NL8101839A - Verbeterde opraapinrichting. - Google Patents

Verbeterde opraapinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8101839A
NL8101839A NL8101839A NL8101839A NL8101839A NL 8101839 A NL8101839 A NL 8101839A NL 8101839 A NL8101839 A NL 8101839A NL 8101839 A NL8101839 A NL 8101839A NL 8101839 A NL8101839 A NL 8101839A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
roller
members
skirt
crop
flexible
Prior art date
Application number
NL8101839A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Belrecolt Sa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from FR8008668A external-priority patent/FR2480071B1/fr
Priority claimed from FR8016400A external-priority patent/FR2487162B2/fr
Application filed by Belrecolt Sa filed Critical Belrecolt Sa
Publication of NL8101839A publication Critical patent/NL8101839A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D84/00Haymakers not provided for in a single one of groups A01D76/00 - A01D82/00
    • A01D84/02Haymakers not provided for in a single one of groups A01D76/00 - A01D82/00 with flexible tools
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D57/00Delivering mechanisms for harvesters or mowers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D89/00Pick-ups for loaders, chaff-cutters, balers, field-threshers, or the like, i.e. attachments for picking-up hay or the like field crops
    • A01D89/001Pick-up systems

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvesting Machines For Specific Crops (AREA)
  • Rollers For Roller Conveyors For Transfer (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)
  • Apparatuses For Bulk Treatment Of Fruits And Vegetables And Apparatuses For Preparing Feeds (AREA)

Description

* ' i VO 1590
Verbeterde opraapinriehting.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een op-raapinrichting voor op de bodem uit gespreid gewas, waarmede bijvoorbeeld voederensileerinrichtingen, persen of diverse zelfladende voertuigen og aanhangers, in het bijzonder bestemd voor het oogsten van voedergewassen 5 kunnen worden uitgerust.
Thans gebruikelijke opraapinrichtingen, in het bijzonder voor voedergewasoogstmachines, bestaan uit een zogenaamde pick-up. Deze bezit een in wezen horizontale arm, die is voorzien van metalen hark-tanden. Een nadeel van deze pick-up bestaat daarin, dat hij relatief 10 moeilijk te vervaardigen en bijgevolg duur is. Bovendien kunnen de metalen tanden gemakkelijk Breken wanneer zij een obstakel ontmoeten. Restanten van de tanden kunnen aanzienlijke schade veroorzaken, bijvoorbeeld als ze de hakselaar van een ensileerinrichting passeren, waarvan ze de messen kunnen Breken, ofwel wanneer ze het perskanaal of de knoopinrich-15 ting van een pers· passeren. Daarenboven kunnen deze restanten, indien ze in het gewas achterblijven, de dieren verwonden waaraan het als voer wordt toegediend.
In verband met de relatief beperkte werkbreedte van de genoemde pick-up is het noodzakelijk de op te rapen produkten tevoren 20 bijeen te harken. Deze bewerking maakt een passage met een zijaanvoer-hark noodzakelijk, hetgeen tijd en extra energie kost.
Tenslotte dienen op de ensileerinrichtingen of persen middelen aanwezig te zijn, zoals een schroefpomp of tonmolen, om het opgeraapte voer vanaf de gehele breedte van de pick-up naar een kanaal 25 te geleiden, waar het voer gehakseld of samengeperst wordt.
Het doel van de onderhavige uitvinding is, het verschaffen van een verbeterde opraapinrichting, welke de hiervoor genoemde bezwaren mist.
Daartoe omvat de opraapinrichting volgens de uitvin-30 ding tenminste een om een in de rijrichting zwak hellende as draaibaar orgaan, dat wordt aangedreven met een omventelingssnelheid van meer dan 5Q omwentelingen per minuut en van onderen is voorzien van een soepele en vervormbare rok, welke het op de bodem uitgespreide voedergewas opheft en verzamelt en is verbonden met middelen om het gewas naar een 35 opvanginrichting te leiden.
8101839 -r — — Τ'*~"J' * ' · .
2
Gedurende het werk van de machine schuift de genoemde rok onder het op te rapen gewas, volgt daarbij uitstekend alle onregelmatigheden van de bodem en transporteert het gewas op zijn bovenvlak zonder het te beschadigen. Deze rok is in wezen kegelvormig en is aan 5 de ontrek voorzien van uitsteeksels, welke het opheffen van het gewas vergemakkelijken. Bij een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de opraapin-richting twee van een soepele en vervormbare rok voorziene organen. Deze organen roteren dan zodanig, dat ze aan de voorzijde - gezien in de zij-richting - naar elkaar toe bewegen en zodanig samenwerken dat het gewas TO op een geringe breedte wordt verzameld. Ingeval de inrichting volgens de uitvinding meerdere rokvormige draagorganen omvat, grijpen de uitsteeksels. van naburige rokken met voordeel in elkaar, opdat de daardoor beschreven banen elkaar gedeeltelijk overlappen. Zulks garandeert, dat al het zich. op de bodem' bevindende gewas volledig wordt opgeraapt, met 15 Inbegrip van hetgeen zich tussen naburige draagorganen bevindt.
Gebruikmaking van de van een rok voorziene organen verschaft de mogelijkheid een voorafgaande harkbewerking, welke hij de bekende raapinrichtingen noodzakelijk is, achterwege te laten. Ih feite functioneren de van een rok voorziene organen op de wijze van een aan-20 harkinrichting en verzamelen zelf het over een aanzienlijke breedte verspreid liggende gewas.
Bij gebruikmaking van de opraapinrichting volgens de uitvinding is het bovendien mogelijk de persen en ensileerlnrichtingen aanzienlijk te vereenvoudigen. Daar het tijdens het functioneren van de 25 van een soepele en vervormbare rok voorziene organen opgeraapte gewas tot een geringe breedte bijeen gebracht wordt, is het mogelijk de hiertoe bij van een pick-up voorziene machines aanwezige schroefpomp of tonmolen achterwege te laten.
Door de afwezigheid van metalen tanden, die voor het op-30 . rapen van het gewas met de bodem in aanraking komen, levert de inrichting volgens de uitvinding geen gevaar op, noch voor de bewerkingsme-chanismen, noch voor het vee.
Volgens een belangrijk kenmerk van de uitvinding strekken de gewasgeleidingsmiddelen zich in wezen vanaf een punt onder de 35 soepele en vervormbare rok of rokken uit tot bij het ontvangorgaan.
Daardoor wordt een voortreffelijke voortgang van het gewas naar de ont- 8101839 3 ί * vanginrichting verkregen en wordt ieder verlies vermeden vanaf het moment, dat het gewas door de soepele en vervormbare rok of rokken wordt opgeraapt. Deze middelen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een plaat of een transportband of een schudinrichting. Tussen de van een soepele 5 en vervormbare rok voorziene organen en de ontvanginrichting kunnen eveneens met de geleidingsinrichting samenwerkende meeneeminrichtingen aanwezig zijn. Zulks vergemakkelijkt de verplaatsing van het gewas, met name wanneer er sprake is van groenvoer, dat bijgevolg zwaar is.
Bij gebruik van een plaat kan een uiteinde daarvan met 10 voordeel zijn voorzien van een in wezen horizontale rol om het verplaatsen van het op te rapen gewas over deze plaat te bevorderen. Deze rol kan worden aangedreven door de wrijving van de soepele en vervormbare rokken, ofwel door afzonderlijke aandrijfiniddelen, welke een zekere en regelmatige aandrijving garanderen. Deze middelen kunnen bestaan uit 15 een ketting, een riem, een drijfstang, een paar conische schijven, een hydraulische motor of soortgelijke organen.
Volgens een ander belangrijk kenmerk van de uitvinding omvatten de geleidingsmiddelen tenminste een zich naar voren toe onder de rok of rokken uit strekkende glij schoen. Dit vergemakkelijkt de ver-20 plaatsing van de inrichting over de bodem en verzekert een vaste afstand tussen de geleidingsmiddelen en de bodem. Bovendien kan de onder-steuningsas van het orgaan of de organen voorzien van een rok zijn verbonden met deze glijschoen. Deze verbinding verbetert de stevigheid van de inrichting volgens de uitvinding.
25 Andere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen worden verduidelijkt in de navolgende beschrijving onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen, welke bij wijze van niet beperkende voorbeelden verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding weergeven. Hierin is: 3Q Figuur 1 een bovenaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een eerste uitvoeringsvorm van de machine volgens de uitvinding; figuur 2 een doorsnede volgens het vlak II - II van figuur J; figuur 3 een gedeeltelijk onderaanzicht van een variant 35 van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1; figuur k een aanzicht vergelijkbaar met dat volgens 8101839 * * 5 schiedt vanaf het haksel- en uitwerpmechanisme k. Daartoe is de as 21 van het vliegwiel 9 naar voren toe verlengd en bezit een conisch tandwiel 22, dat in ingrijping verkeert met een ander conisch tandwiel 23, bevestigd op een in hoofdzaak verticale as 2k. Deze is aan zijn boven-5 uiteinde voorzien van een riemschijf 25, waaromheen een riem 26 loopt voor de aandrijving van het orgaan 16 (figuur 2). Eet tweede orgaan 1? wordt door het eerste aangedreven door middel van een in de balk 18 ondergebrachte as 27. Deze as 27 bezit aan beide zich in de tandwielkasten 28 en 29 uitstrekkende uiteinden een conisch tandwiel, dat in 10 ingrijping is met het tandwiel, dat een geheel vormt met het bijbehorende orgaan 16 of 17· flik van de genoemde organen 16 of 17 is aan de onderzijde voorzien van een soepele en vervormbare rok 30, 31, welke het te ensileren gewas opheft en verzamelt. Daartoe schuiven de rokken 30 en 15 31 onder gewas, waarbij alle onregelmatigheden van de bodem dank zij hun souplesse goed worden gevolgd, en transporteren het gewas op hun bovenvlak. Eet gewas wordt aldus direct verzameld zonder eerst over de bodem te worden gesleept. Dit maakt gebruikmaking van een harkinrichting overbodig en behoedt het gewas voor vervuiling met aarde. De genoemde 20 rokken 30 en 31 bestaan uit rubber of plastic of een ander materiaal met overeenkomstige eigenschappen. Zij zijn in hoofdzaak afgeknot kegelvormig en zijn aan hun ontrek voorzien van uitsteeksels 32, welke het opnemen van voeder bevorderen. De uitsteeksels 32 van de rok 30 verkeren in ingrijping met die van de rok 31 om een zekere overlapping van hun 25 banen te verkrijgen. Dankzij deze overlapping wordt het zich. op de bodem bevindende gewas volledig opgeraapt. Bovendien bezitten de rokken 3Q en 31 aan hun bovenvlak ribben 33, welke het meeslepen en af leveren van het gewas bevorderen. Met hetzelfde oogmerk zijn de omtreksvlakken 35 en 36 van de organen 16 en 17 voorzien van meenemers 3^· 30 Overeenkomstig de onderhavige uitvinding zijn aan de ge- / noemde rokken 30 en 31 geleidingsmiddelen 37 toegevoegd voor het geleiden van het opgeraapte gewas naar de ontvanginrichting 2, bestaande uit het haksel- en uitwerpmechanisme l·. Deze middelen 37 strekken zich uit vanaf een punt onder de soepele en vervormbare rokken 30 en 31 tot bij het 35 haksel- en uitwerpmechanisme b. Aan de voorzijde strekken zij zich uit tussen de beide organen 16 en'17 over een breedte, die in wezen gelijk 8101839 è * k figuur 2 van een andere uitvoeringsvorm; figvHir 5 een langsdoorsnede van het ondergedeelte van een draaibaar orgaan, voorzien van middelen voor het aandrijven van een voor de geleidingsplaat geplaatste rol; 5 figuur 6 een doorsnede volgens het vlak. VI - VI van figuur 5» op vergrote schaal; figuur 7 een 'bovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 8 eveneens een bovenaanzicht van een andere uit-10 voeringsvorm van de uitvinding; figuur 9 een doorsnede volgens het vlak IX - IX van figuur 8; figuur 10 een bovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding; 15 figuur 11 een doorsnede volgens het vlak XI - XI van figuur IQ.
De opraapinrichting 1 volgens de uitvinding is bij de niet beperkende uitvoeringsvorm volgens de figuren 1 en 2 toegevoegd aan een ensileerinrichting 2. Deze bestaat uit een chassis 3, dat een 20 haksel- en uitwerpmechanisme k draagt, dat is geplaatst in een omkasting 5· Het genoemde chassis bezit twee onderste aankoppeipunten 6 en J en een bovenste aahkoppelpunt 8 ter verbinding aan de herinrichting van een niet weergegeven trekker. Het haksel- en.uitverpmechanisme b omvat een van messen 10 en bladen 11 voorzien vliegwiel 9» dat wordt aangedre-25 ven vanaf de aftakas van de trekker, door tussenkomst van een niet weergegeven cardanas en drijfriemen 12. De laatsten worden tenminste gedeeltelijk beschermd door een kap 13. Bij de ingang van het haksel- en uitwerpmechanisme i bevinden zich twee persrollen 1U en 15*
Voor dit mechanisme if· bevindt zich de opraapinrichting 30 1 volgens de uitvinding. Zij omvat twee cilindrische organen 16 en 17 welke aan hun boveneinde met elkaar zijn verbonden door middel van een balk 18. Fanneer in werking, worden de organen l6 en 17 aan de voorzijde naar elkaar toe in draaiing gebracht zoals is aangegeven door de pijlen E en F 6figuur l). Zij draaien met een omwentelingssnelheid van ca 150 35 omwentelingen per minuut. Hun rotatie-assen 19 en 20 hellen bij voorkeur zwak in de voortbevegingsrichting A van de machine. De aandrijving ge- 8101839 ♦> * β is aan de afstand tussen de draaiïngsassen 19 en 20 van deze organen.
Deze middelen 37 bevorderen aldus het transport van het gewas naar dit mechanisme en verhinderen elk verlies van materiaal gedurende dit transport. De geleidingsmiddelen 37 omvatten twee glij schoenen 38 en 39, welke 5 zich naar voren toe onder de rokken 30 en 31 uitstrekken. Deze opstelling vergemakkelijkt de verplaatsing van de inrichting over de bodem en verzekert een constante afstand tussen de genoemde geleidingsmiddelen en de bodem. Het onderuit einde van de draagas 19, 20 van elk der organen 16 en 17 steunt op de draagschoen 38 of 39 onder de overeenkomstige 10 rok 30 of 31· Deze verbinding geeft aan de opraapinrichting volgens de uitvinding een goede stijfheid.
Bij het voorbeeld volgens de figuren 1 en 2 bestaan de geleidingsmiddelen 7 uit een plaat 1+0. Deze plaat kan bijvoorbeeld uit staalplaat bestaan. Aan het onder de rokken 30 en 31 geplaatste voor-15 einde van de plaat bevindt zich een rol 1+1, welke in hoofdzaak horizontaal is opgesteld. Deze is aan elk der uiteinden vrij draaibaar bevestigd in lagers bevestigd aan dwarsliggers 1+2 en 1+3, welke zich uitstrekken vanaf het chassis 3 ran de ensileerinrichting 2 tot aan de glij-schoenen 38 en 39- Als de machine in werking is, wordt deze rol door 20 de rokken 30 en 31, welke ermee in aanraking zijn, in draaiing gebracht in de door de pijl G aangegeven zin. De rol leidt het gewas aldus op de plaat 1+0 en verhindert het zich te verzamelen tegen het vooreinde van 'de plaat. Dit vooreinde is' bovendien naar beneden gebogen om geen obstakel te vormen, waaraan het gewas zou kunnen blijven hangen (figuur 25 2], .De genoemde rol 1+1 is voorzien van uit richels bestaande meenemers 1+1+, welke op hun beurt het in draaiing brengen van de rol door de rokken 30 en 31 en het meenemen van het gewas bevorderen. De plaat 1+0 is door een eronder tegenaan geplaatst profielijzer 1+5 versterkt.
Bij de in figuur 3 weergegeven uitvoeringsvorm strekt 30 de plaat 1+0 zich gedeeltelijk onder de-rol 1+1 uit. Met name is dit het geval bij de uiteinden van de rol, terwijl het middengedeelte naar achteren toe vrij blijft. Daardoor komen de genoemde uiteinden niet in aanraking met de begroeiing of andere elementen, welke zich op de bodem bevinden en de rotatie van de rol 1+1 kunnen remmen.
35 De opraapinrichting 1 is met de ensileerinrichting 2 verbonden door middel van bouten. Daartoe is de ensileerinrichting voor- 8101839 » Λ τ zien van twee steunplaten 46 en 47, waarop twee overeenkomstige steun-plaatsen 48 en 4-9 passen, -welke zijn bevestigd aan de liggers 42 en 43 van de opraapinrichting 1. Aan deze stempleten 48 en 49 zijn bovendien tvee haaks gebogen liggers 51 en 52 bevestigd, velke zich ‘uitstrekken 5 vanaf de balk 18, velke deibeide organen 16 en 17 draagt. Deze liggers 50 en 51 versterken op voordelige vijze de stijfheid van de opraap-inrichting 1. De laatste kan op dezelfde wijze aan elke andere ont-vanginrichting worden verbonden, zoals bijvoorbeeld een pers of- een aanhanger.
10 Zoals in de figuren 1 en 2 met het oog op de duidelijk heid door onderbroken lijnen is weergegeven, bevindt zich boven de rokken 30 en 31 en de geleidingsplaat 40 een scherm 52. Dit scherm kan bestaan uit plaat of weefsel of een ander vergelijkbaar materiaal. Het voorkomt dat het gewas voor het oprapen naar boven toe wordt geworpen.
15 Dit scherm 52 is bij voorkeur bevestigd aan de balk 18, welke de organen 16 en 17 set elkaar verbindt.
Tussen de van een rok 30 of 31 voorziene organen lo en 17 en de haksei- en uitwerpinrichting 4 bevindt zich een aandrijf inrichting 53· Deze bestaat uit twee verticaal tussen hun ondersteuningen 20 5o en 57 opgestelde trommels 54 en 55· Zij worden in rotatie gebracht door de in wezen verticale as 24, welke daartoe een tandwiel 58 draagt.
De trommels zijn voorzien van in de langsrichting verlopende richels 59 om het gewas mee te nemen. De trommels 54 en 55 bevorderen aldus de verplaatsing van het gewas op de geleidingsplaat 40.
25 Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 4 is de meeneem- inrichting 53 althans ten dele horizontaal opgesteld. Zij bestaat uit « harkvormige heforganen 60. Deze inrichting is in het bijzonder bestemd voor zelf-ladende aanhangers. De genoemde harkvormige heforganen 60 bestaan uit een horizontale staaf 61, waarop de tanden 62 zijn bevestigd.
3Q De staven ól zijn op kettingen 63 bevestigd, die over tandwielen 64 en 65 lopen, welke ten opzichte van elkaar op verschillende hoogten zijn geplaatst. T ussen de tanden bevinden zich in wezen evenwijdig aan de kettingen 63 verlopende geleidingen 66. De geleidingsplaat 40 is naar hoven toe verlengd, teneinde tezamen met de genoemde geleidingen 66 een 35 kanaal te vormen.
Tijdens het werk worden de harkvormige heforganen 60 8101839 * % 8 ia de zin van de pijl E om de in vezen horizontale assen 67 en 68 geleid. Aldus geleiden zij het door de rokken 30 en 31 van de organen 16 en 17 opgenomen gewas in het genoemde kanaal en duwen het in de aanhanger, waaraan het apparaat is gekoppeld. Het aandrijven van de harkvor- 5 mige hef organen 60 geschiedt op op zichzelf "bekende wijze, vanaf de aanhanger.
Bij de variant volgens de figuren 5 en 6 bevindt zich aan het voorste uiteinde van de onder de rokken 30 en 31 geplaatste plaat kO een rol 88, welke in rotatie wordt gebracht door middelen 89, 10 welke een betrouwbare en regelmatige aandrijving verzekeren. Deze aan-· drijving geschiedt bij voorkeur vanaf een van de roterende organen 16 of IJ. Zoals in het bijzonder in figuur 6 is te zien, -omvat het roterende orgaan 16 aan de onderzijde een tandkrans 90, welke in ingrijping is met een conisch tandwiel 91. Deze tandkrans is aan het orgaan 16 bevestigd 15 door middel van schroeven 106. Het tandwiel 91 is op een as 92 bevestigd door middel van een spie 93. De as 92 loopt op kogellagers 9^ en 95, die bevestigd zijn in een cilindrisch deel 96, dat aan een de as 19 van het orgaan l6 omhullend huis 97 is gelast. De buis is op de as 19 vastgezet door middel van een borgpen 98.
20 De as 92 draagt bovendien een kettingviel 99, dat is vast gezet met de borgpen 100. Over dit kettingviel 99 en over een tweede vast met de rol 88 verbonden kettingviel 102 loopt een ketting 101.
De rol 88 lobpt'óp'kogellagers'110, bevestigd op een'as" 10U, welke aan zijn uiteinden in de hiervoor beschreven legers k2 en ^-3 is bevestigd.
25 Dankzij deze aandrijving verzekert de rol 88 tijdens het werk een zeer regelmatige passage van het tussen de 'rokken 30 en 31 van de draaibare organen 16 en 17 verzamelde gewas over de geleidings-plaat U0. De genoemde middelen 89 kunnen eveneens bestaan uit een stel conische tandwielen, waarvan er een is bevestigd op het roterende orgaan 30 . l6 en de andere op de rol 88. In dit geval is het verstandig de rol 88 ter hoogte van de rotatieassen 19 en 20 van de draaibare organen 16 en 17 te plaatsen.
De rol 88 bezit bij voorkeur een gladde omtrek. Aldus verschaft hij geen plaatsen waaraan'het gewas kan blijven hangen. Boven-35 dien kan het voorste einde van de geleidingsplaat ^0, teneinde het doen passeren van het gewas via deze rol 88 op de geleidingsplaat 88 te be- 8101839 « Jf 9 vorderen, in de vorm van een schraper zijn gebogen, terwijl bet bij voorkeur tangentiaal ten opzichte van de rolomtrek is geplaatst. Dank-zij deze vorm neemt de geleidingsplaat ^0 de totale gewasmassa op zonder dat de verplaatsing daarvan ook maar enigszins wordt geremd.
5 De hiervoor genoemde aandrijf organen 89, d.w.z. de tandkrans 90, het tandwiel 91, de kettingwielen 99 en 102 en de ketting 101, worden beschermd door een glijschoen 105, welke zich onder het draaibare orgaan té bevindt. Zoals blijkt uit figuur 5 staan de voorrand en de zijranden van deze glijschoen 105 omhoog en strekken zich T0 bij voorkeur uit tot in de nabijheid van de rok 30. Deze glijschoen vormt aldus een scherm, dat aarde of eventuele halmen van het gewas verhindert de onderdelen van de aandrijving te bereiken. 3ovendien wordt de verplaatsing over de bodem van de opraapinriehting dankzij deze vorm vergemakkelijkt .
T5 De uitvoeringsvormen volgens de figuren T - 11 bestaan ten dele uit onderdelen, welke ook in de in het voorgaande genoemde voorbeelden voorkomen en welke dan ook hierna met dezelfde verwijzings-cijfers worden aangeduid.
Bij het udtvoeringsvoorbeeld volgens figuur 7 omvat de 20 opraapinriehting 1 een nekel orgaan té, voorzien van een soepele en vervormbare rok 30 alsmede een afleidplaat 69 zijdelings ten opzichte van dit orgaan♦ De genoemde rok 30 functioneert op dezelfde wijze als in de voorgaande voorbeelden. De plaat 69 strekt zich in wezen tot voorbij bet orgaan té uit tot aan de overeenkomstige ontvanginrichting 2. De 25 plaat verhindert het opgeraapte gewas weer op de grond te vallen opzij van het orgaan té. De hoogte is in wezen gelijk aan die van het orgaan té.
Geheel overeenkomstig de uitvoeringsvoorbeelden volgens de figuren 1 - 6 strekt zich een geleidingsplaat hO uit tot onder de 30 rok 30 van het orgaan 16. Eveneens bevindt zich aan de voorzijde van die plaat een rol Ui, welke is geleid in een leger k2 en in de plaat 69, teneinde het .passeren van het gewas over de plaat te bevorderen. Eveneens bevindt zich onder de genoemde rok 30 een glijschoen 38. Het orgaan té wordt in rotatie gebracht door middel van een gegroefde as-35 stomp 70, welke zich uitstrekt in een aandrijfkast 71 boven het genoemde orgaan.
Ook deze opraapinriehting 1 wordt aan de ontvanginrich- 8101839 * * 10 ting 2 "bevestigd door middel van "bouten en oren 16 tot 19.
Bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 8 en 9 "bestaan de geleidingsmiddelen 37, welke toegevoegd zijn aan de rokken 30 en 31 van de organen 16 en 17, uit een transportband 72. Deze loopt over 5 tvee rollen 73 en 7l, waarvan er een zied tenminste gedeeltelijk onder de rokken 30 en 31 van de organen 16 en 17 "bevindt en de andere dicht bij de ontvanginrichting 2. Tijdens het functioneren wordt deze transportband continu aangedreven door de rokken 30 en 31. Zij transporteert aldus het door de rokken 30 en 31 opgeraapte gewas naar de ontvang-10 inrichting 2. Bij voorkeur omvat zij meeneemorganén 75, welke het transport bevorderen.
De beide organen 16 en 17 worden zelf aangedreven vanaf de ontvanginrichting. Deze aandrijving geschiedt door middel van een niet weergegeven tussenas, welke is verbonden met de gegroefde asstomp T5 j6, alsmede door zich in de tandwielkasten 77, 78 en 79 bevindende tandwielen.
Bovendien bevinden zich tussen elk orgaan 16 of 17 en de ontvanginrichting 2 zijgeleidingsinrichtingen 80 en 81 om verspreiding van het gewas te verhinderen. Deze geleidingen bestaan uit stan— 20 gen, welke zijn bevestigd op armen 82, 83, welke aan de gebogen liggers 50 en 51 zijn bevestigd. Tussen de genoemde stangen is ruimte aanwezig om eventuele vreemde voorwerpen, zoals stenen, die zich in het gewas kun-'··.;· --·· nen bevinden,, te laten passeren. Het voorste uiteinde van elke stang, is naar buiten gebogen om te verhinderen, dat het gewas zich daaraan 25 ophoopt. Zij kunnen zich tot tussen de meenemers 3l op-de organen 16 en 17 uitstrekken, om het hiervan afnemen van verplaatst gewas te verzekeren.
Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 10 en 11 bestaan de aan de van rokken 30 en 31 voorziene organen l6 en 17 toe-30 gevoegde geleidingsmiddelen 37 uit schuddêrs 81. Deze worden door twee krukasvormige assen 85 en 86 in een heen en weer gaande beweging gebracht. De as 85 wordt aangedreven door middel van een aan een van zijn uiteinden bevestigde riemschijf 8j. Tengevolge van hun verplaatsing transporteren de schuddêrs 81 het door de rokken 30 en 31 van de orga-35 nen 16 en 17 opgeraapte gewas naar de ontvanginrichting 2.
De in het voorgaande genoemde opraapinrichtingen 1 8101839 11 kunnen «an verschillende machines worden toegevoegd. Zij kunnen zelfs door de gebruiker al naar behoefte op een andere machine worden overge— zet.
Het zal duidelijk zijn, dat aan de hiervoor beschreven 5 uitvoeringsvoorbeelden op geenszins beperkende wijze diverse verbeteringen, veranderingen of toevoegingen of vervangingen van bepaalde elementen door gelijkwaardige elementen kannen worden aangebracht zonder buiten het kader van de onderhavige uitvinding te treden.
8101839

Claims (28)

1. Opraapinrichting voor op de bodem uitgespreid gewas, met bet benmerb, dat de inrichting tenminste een om een in de rijrichting A zwak hellende as (19» 20) draaibaar orgaan (16, 17) omvat, dat van onderen is voorzien van een soepele en vervormbare rob (30, 31), 5 velbe het gewas opheft en verzamelt en is verbonden met middelen (37) om het naar een ontvanginrichting (2) te geleiden.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het benmerb, dat de geleidingsmiddelen (37) zich in wezen vanaf een punt onder de soepele en vervormbare rob (ben) (30,. 31) tot bij de - ontvanginrichting (2) uit-TQ strebben.
3. Inrichting'volgens conclusie 2, met het benmerb, dat de opraapinrichting twee van een soepele en vervormbare rob (30, 31) voorziene organen (16, 17) omvat, velbe zodanig in draaiing worden gebracht, dat ze aan de voorzijde naar elbaar toe bewegen, terwijl de ge- 15 leidingsmiddelen (37) zich tussen de organen (16, 17) uitstrekken.
1. Inrichting volgens conclusie 3, met het benmerb, dat de breedte van de geleidingsmiddelen (37') in wezen gelijk is aan de afstand tussen de draaixhgsassen (19, 20) van deze organen (16, 17)·
5. Inrichting volgens een of meer der conclusies 1 - ^, • ' ^'20' met het-’kenmerk,’ dat de· geïèidirigsmiddelen (37) tenminste een glijschoen 0 ... (38, 39j 105) omvat, welke zich naar voren toe tot onder de rokken (30, 31. uitstrebt.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het benmerb, dat de draagas (19, 20) van het van een rob (30, 31) voorziene orgaan, resp. 25 organen (16, 17) door de zich onder de overeenkomstige rok (30 of 31) bevindende glijschoen (38, 39 of 105) wordt gedragen.
7. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen (37) uit een plaat (Uo) bestaan. 30 8· Inrichting volgens conclusie 7, met het benmerb, dat het voorste uiteinde van de geleidingsplaat (h0) is voorzien van een in wezen horizontaal opgestelde rol (Ui, 83).
9· Inrichting volgens conclusie 8, met het benmerb, dat 8101839 de rol (41) -wordt aangedreven door wrijvende aanraking door de rok (30, 31) van het orgaan, resp. de organen (16, 17).
10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de rol (41) van meenemers (44) is voorzien. 5 ]1. Inrichting volgens een der conclusies 8 - 10, met het kenmerk, dat het voorste uiteinde van de geleidingsplaat (40) in de nabijheid van de rol (41) naar beneden is gebogen.
12. Inrichting volgens een der conclusies 8-11, met het kenmerk, dat de geleidingsplaat (4θ) zich gedeeltelijk onder de rol 10 (4l) uitstrekt.
13. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de rol (38) is voorzien van een gedwongen aandrijving (89)·
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de rol (38) vanai de draaibare organen (16 of 17) wordt aangedreven.
15. Inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het draaibare orgaan (l6) aan de onderkant een tandkraus (90) bezit, welke samenwerkt met een conisch tandwiel (91), dat bevestigd is op een as (92), welke bovendien een kettingwiel (99) draagt, waarover een ketting (101) loopt, welke een tweede kettingwiel (102) aandrijft, dat be-20 vestigd is aan de rol (88).
16. Inrichting volgens conclusie l4, met het kenmerk, dat de rol (33) wordt aangedreven door een stel conische tandwielen, waarvan er een aan het draaibare orgaan (· 16) is bevestigd en de andere aan de rol (88).
17. Inrichting volgens een der conclusies 13 - l6, met het kenmerk, dat de rol (38) een gladde ontrek heeft.
18. Inrichting volgens een der conclusies 13 - 17, met het kenmerk, dat het voorste uiteinde van de geleidingsplaat (40) zodanig is omgebogen, dat een schraaprand wordt gevormd, welke in hoofdzaak tan-30 gentiaal aansluit op de ontrek van de rol (88).
19· Inrichting volgens een der conclusies 5, 6 of 13 - 18, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen (89) worden beschermd door een glijschoen (lQ5l, waarvan tenminste de voorrand omgebogen is, welke zich in hoofdzaak tot in de nabijheid van de rok (30) uitstrekt.
20. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat tussen de van een soepele en vervormbare rok 8101839 ih 4 w (30, 38) voorziene organen (16, 1T) en de ontvanginrichting (2) tenminste een met de geleidingsmiddelen (3T) samenwerkende meeneeminrichting (53) aanwezig is.
21. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat 5 de meeneeminrichting (53) uit verticaal opgestelde trommels (5^, 55) "bestaat.
22. Inrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de meeneeminrichting (53) althans gedeeltelijk horizontaal is opgesteld.
23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat 10 de meeneeminrichting (53) over tenminste een in wezen horizontaal opgestelde as (67, 88) loopt. 2h. ; Inrichting volgens een der. conclusies 20 of 22 of 23, met het kenmerk, dat de meeneeminrichting (53) bestaat uit harkvormige heforganen (βθ).
25. Inrichting volgens een der conclusies 20 of 22 - 2k, met het kenmerk, dat de meeneeminrichting (53) een transportkanaal vormt tezamen met de geleidingsplaat (kO).
26. Inrichting volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat geleidingsmiddelen (37) bestaan-uit een transportband (72). 20 27. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de transportband (72) van meenemers (75) is voorzien.
28. Inrichting volgens conclusie- 26 of 27, met het ken merk, dat. de transportband. (T2) door de rok ,(30, .31.),van het orgaan,, resp. de organen (16, 17) wordt aangedreven.
29. Inrichting volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen (37) bestaan uin schudders (8k). 3Q. Inrichting volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de schudders (8U) heen en weer worden bewogen door middel van een krukasvormige as (85). 3Q 31. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclu sies., met het kenmerk, dat zich boven de rok (ken) en de geleidingsmiddelen (37) een scherm (52). bevindt.
32. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat zich tussen elk van een rok (30, 31) voor-35 zien orgaan '(16, 17) en de ontvanginrichting (2) dwarsgeleidingen (80, 61. bevinden. 81 01 839 ^ ' *
33. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat het een van een soepele en vervormbare rok (30) voorzien orgaan (16) omvat en een zijdelings ten opzichte vsn dit orgaan opgestelde scheraplaat (69). 5 3^·· Inrichting volgens een of meer der conclusies 1-32, met het kenmerk, dat meerdere van een soepele vervormbare rok (30, 31) voorziene organen (16, 1T) aanwezig zijn, waarbij de door naburige rokken beschreven banen elkaar enigszins overlappen.
35. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclu- 10 sies, met het kenmerk, dat de omwentelingssnelheid van de organen (16, 17. groter is dan 50 omwentelingen per minuut. 8101839
NL8101839A 1980-04-15 1981-04-14 Verbeterde opraapinrichting. NL8101839A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
FR8008668A FR2480071B1 (fr) 1980-04-15 1980-04-15 Dispositif de ramassage perfectionne
FR8008668 1980-04-15
FR8016400 1980-07-22
FR8016400A FR2487162B2 (fr) 1980-07-22 1980-07-22 Dispositif de ramassage perfectionne

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8101839A true NL8101839A (nl) 1981-11-02

Family

ID=26221726

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8101839A NL8101839A (nl) 1980-04-15 1981-04-14 Verbeterde opraapinrichting.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4367622A (nl)
AT (1) AT390164B (nl)
DE (1) DE3115107A1 (nl)
DK (1) DK170381A (nl)
GB (1) GB2073571B (nl)
IT (1) IT1145916B (nl)
NL (1) NL8101839A (nl)
NZ (1) NZ196804A (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3143284C2 (de) * 1981-10-31 1984-05-17 Karl Mengele & Söhne Maschinenfabrik und Eisengießerei GmbH & Co, 8870 Günzburg Ladewagen
FR2578144B1 (fr) * 1985-03-01 1990-04-06 Matton Christian Perfectionnements apportes aux moissonneuses
NZ233856A (en) * 1990-05-29 1993-12-23 Rotacon Engineering Ltd Substi Rotor for hay making apparatus having self-supporting resiliently
US5400578A (en) * 1994-04-20 1995-03-28 Galanti; Marcello B. Apparatus for raking and baling cut crop material
US6820542B1 (en) * 2001-10-05 2004-11-23 Bobby L. Truitt Leaf compactor and baler
US6865873B2 (en) * 2002-06-21 2005-03-15 Sitrex S.R.L. Pull type V-shaped hay rake
US6834488B2 (en) 2002-11-22 2004-12-28 Sitrex S.R.L. Towable hay rake with an automatic steering mechanism
US7568332B2 (en) * 2007-07-20 2009-08-04 Santa Fe Ingredients Mechanized harvesting machine with rotating picking elements
NL1037836C2 (nl) * 2010-03-29 2011-10-03 Forage Innovations Bv Inrichting voor het verplaatsen van gemaaid gewas.
CN103283409B (zh) * 2013-06-19 2015-12-02 中国农业大学 一种苜蓿鲜草梳理方法和专用梳理装置
US11818983B2 (en) 2014-09-21 2023-11-21 Bridgestone Corporation Guayule harvester and related processes

Family Cites Families (19)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US940121A (en) * 1908-12-14 1909-11-16 John K Bleashack Potato digging and gathering machine.
US2321537A (en) * 1942-04-27 1943-06-08 Claud C Calkins Weeder
US2994177A (en) * 1959-02-11 1961-08-01 Reuben G Bruner Pick-ups for harvesters
US3330363A (en) * 1961-07-27 1967-07-11 Fmc Corp Method of and apparatus for harvesting vine crops
DE1482245C3 (de) * 1964-10-24 1973-10-25 Ernst 7326 Heiningen Weichel Selbstladewagen zum Ernten von Hackfruchten
CH502052A (de) * 1969-01-31 1971-01-31 Bucher Guyer Ag Masch Heuerntemaschine
US3690383A (en) * 1970-08-19 1972-09-12 Ibm Soil molding harvester pickup
US3745754A (en) * 1972-02-09 1973-07-17 S Gronberg Agricultural machine
US3772865A (en) * 1972-03-06 1973-11-20 Fahr Ag Maschf Drum type mower
US3747313A (en) * 1972-03-31 1973-07-24 F Denzin Pick up devices for agricultural implements
US3872657A (en) * 1973-07-20 1975-03-25 Ramacher Mfg Co Harvester pick-up
CH581422A5 (nl) * 1973-10-12 1976-11-15 Lely Nv C Van Der
NL176215B (nl) * 1974-08-15 1984-10-16 Expert Nv Inrichting voor het bewerken van gemaaid op het veld liggend gewas.
US4047573A (en) * 1975-08-13 1977-09-13 Aoyama Kenneth M Apparatus for facilitating the mechanical harvesting of tomatoes
GB2005523B (en) * 1977-10-07 1982-04-15 Samibem Sa Haymaking machine
US4221265A (en) * 1977-12-09 1980-09-09 Pratt Leslie J Rock picker
FR2419006A1 (fr) * 1978-03-10 1979-10-05 Kuhn Sa Dispositif reducteur de la largeur des andains formes par les faucheuses
US4211061A (en) * 1978-10-10 1980-07-08 Purdue Research Foundation Flexible disc crop pick-up device
US4234045A (en) * 1978-11-20 1980-11-18 Porter-Way Harvester Manufacturing Co., Inc. Harvesting machine feeder apparatus

Also Published As

Publication number Publication date
AT390164B (de) 1990-03-26
DK170381A (da) 1981-10-16
US4367622A (en) 1983-01-11
IT8112458A0 (it) 1981-03-06
NZ196804A (en) 1984-09-28
GB2073571A (en) 1981-10-21
DE3115107A1 (de) 1982-02-04
ATA172581A (de) 1989-09-15
IT1145916B (it) 1986-11-12
GB2073571B (en) 1983-07-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1023184B1 (nl) Structuur van een maaier voor het oogsten van gewas op stengels
US6412259B1 (en) Gathering roller mechanism for harvesting device and harvesting device utilizing same
NL8402133A (nl) Getrokken of voor de driepuntaansluiting aan de trekker uitgeruste machine voor het oogsten van mais of dergelijk stengelvormig oogstmateriaal.
EP1161857B1 (de) Einzugs- und Pflückeinrichtung
NL8101839A (nl) Verbeterde opraapinrichting.
JPS5847409A (ja) わら材採取運搬車
EP1305998A1 (de) Einzugs- und Pflückeinrichtung
DE1507195C3 (de) Erntemaschine für stengeliges Halmgut, insbesondere Mais
WO2001005217A1 (de) Erntegerät
US5080009A (en) Round baler having trash discharge mechanism
NL1004768C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bewerken van maaigoed.
EP2567609B1 (de) Gerät zur Futterentnahme aus Flachsilos
US7311040B2 (en) Cylindrical baling press
EP1306003A1 (de) Ballenpresse für landwirtschaftliches Erntegut
DE1582453A1 (de) Ladewagen
DE3406551A1 (de) Schneid- und zufuehreinrichtung fuer eine gezogene oder fuer den dreipunktanbau am schlepper vorgesehene maschine zum ernten von mais od. dgl. stengelartigem erntegut
US2704429A (en) Harvesting machine having crushing rolls
DE1302241B (de) An einen ladewagen anbaubare maschine zun ernten und laden von landwirtschaftlichem erntegut
DE102020127544B4 (de) Landwirtschaftliche Maschine mit einer Fördervorrichtung
CN112203497B (zh) 收割机器的升降机装置和收割机器
GB2479059A (en) Method and machine for lifting a material layer from above a crop
DE2951428A1 (de) Landwirtschaftliche maschine zum mehrreihigen koepfen der rueben und bergen des ruebenblattes
SU1158102A1 (ru) Машина дл подбора и измельчени виноградной лозы
JPH0221877Y2 (nl)
DE102007002670B4 (de) Maschine zum Mähen von stängelartigem Erntegut

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed