NL8101265A - Horizontaal blaasvormen. - Google Patents

Description

f V# -1-

Horizontaal blaasvormen.

Achtergrond van de uitvinding

Deze uitvinding heeft in het algemeen betrekking op het blaasvormen en meer in het bijzonder op het blaasvormen waarbij grote parisons of halffabricaten worden gebruikt.

Het blaasvormen is tot nu toe uitgevoerd door vertikaal 5 extruderen van een buisvormig voorwerp in neerwaartse richting, gevolgd door het omsluiten van het buisvormige voorwerp in een vormdeel, dat onmiddellijk onder de uitlaat van de extrusie-inrichting is opgesteld en het opblazen van de aldus opgesloten parison, om een voorwerp in overeenstemming met de geometrie van TO de vorm te vormen.

Een probleem bij vertikaal extruderen is, dat terwijl het buisvormige voorwerp wordt geëxtrudeerd, het gewicht van het geëxtrudeerde materiaal begint te trekken aan het materiaal, dat het geëxtrudeerde materiaal ondersteunt. Dit effect is het meest 15 uitgesproken aan de extrusieopening, ter plaatse waarvan het materiaal het gehele gewicht van het geëxtrudeerde materiaal draagt. Dus hoe langer het buisvormige voorwerp, des te groter is het gewicht, dat hangt aan het dragende geëxtrudeerde materiaal en des te groter is de strek of doorzakking in het materiaal, 20 dat het gewicht draagt. Deze doorzakking leidt tot een parison, die niet een gelijkmatige dwarsdoorsnede heeft.

Wanneer het gewicht van de parison groot genoeg was om een buitengewoon grote doorzakking te veroorzaken, werd tot nu toe het hete thermoplastische materiaal in de extrusieinrichting 25 verzameld in een accumulator, terwijl de parison werd gevormd.

De accumulator verhindert verder uitstroming van thermoplastisch materiaal uit de matrijs, terwijl de parison zich in de vorm- of 8101 265 ι -2- V 4 blaasvormfase van het proces bevindt. De accumulator, gewoonlijk in de vorm van een zuiger en een cilinder, heeft bovendien ten doel, het thermoplastische materiaal snel te extruderen door de matrijsopening, ten einde de tijd, gedurende welke doorzakking 5 kan optreden, tot een minimum te beperken.

De mate van doorzakking, die optreedt bij enig proces, is in grote mate een functie van de hete sterkte, dat wil zeggen de sterkte in hete toestand, van het thermoplastische materiaal, dat tot een parison wordt gevormd. Het meest gewenste materiaal 10 is polyethyleen met een groot molecuulgewicht, dank zij zijn grote hete sterkte. Andere materialen echter bezitten gewenste eigenschappen, maar hebben een zodanige hete sterkte, dat de toepassingsmogelijkheden van dergelijke materialen bij een blaasvorm-proces ernstig worden beperkt. Materialen, die slechts een 15 marginale hete sterkte bezitten wat betreft een blaasvormproces zijn onder andere nylon, polypropeen, saran, acrylzuurnitril-butadieenstyreencopolymeren, polycarbonaten en polystyreen. Deze materialen veroorzaken allemaal aanzienlijke doorzakkingspro-blemen.

20 Een techniek voor het oplossen van het probleem van ongelijkmatigheid, die wordt veroorzaakt door het doorzakken van een buisvormig geëxtrudeerd voorwerp, is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.759*719. De daarin beschreven werkwijze bestaat uit het produceren van een buisvormig voor-25 werp met een variërende dwarsdoorsnedebreedte aan de uitlaat van de extrusieinrichting. Deze bekende werkwijze omvat het continu controleren van de dikte van de buiswand en het constant compenseren van eventuele onregelmatigheden daarin vergeleken met een eerdere instelling. Een dergelijke werkwijze kan worden toegepast 30 voor het tot een minimum terugbrengen van de invloed van doorzakking, die wordt veroorzaakt door het gewicht van het ge-extrudeerde buisvormige voorwerp.

Een bijkomend probleem bij conventionele blaasvormpro-cessen is de moeilijkheid bij het extruderen van buisvormige voor-35 werpen uit materialen, die thermisch ontleedbaar zijn. Dergelijke materialen hebben de neiging tot ontleding als een functie van de 8101 2 65 * t -3- tijd en de temperatuur. Normaal worden dergelijke materialen bij voorkeur geëxtrudeerd uit buitengewoon gestroomlijnde matrijzen, ten einde de verblijfstijd in de verhitte matrijs tot een minimum terug te brengen. Accumulatoren zijn door hm eigen constructie 5 niet gestroomlijnd. Bij pogingen om thermisch ontleedbare materialen te accumuleren, maakt zowel de lange verblijfstijd als de stagnerende gebieden in de niet gestroomlijnde constructie en de ontleding op grote schaal het praktisch onmogelijk, kwaliteit sprodukten te produceren. Om deze reden zijn tot nu toe 10 alleen materialen, die niet thermisch ontleedbaar zijn, gebruikt in blaasvormprocessen, waarbij accumulatoren worden toegepast.

Volgens de bekende stand van de techniek zijn werkwijzen ontwikkeld voor de vervaardiging van gecoëxtrudeerde blaasvorm-voorwerpen. Een coëxtrusiematrijs, die nuttig kan worden toege-15 past bij een blaasvormproces, is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.1^9.839· Bij het daarin beschreven vertikale coëxtrusieproces wordt een reeks doornen en zuigerringen toegepast, die stangen omgeven die zijn geassocieerd met de doornen en die materialen in de verschillende lagen zowel extruderen als 20 accumuleren. Thermische ontleding bij een coëxtrusiematrijs wordt een bijzonder probleem, wanneer ëén van de materialen noodzakelijkerwijze een aanzienlijk hogere temperatuur moet hebben dan het ontleedbare materiaal. Dit probleem is bijzonder ernstig nabij het overgangspunt van de twee lagen, waar het ontleedbare 25 materiaal de neiging heeft bewegingsloos te blijven gedurende het accumulatieproces.

Samenvatting van de uitvinding

De uitvinding heeft dus ten doel, een blaasvormproces te verschaffen, waarbij parisons van elke willekeurige lengte kunnen 30 worden geproduceerd zonder de problemen als gevolg van door-zakking.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een blaasvormproces, waarbij een parison met een in hoofdzaak gelijkmatige dwarsdoorsnede wordt geproduceerd, zonder de nood-35 zaak tot variëren van de geëxtrudeerde wanddikte aan de matrijs-opening.

8101265 \ -k-

Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een hlaasvormproces, waarin een accumulator in de extrusie-inrichting niet nodig is.

Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen 5 van een hlaasvormproces, waarin een door blaasvormen gevormd voorwerp kan worden geproduceerd, dat verscheidene lagen bezit.

Nog een ander en meer bij zonder doel van de uitvinding is het verschaffen van een nieuw produkt, verkregen door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding.

10 Deze en andere doeleinden worden bereikt door het horizontaal extruderen van een in hoofdzaak buisvormig voorwerp, door het afdichten en afsnijden van dat voorwerp en door het blaasvormen van een gewenste configuratie uit dat voorwerp, terwijl het voorwerp in horizontale stand wordt gehouden.

15 De uitvinding zal aan de hand van de tekening met een schematisch uitvoeringsvoorbeeld van de werkwijze volgens de uitvinding nader worden toegelicht.

Volgens de uitvinding is gevonden, dat grote parisons kunnen worden gevormd door horizontaal extruderen van een buis-20 vormig voorwerp, dat wordt afgedicht, om een kussenvormig voorwerp te vormen, dat kan worden gebruikt om door blaasvormen in de gewenste vorm te brengen, Horizontaal extruderen voor het vormen van een grote parison laat toe, een dergelijke parison te vormen zonder de problemen en spanningen die optreden bij het 25 bekende vertikale extrusieproces, terwijl het ook mogelijk is, de werkwijze uit te voeren op continue basis zonder de noodzaak tot toepassing van accumulatoren. Omdat geen accumulatoren behoeven te worden toegepast, is het ook mogelijk thermisch ontleedbare materialen, zoals saran (in hoofdzaak polyvinylideen-30 chloride) horizontaal te extruderen en te coëxtruderen. De werkwijze volgens de uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, die de werkwijze schematisch weergeeft.

In de tekening is een werkwijze weergegeven, waarin gaande van links naar rechts een extrusieinrichting een buis-35 vormig voorwerp produceert, dat wordt afgedicht, om een kussenvormig voorwerp of parison te vormen. Het kussenvormige voorwerp 8101265 % • * -5- wordt vervolgens door blaasvormen in de gewenste geometrie gebracht. Meer in het bijzonder toont de tekening een conventionele matrijs 1, die in horizontale stand werkt. Bij de matrijs zijn extrusieinrichtingen 3 en 5 aangebracht voor het toevoeren 5 van thermoplastische harsen aan de matrijs 1. Er worden twee extrusieinrichtingen toegepast, wanneer de matrijs 1 een coëxtrusiematrijs is. Deze extrusieinrichtingen en matrijs kunnen zijn van het type dat is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift U, 11*9-839 > zonder de daarbij toegepaste accumulator. 10 Bij de matrijs is een bron 7 van gas onder druk toegepast, die bij 9 met het inwendige van de geëxtrudeerde parison is verbonden. Het gas onder druk is bij voorkeur lucht en wordt in een zodanige hoeveelheid in de parison 11 geblazen, dat wordt verhinderd, dat de tegenover elkaar liggende zijden inzakken en 15 aan elkaar hechten.

Het buisvormige voorwerp wordt bij voorkeur vastgepakt door een grijpermechanisme 13, 15, 17. Het grijpermechanisme 15 is aan het kussenvormige voorwerp of de parison vastgemaakt onmiddellijk na de extrusie uit de matrijs. Het voorste deel 19 20 van de grijper 15 is aan het voorste einde aan het kussenvormige voorwerp bevestigd, terwijl de volgende grijperdelen 21 en 23 de juiste positie van het kussenvormige voorwerp 11 afwachten, voordat zij naar beneden bewegen en het achterste deel van de parison vastpakken. Het grijpermechanisme 17 is getekend in de 25 transportpositie, wanneer de voorste en achterste grijperdelen het kussenvormige voorwerp hebben vastgepakt. Een grijpermechanisme 13 is in stroomopwaartse richting van het grijpermechanisme 15 opgesteld en zal het kussenvormige voorwerp 11 vastpakken onmiddellijk achter het deel daarvan, dat wordt vast-30 gepakt door de grijperdelen 21 en 23 en zal in samenwerking met een afsnijmechanisme 2h de parison afsnijden tussen de grijper-mechanismen 13 en 15. Geschikte uitvoeringsvormen van grijper-mechanismen zijn beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.539.670.

35 Het kussenvormige voorwerp 11 wordt langs een schuif- of glijoppervlak 25 bewogen, dat bij voorkeur bestaat uit een 8101265

V

-6- riemtransporteur. Gebleken is, dat bij gebruik van polyetheen met een hoge dichtheid als thermoplastisch materiaal voor de parison, dat silieonenrubber, die op dezelfde temperatuur wordt gehouden als de parison, schuiven of glijden toelaat zonder 5 rimpelen of plooien of scheuren van het oppervlak van de parison. Het gebruik van siliconenrubber als schuifoppervlak voor thermoplastisch polyetheen met een hoge dichtheid vormt een kenmerk van de onderhavige uitvinding en is verrassend op zichzelf, omdat tot nu toe geen geschikte materialen bekend zijn, die 10 kunnen worden gebruikt voor schuif- of glijcontact met klevend polyetheen, zonder het oppervlak daarvan ongunstig te beïnvloeden.

De parison wordt door het grijpermechanisme langs het transportoppervlak bewogen, terwijl de parison uit de matrijs wordt geëxtrudeerd. Wanneer de parison een geschikte of vooraf-15 bepaalde lengte heeft bereikt, wordt het gehele oppervlak 25 getransporteerd naar een blaasvormstation 27. Het oppervlak 29 draagt een kussenvormig voorwerp 31 tussen de extrusiematrijs 1 en het blaasvormstation 27. Opgemerkt wordt, dat de voordelen van de onderhavige uitvinding worden gehandhaafd, zolang het 20 kussenvormige voorwerp zijn horizontale stand handhaaft. Dus het transportoppervlak kan in vertikale richting worden bewogen, zolang de parison een in hoofdzaak horizontale stand handhaaft.

In het ideale geval wordt het transportoppervlak bewogen tussen de vormdelen 33 en 35 en wordt tussen de vormdelen wegge-25 trokken, terwijl het grijpermechanisme het kussenvormige voorwerp in hoofdzaak stil houdt en het kussenvormige voorwerp zacht neerlaat in het onderste vormdeel 35· Het transportoppervlak 37 keert terug naar het matrijsstation, om de volgende geëxtrudeerde parison op te nemen.

30 Bij 39 is een door blaasvormen gevormd voorwerp getekend na verwijdering uit het blaasvormstation 27. Getekend is hier een kano, die een voorbeeld is van de grootte van het voorwerp, dat door de uitvinding wordt beoogd. Het voltooide voorwerp 39 kan worden afgevoerd op conventionele middelen M , die hier in de 35 vorm van een eindloze ringtransporteur' zijn getekend.

Opgemerkt wordt, dat het bij het uitvoeren van de werk- 8101265 -7- wijze volgens de uitvinding noodzakelijk is, het thermoplastische materiaal te houden op een geschikte temperatuur, die geschikt is voor het hlaasvormproces. Om deze noodzakelijke functie te vervullen, kunnen half-eliptische verwarmingskappen 5 zijn opgesteld hoven de transportbaan, ten einde het warmteverlies uit het thermoplastische materiaal te verminderen» De getekende transportoppervlakken 25, 29 en 37 worden bij voorkeur gehandhaafd op de temperatuur van de thermoplastische massa, die het kussenvormige voorwerp vormt. Voor polyetheen met een 10 hoge dichtheid ligt deze temperatuur tussen 1^8,9 en 20U,U°C.

De handhaving van de temperatuur is minder kritisch voor · polyetheen dank zij zijn grote warmfcecapaciteit. Materialen met een lage warmtecapaciteit, zoals polystyreen, vereisen een nauwkeuriger regeling van de temperatuur, 15 Bij voorkeur zijn in de vormdelen, die op het blaas- vormstation 27 worden toegepast, koelmiddelen aangebracht, hetgeen conventioneel is voor vormen, die in blaasvormprocessen worden toegepast. Het blaasvormstation omvat bovendien een bron van fluïdum onder druk en een conventionele blaasnaald voor het 20 opblazen van het kussenvormige voorwerp na samenvoeging van het bovenste en het onderste vormdeel totdat zij in elkaar passen.

Het knijp- en transportmechanisme rust bij voorkeur geheel buiten de blaasvorm, maar kan gedurende het hlaasvormproces horizontaal in het onderste vormdeel worden opgeborgen. Het 25 knijp- en transportmechanisme wordt van het kussenvormige voorwerp afgesneden bij het op elkaar sluiten van het bovenste vormdeel 33 en het onderste vormdeel 35· Zoals duidelijk is, is het probleem bij de bekende stand van de techniek van het strekken of doorzakken gedurende een vertikaal extrusieproces op effec-30 tieve wijze opgelost door toepassing van het horizontale extrusieproces volgens de uitvinding, waarbij praktisch elke gewenste lengte van de parison kan worden geproduceerd.

Het probleem van doorzakken bij een vertikaal extrusieproces is een functie van vele variabele factoren. In hoofdzaak 35 echter vormt de hete sterkte van het geëxtrudeerde materiaal de beperkende factor, alsmede de tijd die nodig is voor het extru- 8101235 4 »· % -8- ί deren van een parison met een geschikte lengte. Meetkundige factoren, zoals de dikte van de wand van de parison en de buitendiameter van de parison beïnvloeden ook de grens, tot waar het vertikale extrusieproces kan worden toegepast. De hete 5 sterkte van een thermoplastisch materiaal is een functie van de temperatuur en de hete sterkte bij de geschikte vormtemperatuur is de belangrijke factor van de hete sterkte. De praktische limiet voor een bepaald vertikaal extrusieproces kan worden bepaald wanneer de variabele factoren bekend zijn. Juist op dit 10 punt wordt de werkwijze volgens de uitvinding buitengewoon nuttig voor de vervaardiging van grote parisons. Zolang de wanddikte van de parison voldoende groot is, om voldoende sterkte te hebben om te verhinderen, dat tegenover elkaar liggende wanden elkaar raken als gevolg van de door de zwaartekracht uitgeoefende trek-15 kracht, is er praktisch geen limiet aan de lengte van een parison. De enige kritische parameter van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding is, dat voldoende fluïdum onder druk in de parison moet worden gehouden om te verhinderen, dat tegenover elkaar liggende wanden van de parison inzakken en aan elkaar 20 kleven.

Een bijzonder gewenste toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding is de vervaardiging van benzineopslagtanks voor toepassing in voertuigen met inwendige verbrandingsmotoren. Omdat geen enkel thermoplastisch materiaal totaal geschikt is 25 gebleken voor dergelijke opslagtanks, heeft de coëxtrusie-uit- voeringsvorm volgens de uitvinding bijzonder nut. Bovendien vereisen dergelijke opslagtanks de toepassing van een materiaal, dat in hoge mate inert en ondoordringbaar is voor benzinedampen.

In het algemeen zijn dergelijke materialen door warmte ontleed-30 baar. Een voorbeeld van een materiaal, dat de vereiste doorlaat-baarheidseigenschappen bezit, is saran (in hoofdzaak poly-vinylideenchloride), dat ontleedbaar is en in het algemeen niet geschikt is voor gebruik bij een conventioneel vertikaal blaas-vormproces als gevolg van de verblijfstijd in de verhitte matrijs 35 en accumulator. Bij de werkwijze volgens de uitvinding bestaat een dergelijk probleem niet. Bovendien kunnen benzinetanks worden 8101265 -9- geproduceerd in een maat, bijvoorbeeld + 75 liter, die moeilijk kan worden vervaardigd door toepassing van een vertikaal extrusie-proces, omdat daarbij het probleem van doorzakking optreedt.

Door toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding 5 is het mogelijk, grote houders te produceren uit materialen, die anders niet geschikt zouden zijn als gevolg van de thermische ontleding. Onder toepassing van de werkwijze volgens de uitvinding kunnen materialen zoals saran (in hoofdzaak polyvinylideen-chloride), worden gecoëxtrudeerd met een materiaal, dat gevoonlijk 10 wordt toegepast in een blaasvormproces, zoals polyetheen- of etheenvinylacetaatcopolymeren. Het kan bovendien gewenst zijn, andere lagen aan te brengen, zodat een drie- of vierlagige constructie ontstaat en kan zijn voorzien van een laag saran, die is geplaatst tussen twee uitwendige lagen van polyetheen.Het 15 polyetheen geeft de houder zijn gewenste sterkte en stijfheid, terwijl de tussenlaag van saran de doordringingsweerstand geeft tegen gassen, die anders door het polyetheen zouden kunnen dringen.

Een alternatief binnen de omvang van de uitvinding is 20 het coëxtruderen van een drielagige constructie met een buitenlaag van opschuimbaar materiaal, dat opschuimt bij een temperatuur die hoger is dan de temperatuur toegepast bij het extrusie-en blaasvormproces. Voorbeelden van dergelijke opschuimbare materialen zijn beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 25 ^-.1^6.^51. Het opschuimen wordt uitgevoerd door het door blaas vennen verkregen voorwerp te verhitten tot een temperatuur, die voldoende hoog is om de buitenlaag te doen opschuimen, maar niet voldoende hoog om de inwendige lagen in elkaar te doen klappen.

In een dergelijk geval doen de opgeschuimde buitenlagen dienst 30 als kussenlaag voor het verkregen voorwerp, bijvoorbeeld een gastank, ten einde bij een slag of stoot schade aan de binnenlagen te verhinderen.

De werkwijze volgens de uitvinding verschaft een techniek, waarbij grote voorwerpen door blaasvormen kunnen worden 35 gevormd zonder dat het probleem van strekken of doorzakken optreedt, zoals dat het geval is bij de bekende vertikale blaas- 8101 2 6 5 — 10” vormprocessen. Bovendien verschaft de werkwijze volgens de uitvinding een techniek, waarbij thermisch ontleedbarepaterialen door blaasvormen kunnen worden gevormd, zonder dergelijke materialen bloot te stellen aan lange verblijfstijden in matrijzen 5 en accumulatoren. Verder blijkt, dat de werkwijze volgens de uitvinding het coëxtruderen van dergelijk thermisch ontleedbaar materiaal toelaat. Omdat vele veranderingen in de werkwijze voor een deskundige duidelijk zullen zijn na lezing van de bovenstaande beschrijving, die slechts een uitvoeringsvoorbeeld 10 weergeeft, moet de omvang van de onderhavige uitvinding worden afgemeten aan de bijgaande conclusies.

8101265

Claims (10)

1. Werkwijze voor het vormen van holle voorwerpen, gekenmerkt door het extruderen van een in hoofdzaak buisvormig voorwerp in horizontale richting, om een geëxtrudeerd buis- 5 vormig voorwerp te verkrijgen, door het afdichten van een segment van het geëxtrudeerde buisvormige voorwerp om een eerste afdichting te verkrijgen, door het afdichten van een tweede gebied van het buisvormige voorwerp om een tweede afdichting te verkrijgen, welk buisvormige voorwerp tussen de eerste en de tweede 10 afdichting in hoofdzaak kussenvormig is, door het afsnijden van het kussenvormige, buisvormige voorwerp van het geëxtrudeerde buisvormige voorwerp, door het transporteren van het afgesneden, kussenvormige, buisvormige voorwerp naar een vorm met een voorafbepaalde configuratie en door het vormen van het kussenvormige, 15 buisvormige voorwerp in de voorafbepaalde configuratie onder toepassing van de genoemde vorm.

2, Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het extruderen continu wordt uitgevoerd om een aantal kussenvormige. buisvormige voorwerpen te verkrijgen.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het kussenvormige, buisvormige voorwerp na het afsnijden horizontaal met een grotere snelheid wordt getransporteerd dan voor het afsnijden. U. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 25 het transporteren na het afsnijden wordt uitgevoerd door het plaatsen van het kussenvormige, buisvormige voorwerp op een beweegbaar transporterend oppervlak, door het plaatsen van dat oppervlak met het kussenvormige, buisvormige voorwerp daarop tussen vertikaal beweegbare vormdelen, door het verwijderen van 30 dat oppervlak tussen de vormdelen, terwijl het kussenvormige voorwerp tussen de vormdelen wordt gehouden, waarbij het kussenvormige, buisvormige voorwerp niet wordt onderworpen aan een horizontale verplaatsing, maar tussen de vormdelen wordt geplaatst door het verwijderen van het genoemde oppervlak tussen de 35 genoemde vormdelen. 8101265 -12- Λ. *

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het extruderen bestaat uit coëxtruderen, zodat een meerlagig buisvormig voorwerp wordt verkregen.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat 5 het coëxtruderen continu zonder accumulatie wordt uitgevoerd.

7. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vormen de extra stap van het opblazen van het kussenvormige, buisvormige voorwerp omvat, terwijl het zich in de vorm bevindt.

8. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 10 het gewicht van het kussenvormige, buisvormige voorwerp groter is 1 dan het gewicht, dat zelfdragend zou zijn zonder schadelijke vervorming door doorzakking bij een vertikaal extrusieproces bestaande uit het extruderen van een buisvormig voorwerp met afmetingen en eigenschappen soortgelijk aan die van het 15 horizontaal geëxtrudeerde buisvormige voorwerp en dat het horizontaal geëxtrudeerde, buisvormige voorwerp in hoofdzaak vrij is van vervormingen, als gevolg van zijn eigen gewicht.

9. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het kussenvormige, buisvormige voorwerp bestaat uit polyetheen 20 met een hoge dichtheid en wordt getransporteerd door het voorwerp in een schuivende beweging te verplaatsen over een oppervlak van siliconenrubber.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het oppervlak van siliconenrubber wordt gehouden op in hoofd- 25 zaak dezelfde temperatuur als die van het kussenvormige, buisvormige voorwerp.

11. Werkwijze voor het vormen van holle voorwerpen, in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. 81 01265