NL8004673A - Tegen loswerken bestendige bout. - Google Patents

Description

-1- 21471/cv/ts ? . *

Aanvrager: Masao Kanazawa, Osaka, Japan.

Korte aanduiding: Tegen loswerken bestendige bout.

De uitvinding heeft betrekking op een tegen loswerken bestendige 5 bout en meer in het bijzonder op een tegen loswerken bestendige bout met behulp waarvan het mogelijk is een moer te vergrendelen in de klemstand daarvan.

In het algemeen wordt, indien een moer wordt aangezefc, een rekkracht opgewekt in de bout waardoor een klemkracht op het vast te klemmen lichaam 10 wordt meegedeeld. Het verschijnsel van een vermindering van de genoemde klemkracht wordt aangeduid als een loswerken van de draad. Dit verschijnsel wordt weergegeven door een loswerken van de moer ten opzichte van de bout en er zijn een aantal inrichtingen voorgesteld voor het voorkomen van een loswerken van de moer.

15 Zelfs indien een moer voldoende stijf is indien aanvankelijk vast gezet, wordt deze veelvuldig gedraaid in de loswerkrichting indien eenmaal losgeraakt door trillingen, waardoor het onmogelijk wordt, dat de bout zijn aanvankelijke doel vervult.

Gebruikelijk wordt een dubbele moer toegepast teneinde de verdraaiing in de loswerkrichting te voorkomen. Ofschoon dit een van de eenvoudigste 20 methoden is om een loswerken van de moer uit te sluiten is daarbij de buitenste moer niet beschermd tegen een losraken en is er geen waarborg tegen het loswerken van de moer.

Zoals algemeen bekend is is er tussen het koppel T dat wordt vereist voor het vastzetten van een moer op een bout en het koppel T·, dat 25 wordt vereist voor het loschroeven van de moer een onderlinge verhouding van T yT * tot stand gebracht.

Theoretisch zal dan ook een eenmaal vastgezette moer nimmer losraken, behalve indien daarop een uitwendige kracht wordt uitgeoefend. In de werkelijkheid treedt er echter veelvuldig een geval ',-op waarin de moer draait 30 totdat de moer is losgewerkt.

Dit verschijnsel wordt in het algemeen in meerdere of mindere mate veroorzaakt door trillingen of intermitterende schokken, waarbij de statische wrijvingscoëfficiënt wordt verminderd tot een aanzienlijk kleinere dynamische wrijvingscoëfficiënt en de wrijvingscoëfficiënt van het draagvlak even-35 eens wordt verminderd.

Dientengevolge wordt, indien een uitwendige kracht, hoe klein deze ook mag zijn, wordt aangebracht in de loswerkrichting, de bovengenoemde 80 0 4 6 7 3 -2- 21471/CV/ts koppelverhouding verstoord, hetgeen resulteert in T^Q, waardoor het mogelijk is, dat de moer draait in de loswerkrichting.

Tegenmaatregelen tegen een loswerking omvatten dan ook het volgende.

(1) Gebruikmaken van fijne schroefdraad; 5 (2) Het vergroten van de wrijving van het eindvlak van de moer; (3) Het vergroten van de wrijvingscoëfficiënt van het draadvlak.

De uitvinding komt overeen met het hierboven aangeduide punt 3·

De uitvinding heeft als oogmerk het verkrijgen van een bout met een constructie, welke het mogelijk maakt het loswerken van een enkele of dubbe-10 le moer geheel uit te sluiten door het vergroten van de wrijvingscoëfficiënt. In principe maakt de bout vólgens de uitvinding het mogelijk een loswerken van een moer uit te sluiten door een dubbele constructie van de bout.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand 15 van bijgaande figuren, waarin enige uitvoeringsvoorbeelden van de constructie volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 toont een doorsnede over het belangrijkste deel van een bout volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een bovenaanzicht van het te scheiden deel van de 20 bout volgens fig. 1.

Fig. 3 toont een doorsnede over het belangrijkste deel van een bout volgens een verder uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Fig. 4 toont een bovenaanzicht op het scheidbare deel van de 25 bout volgens fig. 3·

Fig. 5 toont op grotere schaal een doorsnede over de in de fig.

1 en 3 omcirkelde gedeelten.

Zoals weergegeven in fig. 1 en 2 is een boutlichaam 1 zo opgebouwd, dat het verdeelbaar is in een kopgedeelte 2 en een scheidbaar ge-30 deelte 3·

In het hart van het kopgedeelte 2 is een van inwendige schroefdraad voorzien gat 4 aangebracht, terwijl een een kleine diameter bezittend draad-gedeelte 5 dat voorbij het scheidbare gedeelte 3 uitsteekt in het van schroefdraad voorziene gat 4 is geschroefd. In deze stand vormen het kop-35 gedeelte 2 en het scheidbare gedeelte 3 een geïntegreerd boutlichaam.

Op de bout is een eerste moer 6 en een tweede moer 7 aangebracht. Daarbij is het van belang, dat de aansluiting 8 tussen het kopgedeelte 2 en het scheidbare gedeelte 3 van het boutlichaam in het hart van een 80 0 4 6 73 ¥ * -3- 21471/CV/ts van de twee moeren zal zijn gelegen.

Bij het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de aansluiting 8 in het hart van de tweede moer 7 gelegen. Het verdient de voorkeur, dat de aansluiting 8 is gelegen in het hart van de tweede moer op de buitenzij-5 de, in plaats van in het hart van de eerst moer aan de binnenzijde.

Het een kleine diameter bezittende draadgedeelte 5 is in dezelfde richting gesneden als dat van het boutlichaam 1, dat wil zeggen in rechtse richting.

Verder zijn de klemmingondersteunende organen 9 en 10 aangebracht,ter-10 wijl in het scheidbare gedeelte een groef 11 is aangebracht teneinde dit scheidbare gedeelte te kunnen verdraaien.

De tegen loswerken bestendige bout volgens de uitvinding heeft de hierboven omschreven constructie. Het boutlichaam 1 wordt eerst ingestoken in een doorgaand gat 12 van de de klemming ondersteunende organen 15 9 en 10, waarna de eerste moer 6 en de tweede moer 7 vanaf de tegengestelde zijde worden vastgezet. Dan wordt het scheidbare gedeelte 3 van het boutlichaam 1 in linkse richting verdraaid door de groef van het als inkeping daarin ingebrachte ingrijporgaan 11 totdat er een kleine speling verblijft tussen het kopgedeelte 2 en het scheidbare gedeelte 3 bij de aansluiting 8 20 daarvan. Aangezien de tweede moer 7 verschillende spoeden heeft met de aansluiting 8 als een begrenzingslijn, wordt de wrijvingscoëfficiënt van het draadvlak in aanzienlijke mate vergroot, waardoor het mogelijk wordt om de moer in een stevig vastgezette stand te houden.

Fig. 5 toont op grotere schaal de toestand van de vergrendeling, 25 waarin de inwendige draad wordt vastgehouden in de stand van stevige vergrendeling door de klemkracht ( a) van de uitwendige draad van het kopgedeelte 2 en door de klemkracht (b) van de inwendige draad van het scheidbare gedeelte 3 dat in omgekeerde richting daarop wordt aangebracht.

Nu zal het inde figuren 3 en 4 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld 30 meer gedetailleerd worden beschreven.

Het boutlichaam 1 is zodanig vervaardigd, dat het verdeelbaar is in een kopgedeelte 2 en een scheidbaar gedeelte 3 op dezelfde wijze als in fig. 1. In tegenstelling met het geval van fig. 1 is echter een inwendig van schroefdraad voorzien gat 4 geboord in het hart van het scheidbare 35 gedeelte 3> terwijl een een kleine diameter bezittend draadgedeelte 5 boven het kopgedeelte 2 uitsteekt en in het schroefdraadgat 4 is geschroefd.

In deze ingrijpingsstand vormen het kopgedeelte 2 en het scheidbare gedeelte 3 een geïntegreerd boutlichaam 1. In het in fig. 3 weergegeven uit- 80 0 4 6 73 -4- 21471/CV/ts voeringsvoorbeeld is de moer 7 enkel en deze enkele moer zal op zodanige wijze worden vastgezet, dat het hart daarvan is gelegen bij de aansluiting 8 tussen het kopgedeelte en het scheidbare gedeelte 3 van het boutlichaam.

Het draadgedeelte 5 is in dezelfde richting gesneden als de draad 5 van het boutlichaam 1, dat wil zeggen in rechtse richting. Verder zijn de klemming ondersteunende organen 9 en 10 aangebracht en is het gedeelte 3 voorzien van een uitsteeksel 11 dat een ingrijpingsorgaan vormt voor het draaien van het scheidbare gedeelte 3.

Zoals hierboven beschreven, wordt het boutlichaam 1 eerst ingesto-10 ken in het doorgaande gat 12 van de onderdelen 9 en 10, waarna van de andere zijde de moer 7 wordt aangebracht en na het vastzetten van de moer wordt het scheidbare gedeelte 3 van het boutlichaam 1 in linkse richting gedraaid met behulp van het 'uitsteeksel 11 totdat er een kleine speling achterblijft tussen het kopgedeelte 2 en het scheidbare gedeelte 3 als weergegeven in 15 fig. 5. Zo wordt de moer in een stand van stevige vergrendeling gehouden aangezien de spoed daarvan verschilt met de verbinding 8 van het boutlichaam 1, als begrenzingslijn waardoor de wrijvingscoëfficiënt van het draad-vlak in aanzienlijke mate wordt vergroot. Meer nauwkeurig wordt de inwendige draad van de moer 7 ondersteund in de stand van stevige vergrendeling 20 door de klemkracht a van de uitwendige draad van het kopgedeelte en de klemkracht b van de uitwendige draad·van het scheidbare gedeelte 3 aangebracht in omgekeerde richting tot de klemkracht a.

De tegen loswerken bestendige bout volgens de uitvinding zoals hierboven is omschreven is in staat om de toestand van ’.stevige vergren-25 deling te ondersteunen niet slechts op het tijdstip van het aanvankelijk vastklemmen, maar ook tijdens gebruik vergezeld gaand van trillingen, daar de draaiing van de moer in de loswerkrichting wordt uitgesloten door de klemkrachten a en b, respectievelijk aangebracht in omgekeerde richtingen en doordat de draadspoed verschillend is met de aansluiting 8 tussen het 30 kopgedeelte 2 en het scheidbare gedeelte 3 als begrenzingslijn.

- CONCLUSIES- 80 0 4 6 73

Claims (4)

1. Tegen loswerken bestendige bout, met het kenmerk, dat het boutliohaam verdeeld is in twee gedeelten bij de klemstand van een moer, waarbij een 5 een kleine diameter bezittend van inwendige schroefdraad voorzien gat is aangebracht op een van de gedeelten en een een kleine diamfeter bezittend-draadgedeelte op het andere gedeelte is aangebracht, waarbij het een kleine diameter bezittende van uitwendige schroefdraad voorziene deel in het een kleine diameter bezittende van inwendige schroefdraad voorziene gat wordt 10 geschroefd, zodanig, dat een geïntegreerd boutlichaam wordt gevormd, terwijl een aapgrijpingsorgaan voor draaien daarvan aan het einde van de bout is aangebracht.

2. Bout volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schroefdraad van het een kleine diameter bezittende gedeelte in dezelfde draairichting ver- 15 loopt, bijvoorbeeld met rechtse spoed, als de draad aangebracht op de', buitenomtrek van de bout.

3. Bout volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het aan het einde van de bout aangebrachte ingrijpingsorgaan voor de verdraaiing van de bout wordt gevormd door een groef. 20

4. Bout volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het voor verdraaiing van de bout op het uiteinde van de bout aangebrachte orgaan wordt gevormd door een uitsteeksel. 8004673