NL8004333A - Informatiebevattende inrichting. - Google Patents

Description

~v

Informatiebevattende inrichting.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een informatiebevattende drager, waarbij de informatie is geregistreerd in een aantal banen, waarvan elk een unieke informatie of adrescode omvat, welke elke specifieke baan van geregistreerde 5 informatie identificeert.

Informatiedragers van deze soort volgens de bekende techniek hébben de informatie geregistreerd door middel van magnetische, optische, thermische of elektrische eigenschappen van de drager. De uitvinding is van toepassing op alle dragers 10 met zulke eigenschappen en is niet beperkt tot de bepaalde configuratie van de drager. De drager kan aldus zijn in de vorm van een schijf, een kaart of plaat, een trommel, cilinder, band of andere constructie.

Bij bekende informatiedragers wordt toegang 15 tot een speciale baan, welke gewenste informatie bevat, uitgevoerd op verschillende wijzen. Een daarvan veroorzaakt dat de lees-inrichting automatisch beweegt in discrete stappen van een informa-tie-bevattende baan naar de opvolgende naburige baan en het detecteren van het unieke identificatie-adres voor elke speciale baan.

20 Slechts wanneer de gewenste baan wordt bereikt, zal de leesinrich-ting stoppen en de.daarop aanwezige informatie geleiden.

Bij een ander stelsel wordt de leesinrichting snel bewogen in sprongen van een vooraf bepaald aantal banen en na elke sprong wordt het adres gelezen en dit vergeleken met de 25 gewenste baan. Wanneer het verschil tussen het gewenste baanadres en het werkelijke baanadres als gelezen, verschillend is van het vooraf bepaalde aantal, zal de inrichting bewegen van baan naar baan opeenvolgend totdat de gewenste baan is bereikt.

Bij nog een ander stelsel wordt een spannings-30 vergelijkings- of ander fysisch meetorgaan gebruikt voor het bepalen van de positie van de gewenste informatie in vergelijking 800 4 3 33.

2 met de positie van de inrichting welke de informatie van de drager leest.

Bij weer een ander stelsel wordt de lees-inrichting gedwongen snel te bewegen van een eerste positie naar 5 een tweede positie over een afstand gelijk aan een aantal banen.

Het aantal banen, waarover de beweging geschiedt wordt bepaald door het nemen van het verschil tussen de adrespositie van de leesinrichting en het adres van de gewenste baan. Wanneer de beweging optreedt, worden de gepasseerde banen geteld totdat het 10 gewenste aantal banen is gepasseerd, op welk tijdstip de leesinrichting wordt gedwongen te stoppen en dan een fijne zoekfase te beginnen overeenkomstig die als boven het eerste beschreven, voorafgaand aan vergrendeling op de gewenste baan.

De snelste toegangstijd tot een gewenste baan, 15 die beschikbaar is bij de bekende stelsels, is van de orde van enige seconden. De beste bekende techniek is aangegeven in de Amerikaanse octrooischriften 3.931.457 en 4.106.058.

Volgens de uitvinding wordt voorzien in een substraat, dat een registreermedium bevat. Een aantal discrete 20 signaalinformatie-bevattende banen wordt geregistreerd op het medium waarbij elk van de banen een unieke adrescode bevat, geregistreerd op een vooraf gekozen positie daarin. Een indexcodesignaal wordt geregistreerd tussen aangrenzende banen.

Volgens een werkwijze voor het registreren 25 volgens de uitvinding wordt een signaal opgewekt, dat representatief is voor informatie en een adrescode. Dat signaal wordt dan geregistreerd op een medium, geschikt om dat te ontvangen, teneinde een aantal discrete banen op het medium te bepalen. Een indexcode wordt slechts geregistreerd tussen naburige banen.

30 De uitvinding zal aan de hand van de tekening in het volgende nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont schematisch en in perspectief een vorm van een informatiedrager, welke kan worden gebruikt bij de uitvinding.

35 Figuren 2 en 3 tonen schematische weergaven 800 43 33 *> 3 > van identificatiecode-informatie zoals geregistreerd op de drager van figuur 1.

Figuur 4 toont schematisch de inrichting, welke kan worden gebruikt voor het registreren op de informatie-5 drager.

Figuur 5 toont een schakeling van een uitvoeringsvorm van de inrichting, welke kan worden gebruikt voor het lezen van informatie geregistreerd op de informatiedrager volgens de uitvinding.

10 De uitvinding voorziet de gebruiker van ge registreerde informatie van een snellere gegevenstoegangstijd, op willekeurige basis, tot elke bepaalde gewenste informatie-bevattende baan dan enig bekend stelsel. Voor het uitvoeren van deze willekeurige en snelle toegang tot een bepaalde baan, wordt 15 een unieke identificatiecode geregistreerd bij elke baan van signaalinformatie en buitendien wordt daarbij een indexcode geregistreerd tussen naburige banen. De indexcode levert positie-informatie voor het bepalen op elk tijdstip waar op de informatiedrager de leesinrichting (leeskop) is geplaatst, zelfs ofschoon 20 deze niet een bepaalde informatiebaan aan het lezen is. Met zodanige informatiebeschikbaarheid kan de leeskop worden gedwongen om continu te bewegen naar een gewenste positie zonder het tellen, het willekeurig bewegen over vooraf bepaalde afstanden of dergelijke. Door constante vergelijking van de positie van de aflees-25 kop ten opzichte van de informatiebevattende banen op de drager, is de relatieve positie tussen de afleeskop en de drager constant bekend en het verschil tussen zijn bekende positie en de gewenste positie is constant bekend. Wanneer daarom de gewenste informatiebevattende baan is geplaatst bij de afleeskop, wordt de beweging 30 daarvan gestopt en de informatie vervat in de gewenste baan, kan worden verkregen.

Een vorm van informatiedrager, welke kan worden gebruikt volgens de uitvinding, is getekend in figuur 1, waarnaar hier wordt verwezen. Men ziet een schijf 5 geconstrueerd 35 van bijvoorbeeld polyester en waarop een aantal discrete informa- 800 4 3 33 'r* 4 tiebanen 6 is geregistreerd, bijvoorbeeld videosignalen. Elk van de banen 6 heeft een breedte van enige micrometers en naburige banen zijn van elkaar gespatieerd over enige micrometers, bijvoorbeeld drie tot zeven en kunnen zijn gelegen over het opper-5 vlak van de schijf, bijvoorbeeld over het gebied, aangegeven met de pijl 7. Elk van de videobanen 6 omvat een volledig televisie-. beeldsignaal samen met sectoren 8 en 9, waarin specifieke regel- signalen zijn geregistreerd, samen met de gewenste adrescode, zoals hierna uitvoerig wordt beschreven.

10 De schijf volgens figuur 1 is ingericht voor rotatie om zijn centrale as 10. Bij voorkeur zijn de videosignalen, aanwezig in elke videobaan 6, optisch geregistreerd op de transparante schijf 5 en kunnen daaruit gedetecteerd worden door transmissie of reflectie van licht, op de juiste wijze gefokusseerd 15 zoals bekend.

Zoals boven is opgemerkt, is de uitvinding van toepassing op elk soort medium, zoals een magnetisch, optisch, thermisch of elektrisch medium en op elke lichamelijke configuratie van de drager, zoals een plaat, een cilinder, een trommel, een 20 band of een schijf. Voor de gemakkelijke toelichting bij de beschrijving is de toelichting gegeven aan de hand van een transparante schijf waarop informatie optisch is geregistreerd.

Men ziet in figuur 2 in schematische vorm aangegeven een voorkeursvorm, welke de identificatiecodesignalen 25 moeten aannemen volgens het principe van de uitvinding. Men ziet, dat de videosignaalinformatie bevattende banen zijn aangegeven met 15 tot 23. Zoals in de techniek bekend, zal elk van deze banen typerend enige micrometers in breedte zijn en zullen zij gescheiden zijn over enige micrometers. Het zal daarom duidelijk zijn, 30 dat de schaal van de tekening van figuur 2 niet representatief is, maar slechts is gekozen voor de toelichting.

Typerend geplaatst binnen de sectoren 8 en 9 in figuur 1 zal de identificatiecodesignaalinformatie zijn, getekend in figuur 2 algemeen bij 30. Ofschoon deze informatie 35 elk speciaal gewenst formaat kan hebben, waarbij het getekende 8004333 5 formaat dat is van binaire aanwijzigingen met het lange donkere deel voor het weergeven van een binaire 1 en het korte donkere deel voor een binaire 0. Volgens de bekende techniek zou het binaire identificatiecodesignaal optreden op een lijn met elk van 5 de banen 15 tot 23 zoals deze optreden op de schijf 5 en zou de identieke spatie daartussen hebben zoals optreedt tussen naburige banen van videosignaalinformatie, zoals bijvoorbeeld tussen de banen 15 en 16.

Zoals men ziet in figuur 2, wordt de iden-10 tificatiecodesignaalinformatie geregistreerd op de schijf 5, niet alleen op een lijn met elk van de banen van videosignaalinformatie, maar ook tussen naburige banen. Zoals men zal zien, kan bijvoorbeeld het binaire signaal optredende voor de baan 15 worden gelezen als 111100 (het binaire equivalent van 15). Aan de andere kant is 15 het binaire signaal optredende voor de baan 16 000010 (het binaire equivalent van 16). In de ruimte tussen de videosignaalbanen 15 en 16 wordt de binaire identificatiecode, uniek behorende bij de baan 15, weergegeven. Overeenkomstig wordt de binaire identificatiecode behorende bij de baan 16 gevormd in de ruimte tussen de 20· naburige banen 16 en 17.

Een deskundige zal opmerken, dat de identificatiecode verandert bij elk van de banen 15 tot 23, maar hetzelfde blijft tussen aangrenzende banen. Indien men het identificatiecodesignaal zou lezen door aftasten daarvan vanaf de boven-25 zijde naar de onderzijde, gezien in figuur 2, zou de identificatiecode optredende tussen naburige banen die code zijn, welke de bovenste van de twee naburige banen identificeert. Bijvoorbeeld is de binaire code tussen de banen 15 en 16 de identificatiecode (indexcode) voor de baan 15. Aan de andere kant is de identifica-30 tiecode tussen de banen 19 en 20 de identificatiecode (indexcode) voor de baan 19.

Ook zal een deskundige opmerken, dat indien men de indexcode leest overeenkomstig figuur 2 van de onderzijde naar de bovenzijde, de indexcode tussen naburige banen dezelfde 35 zal zijn als de adrescode voor de opvolgende te lezen baan. Wanneer 8004333 't 6 bijvoorbeeld in figuur 2 wordt gelezen van de onderzijde naar de bovenzijde betreffende de indexcode tussen de banen 20 en 19, zal deze de indexcode voor de baan 19 zijn, terwijl de indexcode tussen de banen 16 en 15 de indexcode voor de baan 15 zal 5 zijn. Daarom moet voor nauwkeurige plaatsbepaling van de baan welke de gewenste signaalinfonnatie bevat, de relatieve richting van het aflezen van de identificatiecode eerst bekend zijn.

Het zal een deskundige ook duidelijk zijn, dat ofschoon slechts zes binaire tekens zijn getekend in het 10 identificatiecodesignaal zoals schematisch aangegeven in figuur 2, dit slechts als voorbeeld is gedaan, zodat elk speciaal gewenst of vereist aantal voor een speciale toepassing kan worden gebruikt. Zodanige mogelijkheid is weergegeven door de stippellijnen 32 in figuur 2, volgend op de binair gecodeerde signalen 30 en juist 15 voorafgaand aan het voortzetten van de signaalbanen 15 tot 23.

Onder bepaalde omstandigheden kan het wenselijk zijn dat het identifiestiecodesignaal een ander formaat aanneemt dat dat van figuur 2. Een zodanig alternatief formaat is getekend in figuur 3, waarnaar hierna wordt verwezen. Zoals 20 getekend in figuur 3, zijn er videosignaalbanen 2, 3 en 4, gevolgd door het binaire codesignaal 60 (het binaire equivalent van 2, 3 en 4 respectievelijk) getekend in dit geval als te zijn voorzien van drie binaire tekens. Zoals wordt opgemerkt in verband met de stippellijnen A, B en C, verandert de indexinformatie geplaatst 25 tussen de banen bij benadering bij het middelste punt tussen de naburige banen. Als men dus de adrescode leest voor een bepaalde baan en dan beweging voortzet naar de naburige baan, verandert * midden tussen de banen de indexcode vanaf de adrescode van de vooraf gelezen baan naar de adrescode van de te naderen baan, on-30 afhankelijk van de richting, waarin het aflezen plaatsvindt. Door gebruik van zulk een benadering wordt gemeend, dat het registreren van de indexcode tussen de banen iets gemakkelijker zal zijn aangezien minder zorg hoeft te worden besteed bij het registreren van de indexcode teneinde niet de juiste adrescode voor 35 naburige banen te verstoren. Dat is, zie weer figuur 2, wanneer 8004333

N

7 wordt voortgegaan vanaf de baan 15 naar de baan 16, dat de binaire tekens in de eerste vijf plaatsen veranderen. Wanneer het teken verandert van een 1 tot een 0 zoals dit gebeurt in de eerste vier plaatsen, indien niet zorg wordt gedragen bij het registreren van 5 de binaire 1 tussen de banen 15 en 16, kan de adrescode voor de baan 16 waarbij de eerste vier tekens 0 zijn, onjuist zijn. Wanneer de verandering van de 1 tot de 0'plaatsvindt midden tussen de banen zoals getekend bij de eerste tot de derde binaire tekens van figuur 3, behoeft minder zorg te worden besteed.

10 Ofschoon met betrekking tot figuren 2 en 3 de indexcode voor elk geval is gekozen als dezelfde als de adrescode voor een naburige baan, zal het een deskundige duidelijk zijn, dat dit niet is vereist. Een geheel andere en volledig unieke indexcode kan worden opgewekt voor de ruimten tussen naburige banen 15 en worden geregistreerd binnen de ruimte tussen naburige banen, totaal gescheiden en verschillend van de adrescode voor elk van de betreffende banen.Kennelijk moet geschikte logika worden vereist voor het herkennen van de verschillen tussen de adrescodes en de indexcodes en voor het uitvoeren van de geschikte werkingen 20 met betrekking daartoe zoals kan worden vereist voor elke bepaalde toepassing. Het zal een deskundige ook duidelijk zijn, dat zelfs ofschoon in figuren 2 en 3 de indexcode tussen de banen is stekend als een vaste registratie en dit is de huidige voorkeursuitvoering, er ook scheidingen daarin kunnen zijn tussen de adrescode en de 25 indexcode en er verschillende dichtheden en intensiteiten van registratie kunnen zijn in vergelijking met de adrescodes zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Organen voor het uitvoeren van het registreren van de videosignaalinformatie evenals de adres- en indexcodes zijn 30 bekend. Voor de volledigheid evenwel wordt verwezen naar figuur 4, waar zulk een inrichting schematisch als schakeling is aangegeven.

Men ziet, dat een geschikt videosignaal wordt toegevoerd via de kabel 62 naar een identificatiecodegenerator/regelinrichting 64.

Deze identificatiecodegenerator/regelinrichting 64 levert dan op 35 de kabels 66 en 68 zowel video-informatie als de identificatiecode.

800 4333 8

Tijdsignalen worden ook opgewekt door de generator 64 en worden toegevoerd via een kabel 70 naar een menger 72. Het gecombineerde signaal, bestaande uit de video- en identificatiecode-informatie samen met het tijdsignaal, wordt toegevoerd naar een ver-5 sterker 74 via de kabel 76. De uitgang van de versterker 74 wordt via een kabel 78 geleverd aan een modulatoraandrijfinrichting 80, . welke via een kabel 82 is gekoppeld met een modulator 84. De modu lator 84 moduleert op geschikte wijze het licht uit een laser-generator 86 in overeenstemming met de signaal- en identificatie-10 code-informatie. Het aldus gemoduleerde licht aangegeven bij 88 wordt via een lens 90 toegevoerd, welke zoals getekend bij 92, het betreffende lichtsignaal fokusseert op het registreermedium aanwezig op het substraat 94, dat wordt geroteerd met ongeveer 1800 omw/min rond de as 96 daarvan, zoals getekend met de pijl 98.

15 Een schijfaandrijf- en plaatsingsmechanisme 100 ontvangt ook de tijdsignalen via een geleider 70' en plaatst overeenkomstig een speciaal programma, de schijf 94 voor het ontvangen van de signalen uit de modulator 84 op de geschikte plaatsen daarop zoals wordt bepaald door de tijdsignalen. Dit plaatsen wordt weergegeven 20 door de pijl 102.

Bij het bedienen van het mechanisme van figuur 4 voor het registreren van de gewenste signaalinformatie op de schijf 94, worden de volgende stappen genomen. De schijf wordt eerst geplaatst op de juiste radiale plaats voor het beginnen van 25 het registreren. Daarna wordt de schijf geroteerd met de gewenste snelheid, bijvoorbeeld 1800 omw/min. Het videosignaal bevattende de adrescode geplaatst daarin op het geschikte punt, wordt dan geregistreerd bij de eerste radiale plaats. De schijf wordt dan bewogen door het aandrijfmechanisme 100 naar een plaats tussen 30 de eerste plaats en de opvolgende geschikte plaats waar videosig-naalinformatie zal worden geregistreerd. Op deze tussengelegen radiale plaats wordt alleen de indexcode geregistreerd. Zoals boven is opgemerkt, kan de indexcode dezelfde zijn als de adrescode voor de voorafgaand geregistreerde video-informatiebaan of 35 kan alternatief zijn samengesteld uit andere signaalinformatie.

3 00 4333 > 9

De schijf wordt dan opnieuw radiaal geplaatst, bijvoorbeeld naar de opvolgende radiale plaats, waar videosignaalinformatie zal worden geregistreerd op welk tijdstip de juiste videosignaalinformatie met zijn bijbehorende adrescode dan wordt geregistreerd» 5 Het gehele proces wordt dan herhaald.

Het zal een deskundige onmiddellijk duidelijk zijn, dat het registreren van de indexcode tussen de naburige banen kan worden uitgevoerd met een aantal stappen afhankelijk van de afstand tussen de banen, de intensiteit en de betrouwbaar-10 heid van de gewenste indexinformatie en/of de geregistreerde index-informatie al of niet van toestand verandert binnen de ruimte tussen de banen.

Het zal een deskundige ook duidelijk zijn, dat de inrichting voor het lezen van de aldus, geregistreerde index-15 code bekend is in de techniek en slechts bestaat uit de geschikte inrichting voor het belichten van de beelden van de informatiedrager 5 en het detecteren van de verschillen daarin door een geschikte afleesinrichting. Schematisch is zulk een constructie algemeen aangegeven in figuur 5. Men ziet daar dat de schijf 120 20 is geplaatst om te worden geroteerd met de geschikte snelheid, bijvoorbeeld 1800 omw/min. Een afleeskop 122 is geplaatst in de nabijheid. Verlichtingsorganen 124 zijn geplaatst voor het sturen van het licht, aangegeven met de pijl 126, door de drager 120 en naar de afleeskop 122. Een regelinrichting 128 is gekoppeld volgens 25 de stippellijnen 130 en 132 hetzij met de afleeskop of het schijf-rotatiemechanisme, zodat de positie tussen de afleeskop 122 en de schijf 120 relatief kan worden gevarieerd, zoals getekend met de pijl 134. De identificatiecodedetector 136 is gekoppeld via een kabel 138 met de afleeskop 122 en ontvangt en detecteert de infor-30 matie betreffende de adres- en indexcodes. De adres- en indexcodes worden dan overgedragen via een kabel 140 naar de logische schakeling 142. Zoals bekend zal de logische schakeling de informatie ontvangen evenals extra informatie, welke kan worden geprogrammeerd en daarin geplaatst zoals bijvoorbeeld als ingangssignalen, zoek-35 informatie en dergelijke, welke kunnen worden toegevoerd bijvoorbeeld 800 43 33 10 over de kabel 14a. Na geschikte bewerkingen van de ingangsinformatie levert de logische schakeling 142 regelsignalen, welke zijn gekoppeld via een kabel 144 met de regelinrichting 128 om deze te plaatsen in de gewenste plaats voor het herwinnen van de informatie, 5 welke wordt gewenst van de betreffende vooraf geregistreerde baan op de schijf 120.

Bijvoorbeeld zal bij een typerende werking de bedieningspersoon weten, dat de informatie, welke hij wenst te verkrijgen, is gelegen op bijvoorbeeld een speciale baan, gele-10 gen. op een vooraf bepaalde plaats op de schijf 120. Het adres voor die speciale baan zal worden ingebracht als een ingangssignaal via de kabel 14a in de logische schakeling 142. De schijf 120 zal worden gedraaid en de afleeskop zal de positie detecteren van de informatie, verlicht door het licht 126. Dit betekent, dat het 15 speciale adres voor de positie van de afleeskop op de schijf zal worden gedetecteerd en toegevoerd naar de logische schakeling 142, waar dit wordt vergeleken met het adres van de gewenste baan. De logische schakeling zal dan bepalen welke richting de afleeskop moet worden bewogen ten opzichte van de banen op de schijf 120 en 20 zal de beweging daarvan beginnen via de regelinrichting 128. De beweging zal snel en soepel optreden waarbij de afleeskop constant de indexinformatie, opgeslagen op de schijf, detecteert. Wanneer de indexinformatie overeenkomt met het gewenste adressignaal, zal beweging van de afleeskop ten opzichte van de schijf stoppen 25 en- de afleeskop zal worden "vergrendeld" op de speciale baan, welke dan is verkregen via zijn betreffende plaatsing. In het geval dat er een klein verschil is, dat wil zeggen dat er een te weinig of te veel doorlopen door de regelinrichting is, zal de afleeskop fijn worden geplaatst ten opzichte van het oppervlak van 30 de schijf voor het verkrijgen van de nauwkeurige baan zoals vooraf is geadresseerd.

Gemeend wordt dat de uitvinding voorziet in informatiedragers, welke een snellere toegang zullen toelaten tot de opgeslagen gegevens dan bekende dragers. De informatiedragers 35 volgens de uitvinding zullen ook willekeurige toegang toelaten tot 800 4333 11 opgeslagen gegevens evenals een soepeler werking van de aflees-inrichting. Bijvoorbeeld zal de afleesinrichting niet in sprongen of andere bewegingen behoeven te worden bewogen.

800 4 3 33

Claims (11)

1. Informatiebevattende inrichting, met het kenmerk, dat is voorzien in een substraat, een regi-streermedium aangebracht op het substraat, een aantal discrete 5 signaalinformatiebevattende banen geregistreerd op het medium, een adrescode geregistreerd op een vooraf gekozen positie binnen elke baan, en indexcode-informatie geregistreerd tussen naburige banen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, 10 met het kenmerk, dat het substraat een schijf is waarbij de adrescodes radiaal op een lijn zijn geregistreerd en de indexcode is geregistreerd tussen de adrescodes.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de informatie en de adrescode en de index- 15 code optisch zijn geregistreerd.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de indexcode-informatie volledig een vooraf gekozen gebied tussen naburige banen vult.

5. Inrichting volgens conclusie 1, 20 met het kenmerk, dat de indexcode tussen twee naburige banen identiek is aan de adrescode in een van de banen wanneer de signaalinfor-matie wordt gelezen uit deze inrichting in een eerste richting.

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de indexcode tussen twee naburige banen ver- 25 andert wanneer de adrescode voor elk van de twee naburige banen verschilto

7. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de adrescode en de indexcode op een lijn zijn op de inrichting.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het substraat een schijf is en de instelling radiaal is.

9. Werkwijze voor het registreren van index-informatie op een registreermedium, met het kenmerk, dat een te 35 registreren signaal wordt opgewekt dat representatief is voor in- 800 4 3 33 'I. formatie en een adrescode, het te registreren signaal wordt geregistreerd op het medium voor het bepalen van een aantal discrete banen daarop, en de adrescode slechts wordt geregistreerd tussen naburige banen.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het registreren tussen de banen wordt uitgevoerd in een aantal stappen.

11. Inrichting en werkwijze in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de teke-10 ning„ 80 0 4 3 33