NL8100144A - Inrichting voor het doorsnijden van optische vezels. - Google Patents

Description

• p & c * ^ W 3688-69 Ned.M/LvD '

Inrichting voor het doorsnijden van optische vezels.

De uitvinding heeft betrekking op optische vezels en in het bijzonder op een inrichting voor het doorsnijden van optische vezels 5 bij de voorbereiding daarvan voor de optische verbinding met andere vezels.

Bij het verbinden van optische vezels met elkaar in verbindings-klemmen en koppelingen, is het noodzakelijk er voor te zorgen, dat elk van de te koppelen optische vezels eindvlakken heeft, die loodrecht staan op de langshartlijn van de vezel, met slechts kleine variaties daarin.

10 Bovendien moet het eindvlak van de vezel bij voorkeur spiegelglad zijn.

Geschikte inrichtingen voor het aldus doorsnijden van vezels zijn beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvragen Serial no. 17344 en 17345, beide ingediend 5 maart 1979 door de zelfde aanvraagster.

In elk van deze aanvragen is een inrichting beschreven met een langwerpige 15 steel, die een langskanaal begrenst voor het steunen van een vezel en verder een snijelement draagt, dat roteerbaar is gemonteerd op de langshartlijn van het kanaal en beweegbaar in een baan, waarin het element in aanraking komt met de vezel, gedurende een volledige omwenteling.

Volgens de beide aanvragen is het snijelement verschoven aangebracht 20 ten opzichte van het kanaal, zodat de vezel aanvankelijk in het kanaal kan worden gelegd, terwijl daarna door de beweging van het snijelement . radiaal ten opzichte van de vezel dit element in aanraking komt met de vezel, het snijelement wordt geroteerd, waardoor een continue omtreks-groef in de vezel wordt aangebracht. Na het aanbrengen van de groef wordt 25 het snijelement teruggetrokken buiten aanraking met de vezel en wordt een langstrekkracht uitgeoefend op de vezel, waardoor een juist doorgesneden vezeleinde ontstaat, dat geschikt is voor verbinding met een op de zelfde wijze doorgesneden vezel.

De beweging van het snijelement van deze bekende inrichtingen 30 radiaal ten opzichte van de vezel en in aanraking daarmee geeft de inrichting twee werkeigenschappen die de doelmatigheid ervan verminderen.

In de eerste plaats moet vóór het plaatsen van de vezel in het kanaal de bedienende man het snijelement radiaal naar buiten bewegen ten opzichte van het kanaal, tegen een voorspanorgaan in, dat normaal dient om 35 het snijelement in het kanaal te houden. In de tweede plaats ondergaat het snijelement een grote slijtage, doordat het snijelement in de vezel wordt gedrukt nadat de vezel in het kanaal is geplaatst en de bedienende man het snijelement heeft losgelaten en het snijelement wordt geroteerd over een volledige omwenteling onder radiale voorspanning tegen de 40 vezel, bij elke doorsnijding, zodat het snijelement vaker moet worden 8100144 Λ ^ Λ - 2 - vervangen dan gewenst is.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een doorsnij-inrichting die in hoofdzaak van het bovengenoemde type is, maar is verbe- 1 terd in verband met de genoemde eigenschappen. In het bijzonder wordt 5 een langere levensduur van het snijelement beoogd.

De inrichting volgens de uitvinding voor het doorsnijden van optische vezels heeft een langwerpige stang met daarin een langskanaal voor het steunen van de vezel, terwijl het doorsnijorgaan wordt gesteund door de stang en roteerbaar om een as die is verschoven ten opzichte van en loevenwijdig aan de kanaal_hartlijn, terwijl het snijelement over een bepaalde gekozen afstand in het kanaal wordt bewogen door rotatie van het . doorsnijorgaan. Het doorsnijorgaan maakt het mogelijk het snijelement gemakkelijk buiten het kanaal te brengen door een eenvoudige rotatie er van, zodat de bekende inrichtingen worden vereenvoudigd door weglating 15 van de delen, nodig voor het verschaffen van de beschreven radiale beweging tussen het kanaal en het snijelement. Het snijelement wordt volgens de uitvinding bewogen zonder een radiale voorspankracht op de vezel in het kanaal. Voor het uitoefenen van een trekkracht op de vezel heeft de inrichting volgens de uitvinding elementen die naar keuze in aanraking 20 kunne worden gebracht met de vezel,’ zodanig dat een rechtstreekse langs-kracht op de vezel kan worden uitgeoefend, waardoor een juist afgewerkt vezeleinde na het doorsnijden ontstaat.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting 25 volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting.

Fig. 2 toont de inrichting in vooraanzicht, gedeeltelijk in langsdoorsnede, met de delen in uiteengenomen toestand, waarbij de 30 steel of handgreep over 90° is gedraaid ten opzichte van de andere delen in Fig. 1.

Fig. 3 tot 6 zijn bovenaanzichten van verschillende elementen van de inrichting.

De inrichting of het gereedschap 10 volgens fig. 1 en 2 heeft 35 een langwerpige steel of handgreep 12 met een lijf 14 dat een centraal langskanaal 16 begrenst voor de vezels. Dit kanaal is in het algemeen open over zijn lengte verlopend van het einde 16a tot een dam 18 aan het andere einde 16b van het kanaal..De handgreep 12 heeft een kop 20 met een cilindrische pen 22 en een cilindrisch steunorgaan 24. Een geleidings-40 buis 26 verloopt van het bovenvlak van de pen 22 door de steun 24 op een 8100144 t * 1 * r» -3-.

lijn met de langshartlijn van de handgreep 12.

De handgreep is op geschikte wijze geprofileerd volgens fig. 1 zodat deze gemakkelijk in de hand kan worden gehouden.

Een optische vezel F (fig. 1), die moet worden doorgesneden, 5 wordt geplaatst in het kanaal 16, gestoken door de dam 18 en in de geleidingsbuis 26, waarbij de vezel aan het andere einde buiten deze buis uitsteekt. De handgreep 12 heeft een open gedeelte 28, dat is ingericht voor het opnemen van een zwenkbare steunflens 30 van een klem 32. Bij het plaatsen van de flens 30 in de opening 28 wordt een stift 10 34 gestoken in een langssleuf 36 van de handgreep 12 en door een sleuf 38 in de flens 30, waardoor de klem 32 als deel van de handgreep 12 wordt vastgehouden en roteerbaar is naar de dam 18 toe voor het opsluiten van de in de handgreep geplaatste optische vezel. Een kussen 32a is vast bevestigd aan de klem 32 en dient voor aanliggen tegen de vezel, 15 d.w.z. het kussen dringt het kanaal 16 binnen en houdt de vezel in langs-richting vast.

Een overgangsplaat 40 dient voor het verbinden van de handgreep 12 met zowel een huls 42 voor de vezel, als een snijeenheid 44.

In het bijzonder uit fig. 2 en 6 blijkt dat de plaat 40 een axiale 20 boring 46 heeft, waarvan de lengte en de diameter zodanig zijn, dat deze de pen 22 van de handgreep 12 kan opnemen, terwijl deze boring 46 overgaat in een zitting 48 voor een plaat. Links van de boring 46 in fig. 2 en ook verbonden met de zitting 48 is een sleuf 50 aangebracht.

De vezelhuls 42 heeft een onderste verbreed deel 52 dat cirkelvormig 25 is en past in de zitting 48 van de plaat 40. Bij het plaatsen van de zitting van de huls 42 in de plaat 40 komt de sleuf 54 van de huls 42 op een lijn te liggen met de sleuf 50 in de plaat 40. Ook wordt bij het plaatsen van de huls 42 in de zitting een geleidingsbuis 56 voor de vezel, verlopend door de huls 42 en eindigend in een taps onderste deel 30 58, op een lijn gebracht met de geleidingsbuis 26 van de pen 22 van de handgreep. De geleidingsbuis 56 heeft bij voorkeur een cirkelvormige dwarsdoorsnede dwars op de gereedschap_hartlijn A, namelijk de langshartlijn van de handgreep 12.

Rechts van de boring 46 in fig. 2 heeft de overgangsplaat 40 35 een boring 60, die een zitting vormt voor een leger 62. Een schroef 68 kan worden aangebracht door de boring 60 en met zijn schroefdraaddeel 70 geschroefd in een gedeelte 66 met inwendige schroefdraad, aangebracht in * de snijeenheid 44, waardoor de snijeenheid met de plaat 40 wordt ver bonden. Een onder legring 72 wordt aangedrukt tegen een vlak 40a onder 40 het leger 62 voor het vastleggen van het uitstekende deel 64 van de 8100144 - 4 - V 1 - «e snijeenheid. Deze eenheid heeft een naar omlaag uitstekende lip 44a, die bestemd is te worden opgenomen in een sleuf 74 van de plaat 40, die de rotatie van de snijeenheid ten opzichte van de overgangsplaat begrenst. .-'Fig. 6 doet zien dat de sleuf 74 verloopt over slechts een kleine scherpe 5 hoek 76 in het bovenvlak van de plaat 40 nabij de zitting 62. De snij eenheid 44 heeft verder het snij element 78 dat is aangebracht in een radiaal kanaal in de eenheid 44 en daaraan bevestigd door een pen 80.

De plaat 40, de huls 42 en de eenheid 44 hebben zodanige 10 afmetingen en zodanige vormen, dat het snijelement 78 en een dwarse opening 82 in de huls 44 op één lijn komen te liggen met de langshart-lijn A van het gereedschap 10. De afstand, waarover het snijelement 78 uitsteekt in de baan van de geleidingsbuis 56 van de huls 42 wordt zodanig gekozen, dat een in de buis 56 geplaatste vezel slechts oppervlakkig 15 wordt ingesmeden bij rotatie van de snijeenheid 44 over de hoek 76.

D.w.z. dat de lip 44a en de sleuf 74 tezamen een normale stand begrenzen voor het snijelement 78 waarin dit niet uitsteekt in de geleidingsbuis . 56, namelijk bij aanliggen van de lip 44a tegen het eindvlak 74a van de sleuf, en een snijstand voor het snijelement bij het aanliggen van 20 de lip 44a tegen het eindvlak 74b van de sluef 74. Het is duidelijk dat in de normale stand van het snijelement een vezel vrij door de handgreep 12 en de huls 42 kan worden gestoken, zonder dat de bedienende-man het snijelement tegen een voorspankracht in vrij moet maken van de vezelbaan. De snijeenheid 44 wordt eenvoudig naar zijn normale stand gedraaid, 25 buiten de vezelbaan en de snijwerking kan beginnen wanneer de vezel in het gereedschap is geplaatst. Bij het doorsnijden komt het snijelement 78 in aanraking met de vezel zonder radiale voorspanning door veren of soortgelijke organen, zoals bij de bovenbeschreven bekende gereedschappen, en door de verschuivingsafstand tussen de gereedschaphartlijn A en de 30 hartlijn B van de snijeenheid wordt een in hoofdzaak sectorvormige snijbaan verkregen over een zeer beperkt deel van de omtrek van de vezel. Door deze beide eigenschappen ontstaat een belangrijk grotere levensduur van het snijelement 78, vergeleken met die, welke bereikbaar is bij de bekende gereedschappen, terwijl tegelijk een juiste vorm 35 ontstaat van het vezeleindvlak bij de trekwerking, uitgevoerd na het insnijden.

Een bestuurde trekwerking in langsrichting wordt verkregen bij het beschreven gereedschap doordat daaraan een vezeltrekinrichting 83 is aangebracht, die in doorsnede is weergegeven in fig. 2 en bestaat uit 40 een huis met een onderste boring 84 waarin de vezelhuls 42 kan worden 8100 14 4 1 · > - 5 - opgenomen en daardoor gedeeltelijk wordt omgeven, en uit een zijdelingse uitsparing 86 waardoor de opening 82 in de huls vrij komt te liggen wanneer het trekorgaan 83 wordt verbonden met de huls 42. Het trekorgaan heeft een eerste en een tweede deel, welke ten opzichte van elkaar 5 beweegbaar zijn, dwars op de gereedschaphartlijn A. Deze delen kunnen in aanraking worden gebracht met een vezel en tezamen volgens de gereedschap hartlijn worden bewogen. Bij voorkeur heeft het trekorgaan 83 een opstaand deel 88 waaraan een tweede deel 90 scharnierend is verbonden.

De scharnier wordt gevormd door een kanaal 92 in het deel 90 en een sleuf 10 94 volgens fig. 2, verlopend volgens de hartlijn a en op een lijn met de geleidingsbuis 56 van de huls 42. Een langssleuf 96 verloopt door het huis 88 op een lijn met de sleuven 54 en 50 van de huls 42 en de plaat 40, terwijl een geleidingspen 98 voor het trekken steekt door de sleuven 96, 54 en 50 tot in een volgende sleuf in de handgreep 12.

15 Wanneer het insnijden van de vezel door de snijeenheid 44 is voltooid, worden de delen 88 en 90 van het trekorgaan 83 naar elkaar toe geknepen en komen in aanraking met de ingesneden vezel, waarna het trekorgaan 83 naar omhoog volgens fig. 2 wordt verplaatst langs de geleidingspen 98.

Een verschuivingsbeweging van het vezeldeel dat verloopt van de inge-20 sneden plaat door de handgreep wordt voorkomen door de klem 32.

Het doorsnijden wordt hiermee voltooid en de vezel kan uit het gereedschap worden getrokken via de opening 16a.

Het trekorgaan 83 voor de vezels verschaft een extra eigenschap van het gereedschap tezamen met de lip 44a en de sleuf 74, die de rotatie 25 beperkt, namelijk een bescherming van het snijelement 78. Doordat het deel 90 van het treklichaam doorloopt boven de uitsparing 86 en doordat . de rotatie van het snijelement wordt beperkt tot slechts de hoek 76 is verkregen dat het snijelement zich steeds binnen beschermende delen van het gereedschap bevindt en niet wordt beschadigd bij verkeerd gebruik . 30 van het gereedschap, bijvoorbeeld wanneer men het laat vallen.

Zoals het beste blijkt uit de bovenaanzichten van de delen 83, 42 en 40 in fig. 3, 4 en 6 zijn de kanalen 96, 54 en 50 bij voorkeur elk aangebracht in paren, zodat zich in het trekorgaan 83 een paar trekgeleidingspennen 98 bevinden. Voor de duidelijkheid van de tekening 35 is echter in fig. 2 een uitvoeringsvorm weergegeven waarbij slechts een enkele pen 98 is aangebracht en waarbij de kanalen 96, 54 en 50 elk enkele kanalen zijn, aangebracht volgens een lijn evenwijdig aan de langs-hartlijn A van het gereedschap en van de vezel. Fig. 3, 4 en 6 tonen dus delen die zijn gewijzigd ten opzichte van die van fig. 2 en de 40 voorkeur daarboven verdienen. Voor de duidelijkheid van de tekening is ..,8100 14 4 * ^ *· -6-. 0 ook de handgreep 12 van het gereedschap over 90 tegen de klok geroteerd ten opzichte van de stand in fig. 1 weergegeven in fig. 2 en ten opzichte van de delen 40, 44 en 83 in fig. 2, waardoor verdere details van de handgreep zichtbaar zijn. De delen van het gereedschap bestaan bij 5 voorkeur uit kunststof, behalve de snijeenheid 44 en de montagepennen, die bij voorkeur zijn vervaardigd van metaal. Het weergegeven snijelement bestaat uit een vlakke metalen plaat, waar doorheen de pen 80 steekt en waaraan een tapse en gepolijste diamant is bevestigd.

Andere snijmaterialen voor het doorsnijden, zijn bijvoorbeeld juwelen of 10 halfedelstenen, van keramisch materiaal gevormde snijelementen, met diamant-stof beklede metaal- of andere draden of schijven enz.

In een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm worden de geleidings-pennen 98 gestuikt of op andere wijze vervormd aan hun einden nadat het gereedschap in elkaar is gezet, zodat deze pennen verder nog de functie 15 hebben van het steeds aan het gereedschap bevestigd houden van het trek-orgaan 83. Het snijelement is daardoor steeds volledig afgeschermd tegen beschadiging. Bij deze uitvoeringsvorm kan het trekorgaan 83 slechts een beperkte beweging uitvoeren langs de pen 98, die echter voldoende is om het doorsnijden te voltooien.

20 Uit fig. 2 is verder zichtbaar dat de handgreep 12 gemakkelijk kan worden losgemaakt van de overige delen van het gereedschap, daar de handgreep met een eenvoudige vaste passing met het gereedschap is verbonden via de pen 22. Hierdoor kunnen verschillende handgrepen naar wens worden aangebracht als aanpassing aan verschillende soorten vezels of kabels.

25 Verschillende wijzigingen kunnen in de beschreven uitvoerings vormen worden aan-gebracht, bijvoorbeeld kan voor het aanbrengen van een klem of koppeling aan het einde van een vezel een geschikt gevormde andere handgreep zijn ingericht voor het daarin vasthouden van een koppelingsplug. De door te snijden vezel wordt dan gestoken door de 30 koppelingsplug en vervolgens in het gebied van het snijelement en het trekorgaan van het gereedschap. Bij het doorsnijden van de vezel wordt i deze dan teruggetrokken in de plug, die bij voorkeur een terugtrekbare plugtop heeft, waardoor de vezel vrij komt te liggen voor het doorsnijden en die dan weer naar voren beweegt voor het beschermen van het doorqe-35 sneden eindvlak van de vezel. De pen 22 van de handgreep, waarin zich de geleidingsbuis 26 bevindt, kan zodanig zijn uitgevoerd, dat deze kan worden geopend en de doorgesneden vezel direkt uit de handgreep kan worden genomen ter plaatse waar deze vezel moet worden gebruikt.

40 8100144

Claims (11)

1. Inrichting voor het doorsnijden van optische vezels, gekenmerkt door een steunorgaan voor de vezels, voorzien van een langwerpig kanaal voor het steunen van een vezel/en van afschermorganen voor de vezel 5 met een vezelgeleiding die in de lengterichting op een lijn ligt met het kanaal, en door doorsnijorganen voor de vezel, gedragen door de stemorganen voor de vezel, zodanig dat de snijorganen roteerbaar zijn om feen lijn evenwijdig aan en op een afstand van de langshartlijn van het kanaal en een snijelement omvatten, dat beweegbaar is door de afscherm-10 organen en de geleidingsorganen voor de vezel heen bij deze rotatie.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunorganen voor de vezels bestaan uit een handgreep, waarin het kanaal is aangebracht en die losneembaar is bevestigd aan de stemorganen voor de vezels.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vezelsteunorganen klemorganen dragen, welke tot in het kanaal beweegbaar zijn en dienen voor het in langsrichting vasthouden van een vezel tijdens het doorsnijden ervan.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ve-20 zelwSteunorganen een handgreep omvatten, waarin het kanaal is aangebracht, welke handgreep een dam heeft, waar doorheen het kanaal verloopt, en klemorganen, gesteund door de steunorganen, welke klemorganen kunnen worden geroteerd totdat zij in aanraking zijn met de dam en zich in het kanaal bevinden, voor het in langsrichting vasthouden van een vezel tijdens 25 het doorsnijden ervan.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afschermorgaan voor de vezel een opening heeft, die in verbinding staat met de vezelgeleidingsorganen.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 30 geleidingsorgaan voor de vezel een cirkelvormige doorsnede heeft in een vlak loodrecht op de langshartlijn van het kanaal, waarbij de afstand van de rotatieas van het doorsnij orgaan tot de langsas van het kanaal zodanig is, dat het snijelement sectorgewijs in de baan komt van de vezelgeleidingsorganen bij de rotatie van de doorsnijorganen.

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de doorsnijorganen voor de vezel zodanig zijn gesteund, dat zij kunnen roteren over een beperkte hoek, waarbij het snijelement binnen het vezel-afschermorgaan blijft. 8100144 V - 8 -

8. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steunorganen voor de vezel een vezeltrekorgaan dragen, dat in de langsrichting van de kanaalhartlijn beweegbaar is en in aanraking kan worden gebracht met een in het kanaal gelegen vezel.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het vezeltrekorgaan een eerste en een tweede deel heeft, welke delen ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn dwars op de kanaal^hartlijn, zodanig dat zij in aanraking met een vezel kunnen worden gebracht en gezamenlijk beweegbaar zijn langs de kanaalhartlijn.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de vezelsteunorganen een pen of pennen hebben, evenwijdig aan en op een afstand van de kanaalhartlijn, waarbij het vezeltrekorgaan is gelegen rondom deze pen of pennen en daarlangs beweegbaar is.

11. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het 15 vezeltrekorgaan zodanig wordt gedragen door de vezelsteunorganen, dat het een beperkte translatie-beweging volgens de kanaalhartlijn kan uitvoeren. 20 ---++--- 8100 14 4