NL8101309A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van dubbelzijdig conische veren of dergelijke. - Google Patents

Description

- N/30.203-dV/f.

Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van dubbelzijdig conische veren of dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een dubbelzijdig conische veer of dergelijke uit een verwarmde staaf, waarbij de vormgeving in een aantal stappen plaatsvindt, alsmede op een 5 inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

Een dergelijke vervaardiging is, in verband met het zoeken naar éen bruikbare werkwijze voor het ten opzichte van het bekende koudvormen voordelige warmvormen bijvoorbeeld beschreven in het Duitse Offenlegungsschrift 10. 2.330.208, waarbij de veer eerst cilindrisch op een doorn, die overeenkomt met de kleinste veerbinnendiameter, wordt gewikkeld. Aansluitend dienen in een tweede stap de windingen door terugdraaien op grotere diameters te worden gebracht, welke zijn bepaald door een opgebrachte holle vorm.

15 Een dergelijke vervaardiging kan niet plaats vinden op de gebruikelijke wikkelbanken en leidt in het bijzonder tot moeilijkheden bij zeer kleine diameters van de veeruiteinden, alsmede tot problemen bij de vormgeving, waarbij bovendien beschadigingen van de veren kunnen worden 20 veroorzaakt. Voorts is hiervoor veel tijd en apparatuur nodig.

De uitvinding beoogt een werkwijze en inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die op eenvoudige wijze ten aanzien van de windingdiameter universeel toepasbaar zijn, waarbij in grote mate gebruik 25 kan worden gemaakt van gebruikelijke fabricage-apparatuur.

Hiertoe heeft de werkwijze volgens de uitvinding het kenmerk, dat eerst een eenzijdig conische veer-vorm met een cilindrisch uiteinde, dat overeenkomt met de grootste windingsdiameter, wordt vervaardigd en aansluitend 30 dit uiteinde conisch wordt vervormd.

Volgens de uitvinding wordt de conische vervorming uitgevoerd door het inrollen van het vrije uiteinde onder gedwongen geleiding.

Met voordeel kan de voor de vervorming 35 benodigde warmte worden benut voor het aansluitend veredelen.

Volgens een doelmatige uitvoeringsvorm wordt na overdracht van een wikkelbank naar een uiteinde-inrolin- 8101309 i £ -2- richting de veer vastgeklemd, een vormstuk radiaal in de veer ingébracht en axiaal tegen een aanslag gebracht, het cilindrische veeruiteinde met behulp van een inrolkop conisch vervormd, en de veer na het radiaal uitnemen van het vormstuk 5 losgemaakt en tenslotte voor het harden verder getransporteerd.

De inrichting volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de inrichting een verschuifbaar klemorgaan, een vormstuk en een inrolkop met een klemstuk omvat.

10 Hierbij wordt het vervormen op eenvoudige wijze bereikt, doordat het klemstuk vanuit de uitgangspositie bij de grootste veerdiameter gedurende het draaien over de benodigde rotatiehoek radiaal binnenwaarts wordt bewogen.

De gedwongen geleiding bij de conische ver-15 vorming van de veer wordt gewaarborgd, doordat het buitenprofiel van het vormstuk overeenkomt met het binnenprofiel van het oorspronkelijk cilindrische veeruiteinde, waarbij ook de buitendiameter van het klemstuk overeen kan komen met de binnendiameter van het oorspronkelijk cilindrische veeruit-2Q einde.

In bijzondere gevallen kan het van voordeel zijn, als het vormstuk draaibaar is om zijn langsas.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoerings-25 voorbeeld schematisch is weergegeven.

Fig.1 is het schema van een warmwikkel- straat.

Fig. 2 is een dubbelzijdig conische veer.

Fig. 3 is een gedeelte van de wikkelbank 3Q voor de vervaardiging van de enkelzijdig conische veervorm.

Fig. 4 geeft de toestand van de uiteinde-inrolinrichting weer voor het begin van het inrollen.

Fig. 5 geeft de toestand weer na het inrollen over een rotatiehoek van 360°.

35 Volgens fig. 1 wordt een in een oven 1 verwarmde staaf 2 over een rollenbaan 3 toegevoerd aan een wikkelbank 4.

Na het vervaardigen van de eerste veervorm 5(fig, 31 vindt op de uiteinde-inrolinrichting 6(fig.4 en 40. 51 de afwerking en vervolgens de overdracht naar de hardings- 8101309

« V

-3- machine 7 plaats.

Volgens fig. 3 wordt de binnenkomende staaf 2 op de wikkelbank 4 door middel van een klemhefboom 8 op een bevestigingsorgaan 9 vastgeklemd.

5 Het bevestigingsorgaan 9 is door middel van een koppeling 10 verbonden met een wikkeldoorn 11/ die aan zijn voorste uiteinde een wenteltrapvormige indraaiing 12 bezit, welke is aangepast aan de inwendige vorm van de linkerzijde van de in fig. 2 weergegeven dubbelzijdig conische veer 10 13.

Door het draaien van de wikkeldoorn 11 en het vasthoudorgaan 9 wordt uit de staaf 2 met behulp van een niet weergegeven uitwendig geleidingsorgaan een enkelzijdig conische veervorm 5 gevormd.

15 Vervolgens wordt na het zijdelings uitnemen van de wikkeldoorn 11 en het ontgrendelen van de klemhefboom 8 de tot zover voorgevormde veervorm 5 uitgenomen en in de uit-einde-inrolinrichting 6 (fig. 4) geplaatst.

Na het positioneren van de veervorm 5 20 wordt deze geklemd door middel van een klemorgaan 14. Op het veeruiteinde 15 grijpt een klemstuk 16 van een inrolkop 17 aan. Een vormstuk 18 wordt via de veerwindingenradiaal in het inwendige van de veervorm 5 gebracht en vervolgens axiaal tegen de inrolkop 17 geschoven en in deze positie door een 25 vasthouddoorn 19 vastgehouden.

Vervolgens wordt gedurende het draaien van de inrolkop 17 over de benodigde rotatiehoek het klemstuk 16 in een geleidingsgroef 20 vanuit een startpositie op de buitendiameter van de veervorm 5 radiaal binnenwaarts ge-3Q schoven op niet nader weergegeven wijze.

Hierdoor wordt het oorspronkelijk cilindrische veeruiteinde vanaf de inklemming 21 in het klemorgaan 14 vervormd en wel met het betreffende gewenste aantal windingen met gedwongen geleiding op het vormstuk 18 gerold 35 (fig. 5)' / zodat de dubbelzijdig conische veer 13 wordt verkregen .

De vorm van een dergelijke veer kan door een geschikte variatie van de werktuigen in aanzienlijke mate worden gewijzigd en kan bijvoorbeeld ook zijn voorzien van 4Q een cilindrisch middengedeelte.

8101309 -4- • w

Aangezien de uiteinde-inrolinrichting volgens de uitvinding ook kan worden benut als positioneer-inrichting, is geen aanzienlijke ombouw van de fabricage-apparatuur nodig bij de overgang van bijvoorbeeld cilindri-5 sche op dubbelzijdig conische veren.

8101309

Claims (9)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een dubbelzijdig conische veer of dergelijke uit een verwarmde staaf, waarbij de vormgeving in een aantal stappen plaatsvindt, met het kenmerk, dat eerst een 5 eenzijdig conische veervorm met een cilindrisch uiteinde, dat overeenkomt met de grootste windingdiameter, wordt vervaardigd en aansluitend dit uiteinde conisch wordt vervormd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de conische vervorming wordt uit- 10 gevoerd door het inrollen van het vrije uiteinde onder gedwongen geleiding.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de voor de vervorming benodigde warmte wordt benut voor het aansluitend veredelen.

4. Werkwijze volgens ëén der conclusies 1^3, met het kenmerk, dat na overdracht van een wikkelhank naar een uiteinde-inrolinrichting de veer wordt vastgeklemd, een vormstuk radiaal in de veer wordt ingébracht en axiaal tegen een aanslag wordt gebracht, het cilin-20 drische veeruiteinde met behulp van een inrolkop conisch wordt vervormd, en de veer na het radiaal uitnemen van het vormstuk wordt losgemaakt en tenslotte voor het harden verder wordt getransporteerd.

5. Inrichting voor het uitvoeren van de 25 werkwijze volgens êén der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de inrichting een verschuifbaar klemorgaan (24]., een vormstuk (18) en een inrolkop (17) met een klemstuk (161 omvat.

6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t 30. het kenmerk, dat het klemstuk (16) vanuit de uitgangspositie bij de grootste veerdiameter gedurende het draaien over de benodigde rotatiehoek radiaal binnenwaarts wordt bewogen.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, 35 met het kenmerk, dat het buitenprofiel van het vormstuk (18) overeenkomt met het binnenprofiel van het oorspronkelijk cilindrische veeruiteinde. Λ _

8. Inrichting volgens één der conclusies o 1 Ui o U y -6- 5-7, met het kenmerk, dat de buitendiameter van het klemstuk (16) overeenkomt met de kleinste binnendiameter van het oorspronkelijk cilindrische veeruiteinde.

9. Inrichting volgens één der conclusies 5 5-8, met het kenmerk, dat het vormstuk (18) draaibaar is om zijn langsas. 81 01 3 ö 9