NL8020479A - Plastics railway track for toy building set - is assembled by pressing spring clip on sleeper into corresponding aperture in rail - Google Patents

Description

804012/Ke/od ^ 80 2 04 / |

Baaninrichting voor speelgoedtreinen

Deze uitvinding heeft betrekking op banen voor speelgoed treinen en, meer in het bijzonder op een baaninrichting die een aantal rails en liggers omvat die vervaardigd zijn door spuitgiéten van een thermoplastisch materiaal en voorzien van koppelingsmiddelen 5 voor het losneembaar aanbrengen van de einden van de rails op de liggers.

Bekende techniek op dit gebied wordt beschreven in USA octrooi No. 5*464.624 dat een baaninrichting beschrijft welke enerzijds een aantal rails omvat in de vorm van langwerpige, in 10 hoofdzaak staafvormige elementen met een in lengterichting lopende ribbe die een rail vormt en die één geheel is met het bovenvlak met het railelement en een in lengterichting lopende holte onderin de rail en, anderzijds, een aantal liggers in de vorm van rechthoekige plaatelementen voorzien van naar boven stekende koppelingsnoppen die 15 bestemd zijn om complementaire koppelingsnoppen te grijpen die zich bevinden in de holte van de rails nabij de einden daarvan. Bij deze baaninrichting worden de rails losneembaar op de liggers aangebracht door onderlinge vastzetting van een paar noppen op het bovenvlak van de liggers met de noppen in de holte in de rails en met de zij- en 20 eindwanden nabij de holten aan de einden van de rails.

De onderhavige uitvinding vormt een verbetering van deze bekende techniek, en het voornaamste oogmerk van de uitvinding is het verschaffen van verbeterde koppelingsmiddelen tussen de rails en de liggers, zodat een verbeterd koppelingseffekt wordt verkregen door toe-2^ passing van een soort snapvastzetinrichting.

Een verder oogmerk van de uitvinding is de mogelijkheid te geven dat de montage en demontage van de onderdelen gemakkelijk wordt gemaakt en gesehikt voor kinderen die spelen met een bouwdoos die dergelijke rail- en liggerelementen bevat.

50 Volgens de uitvinding worden deze verbeteringen bereikt door zodanige wijziging van de rail- en liggerelementen volgens de bekende techniek dat deze de kombinatie omvatten van de volgende maatregelen * a) in de rails: een opening (onderste opening) onderin 25 de holte nabij elk van de einden van de rail en een andere opening (ribopening) die dwars door de ribbe loopt en in verbinding staat

99 L

8020479 -2- met de onderste opening, b) op de liggers: tenminste een paar naar boven lopende veerklemmen met een onderlinge afstand overeenkomend met de rail-maat van de baan, waarbij elk van deze veerklemmen een onderstuk 5 omvat met een breedte in hoofdzaak gelijk aan de breedte van de holte in de rails en een paar naar boven lopende en verend vervormbare tongen die bestemd zijn om opgenomen te worden in de ribopeaing, wanneer het onderstuk in de holte wordt gedrukt om de liggers losneembaar onderling vast te zetten ten opzichte van de rails.

10 In een voorkeursuitvoering volgens de uitvinding wordt een liggerelement verschaft dat wordt gekenmerkt door de maatregelen dat de boveneinden van de verend vervormbare tongen voorzien van naar buiten lopende uitsteeksels die bestemd zijn om samen te werken met het bovenvlak van de rails, nabij van elkaar afgekeerde randen 13 van de onderste opening, wanneer de onderstukken van de veerklemmen in de holte van de rails worden gedrukt om de liggers losneembaar onderling vast te zetten ten opzichte van de rails.

Ben andere uitvoeringsvorm van het liggerelement volgens de uitvinding, waarbij het ondervlak voorzien is van zij- en 20 eindwanden die een holte bepalen omvattend een aantal koppelingsnop-pen voor het losneembaar aanbrengen van het liggerelement op complementaire noppen op het bovenvlak van een dragende konstruktie, is gekenmerkt doordat tenminste dén van de zijwanden voorzien is van een in lengterichting lopende holte nabij de onderrand daarvan om 25 het mogelijk te maken dat de ligger geplaatst wordt in een schuine stand ten opzichte van het horizontale bovenvlak van een ondersteunende konstruktie voor de ligger met naar boven stekende koppelingsnop-pen die geschikt zijn om in ingrijping te komen met de koppelings-noppen in de holte van de ligger.

30 Be bijzonderheden van de uitvinding zullen nu uiteenge zet worden aan de hand van de bijgaande tekening, waarin

Fig. 1 een bovenaanzicht toont van een baaninrichting, Fig. 2, 3 en 4 een railelement volgens de uitvinding laten zien van boven, van onderen, respektievelijk vanaf een zijkant, 33 Fig. 3 en 6 een liggerelement tonen volgens de uit vinding gezien van boven resp. van beneden,

Fig. 7 een doorsnede vormt volgens de lijn VII-VII in

Fig. 6,

Fig. 6 een vergrote doorsnede is van een railelement 4° volgens de lijn VIII-VIII in Fig. 2 in een stand boven een zijde van 8020479 -3- een deel van een corresponderend liggerelement,

Fig, 9 een vergrote doorsnede toont van de onderling verbonden ligge re lestenten van Pig. 8 volgens de lijn IX-IX in Pig. 1, .

Pig. 10 een zijaanzicht is van het liggerelement 5 volgens Pig. 5* 6 en 7»

Pig. 11 een eindaanzioht is van het liggerelement dat gemonteerd is in een schuine stand ten opzichte van een horizontaal bovenvlak van een dragende konstruktie,

Pig. 12 een zijaanzicht is van het liggerelement en 10 de dragende konstruktie volgens Pig. 11,

Pig. 13 een gedeelte toont van een baaninrichting die een gradient heeft, en

Pig. 14 een perspektivisch eindaanzioht is van een paar railelementen dat gemonteerd is op een liggerelement, waarbij 13 dén van de railelementen gedeeltelijk in doorsnede is weergegeven.

Be in Pig. 1 weergegeven baaninrichting omvat-seen in het algemeen als 10 aangeduid paar rails en een in het algemeen als 20 aangeduid paar liggers. Be rails zijn losneembaar op de liggers aangebracht door koppelingsmiddelen volgens de uitvinding, die 20 echter niet zichtbaar zijn in Pig. 1. Ze zullen blijken uit de volgende beschrijving aan de hand van Pig. 2 tot 14, in het bijzonder uit de beschrijving van Pig. 9, die een doorsnede is volgens de lijn IX-IX in Pig. 1.

In Pig. 2, 3 en 4 is een einde weergegeven van eearail-23 element volgens de uitvinding, gevormd door een langwerpig, in hoofdzaak staafvormig lichaam 10 met een bovenzijde 10a en een onderzijde 10b. Ben ribbe 11 die een rail vormt en één geheel is met de bovenzijde 10a strekt zich in de lengterichting van de rail uit, en de onderzijde 10b is voorzien van zijwanden 15 en eindwanden 16 die een 30 zich in lengterichting uitstrekkende holte 12 bepalen. In de onderzijde van deze holte nabij de eindwand 16 is een opening 13 aangebracht, hierna aangeduid als de onderste opening, en boven deze opening is de ribbe 11 voorzien van een opening die hierna wordt aangeduid als de ribopening 14, die dwars door de ribbe loopt en in ver-33 binding staat met de onderste opening 13, zoals meer speciaal weergegeven is in Pig* 6. Be onderste opening 13 is bij voorkeur van rechthoekige vorm, terwijl de ribopening 14 een betrekkelijk smalle spleet is. Be redenen voor deze vormgeving zullen in het volgende uiteengezet worden aan de hand van de koppelingsmiddelen van de lig-40 gerelementen.

8020479 -4-

De in Pig. 5 tot 12 weergegeven liggerelementen zijn gemaakt van rechthoekige platen 20 met een bovenvlak 20a en een ondervlak 20b dat wordt gevormd door de onderste eindvlakken van eind-randen 26 en zijwanden 27, Deze wanden bepalen een holte 20c die 5 een rij buisvormige koppelingsnoppen 28 bevat die bestemd zijn om ingeklemd te worden tussen twee stellen cilindrische koppelingsnoppen 21a op het bovenvlak 20a van het plaatelement 20, Se zijwanden 27 zijn voorzien van in lengterichting lopende holten 29, waarvan de funktie uiteengezet zal worden aan de hand van Pig, 10-1J.

10 Op het bovenvlak 20a van de liggers 20 zijn twee rijen cilindrische koppelingsnoppen 21a aangebracht en twee paren naar boven lopende veerklemmen 21 met een onderlinge afstand overeenkomend met de railmaat van de baan. £lk van deze veerklemmen bestaat uit een voet en een onderstuk 22 dat één geheel vormt met een paar naar 15 boven lopende en verend vervormbare tongen 23 gescheiden door een smalle spleet 23 en voorzien van naar buiten lopende uitsteeksels 24 aan de boveneinden van de tongen.

De koppelingsmiddelen voor het losneembaar onderling verbinden van de einden van de rails met de liggers werken samen op 20 de manier die het duidelijkst weergegeven is in Pig. 8 en 9*

Zoals weergegeven in Pig. 8 is het railelement 10, 11 naast zijn eindwand 16, zie Pig. 3» voorzien van drie onderling in verbinding staande holten; de in lengterichting lopende holte 12 onderin de rail, 25 de onderste opening 13 en de ribopening of spleet 14 die dwars door de rib 11 loopt.

De veerklem 21 van het liggerelement bestaat uit de bovengenoemde koppelingsmiddelen 22, 23, 24» waarbij de breedte van 30 het onderstuk 22 in hoofdzaak gelijk is aan de breedte van de holte 12 en de afstand x tussen het ondervlak 24a van de uitsteeksels 24 en het bovenvlak 22a van het onderstuk 22 bij voorkeur gelijk is aan of iets groter dan de dikte van de onderwand van de rail.

Wanneer het railelement 1Q verbonden wordt met het 55 liggerelement 20 door de twee elementen samen te drukken tot in de in Pig. 9 weergegeven stand, zal het onderstuk 22 stevig ingeklemd worden in de holte 12 tussen de eindwand 16 en de zijwanden 15* Tegelijkertijd zullen de uitsteeksels 24, wanneer ze door de onderste opening I3 gaan, ervoor zorgen dat de verend vervormbare tongen 23 40 worden samengedrukt totdat de uitsteeksels 24 juist door de onderste 8020479

4 I

-5- opening 13 zijn gekomen en het bovenste oppervlak 10a van de rail hebben bereikt. In deze eindstand zullen de tongen 23 weer uitwijken en ervoor zorgen dat het ondervlak 24a van de uitsteeksels 24 stevig wordt geklemd tegen het bovenvlak 10a van de rail.

5 Aldus wordt een zeer verbeterd koppelingseffekt ver kregen als gevolg van de samenwerking van het onderstuk 22 met de wanden van de holte 12, de ondervlakken 24a van de uitsteeksels 24 met het bovenvlak 10a - en tenminste in zekere mate - de druk van de zijden van de tongen 23 tegen de wanden van de onderste opening 10 15.

In de in Fig. 5-7 en 10-13 weergegeven uitvoeringsvorm is het liggerelement 20 geschikt om een baan te bouwen met een gradient zoals weergegeven in Fig. 10.

Bij de bekende techniek, zoals beschreven in het 15 USA octrooi No. 3.464*624 vereisten zulke gradiënten dat de rails gevormd waren met schuine eindvlakken. Deze komplikatie wordt voorkomen door de liggerelementen op hun ondersteuningen te plaatsen met een schuine stand ten opzichte van de horizontale bovenvlakken van de ondersteuningen. Be maatregel waardoor deze konstrukties 20 mogelijk zijn is de aanwezigheid van de holte 29 in het ondervlak 20b van de zijwanden 27, zoals weergegeven in Fig. 6, 10 en 12.

In deze Figuren is een liggerelement weergegeven dat in een schuine stand is opgesteld ten opzichte van het horizontale bovenvlak 31 van een onders teuningskonstruk tie 30, welke een bouu-23 blok kan zijn of een kombinatie van bouwblokken in een speelgoed-bouwdoos. Het bovenvlak 31 van deze konstruktie is voorzien van ko$-pelingsnoppen 31a, ' die identiek zijn met de noppen 21a van de liggers 20 en die geschikt zijn om samen te werken met de buisvormige noppen 28 in de holte 20c van 30 de liggers. Zoals weergegeven in Fig. 12 is de lengte van de holten 29 in hoofdzaak gelijk aan of iets groter dan de lengte van de onder-steuningskonstruktie 30, waardoor het mogelijk wordt dat de ligger 20 relatief schuin wordt gezet ten opzichte van het horizontale bovenvlak 31 van de konstruktie 30 tot een stand waarin een kant 33 van dit vlak samenvalt met het ondervlak 29a van de holte 29. In deze schuine stand van de ligger 20 op de ondersteuningskonstruktie 30 zullen de koppelingsnoppen 31a in ingrijping blijven met de noppen 28 hoewel ze ten opzichte daarvan enigszins verplaatst zijn.

-Conclusies- 8020479

Claims (3)

1. Sen baaninrichting voor speelgoedtreinen omvattend een aantal rails en liggers die koppelingsmiddelen hebben voor het losneembaar aanbrengen van de einden van de rails op de liggers, waarbij de rails langwerpige, in hoofdzaak staafvormige elementen 5 zijn met een bovenvlak en een ondervlak, een in lengterichting lopende ribbe die een rail vormt en één geheel is met het bovenvlak en een in lengterichting lopende holte in het ondervlak, en waarbij de liggers rechthoekige plaatelementen zijn met een ondervlak en een bovenvlak voorzien van naar boven lopende koppelingsnoppen, 1Θ gekenmerkt door de kombinatie van de volgende maatregelen: a) in de rails: een opening (onderste opening) onderin de holte nabij elk van de einden van de rail en een andere opening (ribopening) die dwars door de ribbe loopt en in verbinding staat met de onderste opening, 15 b) op de liggers: tenminste een paar nasar boven lopen de veerklemmen met een onderlinge afstand overeenkomend met de rail-maat van de baan, waarbij elk van deze veerklemmen een onderstuk omvat met een breedte in hoofdzaak gelijk aan de breedte van de holte in de rails en een paar naar boven lopende en verend vervorm-20 bare tongen die bestemd zijn om opgenomen te worden in de ribopening, wanneer het onderstuk in de holte wordt gedrukt om de liggers losneembaar onderling vast te zetten ten opzichte van de rails·

2. Een liggerelement voor een baaninrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk dat de boveneinden van de 25 verend vervormbare tongen voorzien zijn van naar buiten lopende uitsteeksels die bestemd zijn om samen te werken met het bovenvlak van de rails, nabij van elkaar afgekeerde randen van de onderste opening, wanneer de onderstukken van de veerklemmen in de holte van de rails worden gedrukt om de liggers losneembaar onderling vast 30 te zetten ten opzichte van de rails.

5. Een liggerelement voor een baaninrichting volgens conclusie 1, waarbij het ondervlak voorzien is van zij- en eind-wanden die een holte bepalen omvattend een aantal koppelingsnoppen voor het losneembaar aanbrengen van het liggerelement op complemen-35 taire noppen op het bovenvlak van een ondersteuningskonstruktie, 8020479 •i Ü -7- m e t het kenmerk dat tenminste één van de zijwanden voorzien is van een in lengterichting lopende holte nabij de onderrand daarvan om het mogelijk te maken dat de ligger geplaatst wordt in een schuine stand ten opzichte van het horizontale bovenvlak van een ondersteunende konstruktie voor de ligger met naar boven stekende koppelingsnoppen die geschikt zijn om in ingrijping te komen met de koppelingsnoppen in de holte van de ligger. azraaaatara 8020479