NL8103834A

NL8103834A - Werkwijze voor het schrijven respektievelijk weergeven van stereofonische informatie in een magnetische registratiedrager, een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze, een magnetische registratiedrager en een versterkerschakeling te gebruiken in een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Info

Publication number: NL8103834A
Application number: NL8103834A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1981-08-17
Filing date: 1981-08-17
Publication date: 1983-03-16
Also published as: ES8309026A1; GB2105899A; US4498111A; GB2105899B; CA1194222A; DE3229811A1; FR2511533B1; ES514963A0; FR2511533A1; JPS5837804A

Description

> / EHN 10133 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven

Werkwijze voor het schrijven respectievelijk weergeven van stereofonische informatie in een mgnetische registratiedrager, een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze/ een magnetische registratiedrager en een ver-sterkerschakeling te gehruiken in een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het schrijven respectievelijk weergeven van informatie in twee parallel aan elkaar gelegen sporen van een magnetische registratiedrager/ in het bijzonder stereofonische informatie/ door middel van elektranagnetische 5 anzetters, tenminste een voor elk van de twee sporen.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het schrijven en op een inrichting voor het weergeven van informatie in twee parallel aan elkaar gelegen sporen van een magnetische registratiedrager/ voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding. Verder heeft 10 de uitvinding betrekking op een magnetische registratiedrager en een ver-sterkerschakeling te gehruiken in een inrichting volgens de uitvinding.

Een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort is bekend uit "Magnettontechnik" van E. Christian pagina 214 tot 221, Franzis-Verlag Miinchen, zie in het bijzonder de figuren 113 en 114b.

15 Indien de, volgens de bekende werkwijze, in een magnetische registratiedrager ingeschreven informatie, waarbij voor het gemak aan stereofonische informatie gedacht kan warden, alhoewel de uitvinding daar niet toe is beperkt, eveneens volgens de bekende werkwijze, doch door een ander apparaat dan het apparaat waarmee de informatie in de 20 magnetische registratiedrager is ingeschreven, weer wordt uitgelezen, dan kan dit aanleiding geven tot het ontstaan van een grote vervorming in het weergegeven signaal.

De uitvinding beoogt het ontstaan van deze grote vervorming tegen te gaan. De werkwijze volgens de uitvinding heeft daartoe het ken-25 merk, dat tijdens het schrijven een hulpsignaal wordt geschreven in de sporen en eveneens in de magnetische registratiedrager tussen de sporen, welk hulpsignaal een frekwentieinhoud heeft die ligt in een frekwentie-gebied buiten het frekwentiegebied van de informatie, dat tijdens het weergeven de signalen, uitgelezen door twee omzetters uit elk der twee 30 sporen, warden toegevoerd aan een filter inrichting, waarin uit beide signalen de hulpsignalen van de informatie warden afgesplitst, zodat een eerste en een tweede signaal wordt verkregen, overeenkomende net de uitgelezen informatie, en een derde en een vierde signaal wardt ver- 8103834 s ♦ * EHN 10133 2 kregen, overeerkcmende met het door elk der twee omzetters van de regi-stratiedrager uitgelezen hulpsignaal, en dat de amplituden van het eerste en het tweede signaal beiden worden vermenigvuldigd met een faktor over-eenkomende met een konstante maal de verhouding van de amplitude van het 5 grootste van het derde en het vierde signaal tot de amplitude van het kleinste van het derde en het vierde signaal.

De uitvinding berust op het inzicht dat bij weergave de weer-geefkop met de twee elektrcmagnetische cmzetters, gezien in een richting locdrecht op de sporen en in het vlak van de magnetische registratie-10 drager, wel eens niet goed ten opzichte van de sporen gepositioneerd kan zijn. Dit noemt men wel spcorvolgfouten. Dit houdt in dat de twee elektro-magnetische amzetters, een voor elk van de twee sporen, beiden gedeelte-lijk qp en gedeeltelijk naast het hun bijbehorende spoor zitten en dus een lager uitgangssignaal zullen lever en dan als zij precies op het spoor 15 gezeten zouden hebben.

Indien nu tijdens de qpname en de weergave gebruik gemaakt is van een konpressie- en expansie systeem, zoals die in de literatuur bekend is, dan heeft het feit dat de uitgangssignalen van de cmzetters een lager niveau hebben tot gevolg dat de mate van expans ie, welke af-20 hankelijk is van de ahsolute waarde van het niveau van het uitgangssignaal van de cmzetters, niet korrekt is. Door deze foutieve expans ie ontstaat nu een grate vervorming in het weergegeven signaal.

Door nu in de beide sporen en in de magnetische registratie-drager tussen de sporen een hulpsignaal in te schrijven met een frekwen-25 tieinhoud in een frekwentiegebied liggend buiten het frekwentiegebied van de informatie, zal bij spoorvolgfouten tijdens het weergeven altijd een van de twee cmzetters, namelijk die omzetter die gedeeltelijk qp zijn bijbehorend spoor en gedeeltelijk tegenover het deel van de magnetische registratiedrager tussen de sporen zit, het hulpsignaal nog 30 altijd net de juiste amplitude weergeven. De andere omzetter geeft het hulpsignaal met een verlaagde amplitude weer. De verhouding tussen deze twee amplitudes geeft precies de verhouding weer van de amplitude van de uitgelezen informatie zonder spoorvolgfouten, tot de amplitude van de uitgelezen informatie bij aanwezigheid van spoorvolgfouten. Door nu de 35 amplitude van de informatie bij aanwezigheid van spoorvolgfouten te ver-menigvuldigen met deze verhouding eventueel vermenigvuldigd met een konstante, die men echter bij voorkeur gelijk aan een neemt, verkrijgt men amplitudes voor de informatie die overeenkomen met de amplitude van 8103834 EHN 10133 . 3 r .

de uitgelezen infarmatie, doch bij afwezigheid van spoorvolgfoaten. De hiema volgende ejqaansiestap zal de infarmatie dus weer op de juiste wijze expander en, zonder dat additionele vervorming optreedt. Op deze wijze heeft men dus een opname- en weergave systeem verkregen dat onaf-5 hankelijk is en dus odk een weergave versterking heeft die onafhankelijk is van het mogelijk optreden van spoorvolgf outen.

Een inrichting voor het schrijven van informatie in twee parallel aan elkaar gelegen sporen van een magnetische registratiedrager, welke inrichting is voorzien van een elektrcmagnetische cmzetter voor elk 10 der sporen, heeft het kenmerk dat de inrichting nog een elektranagner tische cmzetter bevat, voor het schrijven van het hulpsignaal in de sporen en eveneens in de magnetische registratiedrager tussen de sporen.

Men heeft voor het schrijven van het hulpsignaal een extra schrijfkop nodig. De breedte van de kqpspleet van deze cmzetter is daarbij gelijk 15 aan twee maal de breedte van de kopspleet van elk der cmzetters van de stereo schrijfkop plus de afstand tussen de twee sporen.

Een inrichting voor het weergeven van infarmatie in twee parallel aan elkaar gelegen sporen van een magnetische registratiedrager, welke inrichting is voorzien van een elektrcmagnetische cmzetter voor 20 elk der sporen, heeft het kenmerk, dat zij vender nog een ver- sterkingsschakeling bevat met een eerste en een tweede ingangsklem, voor het toevoeren van een uitgangss ignaal van de beide cmzetters aan de ver-sterkerschakeling en een eerste en een tweede uitgangsklem waaraan een eerste en een tweede uitgangss ignaal kan warden afgencmen, dat verbin-25 dingen zijn aangebracht tussen de eerste respectievelijk tweede ingangsklem en de eerste respectievelijk tweede uitgangsklem, dat in de ver-binding tussen de eerste ingangsklem en de eerste uitgangsklem een serie-schakeling van een tot de filter inrichting behorende eerste filtereen-heid en een eerste regelbare versterker is cpgenomen, dat in de verbin-30 ding tussen de tweede ingangsklem en de tweede uitgangsklem een serie-schakeling van een tot de filterinrichting behorende tweede filtereen-heid en een tweede regelbare versterker is opgencmen, dat de eerste en de tweede filtereenheid een banddoorlaatkarakeristiek bezitten overeen-kcmende met het frekwentiegebied van de informatie, en dat de ver-35 sterkerschakeling verder middelen bevat voor het verkrijgen van een regelsignaal dat aan een regelingang van beide regelbare versterkers kan warden toegevoerd, en de regelbare versterkers eenzelfde versterkings-karakteristiek in afhankelijkheid van het regelsignaal bezitten.

8103834

V

- $ EHN 10133 4

Een inrichting die zowel schrijft als weergeeft heeft dus 0f tenminste drie anzetters namelijk een omzetter voor het schrijven van het hulpsignaal en twee anzetters in een (stereo) kop voor zowel het schrijven als het weergeven van de informatie, df tenminste vijf omzet-· 5 ters, namelijk weer een anzetter voor het schrijven van het hulpsignaal, twee anzetters in een (stereo) kop voor het schrijven van de informatie en twee anzetters in een andere (stereo) kop voor het weergeven van de informatie. 5

Een uitvoeringsvorm van de inrichting voor het weergeven van 10 informatie in twee parallel aan elkaar gelegen sporen van een magnetische registratiedrager heeft het kenmerk, dat de inrichting verder nog een tot de filterinrichting behorende derde en vierde filtereenheid be vat, welke een doorlaatkarakteristiek bezitten overeenkonende met het frekwen-tiegebied van het hulpsignaal, dat een punt in de verbinding tussen de .-15 eerste ingangsklem en een ingang van de eerste filtereenheid, via de derde filtereenheid is verbonden met een eerste ingang van voornoemde middelen, dat een punt in de verbinding tussen de tweede ingangsklem en een ingang van de tweede filtereenheid, via de vierde filtereenheid is verbonden met een tweede ingang van voorncemde middelen, dat een uitgang 20 van voornoemde middelen, voor het lever en van het regelsignaal, is ver-bonden met de regelingangen van beide versterkers.

Een voorkeur uitvoering van de laatstgenoemde inrichting heeft het kenmerk, dat de middelen voor het verkrijgen van het regelsignaal een eerste en een tweede gelijkrichtschakeling, voor het gelijkrichten 25 van esi signaal, eneen vergelijkingsschakeling, voor het ten qpzichte van elkaar vergelijken van signalen aangeboden aan haar twee ingangen en voor het lever en van een regelsignaal voor de beide regelbare versterkers , bevatten, dat de eerste respectievelijk tweede ingang van genoerrde middelen via de eerste respectievelijk tweede gelijkrichtschakeling met 30 een eerste respectievelijk tweede ingang van de vergelijkingsschakeling is verbonden, waarvan de uitgang met de uitgang van voornoemde middelen is verbonden, en dat de vergelijkingsschakeling een regelsignaal levert zodanig dat de versterkingsfaktoren van de regelbare versterkers staan ingesteld op een waarde overeenkonende met een konstante maal de ver-35 houding van de amplitude van het grootste van. de twee aan haar ingangen toegevoerde signalen, tot die van de kleinste van de twee aan haar ingangen toegevoerde signalen.

De gelijkrichtschakelingen kunnen als enkelzijdige- of als 8103834 EHN 10133 5 dubbelzijdige gelijkrichters uitgevoerd warden. Bij voorkeur zal man ze als dubbelzijdige gelijkrichters uitvoeren. Het voordeel hiervan is dat men, vooral bij een hulpsignaal met frekwenties boven 20 kHz, de mid-delen voor het verkrijgen van het regels ignaal minder gevoelig maakt voor 5 fasedraaiingen in de beide hulpsignalen zoals ze aangeboden warden aan genoemde middelen. Deze fasedraaiingen ontstaan bijvoorbeeld doordat de weergeefkop niet In de juiste hoekstand ten opzichte van het spoor staat (de zogenaamde azimuth faut).

Verder zal men na de gelijkrichters de signalen nog eens af-10 vlakken zodat de invloed van fasedraaiingen op de regeling verder wordt verminderd.

Een magnetische registratiedrager te gebruiken in een inrich-:' ting volgens de uitvinding, voor het weergeven van informatie heeft het kenmerk, dat in de registratiedrager in en tussen de twee sporen een 15 hulpsignaal is geschreven.

De uitvinding zal in de hiema volgende figuurbeschrijving aan de hand van een aantal uitvoeringsvoorbeelden warden uiteengezet.

Hierin toont figuur la een weergeefkop en figuur 1b een schrijfkop te gebruiken in 20 een inrichting voor het weergeven respectievelijk schrijven van infor-matie in twee parallel aan elkaar gelegen sporen van een magnetische registratiedrager, figuur 2 een uitvoeringsvoorbeeld, figuur 3 een ander uitvoeringsvoorbeeld, en figuur 4 weer een ander uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens 25 de uitvinding voor het weergeven van informatie in twee parallel aan elkaar gelegen sporen van een magnetische registatiedrager.

Figuur 1a toont een weergeefkop 1 die is voorzien van twee elektromagnetische omzetters 2 en 3 voor het weergeven van stereofo-nische informatie die is ingeschreven in twee parallel aan elkaar gelegen 30 sporen 4 en 5 van een magnetische registratiedrager 6

Zoals uit figuur 1a zichtbaar is vertoont de weergeefkop 1 spoorvolgfouten, dat wil zeggen de weergeefkop 1 (en daarmee de omzetters 2 en 3 ) is (zijn) niet goed ten opzichte van de sporen 4 en 5 gepositio-neerd. Het gevolg is dat bij weergave de airplitude van de uit de twee 35 sporen uitgelezen informatie, die verschijnt aan de twee uitgangsklem-men 7 en 8 van de weergeefkop, kleiner is dan het geval zou zijn indien de weergeefkop goed ten opzichte van de sporen 4 en 5 gepos itioneerd zou zijn geweest.

8103334 *> £ EHN 10133 6

Figuur 1b toont een schrijfkqp 10 die is voorzien van drie elektrcmagnetische omzetters 11, 12 en 13. De omzetters 11 en 12 dienen voor het schrijven van de informatie, aangeboden aan de twee ingangs-klemmen 14 en 15, in de twee sporen 4 en 5 van de magnetische registra-5 tiedrager 6. Het is ook mogelijk, in plaats van twee aparte omzetters 11 en 12, de omzetters 2 en 3/ die voor het weergeven dienen, voor het schrijven te gebruiken. De omzetter 13 dient voor het schrijven van een hulpsignaal, aangeboden aan de ingangsklem 16, in de sporen 4 en 5 en in het deel 17 van de magnetische registratiedrager gelegen tussen de sporen 4 en 5. De breedte van de onzetter 13 (dat wil zeggen de breedte van de kopspleet van de omzetter 13) is dan ook gelijk aan twee maal de breedte van omzetter 11 of 12 (de breedte van de kopspleet van onzetter 11 of 12) plus de afstand tussen de sporen 4 en 5 (dat wil zeggen de breedte van gedeelte 17).

15 Dit hulpsignaal heeft een frekwentieinhoud in een frekwentie- gebied liggend buiten het frekwentiegebied van de stereofonische infor-matie.

Figuur 2 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding voor het weergeven van de informatie in twee 20 parallel aan elkaar gelegen sporen van een magnetische- registratiedrager. De uitgangsklemmen 7 en 8 van de weergeefkop 1 zijn verbonden met twee ingangsklemmen 20 en 21 van een versterkerschakeling. Aan de uitgangsklemmen 23 en 24 kan het stereofonische uitgangssignaal warden afgenomen. In de verbinding tussen de eerste ingangsklem 20 en de eerste 25 uitgangsklem 23 is een serieschakeling van een tot een filterinrichting 25 behorende eerste filtereenheid 26 en een eerste regelbare versterker 30 opgencmen. De volgorde waarin de filtereenheid 26 en de regelbare versterker 30 in genoemde verbinding zijn opgenomen is niet van belang en kan dus net zo goed andersom zijn als in figuur 2 is aangegeven.

30 In de verbinding tussen de tweede ingangsklem 21 en de tweede uitgangsklem 24 is een serieschakeling van een tot de filterinrichting 25 behorende tweede filtereenheid 29 en een tweede regelbare versterker 31 opgenomen. Ook hier is de volgorde van de twee niet van belang. De eerste en de tweede filtereenheid 25 en 29 hebben een banddoorlaat-

Or karakteristiek die overeenkomt met het frekwentiegebied van de stereofonische informatie dat wil zeggen van ongeveer 50 Hz tot ongeveer 20 kHz.

8103834 EHN 10133 7

De inrichting heeft verder nog een tot de filterinrichting 25 behorende derde en vierde filtereenheid 27 en 28. Deze hebben een door-laatkarakteristiek overeenkanende met het frekwentiegebied van het hulpsignaal, welk frekwentiegebied ligt buiten het frekwentiegebied van de 5 stereofonische informatie. Men zou voor het hulpsignaal dus een Xaag-frekwent bijvoorbeeld sinusvormig signaal kunnen nemen net een frekwen-tie beneden 50 Hz. De frekwentiekarakteristiek van de derde en de vierde filtereenheid is dan een laagdoorlaatkarteristiek met een afsnij f rekwen-tie in de fcuurt van 50 Hz. Men zoaals hulpsignaal ook een hoogfrekwent 10 signaal met een frekwentie boven 20 kHz kunnen nemen. In dat geval is de frekwentiekarakteristiek van de derde en de vierde filtereenheid een hoog-doorlaatkarakteristiek met een af sni j frekwentie in de buurt van 20 kHz.

Een punt in de verbinding tussen’ de eerste ingangsklem 20 en de ingang van de eerste filtereenheid 26, in dit geval de ingangsklem 20 15 zelf, is via de derde filtereenheid 27 verbonden met een eerste ingang 33 van het met streeplijnen ongeven blok 32. Dit blok geeft de middelen weer voor het verkrijgen van een regelsignaal.

Een punt in de verbinding tussen de tweede ingangsklem 21 en de ingang van de tweede filtereenheid 29, in dit geval de ingangsklem 21 20 zelf, is via de vierde filtereenheid 28 verbonden met een tweede ingang 34 van blok 32. Het blok 32 dient voor het verkrijgen van een regelsignaal uitgaande van de ingangssignalen aan zijn ingangen 33 en 34. Dit blok levert het verkregen regelsignaal aan zijn uitgang 35, die verbonden is met de regelingangen 36 en 37 van de eerste en de tweede regelbare ver-25 sterker 30 respectievelijk 31. De twee regelbare versterkers bezitten eenzelfde regelkarakteristiek in afhankelijkheid van het regelsignaal.

De werking van de inrichting is nu als volgt: uit de door de weergeefkop 1 uitgelezen signalen die aan de filterinrichting 25 worden aangeboden, worden de hulps ignalen van de stereofonische informatie af-30 gesplitst. De twee hulpsignalen worden als de twee ingangssignalen toe-gevoerd aan de twee ingangen 33 en 34 van de middelen 32 voor het verkrijgen van het regelsignaal. De van het hulpsignaal gezuiverde stereofonische informatie wordt via de regelbare versterkers 30 en 31 aangeboden aan de twee uitgangsklarmen 23 en 24.

35 De regeling is nu als volgt: stel dat tijdens het weergeven aan de uitgangen van de eerste en de tweede filtereenheid 26 en 29 het linker en het rechter signaaldeel van de stereoinformatie met amplitudes o<L respectievelijk tfR aanwezig is, waarbij c< kleiner dan of gelijk aan 8 1 0 3 8 3 4

*· V

EHN 10133 8 een is, en aangeeft de (al dan niet aanwezige) verzwakking ten gevolge van het feit dat de weergeefkop (al dan niet) in een verkeerde positie tenopzichte van de sporen staat. De verzwakking is voor beide signaal-delen natuurlijk even groot. Stel verder dat eveneens tijdens het weer-5 geven aan de uitgangen van de derde en de vierde filtereenheid 27 en 28 de door de omzetters 2 en 3 weergegeven hulpsignalen met amplitudes respectievelijk aanwezig zijn.

Nemen we nu een situatie waarbij de weergeefkop 1 precies op de sporen gepositioneerd is. In dit geval is er geen verzwakking van de stereoinformatie, dat wil zeggen o(=1, en aan de uitgangen van de filter-eenheden 26 en 29 staat dus de stereoinformatie met amplitudes L respectievelijk R. In dit geval zijn de amplitudes van het hulpsignaal weergegeven door de twee omzetters 2 en 3 gelijk, dat wil zeggen X^=X2*

Het regels ignaal is nu zodanig dat de regelbare versterkers een faktor A 15 maal versterken, waarbij A in dit geval gelijk is aan een konstante, bij voorkeur gelijk aan een. Aan de uitgangsklemnen 23 en 24 ontstaat dan de stereofonische informatie met amplitudes L en R.

Nemen we nu een situatie, zoals weergegeven in figuur 1a, waarbij de weergeefkop 1 gedeeltelijk naast de sporen staat. De beide omzet-20 ters 2 en 3 staan beiden evenveel naast het him bijbehorende spoor 4 respectievelijk 5. Hierdoor ontstaat aan de uitgangen van de filtereen-heden 26 en 129 een verzwakt stereos ignaal met amplitudes e(L eno<iR.

De grootte van c<, en daarmee de mate van verzwakking, is natuurlijk af-hankelijk van hoe ver de omzetters 2 en 3 van de juiste positie ten op-25 zichte van het bijbehorende spoor 4 respectievelijk 5 afzitten. Is de spoorvolgfout groter, dan is de mate van verzwakking ook groter, dat wil zeggen is kleiner.

Van de twee amplitudes X^en X2 van de door de omzetters 2 respectievelijk 3 uitgelezen hulpsignalen kan nu het volgende gezegd 30 warden. Cmzetter 3 zit voor een gedeelte op het spoor 5 en voor het res-, terende gedeelte op het gedeelte 17 van de registratiedrager, waar eveneens het hulpsignaal is ingeschreven. De amplitude X2 is dus nog altijd gelijk aan de amplitude X2 in de situatie waarbij de weergeefkop 1 nog precies qp de sporen zat. De omzetter 2 is gedeeltelijk van het spoor 35 afgeraakt. Dit wil zeggen dat de ampltude van het hulpsignaal aan de uit-gang van filtereenheid 27 kleiner is geworden, dat wil zeggen < X2 en wel net zoveel als de stereofonische signalen zijn verzwakt, dat wil 8103834 EHN 10133 9 zeggen x-f *X2 *

De regeling is nu zodanig dat de uitgangssignalen van de uit- gangen van de filtereenheden 26 en 29 met amplitudes ocL enocR in de beide regelbare versterkers worden vermenigvuldigd met een faktor overeen- 5 kanende met een konstant (bij voorkeur gelijk aan 4en) maal de verhouding van de amplitude van de grootste van de twee uitgangssignalen aan de uit- gangen van de derde en de vierde filtereenheid 27 en 28, tot de amplitude van het kleinste van deze uitgangssignalen. In dit geval dus A= x2

Daar we reeds eerder zeiden dat ..,. .. *1. .

1 2, volgt hieruit dat de 10 versterkingsfaktoren van de beide versterkers 30 en 31 gelijk zijn aan 1/c^en dat dus aan de uitgangsklemmen 23 en 24 weer amplitudes L en R ontstaan.

Cp deze manier is duidelijk geworden dat de amplitude van het stersofonische signaal aan de uitgangsklemmen 23 en 24 onafhankelijk is 15 geworden van spoorvolgfouten van de weergeefkop 1.

Voor de ongekeerde situatie, waarbij cmzetter 2 gedeeltelijk op het spoor 4 en gedeeltelijk op het gedeelte 17 is gepositioneerd,^kan een soortgelijke uitleg worden gegeven, die dan leidt tot X.> X , A=^- en zodat ook in deze situatie de amplitudes van de signalen aan de 20 Δ uitgangsklemmen 23 en 24 gelijk zijn aan L en R.

Tenslotte nog een cpmerking over de waarde van de eerder ge- noemde konstante. Deze konstante dient natuurlijk een zodanige waarde te hebben dat de na het weergavegedeelte volgende expansie stap voor het vergroten van het dynamisch bereik van de stereofonische informatie, op 25 de guiste winze plaats vindt. De mate van expansie is namelijk gerela-teerd aan de waarde van de amplitude van de stereofonische informatie.

Door de regelbare versterkers (dat wil zeggen made door de grootte van de genoemde konstante) kan de juiste amplitude van de stereofonische informatie nauwkeurig bijgeregeld worden.

30

In het algemeen zal men kunnen volstaan met de konstante de waarde een te geven. Dit heeft bovendien het voordeel dat de bijdrage aan de vervorming in de stereofonische informatie, door de inrichting volgens de uitvinding, zo laag mogelijk gehouden kan worden.

Figuur 3 toont een ander uitvoeringsvoorteeld van de inrichting 35 voor het weergeen van informatie in twee parallel aan elkaar gelegen sporen van een magnetische registratiedrager. Dit uitvoeringsvoorbeeld toont veel overeenkcmst met dat van figuur 2. Onderdelen uit de figuren 8103834

* V

PHN 10133 10 . 2 en 3 met dezelfde verwijzingscijfers zijn dezelfde. De beide regel--------- bare versterkers 30 en 31 zitten hier niet achter de filterinrichting 25 zoals in figuur 2,doch ervoor, hetgeen echter niet essentieel is. Verder zijn de middelen 32 voor het verkrijgen van het regelsignaal opgebouwd 5 uit een eerste en een tweede gelijkrichtschakeling 40 en 41 en een vergelijkingsschakeling 42. De eerste respectievelijk tweede ingang 33 respectievelijk 34 is via de eerste respectievelijk tweede gelijkrichtschakeling verbonden met een eerste respectievelijk tweede ingang 43 respectievelijk 44 van de vergelijkingsschakeling 42. Zijn uitgang 45 10 is verbonden met de uitgang 35 van blok 32. De gelijkrichtschakelingen 40 en 41 dienen voor het gelijkrichten van de aanj.de ingangen 33 en 34 aangeboden signalen. Zij kunnen als enkelzijdige- of als dubbelzijdige gelijkrichters worden uitgevoerd. Bij voorkeur zal men ze dubbelzijdig uitvoeren daar men in dat.geval, bij een hulpsignaal met frekwenties 15 groter dan 20 kHz, in de middelen voor het verkrijgen van het regelsignaal minder rekening behoeft te houden met mogelijke faseverschillen in de twee aan de twee ingangen 33 en 34 aangeboden signalen.

Deze faseverschillen kunnen bijvoorbeeld ontstaan doordat de hoekstand van de weergeefkop ten opzichte van de sporen niet korrekt is 20 (azimuthfouten). Verder zal men de uitgangssignalen van de gelijkrichtschakelingen bij voorkeur nog afvlakken cm daarmee de invloed van faseverschillen nog verder terug te dringen.

De vergeli jkingsschakeling 42 dient.voor het ten opzichte van elkaar vergelijken van de signalen aangeboden aan haar twee ingangen 25 43 en 44 en voor het lever en van het regelsignaal aan de twee regelbare versterkers. De regeling is daarbij geheel identiek aan die van de in-richting uit figuur 2.

Figuur 4 toont weer een ander uitvoer ingsvoorbeeld, dat weer veel overeenkomst vertoont met dat van figuur 2. De middelen voor het 30 verkrijgen van het regelsignaal zijn hier weergegeven door het blok 50.

De uitgangen van de derde en de vierde filtereenheid 27 respectievelijk 28 zijn weer verbonden met de eerste respectievelijk tweede ingang 51 respectievelijk 52 van de middelen 50. De uitgang 53 is weer verbonden met de regelingangen 36 en 37 van de beide regelbare ver-35 sterkers 30 en 31.

De ingang 51 is via een derde regelbare versterker 54 en een eerste gelijkrichtschakeling 56 verbonden met een eerste ingang 58 van een vergelijkingschakeling 60. De ingang 52 is via een vierde regelbare 8103834 EHN 10133 11 versterker 55 en een tweede gelijkrichtschakeling 57 verbonden net een~' tweede ingang 59 van de vergelijkingsschakeling 60. Een eerste uitgang 61 van de vergelijkingsschakeling 60 is verbonden met zowel de regelin-gang63 van de regelbare versterker 54 als met έβη eerste ingang 65 van 5 een grootste waardebepaler 67. De tweede uitgang 62 van de vergelijkingsschakeling 60 is verbonden met zowel de regelingang 64 van de regelbare versterker 55 als met de tweede ingang 66 van de grootste waardebepaler 67. De uitgang 68 ervan is verbonden met de uitgang 53 van de middelen 50. De werking en de uitvoering van de gelijkrichtschakelingen 56 en 57 10 is gelijk aan de werking en de uitvoering van de gelijkrichtschakelingen 40 en 41 uit figuur 93.

De vergelijkingsschakeling 60 dient voor het ten qpzichte van elkaar vergelijken van signalen aangeboden aan haar twee ingangen 58 en 59 en voor het leveren van een tweetal regelsignalen aan haar twee uit-15 gangen 61 en 62, welke regelsignalen aangeboden warden aan de regelin-gangen 63 en 64 van de derde en de vierde regelbare versterker 54 en 55.

De regeling in de middelen 50 is zodanig dat,bij toevoer-· aan de ingangen 51 en 52 van twee signalen de versterkingsfaktor van die regelbare versterker (54 of 55) die van de twee signalen het signaal net 20 de grootste amplitude krijgt aangeboden, ingesteld staat op de waarde een, terwijl de versterkingsfaktor van de andere regelbare versterker (55 of 54) staat ingesteld op een versterkingsfaktor gelijk aan de ver-houding van de amplitude van de grootste van de twee aan de ingangen 51 en 52 toegevoerde signalen tot die van de kleinste.

25 In het eerder beschreven voorbeeld, waarbij de weergeefkop, zoals in figuur 1b getoond, naast het spoor zit, zal de versterker 55 dus ingesteld staan qp een versterkingsfaktor gelijk aan een maal, terwijl de versterker 54 staat ingesteld op — maal.

In de grootste waardebepaler worsen nu de regelsignalen, toe-30 gevoerd aan de twee regelbare versterkers 54 en 55, met elkaar verge-leken en wordt de grootste van de twee doorgelaten als regelsignaal voor de regelbare versterker 30 en ^ t zodat ook deze ingesteld staan op een versterkingsfaktor gelijk aan — maal.

“1

Het zij vermeld dat de uitvinding niet beperkt is tot de uit-35 voeringsvoorbeelden zoals getoond in de figuren. Het spreekt vanzelf dat de uitvinding eveneens van toepassing is op die uitvoeringsvormen die op niet op het idee van de uitvinding betrekking hebbende punten van de 8103834

V V

EHN 10133 12 getoonde uitvoeringsvOorbeelden verschillen.

5 10 15 20 25 30 35 8103834

Claims

1. Werkwijze voor het schrijven respectievelijk weergeven van-------- informatie In twee parallel aan elkaar gelegen sporen van een magne-tische registratiedrager, in het bijzonder stereofonische informatie, door middel van elektronagnetische cxnzetters, tenminste een voor elk van 5 de twee sporen, met het kenmerk, dat tijdens het schrijven een hulp-signaal wordt geschreven in de sporen en eveneens in de magnetische registratiedrager tussen de sporen, welk hulpsignaal een frekwentiein-houd heeft die ligt in een frekwentiegebied bniten het frekwentiegebied van de informatie, dat tijdens het weergeven de signalen, uitgelezen 1° door twee cxnzetters uit elk der twee sporen, worden toegevoerd aan een filterinrichting, waarin uit beide signalen de hulpsignalen van de in-formatie warden afgesplitst, zodat een eerste en een tweede signaal wordt verkregen, overeenkanende met de uitgelezen informatie, en een derde en een vierde signaal wordt verkregen, overeenkanende met het door elk der 15 twee cxnzetters van de registratiedrager uitgelezen hulpsignaal, en dat de amplituden van het eerste en het tweede signaal beiden worden ver-menigvuldigd met een faktor overeenkanende met een konstante maal de ver-houding van de amplitude van het grootste van het derde en het vierde signaal tot de amplitude van het kleinste van het derde en het vierde 20 signaal.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, net het kenmerk, dat voor de konstante de waarde een genctnen wordt.

3. Inrichting voor het schrijven van informatie in twee parallel aan elkaar gelegen sporen van een magnetische registratiedrager, voor 25 het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, welke inrichting is voorzien van een elektrcmagnetische anzetter voor elk der sporen, met het kenmerk, dat de inrichting nog een elektrcmagnetische anzetter bevat, voor het schrijven van het hulpsignaal in de sporen en eveneens in de magnetische registratiedrager tussen de sporen.

4. Inrichting voor het weergeven van informatie in twee parallel aan elkaar gelegen sporen van een magnetische registratiedrager, voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 of 2, welke inrichting is voorzien van een elektrcmagnetische anzetter voor elk der sporen, met het kenmerk, dat de inrichting vender nog een versterkingsschakeliug 35 bevat met een eerste en een tweede ingangsklem, voor het toevoeren van een uitgangssignaal van de beide omzetters aan de versterkerschakeling, en een eerste en een tweede uitgangsklem waaraan een eerste en een tweede 8103834 > V FHN 10133 14 *» uitgangssignaal kan warden afgenoroen, dat verbindingen zijn aangebracht tussen de eerste respectievelijk tweede ingangsklem en de eerste res-pectievelijk tweede uitgangsklem, dat in de verbinding tussen de eerste ingangsklem en de eerste uitgangsklem een serieschakeling van een tot de 5 filterinrichting behorende eerste filtereenheid en een eerste regelbare' versterker is opgenomen, dat in de verbinding tussen de tweede ingangsklem en de tweede uitgangsklem een serieschakeling van een tot de filterinrichting behorende tweede filtereenheid en een tweede regelbare versterker is opgenomen, dat de eerste en de tweede filtereenheid een band-10 doorlaatkarakteristiek bezitten overeenkcmende met het frekwentiege-bied van de informatie, en dat de versterkerschakeling verder middelen bevat voor het verkrijgen van een regelsignaal dat aan een regelingang van beide regelbare versterkers kan warden toegevoerd, en de regelbare versterkers eenzelfde versterkingskarakteristiek in afhankelijkheid van 15 het regelsignaal bezitten.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de in-richting verder nog een tot de filterinrichting behorende derde en vier-de filtereenheid bevat, welke een doorlaatkarakteristiek bezitten over-eenkomende met hetfrekwentiegebied van het hulpsignaal, dat een punt 20 in de verbinding tussen de eerste ingangsklem en een ingang van de eerste filtereenheid, via de derde filtereenheid is verbonden met een eerste ingang van voomoemde middelen, dat een punt in de verbinding tussen de tweede ingangsklem en een ingang van de tweede filtereenheid, via de vierde filtereenheid is verbonden met een tweede ingang van voornoerrde 25 middelen, dat een uitgang van voomoemde middelen, voor het lever en van het regelsignaal, is verbonden met de regelingangen van beide versterkers.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de middelen voor het verkrijgen van het regelsignaal een eerste en een tweede 30 gelijkrichtschakeling, voor het gelijkrichten van een signaal, en een ver-gelijkingsschakeling, voor het ten opzichte van elkaar vergelijken van signalen aangeboden aan haar twee ingangen en voor het lever en van een regelsignaal voor de beide regelbare versterkers, bevatten, dat de eerste respectievelijk tweede ingang van genoemde middelen via de eerste res-35 pectievelijk tweede gelijkrichtschakeling met een eerste respectievelijk tweede ingang van de vergelijkingsschakeling is verbonden, waarvan de uitgang met de uitgang van voomoemde middelen is verbonden, en dat de 8103834 · ΕΗΝ 10133 15 if vergelijkingsschakeling een regelsignaal levert zodanig dat de ver-sterkingsfaktoren van de regelbare versterkers staan ingesteld op een waarde overeenkcmende met een konstante iraal de verhouding van de ampli-tude van het grootste van de twee aan haar ingangen toegevoerde sig-5 nalen, tot die van de kleinste van de twee aan haar ingangen toegevoerde signalen.

7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de mid- delen voor het verkrijgen van het regelsignaal een eerste en een tweede gelijkrichtschakeling, voor het gelijkrichten van een signaal, een ver-10 gelijkingsschakeling, voor het ten opzichte van elkaar vergelijken van signalen aangeboden aan haar twee ingangen en voor het leveren van twee regelsignalen aan haar twee uitgangen, een derde en een vierde regelbare versterker en een grootste waarde bepaler voor het bepalen van het grootste van twee aan zijn twae ingangen aangeboden signalen en voor het 15 aanbieden van dit grootste signaal aan zijn uitgang, bevatten, dat de eerste respectievelijk tweede ingang van genoertde middelen via de derde respectievelij k vierde regelbare versterker en de eerste respectievelijk tweede gelijkrichtschakeling met de ene respectievelijk andere ingang van de vergelijkingsschakeling is verbonden, dat de ene respectievelijk 20 andere uitgang van de vergelijkingsschakeling is verbonden net zowel een regelingang van de derde respectievelijk vierde regelbare versterker, als met de ene respectievelijk andere ingang van de grootste waardebe-paler, dat zijn uitgang is verbonden met de regelingangen van de eerste en de tweede regelbare versterker, en dat de vergelijkingsschakeling 25 regelsignalen levert zodanig dat de versterkingsfaktoren van de derde respectievelijk vierde regelbare versterker staan ingesteld op een waarde overeenkcmende met een konstante voor die regelbare versterker die het grootste van de twee aan de twee ingangen van genoemde middelen toegevoerde signalen, toegevoerd krijgt, respectievelijk overeenkcmende net 30 een konstante maal de verhouding van de amplitude van de grootste van de twee aan genoonde ingangen toegevoerde signalen, tot die van de kleinste van de twee aan genoemde ingangen toegevoerde signalen.

8. Inrichting volgens een der conclusies 6 of 7, met het kenmerk, dat de gelijkrichtschakelingen dubbelzijdige gelijkrichters zijn.

9. Magnetische registratiedrager te gebruiken in een inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 8, met het kenmerk, dat in de registatiedrager in en tussen de twee sporen een hulpsignaal is geschreven. 8103034 H3N 10133 16

10. Versterkerschakeling, te gebruiken in een inrichting volgens een der conclusies 4 tot en met 8. 5 10 15 20 25 30 8 1 0 3 8-5 35