende groot is, wordt de voedingsspanning voor de eerste trap afgenomen van het knooppunt tussen de weerstanden 506 en 507. Deze voedingsspanning is hoger dan de voedingsspanning voor de uitgangstrap, waardoor het mogelijk is om voor de ingangstrap een hogere hulpstroom (meer versterking) toe te passen. Bovendien is het op de uit-10 gangsvoedingsspanning geënte signaal degelijk uit deze voedingsspanning gefilterd, waardoor een ongewenst terugkoppelpad achterwege kan worden gelaten. Condensator 522 geeft een onderdrukking van radiofrequente storingen.

De transistor 525 is werkzaam als een emittervolger teneinde aldus 15 een hoge belastingsimpedantie aan te bieden aan de eerste trap. De emitterspanning van de transistor 525 is rechtstreeks verbonden met de basis van de transistor 532 die de uitgangstrap in de vorm van een gemeenschappelijke emitterconfiguratie vormt. De voor het omzetten van elektrische signalen in audio signalen dienende luidspreker LSI, die zo-20 als algemeen bekend is kan zijn uitgevoerd met een spoelimpedantie 533, vormt de belangrijkste belastingsimpedantie voor de uitgangstrap.

Deze impedantie omvat zowel resistieve alswel reactieve componenten.

De weerstanden 528 en 527 vormen samen met de condensatoren 529 en 530 het terugkoppelnetwerk voor de vermogensversterker en bepalen 25 daardoor zowel de wisselstroom-, alswel de gelijkstroom-gesloten- lusversterking bij maximale lijnstroom. Bij geringere lijnstromen kan de gesloten-lusversterking in geringe mate worden verminderd wegens de veroorzaakte vermindering van de open-lusversterking. De wisselstroom-versterking dient voldoende te zijn om de luidspreker te kunnen aan-30 drijven. Deze versterking heeft een nominale waarde van 34 db bij audio-frequenties.

Zoals is weergegeven in fig. 2 worden drie ingangssignalen voor de spraakschakelaar afgenomen van verschillende punten in de transmissie-paden, en wel als volgt: een ingangssignaal (TTD) wordt afgenomen van de 35 uitgang van de zendvoorversterkér, een ingangssignaal (RTD) wordt afgenomen van de ontvangpoort van de vorkketen, en een ingangssignaal (RSG) 8104016 w -8- wordt af genomen van de uitgang van de vermogens ver sterker. Twee van deze ingangssignalen nl. (TTD en RTD) worden gebruikt om te bepalen op welk transmissiepad het hoogste signaalniveau aanwezig is, alsook om verlies in het desbetreffende pad door schakelwerking te introduceren. Het an-5 dere ingangssignaal (RSG) wordt gebruikt om de keten in de ontvangmodus te houden nadat een te ontvangen signaal is gedetecteerd en in het ont-vangpad verzwakking is ingeschakeld. Zoals nog nader zal blijken wordt door dit ingangssignaal verhinderd dat signalen die vanaf het ontvang-pad acoustisch zijn gekoppeld met het zendpad de keten schakelen in de 10 zendmodus.

De ingeschakelde verzwakking wordt gegeven door dé van de variabele ontvangverzwakker 50 deel uitmakende transistor 514 en de van de variabele zendverzwakker deel uitmakende transistor 609, en onder het bestuur van cis uitgangssignalen afkomstig van de spraakschakelaar. De 15 spraakschakelaar introduceert drempels en tijdsignalering zoals deze voor het vervullen van de schakelfunctie nodig zijn.

De keten is ontwikkeld om in de zend-vrije stand te verkeren, dat wil zeggen in de rustmodus (geen uitzending van signalen gedurende een relatief lange tijd) wanneer het systeem in de zendmodus verkeert.(geen 20 verzwakking in het zendpad, een grote verzwakking in het ontvangpad).

Zoals is weergegeven in fig. 3 worden over de leidingen RSG (Receive Switch Guard) en RTD (Receive Talk-Down) gevoerde signalen aangelegd aan de operationele versterker 416 teneinde een besturings-—— signaal met negatieve polariteit te geven.

25 Het ingangssignaal RTD wordt afgenomen van de emitter van de. .

transistor 302 (fig. 2) die is aangebracht bij de ontvangpoort van de vorkketen. De transistor 305 en de weerstand 310 vormen een emitter- i volgertrap teneinde als buffer te fungeren voor dit ingangssignaal waarbij aan het ontvangpad een hoge belastingsimpedantie wordt aange-30 boden en het ingangssignaal RTD wordt geïsoleerd van het ingangssignaal RSG. Het te ontvangen signaal wordt via de condensator 401 (fig. 3) gekoppeld met de operationele versterkertrap waarvan de versterker is bepaald door de verhouding tussen de weerstand 402 en de weerstand 412. Door de condensator 411 wordt bereikt dat een af val aan de hoogfrequent-35 kant ontstaat teneinde aldus de zenduitsluitmarge te verbeteren. De van het terugkoppelnetwerk van de operationele versterker 416 deel uitnakende 8104016 ” -9- diodes 413 en 414 geven een nauwkeurige enkelzijdige gelijkrichting van het signaal. De condensator 415 geeft een onderdrukking van radiofrequente storingen.

Het ingangssignaal RSG wordt vanaf de uitgang van de vermogens-5 versterker (fig. 2) via de condensator 403 gekoppeld. De voor dit ingangssignaal geldende versterking is bepaald door de verhouding tussen de weerstanden 404 en 412. Over de leiding TTD worden signalen aangelegd aan de operationele versterker 425 teneinde een signaal met positieve polariteit beschikbaar te stellen. Het ingangssignaal TTD dat afkomstig 10 is van de uitgang van de zendvoorversterker wordt gekoppeld via de condensator 417. De voor dit signaal geldende versterking is bepaald door de verhouding tussen de weerstanden 418 en 421.

Het ingangssignaal RSG dat afkomstig is van de uitgang van de vermogensversterker wordt via de condensator 405 en de weerstand 407 15 gekoppeld met de basis van de transistor 408. Door de transistor 408 worden signalen waarvan de amplitude groter is dan de basis-emitter-spanning gelijk gericht en versterkt. Door de weerstand 406 is verzekerd dat de transistor 408 niet-geleidend is wanneer geen te orbangen signaal aanwezig is. De weerstand 409 en de condensator 410 in de collectorketen 20 vormen een laagdoorlatend filter met een snelle aanspreektijd. De gelijkspanning die over de condensator 410 wordt ontwikkeld wanneer een signaal aanwezig is, zal dan via de weerstand 419 langzaam afnemen wanneer het signaal wordt weggenomen. Door de positieve polariteit van het signaal dat over de condensator 410 wordt ontwikkeld, zal het werkzame signaal 25 afkomstig van de ingang TTD worden verminderd met een factor die is bepaald door de verhouding tussen de weerstanden 419 en 418. De diodes 422 en 423 die deel uitmaken van het terugkoppeInetwerk van de operationele versterker 425 geven een nauwkeurige enkelzijdige gelijkrichting van het ingangssignaal. Condensator 424 geeft een onderdrukking van 30 radiofrequente storingen.

De operationele versterker 431 en de daarbij behorende componenten vormen esroomparator (lineaire opteller)-voor de gelijkgerichte uitgangssignalen waarbij de -.som van deze signalen wordt geïnverteerd, versterkt en gefilterd. Er zij opgemerkt dat de via de diodes 414 en 35 423 afgegeven gelijkgerichte uitgangssignalen tegengestelde polaritei ten bezitten? de son van deze signalen is aldus gelijk aan het verschil ____ 8104016 4 'r -lotussen de amplitudes. Het comparatoruitgangssignaal zal een positieve polariteit bezitten indien een te ontvangen signaal aanwezig is, en de polariteit zal negatief zijn indien een uit te zenden signaal aanwezig is. De gelijkgerichte signalen worden gelijkstroom gekoppeld via de 5 weerstanden 450 en 426 en de versterking van de comparatorketen is bepaald door de verhouding tussen deze weerstanden en de weerstand 430.

De varistor 428 begrenst het comparatoruitgangssignaal en de condensator 429 vervult een filterfunctie/zodat het comparatoruirgangssignaal de omhullende volgt van een spraaksignaal. Via de weerstand 432 wordt een 10 hulpgelijkspanning geleverd voor de positieve ingangsaansluiting van de operationele versterker.

De operationele versterker 439 en de daarbij behorende componenten vormen een detector voor een ingangssignaal waarvan de amplitude groter is dan een drempel die is bepaald door de varistor 433. De weer-15 standen 438 en 434 bepalen de versterking die voor dit signaal dat boven deze drempel uitkomt geldend is. De condensator 437 is bepalend voor de aanspreek- en afvaltijden van deze keten. De weerstand 435 vormt een gelijkstroompad voor de hulpstroom voor de operationele versterker.

De varistor 436 begrenst het uitgangssignaal, zodat de operationele ver-20 sterker niet wordt overstuurd. Het uitgangssignaal van deze keten zal voor een te ontvangen signaal een negatieve polariteit en voor een uit te zenden signaal een positieve polariteit bezitten._____ ____________________

Het detectoruitgangssignaal wordt via de weerstand 440 aangelegd aan de basis van de transistor 441 die een niveauverschuivingsfunctie 25 . vervult. Een te ontvangen signaal produceert een detectaruifcgangssignaal met een negatieve polariteit waardoor een transistor 441 wordt ingeschakeld. De collector van de transistor 441 is via de weerstand 442 verbonden met de basis van de transistor 444; daardoor zal een te ontvangen signaal bewerkstelligen dat de transistor 444 geleidend wordt. Door de weerstand 30 443 is verzekerd dat de transistor 444· niet-geleidend is wanneer geen te ontvangen signaal dat boven de drempel^ uitkomt aanwezig is. De op de leiding RVL aanwezige besturingsspanning die wordt aangelegd aan de poort van de transistor 514 (fig. 2), wordt afgenomen van de collector van de transistor 444. Daardoor zal wanneer een te ontvangen signaal is gedetec-35 teerd door de spraakschakelaarketen, de transistor 514 (fig. 2) worden ingeschakeld door de variabele ontvangverzwakker en wordt geen verzwakking δτατοτδ ~ ' ' •ï6 * -11- gelntroduceerd. De collector van de transistor 444 is tevens via de weerstand 446 verbonden met de basis van de transistor 448 die het op de leiding RVL aanwezige besturingssignaal inverteerd. Door de weerstand 447 is verzekerd dat de transistor 448 niet-geleidend is wanneer geen 5 te ontvangen signaal aanwezig is. De weerstand 449 vormt vanaf de collector van de transistor 448 een pad naar aarde^ De op de leiding TVL aanwezige besturingsspanning die wordt aangelegd aan de poort van de transistor 609 (fig. 2), wordt afgenomen van de collector van de transistor 448. Aldus zullen de voor de variabele verzwakkingsketen bedoelde be-10 sturingspanningen tegengestelde polariteiten bezitten, zodat de spanning op de leiding TVL hoog zal zijn (zendmodus), wanneer de spanning op de leiding RVL laag is, en omgekeerd.

De rustschakelaar 445 is normaliter geopend en vervult de rust-functie, wanneer deze open is, door het vergrendelen van de variabele 15 verzwakkers in de ontvangmodus; dat wil zeggen de transistor 514 is geleidend en de transistor 609 is niet-geleidend. Hierdoor wordt door de variabele zendverzwakker een grote verzwakking geïntroduceerd en via de variabele ontvangverzwakker is transismissie mogelijk.

Zoals is weergegeven in fig. 4 is de transistor 803 werkzaam als 20 een schakelaar waardoor de 9V-batterijbelasting kan worden afgeschakeld wanneer de luidsprekertelefoonketen niet-actief is. Basisstroom voor het inschakelen van de transistor 803 wordt via de weerstand 804 geleverd door de transistor 805 die via de weerstand 806 wordt bestuurd door de

spanning (V ) die over de condensator 509 (fig. 2) van de variabele ** L

25 ontvangverzwakker 50 ontstaat wegens de lijnafsluiting.

Door de respectievelijke weerstanden 802 en 807 is verzekerd dat de respectievelijke transistors 803 en 805 niet-geleidend zijn wanneer geen verbinding met de telefoonlijn bestaat.

De condensator 808 verzorgt een filterwerking voor de batterij-30 spanning die aan de ketens wordt toegevoerd. Een door de weerstanden 809 en 810 gevormde spanningsdeler bepaalt de ketenaarde voor de spraak-schakelaarketens. De transistors 811 en 812 vormen een emittervolger die samen met de condensator 813 een bij variaties van de aardstroom constant spanningsverschil aanhoudt tussen de aarde voor de spraak-35 schakelaarketen en de negatieve batterijaansluiting. De spanning +V is A # een tussenliggende bij de voeding betrokken referentiespanning.

__ ''.......8 1 0 4 0 1 6 -12- 'v

Alhoewel het concept van de uitvinding is behandeld in samenhang met communicatie naar en vanaf een centrale, is het duidelijk dat vanzelfsprekend een dergelijke communicatie kan plaatsvinden over elke willekeurige communicatielijn waarbij vermogen door een voor spraak-5 doeleinden bedoelde batterij wordt geleverd. Voorbeeld voor een dergelijke situatie zou een intercomlijn kunnen zijn. Bij het behandelde uitvoeringsvoorbeeld is de luidspreker een luidspreker van de elektro-mechanische soort, die werkzaam is om elektrische signalen om te zetten in audiosignalen. Het behandelde concept laat echter ook andere soorten 10 van afsluitende transducenten toe voor spraak, video of data die in digitale ofwèl analoge vorm kunnen zijn.

8 1 0 4 0t6

Claims (3)

1. Lijnafsluitende keten bedoeld voor aansluiting op een communica tielijn, welke keten omvat een vermogensversterker met een ingangstrap en een uitgangstrap, met het kenmerk, dat genoemde ingangstrap (521, 523. hulpspanningscomponenten (518, 519) omvat en van genoemde uitgangs-5 trap (525, 532) deel uitmaken een resistieve component, middelen (501, 507, 506, 502) voor het leveren van gelijkstroomvermogen aan genoemde versterker, welk vermogen via genoemde communicatielijn wordt ontvangen, en welke middelen zijn ingerieht om genoemde resistieve component van genoemde uitgangstrap te reflecteren naar genoemde communicatielijn, 10 welke reflectie op schaal wordt gebracht door genoemde hulpspanningscomponenten, een transducent (LSI) die werkzaam kan zijn om signalen die over genoemde communicatielijn zijn ontvangen vanuit een ene vorm om te zetten in een tweede vorm, welke transducent een impedantie (533) heeft die zodanig is aangesloten dat daardoor de uitgangsimpedantie 15 van genoemde uitgangstrap is gevormd, en middelen (527, 528, 529, 530) die tussen genoemde uitgangstrap een genoemde ingangstrap van de versterker zijn aangebracht en dienende om een gelijkstroomversterking met de waarde één te introduceren, alsook om wisselstroomversterking te introduceren die voldoende is om genoemde transducent in staat te stel-20 len genoemde signalen om te zetten.

2. Lijnafsluitende keten volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat genoemde ingangstrap van de versterker een getransistoriseerde differen-tiaaltrap (521, 523) is, en genoemde uitgangstrap van deze versterker een transistor (532) omvat die deel uitmaakt van een gemeenschappelijke 25 emitterconfiguratie.

3. Lijnafsluitende keten volgens de conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat genoemde transducent een luidspreker LSI is die kan worden aangedreven via een inductiespoel (533), waarbij genoemde transducent-impedantie de impedantie van genoemde inductieve spoel omvat. ___ * .....81 0 4 0 1 6