NL8103054A - Electronische flitsinrichting. - Google Patents

Electronische flitsinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8103054A
NL8103054A NL8103054A NL8103054A NL8103054A NL 8103054 A NL8103054 A NL 8103054A NL 8103054 A NL8103054 A NL 8103054A NL 8103054 A NL8103054 A NL 8103054A NL 8103054 A NL8103054 A NL 8103054A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
circuit
voltage
flash
light
indicating
Prior art date
Application number
NL8103054A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Fuji Koeki Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Fuji Koeki Corp filed Critical Fuji Koeki Corp
Publication of NL8103054A publication Critical patent/NL8103054A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03BAPPARATUS OR ARRANGEMENTS FOR TAKING PHOTOGRAPHS OR FOR PROJECTING OR VIEWING THEM; APPARATUS OR ARRANGEMENTS EMPLOYING ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ACCESSORIES THEREFOR
    • G03B15/00Special procedures for taking photographs; Apparatus therefor
    • G03B15/02Illuminating scene
    • G03B15/03Combinations of cameras with lighting apparatus; Flash units
    • G03B15/05Combinations of cameras with electronic flash apparatus; Electronic flash units
    • GPHYSICS
    • G03PHOTOGRAPHY; CINEMATOGRAPHY; ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ELECTROGRAPHY; HOLOGRAPHY
    • G03BAPPARATUS OR ARRANGEMENTS FOR TAKING PHOTOGRAPHS OR FOR PROJECTING OR VIEWING THEM; APPARATUS OR ARRANGEMENTS EMPLOYING ANALOGOUS TECHNIQUES USING WAVES OTHER THAN OPTICAL WAVES; ACCESSORIES THEREFOR
    • G03B2215/00Special procedures for taking photographs; Apparatus therefor
    • G03B2215/05Combinations of cameras with electronic flash units

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Discharge-Lamp Control Circuits And Pulse- Feed Circuits (AREA)
  • Stroboscope Apparatuses (AREA)

Description

* * « vo 2090
Betr.: Electronische flitsinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een electronische flitsinrichting, en meer in het bijzonder op een electronische flitsinrichting, die wordt gebruikt in een optische inrichting, zoals een camera.
De laatste jaren is op grote schaal een flitsinrichting toegepast 5 in een optische inrichting» zoals b.v. een camera. In het bijzonder wanneer de flitsinrichting wordt gebruikt voor het fotograferen, is de belichting het belangrijkste aspect. In een inrichting met automatisch werkzame liehtaanpassing, welke inrichting wordt gebruikt voor het fotograferen» wordt het flitslicht verbroken wanneer het teruggekaatste 10 licht van een te fotograferen voorwerp, een vooraf bepaalde waarde bereikt.
Het teruggekaatste licht van het te fotograferen voorwerp is echter weinig in het geval dat de kleur van het voorwerp zwart is of in het geval dat de afstand van het te fotograferen voorwerp tot de 15 flitsinrichting lang is, en. de teruggekaatste lichthoeveelheid klein, zodat de inrichting met automatisch werkzame liehtaanpassing buiten werking wordt gesteld, en de fotograaf niet gemakkelijk de afstand kan beoordelen tussen het te fotograferen voorwerp en de flitsinrichting of het diafragma instellen. Wanneer daarentegen de kleur van het te 20 fotograferen voorwerp wit is» wordt de hoeveelheid teruggekaatst··licht groot of wanneer de afstand van het voorwerp tot de flitsinrichting zeer klein is, zo.-dat de inrichting met automatisch werkzame licht-aanpassing niet op juiste wijze in werking komt. Ook is het voor de fotograaf onmogelijk te weten op welke wijze de afstand te veranderen 25 of het diafragma in te stellen.
Het is derhalve een doel van de uitvinding een goed werkende flitsinrichting te verschaffen, die kan verzekeren dat het teruggekaatste licht zodanig wordt geregeld, dat de' belichting tot een vooraf gestelde waarde komt door middel van het waarnemen van het teruggekaatste 30 licht, dat wordt geproduceerd door het flitsgedeelte en wordt teruggekaatst van een te fotograferen voorwerp, en die eveneens gemakkelijk is te gebruiken.
Het is een ander belangrijk doel een electronische flitsinrichting te verschaffen, die werkzaam is als een onafhankelijke lichtmeet-35 inrichting voor het meten van licht van een andere lichtbron, zoals een 81 03 0 54 ϊ $ -2- andere flitsinrichting.
Overeenkomstig de uitvinding is een electronische flitsinrichting verschaft, die is voorzien van een flitseenheid met middelen voor het leveren vanelectrische energie, welke middelen een gelijkstroomspannings-5 bron bevatten, middelen voor het versterken van de spanning van de geli jkstrocmspanningsbron en voor het opslaan van electrische energie, verder van een flitslichtopwekkend deel, dat een flitsbuis. bevat, die flitslicht opwekt, van een trekkersignaal opwekkend deel, en van flits— stilzetmiddelen voor het stilzetten van het flitsen van het flitslicht 10 opwekkende deel wanneer de flitslichthoeveelheid van het. flitslicht een vooraf bepaalde waarde bereikt, van een flitsregeleenheid met eerste licht ontvangende middelen voor het ontvangen van teruggekaatst licht, dat wordt geproduceerd door de flitsbuis en wordt, teruggekaatst van een te fotograferen voorwerp, middelen voor het waarnemen van de hoeveel— 15 heid flitslicht voor het waarnemen van de flitslichthoeveelheid van het licht door middel van het vergelijken van een elektrische waarde, verkregen door het integreren van een signaal van de licht ontvangende midi delen met een ver geli jkings spanning, van. middelen voor het aangeven van de hoeveelheid, belichting in aanspreking op een aantal signalen 20 van de middelen voor het waarnemen van de flitslichthoeveelheid, en van middelen voor het regelen van de flitslichthoeveelheid van het flitslicht, en een lichtmeeteenheid, die een tweede licht ontvangend middel bevat voor het ontvangen van licht van een andere lichtbron, en het opwekken van een signaal, en het bedienen van de middelen voor het aan-25 geven van de hoeveelheid belichting, van middelen voor het stilzetten van de bediening wanneer het tweede licht ontvangende middel het licht ontvangt van het flitslicht opwekkende deel van de flitseenheid, van middelen voor het aanhouden van de bediening van de middelen voor het regelen van de lichthoeveelheid, de middelen voor het aangeven van de 30 lichthoeveëlheid van de flitslichtregeleenheid en de middelen voor het opwekken van een spanning van de flitslichtregeleenheid.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een electronisch schema is weergegeven van de electronische flitsinrichting.
35 Verwijzende naar de tekening is de electronische flitsinrichting 81 03 0 54 <Γ % -3- weergegeven, die is voorzien van een flits eenheid FCJ voor het opwekken van flitslicht en middelen voor het meten van de hoevelheid licht, uitgestraald door een andere lichtbron, die onafhankelijk is van de flits-eenheid FCJ. De middelen voor het meten van de lichthoeveèlheid worden 5 gevormd door een licht ontvangende keten in de. flitseenheid FCJ, en een tijdinstelketen in de flitsregelèenheid FCCJ.
De flitseenheid FCJ omvat in hoofdzaak middelen voor het leveren van electrische energie, middelen voor het opslaan van electrische energie, geleverd door de electrische energie leverende middelen, flits-10 licht opwekkende middelen voor het omzetten van de electrische energie opgeslagen in de electrische energie opslaande middelen in lichtenergie, trekkersignaal opwekkende middelen voor het in werkzame toestand plaatsen van de flitslicht opwekkende middelen, en flitslichtregelmiddelen voor het regelen van de flitslichthoeveelheid., 15 De electrische energie leverende middelen omvatten, in hoofdzaak een gelijkstroomspanningshron, die een laagspanningshatterij "bevat en een energiebronschakelaar, verbonden met de batterij, een spannings-cmzetterketen B voor het omzetten en versterken van een gelijkstrocm-spanning in een wisselstroomspanning, een gelijkrichtérketen K, die 20 althans een diode bevat.
De electrische energie opslaande middelen omvatten een electrische energie opslaande keten D voor het opslaan van een electrische lading en voor het leveren van de electrische energie aan de flitslicht opwekkende middelen. De flitslicht opwekkende middelen omvatten een flitsbuis-25 keten F voor het opwekken van flitslicht. De trekkersignaal opwekkende middelen omvatten een trekkersignaal opwekkende keten Ξ voor het bedienen van de flitsbuisketen F. De flitsregelmiddelen omvatten een het doven regelende keten G voor het regelen van het flitsen van de flitsbuisketen F, een aangeef- en trekkerregelketen Ξ voor het aangeven dat een elec-30 trische lading is opgeslagen in de electrische energie opslaande keten D tot een vooraf bepaalde waarde, en voor het regelen van het in werkzame toestand brengen van de trekkersignaal opwekkende keten E, en een spanning opwekkende keten J, bediend door een bedieningssignaal voor het opwekken van een spanningssignaal.
35 De flitsregeleenheid FCY aavat in hoofdzaak een eerste licht 81 03 0 54 * 'f -u ontvangende keten L·^ voor het waarnemen van flitslicht, opgewekt door· de flitshuisketen F en daarna opgewekt door een te fotograferen voorwerp (in de tekening niet weergegeven), en voor het· geleiden in aanspreking op de teruggekaatste lichthoeveelheid of de lichthoeveelheid 5 van het licht van een andere lichtbron, een integratieketen Lg» waarin het laadinterval verandert, overeenkomstig, het geleiden van de eerste licht ontvangende keten L·^, een ‘integratieterugstelketen K voor het terugstellen van de integratieketen Lg» een vergelijkings spanninginstel— . keten M voor het instellen van een aantal vergeli jkingsspanningen, 10 een belichtingshoeveelheid waarneemketen in de vorm van een vergeli jker-keten N, die een spanningssignaal ontvangt en een vergelijkingsspannings-signaal van' de vergelijkingsspanningsinstelketen M, een belichtings-aangeefketen P, die licht in aanspreking op een uitgang, van de vergelijk erk et en H, een aangeefr.egelketen Q, .in werkzame toestand gebracht 15 door een spanningssignaal, geleverd van de spanning opwekkende keten J, een bediening bevestigende keten H, die de aangevingregelketen Q in werkzame toestand brengt voor het doorslaan wanneer, het signaal wordt geleverd van de' spanning opwekkende keten J van. de flitseenheid FU, een tijdinstelketen S voor het instellenvan het interval van de aange— 20 vende keten P, en een verlichtingterugstelketen T voor het terugstellen; van de verlichting aan de aangeef delen.
De spanningcmzetterketen B heeft in hoofdzaak een oscillatorketen en is verbonden met de batterij 10 via de energiebronschakelaar 11.
De gelijkrichterketen C is verbonden met een uitgangszijde van de span-25 ningomzetterketen B. De electrische lading opslaande keten D is verbonden met de spanningomzetterketen B via de gelijkrichterketen C. De trekkersignaal opwekkende keten. E komt in werkzame toestand wanneer een synchro ons chakelaar in synchronisatie met een camerasluiter of een toetsenknopschakelaar in de AM-stand wordt geplaatst. De flitsbuis-30 keten F heeft een flitsbuis en is verbonden met de electrische energie opslaande keten. De het doven regelende keten G is verbonden met een thyristor 20 via een verbindingscondensator 30. De trekkerregelketen H wordt in werkzame toestand gebracht door het oplichten en regelt de trekkers ignaal opwekkende keten E. De spanning opwekkende keten J wordt 35 in werkzame toestand gebracht door een ingangssignaal van de trekker- 81 03 0 5 4 c « -5- signaal opwekkende keten E en legt de spanning aan de eerste licht ontvangende keten L·^, de integratieketen Lg, de vergelijkingsspanninginstel-keten M, de vergelijkerketen If, de keten R en de tijdinstelketen S.
In de flitslichtregeleenheid FCU is de ontlaadketen K werkzaam 5 na een vooraf bepaald interval wanneer de flitsbuis flitst, en plaatst de integratieketen L2 in de UIT-toe stand. De vergelijkingsspanningsinstel-keten M omvat In hoofdzaak een aantal spanning verdelende weerstands-elementen. De vergeli jkerketen 1T omvat een aantal vergelijkers, welke vergelijkers elk in werkzame toestand worden, gebracht door andere werk-10 spanningen, zoals b.v. 8 V, b Y, 2 V en 1 V. De vergelijkers zijn resp. verbonden met de Integratieketen L1 en de vergelijkingsspanninginstel-keten M. De* aangeefketen .P heeft een aantal aangeef element en, en het de aangeving regelende deel Q omvat een aantal schakelketens, verbonden met de aangeeflampen, die resp, worden bediend door de vergeli jkerele-1? menten. De schakelketens van het de aangeving regelende deel. Q zijn verbonden met de aangeeflampen, en met de het doven regelende keten G van de flitseehheid FU via een overschakelaar, en de de aangeving regelende keten Q wordt teruggesteld door het bedieningssignaal van.de het doven regelende keten G. De bediening bevestigende keten R is ver-20 bonden met. een aangeef element voor het doen oplichten daarvan in aanspreking op het spanningssignaal van de spanning opwekkende keten J van de flitseenheid FU bij het in werkzame toestand brengen van de flitseenheid FU. De tijdinstelketen S en een de aangeving terugstellende keten T zijn resp. verbonden met de aangeefketen P, de, de aangeving 25 regelende keten Q en de , de bediening aangevende keten R volgens een parallele schakeling. De tijdinstelketen S wordt in werkzame toestand gebracht door een signaal van het spanningssignaal van de spanning opwekkende keten J. De, de aangeving terugstellende keten T wordt in werkzame toestand gebracht door een signaal voor het einde van de 30 tijd van de tijdinstelketen S en dooft de aangeefketen P en het aangeef element. Een afvlakketen U is verbonden met de gelijkstrocmspannings-bronketen A. De het doven waarnemende keten is verbonden met de het doven regelende keten G.
De lichthoeveelheid metende middelen omvatten de spanning op-35 wekkende keten J, een tweede licht ontvangende keten Y voor het regelen 81 03 0 5 4 * » -β— van de trekkersignaal opwekkende keten E en de spanning opwekkende keten <1, de flitsregeleenheid FCU, die de eerste licht ontvangende keten L·^ omvat, een integratieketen L^, de integratieterugstelketen K, een vergelijkingsspanninginstelketen M,.de vergelijkerketen U, de.
5 helichtingsaangeefketen P, de, de aangeving regelende keten Q, de tijd-instelketen S, de, de aangeving terugstellende keten T, en een tijd-instelling instellende, keten W voor het instellen van de tij dinstelling van de. tijdinstelketen S.
Gedetailleerder omvat de gelijkstroomspanningshronketen A een 10 laagspanningsbatterij IQ en een energiebrons chakelaar 11. De spanning— omzetterketen B omvat. in hoofdzaak een oscillatorketen. D.w.z. dat de spannxngamzetterketen B een. schakelelement bevat in de vorm van een transistor 12, waarvan de emitter electrode is verbonden, met de positieve klem van de batterij via de energiebronschakelaar 11.,. een os— 15 cillerende transformator ik, die een primaire wikkeling,llj-a bevat, verbonden met de batterij. 10 via de collector-emittorbaan van de transistor 12 en de energiebronschakelaar· 11, een weerstand 13 tussen de positieve klem en de basiselectrode van. de transistor 12, en een oscillerende condensator 15, geschakeld., tussen de emittorelectrode ' 20 en de basiselectrode van de transistor 12. Een aansluiting van de se-cundaire wikkeling lU.b is verbonden met de basiselectrode van de transistor 12. De gelijkrichterketen C omvat diodes l6a, l6b, l6c en een condensator 17. Anode-electroden van de diodes l6a, en l6b zijn verbonden met een aansluiting van de secundaire wikkeling lUb, en 25 de anode-electrode van de diode l6c is verbonden met een aftakking lkc van de secundaire wikkeling lUb. De condensator 17 is geschakeld tussen de secundaire wikkeling iVb. en de negatieve klem van de batterij 10.
De electrische energie opslaande keten D heeft een hoofdop-slagcondensator 20, die is verbonden met de diode l6a van de gelijk-30 richterketen D en de negatieve klem van de batterij 10. De trekker-signaalopwekkende keten E omvat weerstanden 21, 22 en 2h, een eerste trekkercondensator 23 en een eerste trekkertransformator 26. De weerstanden 21 en 2k en de trekkercondensator 23 zijn geschakeld tussen de diode l6b en de negatieve klem van de batterij 10, en de weerstand 22 35 is verbonden met de trekkercondensator 23 en de weerstand 2k volgens 8103054 -7- 4 -» een parallele schakeling om te worden gebruikt als een omloopweerstand van de trekkercondensator 23· Een primaire wikkeling 26a van de trekker -transformator 26 is parallel geschakeld met de trekkercondensator 23 via een synchroonschakelaar 25 en een toetstknopschakelaar 27* De 5 flitshuisketen F heeft een flitsbuis 28, waarvan de hoofdstroom geleiden- ^ de electrode 28a is verbonden met de diode l6a van de gelijkrichter-keten C,. en de trekkerelectrode 28c is verbonden, met de secundaire wikkeling 26b van de eerste trekkert rans format or 26.
De het doven regelende, keten G omvat een schakelketen G^, die 10 de flitshuisketen F regelt, een dovende keten G^vaor het regelen van de schakelketen G^,. en een doof signaal opwekkende keten G^ voor het in werkzame toestand brengen, van de dovende keten. Gg. De schakelketen Gj cmvat een eerste schakelelement in de vorm van een thyristor 29, een cammutatiaweerstand 30, een commutatieweerstand 31, een weerstand 32, 15 condensatoren 33, 3U en 37, en weerstanden 35 en 36, en is op de weergegeven wijze geschakeld. De dovende keten bevat een beveiligings— weerstand 38 en een doofbuis 39, voorzien van een paar hoofdstroom, geleidende electroden 39a en 39b, en van een trekkerelectrode 39c. De doofbuis 39 is ook verbonden met beide electroden 28a en 28b van de 20 flitsbuis 28, en de hoofdopslagcondensator 20. De het doven regelende keten G^ bevat een beveiligingsweerstand U0, een tweede trekkercondensator Ul en een tweede trekkertransformator U2. De trekkercondensator Ui is geschakeld tussen de diode l6a van. de gelijkrichterketen C en de negatieve klem van de batterij 10 van de gelijkstroomspannings-25 bronketen A. Sen primaire wikkeling U2a van de tweede trekkertransformator U2 is verbonden met de trekkercondensator Ul via een tweede thyristor U3. Met een poortelectrode van de thyristor U3 is een beveiligingsweerstand UU verbonden, evenals een condensator U5 voor het absorberen van de ruis, en een weerstand U6.
30 In de trekker regelende en aangeefketen Ξ is een aangeefelement in de vorm van een neon-gloeilamp U9 verbonden met de afvlakcondensator U7 via een beveiligingsweerstand U8. De spanning opwekkende keten o omvat een schakelelement in de vorm van een transistor 51, waarvan de emittorelectrcde is verbonden met de diode l6a van de gelijkrichter-35 keten C, een element voor het opwekken van een gelijkblijvende spanning 81 03 0 5 4
tr V
-δία de vorm van een Zener-diode 53, geschaveeld tussen de diode l6c van degelijkrichterketen C en de negatieve klem van de batterije 10, en een afvlakcondensator 52. Een hasiselectrode van de. transistor 51 is verbonden met de diode l6a via een de voor spanning, regelend, deel, 5 dat een diode 55» een veerstand 56 en een condensator 5^ omvat* De. collectorelectrode van de transistor 51 is, verbonden met een laad-veerstand 57» een condensator 58, de eerste licht ontvangende keten L·^ en de flitsverking bevestigende 'en vaarnemende keten R van de flits.-regeleenheid ECU.
10 In de flitsregeleenheid FOT is een lichtvaarneemelement.in de vorm van een fototransistor 59 verbonden met een veerstand 60 en een integratiecondensator 6l, en is een veerstand 62 verbonden met de veerstand 60 en de condensator 6l voor het vormen van de ontlaadketen K. De integratieketen omvat de veerstand 60 en de integratieconden-15'. sator 6l* De vergelijkings.spanninginstelket.en. M heeft een spannings-deler 6b y die is verbonden met de collectorelectrode van de transistor 51 van de spanning opvekkende keten <T via een regelbare veerstand 63.
. De spanningsdeler 6^ heeft een. aantal in serie geschakelde veerstands— elementen 6b&, 6Ub, 6bc en 6Ud.
20 De vergelijkerketen. E cravat een aantal vergelijkerelementen 65a, 65b, 65c en 65d. Elk der vergelijkerelementen 65a-65d is ingesteld voor het opvekken van een andere instelspanning, en is verbonden met bijbehorende aftakkingen van de veerstandselementen 6ba.-6b& van de spanningsdeler 6b en de integratieketen en de ontlaadketen K. Elk 25 der lichtuitzendende dioden 66a-66d is verbonden met een bijbehorende schakelregelkêten 67a-67d van de, de aangeving regelende keten Q. In de, de aangeving regelende keten Q is elk der transistoren 69a-69d verbonden met het bijbehorende vergelijkerelement van de vergelijkerketen I via veerstanden 69a-69d. De beveiligingsve er standen 70a-70d 30 zijn resp. verbonden met thyristoren 72a-72d via de licht uitzendende dioden 66a-66d. Een overschakelaar 68 vordt gebruikt voor het veranderen van de hoeveelheid flitslicht, opgevekt door de flitsbuis 28. De over-schakelaar 68 omvat een beveegbaar contact 68e, een met de hand be-dienbaar instelcontact 68m en een aantal vaste contacten 68a, 68b, 35 68c en 68d. Gedetailleerder komt het contact 68a overeen met het F-getal 8, het contact 68b met het F-getal 5,6, het contact 68c met het F-getal b 81 03 0 54 -9- en het contact 68c met het F-getal 2,8* De overschakelaar 68 is verbonden met de thyristor U3 via de beveiligingsweerstand UH. Op' deze wijze betekent het instellen van het diafragma van. de camera op een vooraf bepaalde waarde, dat de lichthoeveelheid van de flitsbuis· 28 5 wordt aangepast en zodoende de juiste, belichtingshoeveelheid kan werden verkregen. De transistor 51 is verbonden met. een weerstand 76 en een condensator 77 en een weerstand 78, en een thyristor 81 is verbonden met een beveiligingsveer stand 79 via een weerstand 79. De licht uitzendende diode 80 en de thyristor 81 zijn verbonden met een transis-10 tor 83 via een weerstand 82. De transistor 83 is verbonden met een programmeerbare transistor 86 ehkelverbindingspunt via een weerstand 8k en een weerstand 88, en de transistor 86 is verbonden met een in— tegratiecondensator 85 voor het instellen van de vertragingstijd, een weerstand 87, een weerstand 89* een condensator 90 en een weer-15 stand 92. De transistor 86 is verbonden met een transistor 92 via een beveiligingsweerstand 91· De transistor 92 is verbonden met een diode 100 en een afval-condensator 95 via een beveiligingsweerstand 9^·, en de diode 10Q is verbonden met de batterij 10 via de energie-bronschakelaar 11.
20 Wanneer tijdens bedrijf de energiebronschakelaar 11 wordt ge sloten, brengt de spanningomzetterketen B een oscillatie tot stand, waardoor de hoge spanning wordt geïnduceerd aan de secundaire wikkeling lUb van de oscillatietranfórmator lU. De versterkte wisselstroomspan-ning wordt gelijkgericht door de gelijkrichterketen C, waarna een 25 electrische lading wordt opgeslagen op de hoofdopslagcondensator 20. Wanneer de hoofdopslagcondensator 20 tot de voorafbepaalde spanning is geladen, licübde neongloeilamp U9 op, aangevende dat de inrichting klaar is voor het doorslaan van de flitsbuis 28.Gelijktijdig worden de trékkercondensatoren 23 en bl geladen door de hoge gelijkstroomspanning 30. van de gelijkrichterketen C. Onder deze omstandigheden wordt de werking van de flitsbuisketen F gestart door de flitsbediening van de trekker-signaalopwekkende keten Ξ in synchronisatie met het openen van de earner asluit er, waardoor de flitsbuis 28 tot flitsen kan worden gebracht.
35 Gedetailleerder wordt de gelijkstroomspanning, gelijkgericht door 8103054 -10- __ V * door de diode l6a van de gelij kr ichterketen C gelegd aan de hoofdopslag-condensator 20, en wordt de laadspanning van de hoofdopslagcondensator 20 geleidelijk vergroot. Met het toenemen van de hoofdopslagcondensator 20, neemt ook de laadspanning van de condensator ^7 toe door het aanleggen 5 van de gelijkgerichte spanning van. de diode 16b. Een gelijks.trocm- spanning, gelijkgericht door de diode l6fe, wordt gelegd aan de Zener-diode 53 van de spanning opwekkende keten J voor het produceren .van een gelijkblijvende spanning,, waardoor de laadspanning van de condensator 52 gelijkblijvend, wordt gemaakt. De aftakking l^c van de transformator lU 10 is aangebracht voor het verkrijgen van de betrekkelijk lage spanning, zoals- ongeveer 15-20. V,. en de· transistor 51 wordt onder voor spanning geplaatst cm niet geleidend te zijn door het. aanleggen van een positieve spanning van de laadspanning van de condensator 5^·· Onder deze anstan-digheden wordt de laadspanning van. de condensator 52 altijd gelegd aan 15 de vergelijkerketen H van de flitsregeleenheid FGü, waardoor de ver— gelijkerketen H wordt, ingesteld om op elk willekeurig, moment werkzaam te zijn.
Wanneer .de flitsbuisketen.F werkzaam is, wordt de electrische lading van de condensator 5^· in de spanning opwekkende keten <T ontladen 20 maar de flitsbuis 28 Door het ontladen van de condensator 5*+ wordt een negatieve spanning gelegd aan. de basiselectrode van de transistor 51, waardoor deze geleidend wordt gemaakt. Wanneer de transistor 51 geleidend is gemaakt, wordt een klemspanning van de condensator 52 van de spanning opwekkende keten gelegd aan de eerste licht ontvangende 25 keten , de vergelijkingsspanninginstelketen M en de , de bediening bevestigende keten E. Onder deze omstandigheden neemt de fototransistor 59 van de licht ontvangende keten L1 het terugkaatsende flitslicht waar van het door de flitsbuis 28 geproduceerde flitslicht, en wordt geleidend in aanspreking op de hoeveelheid van het terugkaatsende licht.
30 Door het geleidend zijn van de fototransistor 59 wordt een electrische lading opgeslagen op de integratiecondensator 6l van de integratieketen Lg, waardoor de laadspanning van de integratiecondensator 6l tot een vooraf bepaalde waarde toeneemt, die overeenkomt met de hoeveelheid van het flitslicht. De laadspanning van de integratiecondensator 6l 35 wordt gelegd aan de vergelijkerketen ΪΓ. Aan de andere kant produceert de 8103054 • t ·» -11- .
vergeli jkings spanninginstelket en M een aantal vergelijkingsspanning en, welke spanningen moeten worden gelegd aan de vergelijkerketen W. In dit geval wordt de vergelijkingsspanninginstelkaten M ingesteld voor het produceren van het aantal, vergeli jkings spanningen, zoals h.v. 8 V, 5 ^ T, 2 V en 1 T. De vergelijkerketen N wordt gevormd door het verge li jkerelement 65a, in werkzame toestand gebracht door een bedienings-spanning van 8 V, het element 65b* bediend bij Λ V, het element 65c, bediend..bij 2 V en het vergelijkerelemant 65d, bediend, bij 1 V.
Wanneer de laadspanning van de integratiecondensator 6l de 10 voor afbepaalde waarde bereikt, zoals 8 7, worden, alle vergeli jker elementen 65a, 65b, 65c en 65d in werkzame toestand gébracht, en voeren zij signalen uit. Door deze uitgangssignalen worden alle transistoren Tla, 71b, 71c en 71d geleidend* Wanneer de transistoren 71a-71d geleidend worden, worden poort signalen geleverd aan de thyristoren 72a,72b,72c en 15 72d, waardoor de thyristoren geleidend kunnen zijn. Door het geleidend zijn van de thyristoren 72a-72d van de het oplichten regelende keten Q, lichten alle licht uitzendende dioden 66a, 66b, 66c, en 66d op , en geven zij de lichthoeveelheid aan van het flitslicht, opgewekt door de flitsbuis 28 van de flitsbuisketen P. Op dezelfde wijze licht althans 20 een van de licht uitzendende dioden 66a-66d van de aangeefketen P op voor het aangeven van de flitslichthoeveelheid overeenkomstig de laad-spanningswaarde van de integratiecondensator 6l van de integratieketen Lg. D.w.z. dat wanneer de laadspanning van de condensator 6l gelijk is aan k V, de dioden 66b, 66c en 66d oplichten en de betreffende licht-25 hoeveelheid aangeven. Wanneer de laadspanning van de condensator 6l * 2 V bereikt, lichten de dioden 66c en 66d op, en wanneer de spanning van de condensator 6l 1 Y bereikt, licht de diode 66d op voor het aangeven van de betreffende lichthoeveelheid van het flitslicht, geproduceerd door de flitsbuis 28.
30 Hoewel de, de aangeving regelende keten Q is ontworpen om te worden bediend door het uitgangssignaal van de vergelijkerketen H in de in de tekening weergegeven flitsinrichting, kan een uitwendige en andere aangeefregeleenheid worden gebruikt in plaats van de , de aangeving regelende keten ¢.
35 Wanneer bij de in de tekening weergegeven flitsinrichting de af- 81 03 0 54 'w S v -12— stand tussen het te fotograferen voorwerp en de flit sinrichting; klein is hij het fotograferen, wordt, de integrateeverking van de integratie-keten Lg door de weerstand 6o gesloten en wordt de laadspanning van de integratiecondensator 6l door de. weerstand 62 van de integrateeterug— 5 stelketen K omgeleid.
Hefcuitgangssignaal, van de vergelijkerketen K wordt ook geleverd aan de het doven regelende keten G via de over schakelaar 6.8. De., het doven regelende keten G regelt de flitstijdinstelling. en.de flitstijds-duur van de flitshuis. 28 overeenkomstig het regelsignaal. van. de ver-10 gelijkerketen ΪΓ. Indien, gedetailleerder,, het beweegbare contact 68e is verbonden met het vaste contact 68e. dat overeenkomt met het element 6?d van de vergelijkerketen. W,. wordt het uitgangssignaal van het element 65d geleverd aan. de'het doven regelende keten G wanneer de ge- · integreerde spanning van de integratiecondensator 6l. meer.wordt dan 15 althans 1 V„ Door·het regelsignaal van de vergelijkerketen,ΪΓ, wordt, de thyristor 5*+ in;'geleidende toestand getracht- Wanneer de .thyristor 1+3 is- ingeschakeld, wordt, de electrische lading, van de tweede tr.ekker-condensator 1+1 ontladen via de primaire wikkeling l+2a van de .tweede trekkertransformator 1+2 en de thyristor 1+3. Een hoogspanningsimpuls 20 . wordt geproduceerd aan de secundaire wikkeling l+2b als een trekker-signaal van de doofbuis 39.
Er zijn natuurlijk bepaalde criteria, waaraan moet worden voldaan in de doofbuis 39* Voor het doeltreffend werkzaam zijn moet de doofbuis 39 een lage impedantie hebben in vergelijking met de flits-25 buis 28. De flitsbuis 28 heeft een minimale impedantie van gewoonlijk 1,5-2.0-. De doofbuis 39 moet dus een impédantie hebben van rond de 0,1-ft* Voor het verschaffen van een dergelijke lage impedantie moet de doofbuis 39 ook een lage gasdruk hebben en een kleine electrodeaf-stand. De electroden 39a en 39¾ moeten gedurende een korte tijd een 30 zeer sterke stroom-kunnen dragen. De doofbuis 39 mo.et in staat zijn om snel en gemakkelijk in geleidende toestand te worden gebracht over het bereik van spanningsveranderingen over de flitshuis gedurende het flitsen. De doofbuis. 39 bevat een trekker electrode 39c, die in het midden tussen de twee hoofdelectroden 39a en 39b is opgesteld.
35 Door het trekkersignaal, geleverd door de trekkertrans- 8103054 -13 formator h2, wordt de doofbuis 39 van de doofketen in geleidende toestand gebracht*. Wanneer de doofbuis 39 geleidend wordt» wordt de ontladingsstroam van de hoofdopslagcondensator 20 wan de electrische energie opslaande keten D door de doofbuis 39 omgeleid voor het stil-5 zetten van het flitsen van de flitsbuis 28 van de flitsbuisketen F, omdat de inwendige weerstand van de doofbuis 39 kleiner is. dan. die van de flitsbuis 28.
Wanneer de flitsbuis 28 ophoudt met flitsen» wordt de. hoeveelheid van het flitslicht gelijk aan nul, en wordt de licht uitzendendé'-diode 10 -66d gedoofd omdat de vergelijkerketen W ophoudt met werken. Wanneer de afstand tussen het voorwerp en de flitseenheid zeer klein is, wordt te veel licht opgewekt door de flitsbuis 28 ondanks het stilzetten van de flitswerking als gevolg van.de vertraging van het in werkzame toestand brengen van de het doven regelende keten G. De fototransistor 59 neemt 15 dus het niet benodigde licht waar » waardoor de niet benodigde elec— trische lading wordt opgeslagen op de integratiecondensator 6l. De licht uitzendasfliode 66c is derhalve werkzaam naast de diode 66d.
Op deze wijze wordt de vergelijkerketen N foutief bediend.
Wanneer aan de andere kant de fotografeerafstand zeer lang is» 20 is de hoeveelheid van het terugkaatsende licht weinig», en wordt derhalve een kleine electrische lading opgeslagen op de integratiecondensator 6l. Door de kleine lading, opgeslagen op de condensator 6l, wordt de laadspanning van de condensator 61 minder dan 1 Y, en is geen van de licht· uit zendende dioden werkzaam. In dit geval wordt de onder-25 belichting waargenomen en bevestigd, omdat het doorslagsignaal wordt gelegd aan de thyristor 81 van de , de bediening bevestigende keten R vanaf de spanning opwekkende keten J, waardoor de thyristor 81 geleidend wordt en de diode 80 oplicht. Wanneer de overschakelaar 68 is ingesteld op handbediening, kan een voldoende hoeveelheid van het flits-30 licht worden bevestigd indien alle licht uitzendendé dioden 2^a-2Ud oplichten hoewel het regelsignaal niet wordt geleverd aan de het doven regelende keten G. Wanneer de thyristor 81 geleidend wordt, wordt de negatieve electrische lading gelegd aan de basiselectrcde van de transistor 83 van de tijdinstelketen S, waardoor de transistor 83 35 geleidend wordt. Wanneer de transistor 83 geleidend wordt, wordt ook 81 03 0 5 4
•V V
-]Λ- de programmeerbare transistor 86 met een enkel verbindingspunt geleidend. Wanneer de programmeerbare transistor 86 van de tijdinstelketen S geleidend wordt, wordt een AAÏÏ-impulssignaal geleverd, aan. de basis-electrode van de transistor 92, en wordt de transistor 92 geleidend.
5 Door het geleidend zijn van de transistor 92 worden allé.licht uitzendende dioden teruggesteld in de niet werkzame toestand.
Hoewel de tijdinstelketen zodanig is geconstrueerd, dat de licht uitzendende dioden 6.6a-66d en 80 na het bepaalde interval worden uitgeschakeld, is.het verder niet altijd noodzakelijk dat de licht 10 uitzendende dioden na. het bepaalde interval worden, uitgeschakeld,.
' j maar· kunnen zij worden aangehouden tot vlak voor de .volgende flits— werking van de flitsbuisketen F. Yoor het .uitroeren hiervan is het mogelijk. de, de aangeving regelende keten Q in de ÜIT-toestand te brengen door de volgende, flitswerking teneinde de licht uitzendende 15 dioden aan te houden. . \
Met betrekking tot de , de lichthoeveelheid metende middelen, omvat de tweede licht ontvangende keten V, zoals weergegeven in. de tekening, een beveiligingswe er stand 201, een instelschakelaar. 202, weerstanden 203 en 20U, een lichtwaarneemelement in de vorm van een 20 zonnecel 205 , een poortweerstand 206, een thyristor 208 en een poort-condensator 207. De parallel geschakelde instelschakelaar 202 en weerstand 203 zijn verbonden met de diode l6a van de gelijkrichterkaten C via de beveiligingsweerstand 201, en de beveiligingsweerstand 201 is verbonden met de condensator 5¾ van de spanning opwekkende keten J 25 en met de hoofdopslagcondensator 20 via een blokkeerdiode 18’. De thyristor 208 is geschakeld tussen de basisketen van de transistor 51 van de spanning opwekkende keten J en de negatieve klem van de batterij 10 via de terugstelschakelaar 202 en de weerstand 203. Een aansluiting van de weerstand 20¾ met een hoge we er standswaarde is verbonden met de 30 terugstelschakelaar 202 en de anode-electrode van de thyristor 208.
De poortcondensator 207 is geschakeld tussen de andere aansluiting en de kathode-electrode van de thyristor 208. De zonnecel 205 en de poort-weerstand 206 zijn geschakeld tussen de poortelectrode van de thyristor o 208 en het verbindingspunt van de weerstand 20¾ en de poortcondensator, 35 De tijdinstelketen S is voorzien van de instellende keten W.
De instellende keten W omvat een aantal tijdinstelketens en een tijd-insteloverschakelaar 213· Gedetailleerder heeft de tijdinstelling- 8103054 -15- over schakelaar 213 een beweegbaar contact 213a, verbonden met de weerstand 8U en de anodeelectrode van de programmeerbare transistor 86 met een enkel verbindingspunt, en een aantal vaste contacten 213b en 213c. Het vaste contact 213b is verbonden met een eerste tijdinstel-5 keten, die parallel geschakeld een eerste integratiecondensator 85 en een weerstand 2lk heeft. Het vaste contact 213 c, is verbonden met een tweede tijdinstelketen met -parallel geschakeld een tweede integratiecondensator- 212 en een weerstand. 211. De capaciteitswaarde van de. eerste integratiecondensator 85 is ingesteld cm kleiner te zijn dan 10 die van de tweede integratiecondensator 212. Zoals weergegeven in de tekening cmvat de, de aangeving terugstellende keten T verder een blokkeerdiode 100, waarvan de anode-electrode is geschakeld tussen de. ' positieve klem van de batterij 10 en éen differentiaalcondensator 101, geschakeld tussen de kathode-electrode van de diode 100 en de basis-15 electrode van de. transistor 92, een weerstand 102 verbonden met de basisemitterbaan van de transistor 92 en een het oplichten terugstel— lende schakelaar 93, parallel geschakeld met de collector-emitterbaan.
Dey de lichthoeveelheid metende middelen zijn als volgt werkzaam.
20 Wanneer de energiebronschakelaar 11 is gesloten, brengt de spanningomzetterketen B een oscillatie tot stand, waardoor de hoge spanning wordt geïnduceerd aan de secundaire wikkeling ikb van de oscillatietransfoxmator lk. De versterkte wisselstrocmspanning wordt gelijkgericht door de gelijkrichterketen C, waarna electrische spanning 25 wordt opgeslagen op de hoofdopslagcondensator 20 en de condensator kj. Wanneer de hoofdopslagcondensator 20 en de condensator hj zijn geladen tot de vooraf bepaalde spanning, licht de neongloeilamp 1*9 op cm aan te geven dat de tweede licht ontvangende keten V klaar is voor werking. Gelijktijdig worden de trekkercondensator 20 en hl geladen 30 door de gelijkstroomspanning van de gelijkrichterketen C. Wanneer onder deze cmstandigheden de instelschakelaar 202 in zijn AAH-toestand wordt gebracht, wordt de spanning gelegd aan de thyristor 208 en wordt tegelijkertijd electrische lading opgeslagen op de trekkercondénsator 20T· In dit geval wordt voorkomen dat een overmaat stroom door de thyristor 35 208 gaat door de beveiligingsweerstand 200, en voorkomt de weerstand 203 8103054 -16-
V V
een foutieve verking van de thyristor 208 vanneer de hoge spanning vordt gelegd aan de thyristor 200 hij het in de AAW—toestand plaatsen van de terugstelschakelaar 202. In dit geval is de laadspanning van de trekkercondendator ongeveer 0,3 V omdat, de veerstand de hoogste 5 veerstandvaarde heeft, en is de hedieningsspanning van de thyristor 2Q8 ongeveer 0,7 V. Derhalve vordt de .AAW-rverking. van de thyristor 208 verbeterd cmdat een voorspanning van 0,3 V. vordt. gelegd, aan de thyristor 208, vaarvan de hedieningsspanning gelijk is aan. 0,7. V. Onder deze omstandigheden produceert de zonnecel 205 een. electrcmotorische. kracht 10 vanneer het licht op de zonnecel 205 invalt vanaf’ een andere, lichtbron in de vorm van een andere flitsinrichting met. uit zondering:: van de fiitsbuis 28. De spanning, opgevekt door de zonnecel 205 vordt gelegd aan de thyristor 208 van de tveede licht ontvangende keten V, vaardoor de thyristor 205 geleidend vordt gemaakt. Wanneer de thyristor 208 15 van de tveede licht ontvangende, keten V geleidend, vordt, vordt· de electrische lading van de condensator 5^ van de spanning opwekkende keten J" ontladen door de thyristor 208, vaardoor de negatieve spanning vordt gelegd aan de basiselectrade van.de transistor 51 door de diode 55. Door de negatieve spanning vordt de transistor 51 geleidend gemaakt, 20 en vordt de spanning gelegd aan de fototransistor 59 van de eerste licht ontvangende keten Iq. In dit geval is de fototransistor 59 zodanig geplaatst, dat hij het flitslicht kan ontvangen van de fiitsbuis 28 van de flitsbuisketen F en het licht van een andere lichtbron in de vorm van een andere flitsinrichting (niet veergegeven in de 25 tekening). Aan de andere kant is de zonnecel 205 van de tveede licht ontvangende keten V zodanig ingesteld,, dat hij niet het flitslicht kan ontvangen van de fiitsbuis 28 van de flitsbuisketen F. De capa-citeitsvaarde van de condensator 59 is zodanig ingesteld, dat de tijdsduur van het AAW zijn van de thyristor 208 langer is dan de tijdsduur 30 van het flitsen van de andere flitsinrichting. Wanneer de fototransistor 59 verkzaam is, vordt een electrische lading opgeslagen.op de inte-gratiecondensator 6l van de integratieketen in aanspreking op de liehthoeveelheid van een andere te meten flitsinrichting.
Zoals in het voorgaande beschreven, vordt de laadspanning 35 van de integratiecondensator 6l gelegd aan de vergelijkerketen W, en 8103054 -17- worden tegelijkertijd de vergelijkingsspanningen eveneens gelegd aan de vergelijkerketen ΙΓ vanaf de vergeli jkings spanninginstelketen M.
In dit geval wordt de bedieningsspanning van het vergelijkerelement 65a ingesteld ap b.v. 8 V, de hedieningsspanning van het element 65¾ 5 op k V, de hedi enings spanning van het element 65c op 2 V en de hedi enings spanning van.het element 65d op IV. De instelspanningen van de vergelijkingsspanninginstelketen M worden, eveneens ingesteld op de overeenkomstige spanning van de vergelijker elementen 66a-66d.
Fanneer de laadspanning van de integratiecondensator 59 gelijk is aan 10 b zijn de vergelijkerelementen 65b,. 65c en 65d werkzaam omdat de electrisehe lading is opgeslagen op de integratiecondensator 6l overeenkomende met de lichthoeveelheid van. het licht van. de andere licht— "bron, zoals een andere flit sinrichting.. De,_ de aangeving regelende ketens 6Th-6Td worden bediend door de uit gangs signalen, van de ver-15 gelijkerketea F, waardoor de aangeef=elementen 66b-66d oplichten voor het aangeven van de lichthoeveelheid van een andere lichtbron.
Het de aangeving regelende deel 6Tb is ingesteld cm werkzaam te zijn wanneer de lichthoeveelheid overeenkomt met de diafragmawaarde F=5»6, waarbij het deel 6Je. overeenkomt met de diafragmawaarde F=h3 het 20 deel 6Td met de diafragmawaarde F»2,8.
Wanneer het scanningssignaal, waarvan de waarde U V *is, wordt geleverd aan de vergelijker 65» zijn de vergelijkerelementen 65b-65d werkzaam voor het doen oplichten van de licht uitzendende dioden 66b-66d. Onder deze omstandigheden wordt een uitgangssignaal van het 25 vergelijkerelement 65b geleverd aan de het doven regelende keten G. via de cverschakelaar 68, waardoor de thyristor 29 niet geleidend wordt gemaakt. Bij het. in de niet geleidende toestand brengen van de thyristor 29, houdt de flitsbuis 28 op met flitsen. Fanneer de teruggekaatste lichthoeveelheid weinig is en de integratiewaarde van de 30 integratiecondensator 6l minder is dan de diafragmawaarde F=5»6» zijn de, de aangeving regelende ketens 67c en 67 d werkzaam voor het inschakelen van beide licht uitzendende dioden 66c en 66d, of is 67d werkzaam voor het alleen inschakelen van de diode 66d. Door de op-lichtende toestand van de licht uitzendende dioden 66b-66d, kan de 35 fotograaf gmakkelijk vaststellen, dat de hoeveelheid van het licht van de andere flitsinrichting niet de lichthoeveelheid bereikte, 81 03 0 54 -18- ~ w ν' die overeenkomt met de diafragmawaarde F=5>6, alsmede de onvoldoende, hoeveelheid vaststellen, van het licht, opgewekt in de andere flits-inrichting.. Wanneer de onvoldoende lichthoeveelheid met "betrekking tot de vooraf gekozen waarde wordt waargenomen, kan de fotograaf op.
5 deze wijze de camera-voorwerpafstand klein maken of de diafragmawaarde van de camera aanpassen teneinde de juiste "belichting te verkrijgen.
Wanneer de- vergeli jkingsspanningwaaxde. van de vergelijkingsspan-ningsinstelketen M lager, wordt dan de spanningwaarde. van de integratie-10 condensator 6l, is- de vergelijker F foutief werkzaam,. Derhalve wordt de spanning van de integratieketen Lg krachtig verlaagd door middel van- de werking van de integratieketen na bet. vooraf "bepaalde interval wanneer het. spanningssignaal, wordt opgewekt door de spanning opwekkende keten <T. Wanneer verder een. ander licht* zoals b.v., het ; 15" zonnelicht, naar de eerste licht ontvangende keten straalt,, wordt, de laadspanning., van de integratiecondensator 6l hoger dan de verge— lijkingsspanning van. de vergelijkingsspanninginstelketen M, waardoor de vergelijkerketen W foutief werkzaam is.. Voor het voorkomen van de foutieve werking, wordt de electrische .lading van de. integratiecon-20 densator 61 gelijk gemaakt aan. nul door het ontladen van de electrische lading van de integratiecondensator 6l voor het laag maken van de laad— spanning van de integratiecondensator 6l door de werking van de inte— gratieterugstelketen K.
De, de "bediening "bevestigende en waarnemende keten R is werkzaam 25 wanneer het spanningssignaal wordt geleverd aan de keten R vanaf de spanning opwekkende keten J. Door de werking van de,, de "bediening bevestigende en waarnemende keten R, wordt de licht uitzendende diode 80 tot oplichten gebracht. Wanneer alleen de licht uitzendende'·diode 80 oplicht en alle:andere licht uitzendendè dioden 66a-66d niet oplichtén, 30 kan de fotograaf vaststellen dat het flitslicht van de andere lichtbron een onderbelichting is.
De tijdinstelketen S wordt eveneens bediend door het spannings-signaal, geleverd van de spanning opwekkende keten J. Wanneer de tijdinstelketen S in werkzame toestand wordt gebracht door het spannings-35 signaal van da spanning opwekkende keten J, wordt het impulssignaal 8103054 -19- geleverd van de tijdinstelketen S aan de het oplichten terugstellende heten T na de vooraf ingestelde tijd van de tijdinstelketen S, zoals 3's. Door het leggen van het impuls signaal van de tijdinstelketen S aan de het oplichten terugstellende heten T, is de heten T werkzaam voor 5 het kortsluiten van de electrische energie, die moet worden geleverd aan de licht uitzendende dioden 66a-66d en 80, waardoor het oplichten van de licht uitzendende dioden 66a^66d en 80 wordt teruggesteld om te worden gedoofd.
Hoewel vier vergeli jherelementen worden toegepast in. de onderha-10 vige vergelijherheten N, han een groter aantal vergeli jherelementen, zoals tien vergeli jherelementen, worden toegepast teneinde de hoeveelheid licht nauwkeuriger te meten.
Wanneer de thyristor 8l geleidend wordt,, verschijnt de negatieve spanning nap de hasiselectrode van de transistor 83 en wordt deze ge-1? leidend gemaakt. Wanneer de transistor 83 geleidend wordt, wordt de spanning gelegd aan de programmeerbare transistor 86 met een enhel verbindingspunt. Het beweegbaar contact 213a wordt verbonden met het vaste contact. 213b van de overschakelaar 213. In deze toestand wordt de laadspanning van de condensator 85 geleidelijk verhoogd, tot de voor-20 af bepaalde waarde, waarna de programmeerbare transistor 86 met een enhel verbindingspunt na hetzelfde tijdinterval, zoals 3 s, wordt uitgeschakeld. Wanneer de flitsinrichting zich op een grote afstand bevindt vanaf de andere flitsinrichting cm te worden gebruikt als een flitsmeter, wordt het beweegbare contact 113a verbonden met het vaste 25 contact 213c van de overschakelaar 213. In dit geval wordt de transistor 86 geleidend gemaakt, b.v. na 30 s, waardoor de licht uitzendende diodei66a-66d 'en 80 blijven oplichten, omdat de capaciteitswaarde van de condensator 212 groter is ingesteld dan die van de condensator 85. Wanneer de licht uitzendende dioden 66a-66d en 80 driemaal moeten 30 flikkeren gedurende 30 s, gelegd aan de transistor 92 via de diode 100 en de condensator 101, wordt het spanningssignaal opgewekt op het moment van de MN-werking van de transistor 51 vanaf de spanning opwekkende keten J teneinde het oplichten van de tweede maal en de derde maal te verduidelijken, waardoor de transistor 51 tijdelijk geleidend wordt 35 gemaakt voor het doven van de voorafgaande oplichting van de licht 81 03 0 54 20- · v V' uitzende dioden»
Hoewel de uitzendende dioden worden gedoofd na het vooraf bepaalde interval, is Het ook. mogelijk de werking van het aangeef deel te. handhaven, gedurende een bepaald, interval, en de UIT-toestand van het aangeef-5 deel aan te houden tot vlak voor de volgende werking van de fototransis-tor 59* Een van de manieren hiervoor is het leggen van het signaal aan de transistor 92 vlak. voordat de fototransistor 59 werkzaam is door middel van schakelmiddelen e.d.
De electrische-lading van de condensator 5^ wordt ontladen via 10 de weerstand 200, de schakelaar 202 en de weerstand 203 alleen wanneer de thyristor geleidend is,, waardoor de transistor 51 geleidend, wordt . gemaakt» Dienovereenkomstig: wordt de spanning gelegd aan de fototransistor 59 alleen wanneer de thyristor 208 geleidend Is. Voor. het tot stand brengen van het voorgaande wordt de. capaciteitswaarde ingesteld 15 op de bepaalde waarde teneinde niét te worden bediend door het randlicht» De spanning wordt voortdurend gelegd, aan de vergelijkerketen H zolang de energiebronschakelaar 11 zich in de AAK-toestand.bevindt, waar do or.r de foutieve werking van.de keten ΙΓ wordt voorkomen
De tijdinstelketen S en de instellende keten W kunnen worden weggen 20 laten, voor het vereenvoudigen van de ketenconstructie van de inrichting. In dit geval wordt de schakelaar 93 in de AAH-toestand gebracht door middel van handbediening.
"ïïoewél ten behoeve van de betrouwbaarheid de zonnecel wordt toegepast als het tweede.licht ontvangende element, kan een fototransis-25 tor worden gebruikt als het tweede licht ontvangende element. Verder kan een licht-afschermdeel zijn aangebracht nabij de flitsbuis 28 teneinde het geleidend maken te voorkomen..als gevolg van flitslicht, opgewekt door de flitsbuis 28. Bovendien is de spanningomzetterketen B niet altijd vereist in het geval dat een gelijkstrocmenergiebron met 30 hoge spanning (zoals ongeveer 150 V) wordt gebruikt als de batterij 10, waardoor de ketenconstructie van de inrichting kan worden vereenvoudigd.
Overeenkomstig de uitvinding worden de volgende voordelen verkregen.
35 De gevraagde inrichting kan het bevestigen uitvoeren van de 8103054 r «· -21- automatisch werkzame belichtingsregeling en de "bevestiging van omstandigheden van de helichtingshoeveelheid van de inrichting. Dienovereenkomstig is de inrichting zeer geschikt voor het veranderen van de fotografèerafstand en het aanpassen van het diafragma van de 5 camera.
Verder verschaft de uitvinding een zeer nattige en economische flitsinrichting, omdat de inrichting, onafhankelijk kan worden gebruikt als een Üchtmeetinrichting voor het meten van het licht van een andere.lichtbron, zoals een andere flitsinrichting, naast de autama-10 tische ‘licht regelende werking.
Gezien het voorgaande is het duidelijk, dat de verschillende doeleinden van de uitvinding zijn bereikt, en andere voordelige re— sultaten zijn verkregen.
Hoewel een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is weer-15 gegeven en beschreven, is het voor deskundigen duidelijk,, dat wijzigingen kunnen worden aangebracht. zonder het onderwerp en de strekking van de uitvinding te verlaten, waarvan de cmvang wordt bepaald door. de volgende conclusies. De voorgaande, uitvoeringsvorm, moet derhalve illustratief worden beschouwd in plaats van beperkend voor 20 de betekenis en het bereik van equivalentie van de conclusies.
m 8103054

Claims (12)

1. Electronische flitsinrichting, gekenmerkt door een flitseenheid,, voorzien van middelen voor het leveren van electrische. energie, welke middelen een gelijkstroomspanningsbron bevatten, verder een middel voor het versterken van de spanning· van de gelijkstroomspanningsbr on en het 5 opslaan van electrische energie, door een deel voor het opwekken van flitslicht, welk deel een flit struis bevat voor het opwekken, van flitslicht,. door .een trekkersignaal opwekkend deel, door middelen voor het stilzetten van. het. flitsen van het flitslicht opwekkende deel wanneer de flitslichthoeveelheid van het flitslicht een vooraf bepaalde waarde 10 bereikt, door een flitsregeleenheid, voorzien van eerste licht ontvangende middelen voor het ontvangen van teruggekaatst licht, dat wordt geproduceerd door de flitsbuis en wordt teruggekaatst van een te fotograferen voorwerp, door middelen voor het waarnemen van.de. flitslichthoeveelheid van het licht door middel van het vergelijken .van 15' een electrische waarde, verkregen door een integratiesignaal van de licht ontvangende middelen met een vergelijkingsspanning, door middelen voor het aangeven van de belichtingshoeveelheid in. aanspreking, op een aantal signalen van.de middelen voor het waarnemen van de. flitslichthoeveelheid, door middelen voor het regelen van de flitslicht-20 hoeveelheid van het flitslicht, door een lxcbtmeeteenheid, die tweede licht ontvangende middelen bevat voor het ontvangen van licht van een andere lichtbron en het opwekken van een signaal voor het bedienen van de middelen voor het aangeven van de belichtingshoeveelheid, door middelen voor het stilzetten van de werking wanneer de tweede licht-25 ontvangende middelen licht hebben ontvangen van het flitslicht opwekkende deel van de. flitseenheid, .en middelen voor het aanhalen van de werking van de , de lichthoeveelheid regelende middelen, van de, de lichthoeveelheid aangevende middelen van de flitslicht regelende eenheid, en de spanning opwekkende middelen van de flitslicht regelende 30 eenheid.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de energie leverende middelen een spanningomzetterketen omvatten voor het versterken en omzetten van een uitgangsspanning van de gelijkstroom*-spanningsbron in een wisselstroomspanning, verder een gelijkrichterketen 8103054 T -«· -23- voor het gelijkrichten van de wisselstroomspanning van de spanning-cmzetterketen, en een electrische energie opslaande keten, die een hoofd-opslagcondensator "bevat voor het opslaan van electrische energie van de gelijkstroomspannτ'ng-van de gelijkrichterketen als electrische 5 energie, waarbij de middelen voor. het stilzetten van het flitsen van het flitslicht opwekkende deel een het doven regelende keten omvatten, voorzien van een schakelketen, die de flitsbuis van het flitslicht opwekkende deel schakelt, een dovende keten voor het regelen van de schakelketen, en een tweede trekker signaal opwekkende keten. 10 3. - Inrichting volgens, conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het waarnemen van de flitslichthoeveelheid een vergeli jkings spanning— instelketen omvatten, die een aantal spanningsdeelweerstanden bevat, en een vergelijkerketen.voor het ontvangen van een. aantal vergeli jkings— spanningen en een laadapanning van een integratiecondensator van de 15 middelen voor het waarnemen van de flitslichthoeveelheid. k-, Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aangeef- middelen een aangeefketen omvatten, die oplicht in aanspreking op uitgangssignalen van de vergelijkerketen.
5. Inrichting volgens conclusie k, met het kenmerk, dat de aangeef-20 middelen een de aangeving regelende keten omvatten voor het regelen van de aangeefketen in aanspreking op de uitgangssignalen van de vergelijkerketen.
6. Inrichting volgens conclusie U, met het kenmerk, dat de middelen voor het aangeven van de belichtingshoeveelheid een de aangeving rege- 25 lende keten omvatten, die de aangeefketen regelt in aanspreking op de uitgangssignalen van de vergelijkerketen.
7· Inrichting volgens conclusie h, met het kenmerk, dat de middelen voor het regelen van de flitslichthoeveelheid een overschakelaar omvatten, verbonden met de vergelijkerketen, en een met de overscha-30 kelaar verbonden, het doven regelende keten.
8. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spanning opwekkende middelen een spanning opwekkende keten omvatten, die in werkzame toestand wordt gebracht door bediening van de trekkersignaal-opwekkende middelen, en een scannings signaal opwekt. 35 9· Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen 81 03 0 54 -24- ^ V ‘ voor het aanhouden van de werking van de aangeefïniddelen, een tijdin-stelketen omvatten, die een TJIT-signaal opwekt na een voor afbepaald interval op het moment, dat de spanning opwekkende keten een spannings-signaal' opwekt,
10. Inrichting volgens conclusie 1, met. het kenmerk, dat de flits- regeleenheid een de. werking bevestigende keten omvat, voor het aangeven • van. de werking van het flitslicht, regelende, deel.
11. Inrichting volgens conclusie 10, gekenmerkt door een de aangeving terugstellende keten voor het. terugstellen van een aangeefketen 10. voor het aangeven van.de flitslichthoeveelheid van het. flitsdeel.
12. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt door een trekker— regelende keten, 'die alleen werkzaam is wanneer een. neon -gloeilamp ' oplicht.. 13«· Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door middelen voor · 15 · het ongeveer nul maken van de spanning, van een integratieketen van de middelen voor het. waarnemen van de lichthoeveelheid door het. terug-, koppelen van een flitsstilzetsignaal. naar de integratieketen. l4.. Inrichting: volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede licht ontvangende middelen een tweede, licht ontvangende keten omvatten, 20 die een. instelschakelaar bevat voor het instellen, van de werking van de tweede licht ontvangende keten en is verbonden met de gelijkrichter-keten, verder een schakelelement, verbonden met de spanning opwekkende keten via de instelschakelaar, en een .poortketen, die een poortconden-sator bevat, verbonden met de gelijkrichterketen via de instel— 25 schakelaar.
15. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het stilzetten van de werking, een instelschakelaar bevatten van de tweede licht ontvangende keten.
16. Inrichting volgens conclusie 9» met het kenmerk, dat de middelen 30 voor het aanhouden van de werking een tijdinstelketen omvatten, die een schakelelement bevat, dat in werkzame toestand wordt gebracht door het spanningssignaal, opgewekt door de spanning opwekkende keten, en een tijdinsteloverschakelketen voor het veranderen van de tijdconstante van de tijdinstelketen. 35 17« Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk,dat de tijd— 81 0 3 0 5 4 -25- instelketen een programmeerbare transistor met een. enkel "verbindingspunt bevat*
18. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de tijd-insteloverschakelketen. een aantal integratieketens omvat en een. 5 tijdconstanteover schakelaar voor het veranderen van de tijdconstante van de tij dinst elket en, en verbonden met het aantal integratieketens. 81 03 0 54
NL8103054A 1980-06-25 1981-06-24 Electronische flitsinrichting. NL8103054A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP8626480 1980-06-25
JP8626480A JPS5711330A (en) 1980-06-25 1980-06-25 Flashing device

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8103054A true NL8103054A (nl) 1982-01-18

Family

ID=13881954

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8103054A NL8103054A (nl) 1980-06-25 1981-06-24 Electronische flitsinrichting.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US4387976A (nl)
JP (1) JPS5711330A (nl)
DE (1) DE3124820A1 (nl)
FR (1) FR2485861A1 (nl)
GB (1) GB2080565B (nl)
IT (1) IT1142571B (nl)
NL (1) NL8103054A (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3107439A1 (de) * 1981-02-27 1982-09-16 Unomat GmbH & Co KG, 7410 Reutlingen Blitzlichtgeraet
DD212121B1 (de) * 1982-12-01 1993-10-07 Schneider Feinwerktechnik Jos Einrichtung zur blitzfotografie

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4035814A (en) * 1974-09-02 1977-07-12 Asahi Kogaku Kogyo Kabushiki Kaisha Electronic flash apparatus controlled by a digital memory system
JPS5939687Y2 (ja) * 1977-09-13 1984-11-07 ミノルタ株式会社 カメラのストロボ装置の充電完了表示装置
JPS54145131A (en) * 1978-04-30 1979-11-13 Sato Koki Kk Automatic flashing device
JPS5910718Y2 (ja) * 1978-05-18 1984-04-03 ウエスト電気株式会社 自動調光電子閃光装置の報知装置
JPS5533152A (en) * 1978-08-30 1980-03-08 Minolta Camera Co Ltd Shutter control system of electric shutter camera
NL8100679A (nl) * 1980-02-13 1981-09-16 Fuji Koeki Corp Flitsinrichting.

Also Published As

Publication number Publication date
GB2080565A (en) 1982-02-03
US4387976A (en) 1983-06-14
FR2485861A1 (fr) 1981-12-31
GB2080565B (en) 1983-12-07
IT8148746A0 (it) 1981-06-24
JPS5711330A (en) 1982-01-21
DE3124820A1 (de) 1982-03-18
IT1142571B (it) 1986-10-08

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US3568582A (en) Electronic shutter
US3517255A (en) Flash apparatus with automatic light termination using light activated silicon controlled rectifier
NL8003593A (nl) Elektrische flitsinrichting voor camera&#39;s.
JPS633294B2 (nl)
US4256995A (en) Electronic pre-emission flash device
US3638543A (en) Automatic exposure system for photographic camera
NL8103054A (nl) Electronische flitsinrichting.
US3651372A (en) Warning indicator apparatus for use in a camera having a flash discharge device contained therein
US3769546A (en) Electronic flash device
US3725734A (en) Electronic flash device
NL8100679A (nl) Flitsinrichting.
US3720144A (en) Flash apparatus for a camera
GB2150709A (en) Apparatus for triggering a dedicated slave electronic flash device
US4394079A (en) Photographic flash device operatively responsive to the luminance of an object to be photographed to prevent overexposure
US4379983A (en) Electric flash device
US4210849A (en) Electronic control circuitry for terminating flash output
US4101812A (en) Photographic flash unit
JPH0522895B2 (nl)
US4429971A (en) Apparatus for testing automatic electronic flash
US4091398A (en) Electronic photoflash unit having remote control device transmitter function
US4021698A (en) Control device for automatically controlling the quantity of light from flash apparatus
NL8204993A (nl) Elektrische flitsinrichting.
US4673845A (en) Electronic flash apparatus
US4298261A (en) Camera automatically synchronized with an electronic flash
JPS5825595Y2 (ja) 発光量が制御できる増灯装置

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed