NL8101233A

NL8101233A - Instelmechanisme voor de spoed van een windturbineblad.

Info

Publication number: NL8101233A
Application number: NL8101233A
Authority: NL
Original assignee: United Technologies Corp
Priority date: 1980-03-17
Filing date: 1981-03-13
Publication date: 1981-10-16
Also published as: NO158229C; AU541151B2; NO810844L; GB2071782A; SE446651B; KR850000937B1; AU6841381A; GB2071782B; JPS57374A; IL62272A; BR8101496A; FR2478216A1; IL62272A0; CA1146077A; JPH0147628B2; DE3110265C2; KR830005486A; NL191603B; IT8120377A0; FR2478216B1

Description

. - 1 - * 1

Instelmechanisme voor de spoed van een windturbineblad.

De uitvinding heeft betrekking op een mechanisme voor het variëren van de bladhoek en meer in het bijzonder op een mechanisme voor het naar keuze instellen van de spoed van de bladen van een windturbine met instelbare 5 bladen.

Bij inrichtingen voor het variëren van de spoed van bladen, zoals bij schroeven van luchtvaartuigen en bij windturbines, is het noodzakelijk dat de bladen in fase zijn of onder nagenoeg gelijke spoedhoeken worden gehouden.

10 Bij een stelsel voor het instellen van grote windturbine-bladen, voor het variëren van de spoed daarvan onder handhaving van een uniforme spoed van de bladen, wordt gebruik gemaakt van een schuifblok dat roteert met de hoofdas van de windturbine en in lengterichting daarop 15 verschuifbaar is. Het schuifblok is door middel van een aantal vaste schakels verbonden met de windturbinehladen, die zijn gemonteerd op een draaibare naaf, zodat de bladen om hun eigen assen kunnen verzwenken. Het blok is eveneens verbonden met een aantal vaste bedieningsorganen via een 20 legermechanisme, Wanneer een verstelling van de spoed van de bladen gewenst is zullen de bedieningsorganen via het 1egermechanisme het schuifblok rechtlijnig verplaatsen over de as, waardoor de schakels worden verplaatst die de bladen doen yerzwenken, zodanig dat de bladen in fase 25 worden gehouden door de mechanische verbindingen van de onderdelen van dit bedieningssysteem. Het zal duidelijk zijn, dat een dergelijk bekend mechanisme niet slechts massief en kostbaas is, maar dat vereist is, dat elk blad en de ondersteuningen daarvoor in staat zijn weerstand te bieden 30 aan het gehele geleverde bedieningsvermogen, in geval dat het blad vast komt te zitten of een ander blad of de andere bladen worden losgekoppeld. Om aan het vermogen van de bedieningsinrichting weerstand te kunnen bieden, evenals aan de normale aërodynamische belasting, moeten de bladen 35 en hun ondersteuningen relatief zwaar zijn uitgevoerd, wat verder bijdraagt tot een verhoging van de kosten en het gewicht van de inrichting.

8101233 ♦ * -2-.

Verschillende mechanismen voor het mechanisch veranderen van de spoed zijn voorgesteld voor schroeven van luchtvaartuigen en voorbeelden hiervan zijn beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 1.908.894 en 3.163.232.

5 Volgens het eerstgenoemde octrooischrift worden de schroefbladen in fase gehouden door verbinding van de bladen met een tandwielenstelsel, dat wordt aangedreven door een enkele elektromotor. Evenals het hierboven reeds beschreven schuifblokmechanisme draagt een dergelijke 10 tandwielverbinding aanmerkelijk bij tot het gewicht van de schroefnaaf, waardoor aanzienlijke kosten van de schroef worden veroorzaakt. Bij het tweede Amerikaanse octrooischrift wordt gebruik gemaakt van een hydraulische cilinder, die de bladen verzwenkt via een draaiende kam-kegelwielinrich-15 ting, die de bladen in fase houdt. Een dergelijke inrichting kan eveneens aanzienlijk bijdragen tot het gewicht en de ingewikkeldheid van het systeem.

Dergelijke mechanismen voor het wijzigen van de spoed, waarbij gebruik wordt gemaakt van mechanische 20 middelen voor het in fase houden van de bladen, brengen met zich mee dat alle bladen gelijktijdig in de vaanstand moeten worden gebracht om de schroef buiten werking te kunnen stellen. Wanneer dus ëén van de bladen vast zou * komen te zitten en niet in de vaanstand zou kunnen worden 25 gebracht, zullen ook de resterende bladen niet in de vaanstand kunnen komen.

Het voornaamste doel van de onderhavige uitvinding is nu het verschaffen van een instelmechanisme voor de spoed van een schroefblad waarbij de bovengenoemde bezwaren 30 worden overwonnen.

Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een instelmechanisme waarbij de spoed van de bladen in fase wordt gehouden door inrichtingen die minimaal bijdragen tot het gewicht en de kosten van het mechanisme.

35 Een verder doel van de uitvinding is het ver schaffen van een instelmechanisme waarbij het in fase houden van de bladen wordt verkregen zonder massieve mechanische verbindingen tussen de bedieningsinrichtingen en de ondersteuningsinrichtingen van de verschillende 40 bladen.

8101233 * - * - 3 -

Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een instelmechanisme, dat zodanig is uitgevoerd dat het een onafhankelijk in de vaanstand brengen van de bladen niet tegengaat.

5 Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een instelmechanisme waarbij de bladen in fase worden gehouden door middel van drukmedium-mechanische verbindingen tussen de bedieningsinrichtingen voor de spoedhoek, behorend bij de bladen.

10 Deze en verdere doeleinden worden nu volgens de uitvinding bereikt doordat de bladen met de variabele spoed hydraulisch in fase met elkaar worden gehouden.

De spoed van elk blad kan worden gewijzigd door gebruik te maken van ten minste één hydraulische bedienings-15 inrichting. De drukmediumstroom naar de bladbedienings-inrichtingen wordt geregeld door een regelklep omvattende ingangs- en terugkoppelelementen, die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn. Het ingangselement kan door geschikte middelen op zijn plaats worden gebracht en 20 werkt in afhankelijkheid van een commandosignaal, dat een indicatie geeft van de gewenste bladhoek. Het ingangselement omvat doorgangen, die in verbinding staan met een primaire bron en met een afvoer voor hydraulisch medium.

Deze doorgangen worden bij bekrachtiging van het ingangs-25 element op een bepaalde wijze in verbinding gebracht met doorgangen in de terugkoppelelementen, die in verbinding staan met de bladbedieningsinrichtingen. De bladen bedienen de terugkoppelelementen zodanig, dat door verzwenking van de bladen om hun assen bij het wijzigen van de spoedhoek 30 de terugkoppelelementen buiten drukmediumverbinding worden gebracht met het ingangselement, waardoor de regelklep buiten werking wordt gesteld en een verdere verandering van de spoed van de bladen wordt voorkomen totdat het ingangselement opnieuw wordt geactiveerd.

35 Bij de voorkeursuitvoeringsvorm is het ingangs element verschuifbaar opgenomen binnen de terugkoppelelementen, waarbij een terugkoppelelement behoort bij elk instelbaar blad. De ingangs- en terugkoppelelementen en de daarin aangebrachte doorgangen zijn zodanig gedimen-40 sioneerd, en de relatieve afstand van de terugkoppel- 81 0 1 233 - 4 - elementen langs het ingangselement is zodanig dat bij bediening van het ingangselement een identieke relatieve verplaatsing tot stand wordt gebracht van dat element ten opzichte van alle terugkoppelelementen, waardoor een 5 nauwkeurig in fase houden van de bladen wordt verzekerd.

Het ingangselement wordt op zijn plaats gebracht door een regelklepbedieningsinrichting, die er mee verbonden is door middel van een hefboom, met welke hefboom eveneens een vaanstandbedieningsinrichting is verbonden, 10 geschikt voor het bedienen van het regelklepingangselement onder omstandigheden waarbij de vaanstand van de bladen wordt vereist. Alternatief kunnen de bladen onafhankelijk in vaanstand worden gebracht door bedieningsinrichtingen, die onder druk worden gebracht door een onafhankelijke 15 toevoer van hydraulisch medium.

De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin schematisch het instelmechanisme voor de spoed van de bladen volgens de onderhavige uitvinding is weergegeven.

20 In de tekening is het bladinstelmechanisme volgens de onderhavige uitvinding in het algemeen aangeduid met 10 en dit mechanisme omvat een aantal hydraulische bedieningsinrichtingen 15, die elk in het inwendige ervan zijn voorzien van een uitgangselement of zuiger (niet weergegeven) 25 die is verbonden met een enkel instelbaar blad 20 en wel met het voetdeel daarvan door middel van een zuigerstang 25.

Op bekende wijze wordt hydraulisch medium toegevoerd aan en afgevoerd uit de bedieningsinrichtingen 15 bij tegenover elkaar liggende zijden daarvan om een 30 bepaalde verplaatsing van de zuigers en de stangen 25 tot stand te brengen, zodat de bladen 20 onder een bepaalde hoek worden ingesteld. De toevoer van hydraulisch medium aan en de afvoer van hydraulisch medium uit de bedieningsinrichtingen 15, evenals het in fase houden van de bladhoek 35 wordt geregeld door de bedieningsregelklep 30, omvattende een ingangselement 35 dat over bepaalde delen ervan is aangebracht binnen terugkoppelelementen 40. Zoals weergegeven* is het ingangselement 35 voorzien van hydraulisch medium-doorgangen 45 en 50, waarbij de doorgang 45 bij het 40 ene uiteinde in verbinding staat met het ingangselement, 8101233 - 5 - met een hydraulisch-mediumbron en pomp via een hoofdtoevoer-leiding 55, terwijl de doorgang. 50 bij het tegenoverliggende einde van het ingangselement in verbinding staat met een afvoer via de hoofdafvoerleiding 60. De leidingen 45 en 50 5 zijn voorzien van radiaal lopende uitlaatdelen, die eindigen bij het oppervlak van het ingangselement, waarbij de toevoeruitlaten zijn aangeduid met 65 en de afvoeruitlaten met 70.

Het ingangselement is op een oppervlak ervan voorzien 10 van aanslagmiddelen 75 met daartussen delen met een verkleinde diameter, die zijn opgenomen binnen de terug-koppelelementen 40. Zoals boven uiteengezet is het ingangselement 35 verschuifbaar binnen de terugkoppelelementen 40, waarbij de aanslagen 75 de mate van de verschuiving beperken. 15 De terugkoppelelementen 40 zijn verschuifbaar over die delen van het ingangselement 35, die zijn opgenomen binnen de terugkoppelelementen. De terugkoppelelementen zijn voorzien van in hoofdzaak radiaal lopende doorgangen 80 en 85, die geschikt zijn om in mediumverbinding te 20 komen met de uitlaten 65 en 70 van het ingangselement 35. Zoals weergegeven zijn de doorgangen 50 verbonden met de linkereinden van bedieningsinrichtingen 15 via leidingen 90, terwijl de doorgangen 85 in verbinding staan met de rechtereinden van de bedieningsinrichtingen 15 via 25 doorgangen 95.

Het zal duidelijk zijn dat hoewel de bedieningsregel-klep 30 in een neutrale stand is weergegeven, dat wil zeggen een stand waarbij geen verbinding aanwezig is tussen de doorgangen in de ingangs- en terugkoppelelementen, 30 door verplaatsing van het ingangselement iets naar beneden toe door de terugkoppelelementen of het iets omhoog gaan van de terugkoppelelementen over het ingangselement wordt veroorzaakt dat de leidingen 80 en 90 in drukmediumver-binding komen met het kanaal 50 in het ingangselement en 35 met de afvoerleiding 60. Een dergelijke relatieve verplaatsing van de ingangs- en terugkoppelelementen zorgt ervoor dat de kanalen 85 en 95 in drukmediumverbinding komen-met de doorgang 45 en de toevoerleiding 55, waardoor de rechtereinden van de bedieningsinrichtingen 15 onder 40 druk worden gebracht door hydraulisch medium voor ver- 8101233

f V

- 6 - groting van de spoedhoek van de bladen zoals aangeduid met de erop getekende pijlen. Op gelijke wijze zullen door het omhoogbrengen van het ingangselement 35 of het omlaagbrengen van de terugkoppelelementen 40 vanuit de 5 weergegeven stand, de leidingen 80 en 90 in drukmedium-verbinding worden gebracht met de toevoerleiding 45 en de doorgangen 85 en 90 in verbinding met de afvoerleiding 50, waardoor de rechtereinden van de bedieningsinrichtingen 15 onder druk worden gebracht voor het verstellen van 10 de bladhoek, zodanig dat de spoed van de bladen afneemt.

Elk terugkoppelelement is voorzien van een pen of volger 100, die is opgenomen binnen de curvesleuf 105, aangebracht in de hefboom 110, die verzwenkbaar is gemonteerd in het punt 115. Zoals weergegeven heeft de 15 hefboom 110 bij voorkeur de vorm van een tuimelaar, waarbij het ene einde is voorzien van de sleuf 105, terwijl het andere einde is verbonden met het bijbehorende blad door middel van een trekstang 120.

Wanneer het ingangselement 35 omlaag wordt gebracht 20 zodanig dat de rechtereinden van de bedieningsinrichtingen 15 onder druk worden gebracht voor het vergroten van de bladhoek, zal door de verzwenking van het blad de bovenste stang 120 naar rechts toe worden getrokken en de onderste stang 120 naar links toe, waardoor de hefbomen 110 zullen 25 worden verzwenkt en de terugkoppelelementen 40 naar beneden toe zullen worden geschoven langs het ingangselement 35 naar de neutrale stand, waardoor een verdere spoedverandering van de bladen zal worden tegengegaan. Op gelijke wijze zal bij het omhoog brengen van het ingangselement 35 om de 30 linkereinden van de bedieningsinrichtingen 15 onder druk te brengen, waardoor de bladen in een richting zullen worden verzwenkt van een kleinere spoed, de bovenste stang 120 naar links toe worden verplaatst en de onderste stang 120 naar rechts toe. Bij een dergelijke verplaatsing 35 van de stangen zullen de hefbomen 110 worden verzwenkt waardoor de terugkoppelelementen 40 omhoog worden gebracht langs het ingangselement 35 naar de neutrale stand, zodat een verdere verstelling van de bladhoek wordt tegengegaan.

Hoewel een mechanische verbinding tussen de 40 bladen en de terugkoppelelementen is weergegeven, zal 8101233 * - 7 - duidelijk zijn dat de terugkoppelelementen ook op hydraulische of elektrische wijze kunnen worden bediend bij verandering van de spoed van het blad, zonder dat dit verschil maakt.

Het zal duidelijk zijn, dat de bladen hydraulisch 5 in fase zijn door de relatieve stand van de ingangs- en terugkoppelregelklepelementen en niet door de mechanische verbindingen tussen de bladen zelf. Dientengevolge zal eveneens duidelijk zijn, dat het mechanisme voor het regelen van de spoed van de bladen volgens de onderhavige 10 uitvinding aanmerkelijk lichter van gewicht zal zijn en minder zal kosten dan de bekende mechanismen, zoals die met een schuifblok, een tandwielenstelsel of een kam-kegelwielinrichting voor het in fase houden van de bladen.

Het ingangselement 35 kan op elke geschikte 15 wijze worden bediend en bij de voorkeursuitvoeringsvorm bevatten de bedieningsmiddelen een hydraulische regelklep 125, met een uitgangselement ofwel zuiger 130, die ver-zwenkbaar is verbonden met het ene einde van een hefboom 135, waarvan het andere einde verzwenkbaar is verbonden met het 20 ingangselement 35. De hefboom 135 is ondersteund in het punt 140, welk punt tijdens de normale bedrijfsomstandigheden vaststaat. Bij een heen en weergaande beweging van de zuiger 130 zal de hefboom 135 om het punt 140 ver-zwenken, voor een heen en weergaande beweging van het 25 regelklepingangselement 35. De bediening van de klep 125 wordt geregeld door een servoklep 145, die zorgt voor het op de juiste wijze verbinden van de tegenover elkaar liggende einden van de klep 125 met de hoofdtoevoer- en afvoerleidingen 55 resp. 60, op bekende wijze. De servoklep 30 145 wordt op zijn beurt bediend door een geschikte elektrisch of drukmedium-mechanisch bediende regelaar 150.

Bij de voorkeursuitvoeringsvorm is de regelaar van het elektrische type en met de servoklep 145 verbonden via elektrische leidingen 155. De regelaar kiest de gewenste 35 spoed van het blad overeenkomstig een aantal ingevoerde gegevens 160 gebaseerd op de heersende bedrijfsomstandigheden van de inrichting, die is voorzien van de bladen.

Indien de inrichting een schroef voor een luchtvaartuig is, kunnen deze omstandigheden bestaan uit de luchtsnelheid 40 en het motortoerental. Wanneer de betreffende inrichting 8101233

* X

- 8 - wordt gevormd door een windturbine zullen de ingevoerde gegevens 160 dergelijke parameters omvatten als de heersende windsnelheid, het door de windturbine afgegeven vermogen e.d. Een terugkoppelsignaal wordt aan de regelaar 5 150 toegevoerd door een geschikte elektrische terugkoppel- inrichting, zoals een lineair variabele verplaatsings-omzetter (LVDT) 165, die met de regelaar is verbonden door middel van elektrische leidingen 170. Op bekende wijze omvat de LVDT een beweegbare kern, die is verbonden met 10 ëën van de hefbomen 110 door middel van een trekstang 175. Een verplaatsing van de omzetterkern veroorzaakt een variatie in de uitgang van de omzetter, die een indicatie vormt voor de verplaatsing van de hefboom 110 en daardoor van de werkelijke verandering van de spoed van het 15 blad.

Het instelmechanisme voor de spoed van het blad volgens de onderhavige uitvinding kan zijn voorzien van een vaanstand-regelstelsel, in het algemeen aangeduid met 180. Het vaanstand-regelstelsel omvat een vaanstandklep 20 185 met een rechtlijnig beweegbare spoel 190, die verzwenk- baar is verbonden met de hefboom 135 in het punt 140.

De spoel 190 wordt door een veer 195 naar beneden toe gedrukt, naar een vergrote spoed ofwel vaanstandrichting, welke veer is aangebracht tussen de spoel en het boveneinde 25 van het klephuis. De spoel wordt in een stationaire stand gehouden tegen de werking van de veer 195 in, door hydraulisch medium dat wordt toegevoerd via de leidingen 55 en 200, waarbij het medium inwerkt op het onderste deel van de spoel, liggend tegenover het deel waarop de veer 30 195 inwerkt. Duidelijk zal zijn dat, wanneer de druk van het hydraulische medium wegvalt, de veer 195 de spoel 190 naar beneden toe zal drukken, waardoor het regelklep-ingangselement 35 naar beneden toe zal worden verplaatst in een richting voor een vergrote spoed of een vaanstand 35 van de bladen.

Het vaanstand-regelstelsel kan eveneens worden voorzien van een secundaire bron voor onder druk gebracht hydraulisch medium 205, welke bron via de leiding 210 in verbinding staat met de vaanstandklep 185 en met een 40 servo-bediende regelklep 215 via de leiding 222.

8101233 - 9 -

De regelklep 215 staat eveneens in drukmediumverbinding met een bladbedieningsinrichting 225, die ofwel kan worden gevormd door een afzonderlijke bedieningsinrichting welke slechts wordt gebruikt voor het in vaanstand brengen van de 5 bladen, of door één van de bedieningsinrichtingen, gebruikt voor de normale bladhoekinstelling. Wanneer de bladen in vaanstand moeten worden gebracht wordt de klep 215 bediend zodat hydraulisch medium vanaf de bron 205 toestroomt naar de vaanstandklep 185 via leidingen 222 en 230, waarbij 10 een uitsparing 235 in de spoel 190 deel uitmaakt van de leiding 230. Een dergelijke onder druk brenging van de vaanstandklep 185, tezamen met de normale druk van de veer 195, doet de spoel naar beneden toe bewegen tegen de druk van het hydraulische medium in, welke wordt uitge-15 oefend op het ondervlak van de spoel. Bij een dergelijke neerwaartse beweging van de spoel wordt de bedieningsinrichting 225 onder druk gebracht via de leiding 210, het gereduceerde deel 235 van de spoel 190, de leiding 230 en de klep 215. Een dergelijke onder druk brenging van de 20 cilinder 220 zorgt voor het in vaanstand brengen van de bladen.

Hoewel een enkelvoudig vaanstandstelsel is weergegeven, zal duidelijk zijn dat ook een aantal van dergelijke stelsels, één voor elk blad, kan worden aangebracht.

25 Daar de bladen hydraulisch zijn verbonden en niet mechanisch kunnen de bladen onafhankelijk van elkaar in vaanstand worden gebracht en daardoor onafhankelijk van een eventueel vastgeklemd blad, waarbij geen rekening wordt gehouden met de fase van de bladen.

30 Het zal duidelijk zijn dat slechts een voorkeurs uitvoeringsvorm van het mechanisme volgens de onderhavige uitvinding is beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht, zonder buiten de uitvindings-gedachte te vallen.

- conclusies - *»» 8101233

Claims

2. Mechanisme volgens conclusie 1, m e t het k e n m e r k, dat-de bladbedieningsinrichtingen in aandrijvend verband zijn verbonden met de terugkoppelelementen voor het brengen van de terugkoppelelementen naar 30 de neutrale stand van de regelklep.
3. Mechanisme volgens conclusie 2, ra e t het kenmerk, dat het regelklepingangselement verschuifbaar is opgenomen binnen de terugkoppelelementen, waarbij het ingangselement een paar doorgangen omvat, die zijn 35 verbonden met de primaire hydraulische drukmediumbron en met de afvoer, welke doorgangen uitlaatdelen omvatten, 8101 233 - 11 - die uitmonden op het oppervlak van het ingangselement, waarbij de terugkoppelelementen elk een paar doorgangen omvatten, die elk in drukmediumverbinding staan met de bladbedieningsinrichting en geschikt zijn voor het 5 naar keuze samenvallen met de doorgangen van het ingangs-element.
4. Mechanisme volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat het ingangselement is voorzien van aanslagen, nabij aanslagen die een deel van het ingangs- 10 element definiëren opgenomen binnen ëën van de terugkoppelelementen, waarbij het oppervlak van elk der opgenomen delen een paar afvoeruitlaten omvat en een bron-uitlaat op zodanig relatieve plaatsen, dat ëën van het paar terug-koppelelement-doorgangen samen komt te vallen met één 15 van de afvoeruitlaten wanneer de andere van het paar van de terugkoppelelement-doorgangen samenvalt met de bronuitlaat.
5. Mechanisme volgens conclusie 4,met het kenmerk, dat de regelklepingang en de terugkoppel- 20 elementen rechtlijnig langs elkaar verplaatsbaar zijn, terwijl elk der terugkoppelelementen is voorzien van een volger, waarbij het bladhoekinstellingsstelsel verder een hefboom omvat die samenwerkt met elk der terugkoppelelementen en die werkzaam is verbonden met een bijbehorend 25 blad en die in aangrijping is met ëën van de volgers, waarbij instelling van de bladhoek een verzwenkende beweging veroorzaakt van de hefboom en een rechtlijnige verplaatsing van het terugkoppelelement over het ingangselement.
6. Instelmechanisme volgens één der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat het ingangselement op zijn plaats wordt gebracht door een regelklepbedieningsinrichting, die is verbonden met het ingangselement door verbindingsmiddelen, waarbij het bladhoekinstellingssysteem verder een vaanstandregelstelsel 35 omvat., omvattende een vaanstandklep die is gekoppeld met de verbindingsmiddelen om het ingangselement op zijn plaats te brengen voor het tot stand brengen van een 8101233 - 12 “ > ^ werking van de bladbedieningsinrichtingen zodanig dat de bladen in vaanstand worden gebracht.
7. Mechanisme volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de verbindingsmiddelen een hefboom 5 omvatten die verzwenkbaar is verbonden met het regelklep-ingangselement, waarbij de regelklepbedieningsinrichting en de vaanstandklep rechtlijnig verplaatsbare uitgangs-elementen omvatten, die verzwenkbaar zijn verbonden met de hefboom zodanig dat door bediening van de uitgangselemen-10 ten het regelklepingangselement rechtlijnig wordt verplaatst.
8. Mechanisme volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat de vaanstandklep een uitgangsspoel omvat, die belast wordt in de bedieningsrichting ervan, welke uitgangsspoel onder normale omstandigheden waarbij 15 geen in vaanstand-brenging van de bladen is vereist, wordt gehouden in een niet-bekrachtigde stand door het onder druk brengen van de uitgangsspoel met hydraulisch medium, dat er aan wordt toegevoerd vanaf de primaire bron.
9. Mechanisme volgens conclusie 8,met het 20 kenmerk, dat het vaanstandregelstelsel verder een secundaire bron voor onder druk gebracht hydraulisch medium omvat en een vaanstandregelklep in drukmedium-verbinding met de secundaire bron, waarbij de vaanstandklep en ten minste ëén vaanstandbedieningsinrichting geschikt 25 zijn om de bladen aan te drijven zodanig dat deze in vaanstand worden gebracht, waarbij de vaanstandregelklep onder omstandigheden die het in vaanstand brengen van de bladen vereisen, hydraulisch medium toevoeren vanaf de secundaire bron naar de vaanstandklep tegen de druk in 30 die daarop wordt uitgeoefend door de primaire drukmediumbron, voor het tot stand brengen van de bediening van de vaanstandklep en het toevoeren van hydraulisch medium vanaf de secundaire bron naar de vaanstandbedieningsinrichting.
10. Mechanisme volgens conclusie 9, m e. t ' h e t •J» 35 kenmerk, dat de vaanstandbedieningsinrichting een bedieningsinrichting omvat gescheiden van de bedienings- 8101233 - 13 - inrichtingen waarmee de spoed van de bladen wordt versteld, waarbij de vaanstandbedieningsinrichting in staat is de bladen in vaanstand te brengen onafhankelijk van de onderlinge fase van de bladen.
11. Instelmechanisme volgens ëên der conclusies 7-10, met het kenmerk, dat de regelklepbedienings-inrichting een hydraulische bedieningsinrichting omvat waarvan het uitgangselement een heen en weer beweegbare zuiger omvat, die naar keuze verplaatst kan worden binnen 10 de regelklepbedieningsinrichting door het onder druk brengen van de regelklepbedieningsinrichting met hydraulisch medium vanaf de primaire bron.
12. Mechanisme volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het onder druk brengen en afvoeren 15 van medium vanaf de regelklepbedieningsinrichting wordt bestuurd door het naar keuze verbinden van de regelklepbedieningsinrichting met de primaire bron en met de afvoer door een servo-bediende klep.
13. Mechanisme als beschreven en/of weergegeven in de 20 tekening. ·*» 8101233