NL9101746A - Werkwijze en inrichting voor het automatisch verwerken van op een tachograafschijf geregistreerde gegevens. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het automatisch verwerken van op een tachograafschijf geregistreerde gegevens.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het met behulp van een computer verwerken van grafisch op een tachograaf-schijf geregistreerde gegevens, waarbij de schijf optisch wordt afgetast en het verkregen optische signaal in een met de afgetaste grafische gegevens corresponderend digitaal signaal wordt omgezet, dat onder besturing van de computer verder wordt verwerkt. De inrichting voor het aftasten van grafisch op een tachograafschijf geregistreerde gegevens, omvat optische aftastmiddelen, middelen voor het dragen van een af te tasten schijf en middelen voor het omzetten van het verkregen optische signaal in een digitaal signaal.

Tachografen zijn instrumenten welke een aantal parameters van voertuigen, in het bijzonder vrachtwagens en autobussen, in de vorm van krommen grafisch op een schijf, tachograafschijf genoemd, registreren. De meest voorkomende parameters zijn de rij- en stilstandtijden van het voertuig, de door het voertuig afgelegde afstand en de momentane rijsnelheid. Deze krommen worden met behulp van één of meer naalden of pennen in concentrische sporen op de schijf opgetekend, welke in tegenstelling tot een alledaagse analoge klok niet twee, maar slecht één omwenteling per etmaal (24 uur) maakt. De met de rij- en stilstandtijden van het voertuig corresponderende informatie wordt bijvoorbeeld in de vorm van een balk-of staafdiagram opgetekend, terwijl de snelheid in de vorm van een signaal met wisselende amplitude wordt geregistreerd.

Dit registratieproces heeft als fysiek middelpunt steeds het midden van de tachograafschijf, welke voor het positioneren daarvan een in het algemeen peervormige uitsparing bezit, welke correspondeert met een peervormige nok in de tachograaf. Er bestaan ook schijven met een ronde nok, waarbij de schijf middels een op het oppervlak hiervan aangebracht marke-ringsteken in de tachograaf moet worden gepositioneerd.

Ieder punt op een beschreven informatiespoor heeft nu twee eigenschappen : het correspondeert met een bepaald tijdstip, en het maakt onderdeel uit van een registratie welk een bepaalde activiteit representeert.

De op een tachograafschijf geregistreerde gegevens dienen op grond van wettelijke voorschriften voor controle te worden uitgewerkt, in het bijzonder voor wat betreft de voorschriften aangaande de verplichte rust tijden, en om voor een ondernemer belangrijke gegevens omtrent de afgelegde afstand van het voertuig en dergelijke te berekenen. Analyse van de snelheidsregistratie kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn in het geval van een ongeval of dergelijke.

Voor het analyseren en verwerken van de op een schijf geregistreerde gegevens wordt in de praktijk vrij algemeen gebruik gemaakt van een semi-automatische inrichting, waarbij de schijf door een daartoe getraind persoon met behulp van een loep wordt bekeken en de visuele informatie met de hand, via een toetsenbord, ter verdere verwerking aan een computer wordt toegevoerd.

Uit de octrooiliteratuur zijn inrichtingen bekend voor het volledig automatisch uitlezen van tachograafschrijven, welke inrichtingen niet of althans niet op grote schaal in de praktijk worden toegepast, in het algemeen vanwege de relatief hoge aanschafkosten hiervan.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.908.081 beschrijft een inrichting waarbij de schijf op een draaitafel wordt geplaatst, voor het uitlezen van bepaalde sectoren of het gehele registratie-oppervlak van de schijf. Het betreffende schijfoppervlak wordt met behulp van een TV-camera zodanig afgetast, dat alleen de op de schijf aangebrachte registraties worden overgedragen, samen met de momentane positie van de aftastbundel op de schijf. Teneinde de positie van de bundel op een schijf bij het aftasten van een registratie nauwkeurig vast te leggen, is een hoge mate van synchronisatie tussen de beweging van de aftastbundel en de rotatie van de schijf vereist.

Het Amerikaanse octrooischrift 4.128.755 beschrijft een inrichting voor het uitlezen van een tachograafschijf met behulp van een radiaal opgestelde lineaire groepering van fotodiodes, waarbij de schijf wordt geroteerd. Hierbij worden de positie en het aantal in een, met een sector van de schijf overeenkomende geactiveerde fotodiodes, als afgetaste informatie opgeslagen. Teneinde een betrouwbare verwerking van de resultaten te verkrijgen, is ook hier een nauwkeurige synchronisatie tussen de positie van de schijf en de opgeslagen informatie vereist.

De Nederlandse octrooiaanvrage 74.14963 heeft eveneens betrekking op het radiaal aftasten van een roterende schijf, waarbij met een bepaald gebied van de schijf overeenkomende uitwerkvensters zijn gedefinieerd. De gewenste gegevens worden nu door een digitale optelling van de binnen een uitwerkvenster optredende video-impulsen verkregen. Het zal duidelijk zijn dat ook hier weer een nauwkeurige synchronisatie tussen de positie van de schijf en de uiteindelijk opgeslagen gegevens is vereist, teneinde een betrouwbare verwerking mogelijk te maken.

Aan de uitvinding ligt nu in eerste instantie de opgave ten grondslag een werkwijze aan te geven voor het met behulp van een computer verwerken van grafisch op een tachograafschijf geregistreerde gegevens, zonder de noodzaak voor het toevoegen van nauwkeurig, en bijgevolg duur en ingewikkeld op te wekken, synchronisatie- of identificatiesignalen teneinde een correlatie tussen de opgeslagen gegevens en hun positie op de schijf mogelijk te maken.

Volgens de uitvinding wordt dit aldus opgelost, dat de schijf volgens een ten minste het registratie-oppervlak hiervan geheel of gedeeltelijk omvattend puntraster wordt afgetast, waarbij van de afgetaste punten een digitale representatie wordt gevormd, welke ter verdere verwerking in een geheugen wordt opgeslagen.

In de werkwijze volgens de uitvinding wordt de digitale representatie van de afgetaste punten, welke een deel, maar bij voorkeur het gehele registratie-oppervlak van de tachograafschijf omvat, voor verdere verwerking als geheel in een geheugen opgeslagen. In tegenstelling tot de stand van de techniek vindt er geen interpretatie van de afgetaste digitale signalen plaats in de vorm van het toevoegen van synchronisatiesignalen of andere herkenningstekens ter correlatie van de digitale signalen en hun specifieke positie op het registratie-oppervlak van de schijf.

Voor het interpreteren van de opgeslagen digitale representatie omvat de verdere verwerking in een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, het in de opgeslagen digitale representatie lokaliseren van de relatieve geheugenpositie of geheugenposities van met een op de schijf aanwezige markering of markeringen corresponderende deelrepre-sentatie, en het aan de hand hiervan bepalen van de relatieve geheugenpositie of geheugenposities van een referentie-representatie, als uitgangspunt voor het interpreteren van de opgeslagen digitale representatie van de grafische gegevens van de betreffende schijf.

Het op deze wijze bepalen van het uitgangspunt voor het interpreteren van de opgeslagen digitale representatie kan relatief eenvoudig en betrouwbaar geheel software-matig worden uitgevoerd, zonder de noodzaak voor aanvullende, door storingsgevoelige elektronische schakelingen opgewekte referentie- en/of herkenningstekens voor het correct verwerken van de afgetaste schijfgegevens.

Opgemerkt wordt, dat de Britse octrooiaanvrage 2.143.635 en de internationale octrooiaanvrage WO-A-8.603.867 digitale stelsels voor het aftasten van een tachograafschijf beschrijven, waarbij de afgetaste signalen aan een microprocessor worden toegevoerd, welke de op de schijf aanwezige informatie in leesbare informatie omzet. De wijze waarop de afgetaste signalen eventueel worden opgeslagen en door de microprocessor worden verwerkt kan aan deze publikaties echter niet worden ontnomen.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, voor het verwerken van schijven met een uitsparing in het midden, wordt deze uitsparing als markering voor het globaal bepalen van de refe-rentie-representatie gebruikt, waarbij uitgaande van de gelokaliseerde relatieve geheugenposities van de, met deze uitsparing overeenkomende digitale deelrepresentatie, de relatieve geheugenpositie of geheugenposities van de digitale representatie van ten minste één verdere, standaard op de schijf aanwezige markering wordt bepaald.

Uit de bekende positie op de schijf van de uitsparing en de ten minste ene verdere standaardmarkering en met behulp van kennis omtrent de wijze waarop de afgetaste gegevens in het geheugen zijn geordend, kan dan eenduidig de relatieve geheugenpositie van de referentie-representatie worden berekend. Bij voorkeur wordt de relatieve geheugenpositie van de, met het middelpunt van de schijf corresponderende digitale representatie als referentie-representatie bepaald.

Het zal duidelijk zijn dat naarmate het aantal aftastpunten groter is, de op het registratie-oppervlak van de schijf geregistreerde gegevens nauwkeuriger kunnen worden geanalyseerd. In praktische uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de uitvinding kan het aantal aftastpunten in de ordegrootte van 1,5 miljoen of zelfs hoger liggen. Voor het snel bepalen van de referentie-representatie is het dan ook van belang om het te onderzoeken geheugengebied zo beperkt mogelijk te doen zijn.

In een weer verdere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt, door de schijf in een voorafbepaalde vaste positie af te tasten, voor het lokaliseren van de relatieve geheugenpositie of geheugenposities van de digitale representatie van de markeringen gebruik gemaakt van vooraf bepaalde statistische gegevens omtrent de relatieve geheugenposities van de markeringen in de opgeslagen digitale representatie van de schijf, waarbij met behulp van een maskerrepresentatie van de markeringen de, op de volgens de statistische gegevens in aanmerking komende geheugenposities opgeslagen digitale deelrepresentatie wordt vergeleken op overeenstemming met de betreffende maskerrepresentatie. Het zoekproces naar de referentie-representatie wordt hierdoor aanzienlijk versneld.

De genoemde statistische gegevens kunnen, overeenkomstig een nog weer verdere werkwijze volgens de uitvinding, uit voorafgaande aftastin-gen van schijven worden opgebouwd, zodat tolerantieverschillen in de vas te positie van de schijf in verschillende uitleesinrichtingen automatisch kunnen worden gecompenseerd.

Voor het interpreteren van de geheugen-inhoud is het uiteraard noodzakelijk om te weten in welke vorm en rangschikking de digitale representatie in het geheugen is opgeslagen.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het puntras-ter een uit rijen en kolommen opgebouwde matrixvorm, waarbij de digitale representatie in een met de volgorde van de rasterpunten corresponderende volgorde in het geheugen wordt opgeslagen, zodanig dat elk rasterpunt correspondeert met een relatieve geheugenpositie en door een 1-bit digitale representatie wordt gerepresenteerd.

Omdat een bepaald rasterpunt slechts twee verschillende toestanden kan bezitten, dat wil zeggen beschreven of onbeschreven, kan worden volstaan met een 1-bit digitale representatie hiervan, waarbij de beschreven toestand bijvoorbeeld overeenkomt met de digitale waarde één, terwijl de onbeschreven toestand door de digitale waarde nul wordt gerepresenteerd. Het in een met de volgorde van de rasterpunten corresponderende volgorde in het geheugen opslaan van de 1-bit digitale waarden voor elk rasterpunt afzonderlijk, is in het bijzonder van voordeel met het oog op de programmatuur (software) voor het analyseren van de betreffende representatie. Voor een deskundige is het echter duidelijk dat de digitale representatie op verschillende manieren in het geheugen kan worden opgeslagen, waarbij bijvoorbeeld ook kan worden gedacht aan het alleen opslaan van afgetaste punten met de digitale waarde één of alleen afgetaste punten met de digitale waarde nul. Hierbij dient dan wel een code te worden toegevoegd welke de onderlinge relatie van de afgetaste punten aangeeft.

Zoals in de inleiding reeds beschreven, worden de gegevens in de vorm van concentrische sporen ten opzichte van het middelpunt van de schijf hierop geregistreerd, waarbij de hoek ten opzichte van een vaste startpositie van de schijf een bepaald tijdsverloop voorstelt. Deze sporen zijn in de digitale representatie van een afgetaste schijf als deel-representaties aanwezig.

Overeenkomstig een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt de opgeslagen digitale representatie van de grafische gegevens geanalyseerd overeenkomstig het, vanuit het middelpunt van de schijf vanaf de vaste startpositie hiervan, stapsgewijs tangentieel geheel of gedeeltelijk doorlopen van het schijfoppervlak, waarbij de, op de relatieve geheugenposities welke corresponderen met de uit het overeenkomstig stapsgewijs tangentieel doorlopen van het puntraster verkregen rasterpunten opgeslagen digitale deelrepresentatie wordt geanalyseerd.

Hierbij wordt met voordeel gebruik gemaakt van de genormeerde indeling van de tachograafschijf, waarbij vooraf bekend is welke sporen welke informatie dragen en de toegestane breedte van een dergelijk spoor. Van deze kennis wordt in een nog weer verdere uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding eveneens met voordeel gebruikgemaakt, door de bij een informatiespoor behorende relatieve geheugenposities globaal te bepalen met behulp van een maskerrepresentatie van een betreffend informatiespoor, zodat slechts een beperkt aantal geheugenposities hoeft te worden geanalyseerd, hetgeen de verwerkingssnelheid ten goede komt. Voor het bijvoorbeeld analyseren van een enkel informatiespoor van de schijf kan het verwerkingsproces worden beperkt tot slechts die digitale deelre-presentatie, welke correspondeert met het betreffende informatiespoor.

Als resultaat van de analyse voorziet een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding in het in alfanumerieke vorm presenteren van één of meer van de volgende parameters: de aard van een gebeurtenis, aan de hand van het betreffende informatiespoor en de digitale deelrepresentatie van de hierin geregistreerde gegevens; het tijdstip van optreden van de gebeurtenis, aan de hand van het aantal tangentiële stappen vanaf de startpositie tot het optreden van de gebeurtenis; de tijd tussen opeenvolgende overeenkomstige gebeurtenissen, aan de hand van het aantal tangentiële stappen tussen overeenkomstige digitale deelrepresentaties van het betreffende informatiespoor. Teneinde een compacte en handzame presentatie te verschaffen, worden in een verdere werkwijze volgens de uitvinding gebeurtenissen met een duur korter dan een voorafbepaalde tijdsduur als één aaneengesloten gebeurtenis geïnterpreteerd. Dit is in wezen een vorm van filtering, om bijvoorbeeld te voorkomen dat beschadigingen van het registratie-opper-vlak van de schijf, in de vorm van krassen en dergelijke, als gebeurtenis worden geïnterpreteerd.

Teneinde een zo compleet mogelijke presentatie te verschaffen, bijvoorbeeld in de vorm van een ritverslag van een betreffend voertuig of een betreffende bestuurder, wordt de alfanumerieke presentatie in combinatie met verdere in het geheugen opgeslagen informatie verwerkt. Deze verdere informatie kan bijvoorbeeld door middel van een toetsenbord onder besturing van de computer in het geheugen worden opgeslagen. Desgewenst kan de alfanumerieke presentatie in een qua kleur of vorm afwijkende presentatie op een beeldscherm of afdrukeenheid worden weergegeven, bijvoorbeeld voor controle-doeleinden of dergelijke.

Omdat in de werkwijze volgens de uitvinding de digitale representatie van de afgetaste schijf software-matig wordt onderzocht op een refe-rentie-representatie, waardoor de noodzaak voor het toevoegen van informatie omtrent de positie van de afgetaste punten op de schijf niet noodzakelijk is, zal het duidelijk zijn dat het aftastproces volledig onafhankelijk kan verlopen van de verdere verwerking van de digitale representatie van een afgetaste schijf.

De uitvinding voorziet bijgevolg tevens in een inrichting voor het aftasten van grafisch op een tachograafschijf geregistreerde gegevens, waarbij de dragermiddelen in de vorm van een slede-mechanisme zijn uitgevoerd, omvattende een frame met legeringsmiddelen voor het verplaatsbaar legeren van de slede, van welke slede het gedeelte voor het dragen van de schijf van optisch transparant materiaal is vervaardigd voor het hierop met zijn registratie-oppervlak plaatsen van de schijf, en met aandrijf-middelen voor het in een van buiten het frame toegankelijke positie brengen van de slede, voor het opnemen van de af te tasten schijf, en waarmee de slede voor het aftasten van de schijf binnen het bereik van de in het frame gemonteerde aftastmiddelen kan worden gebracht.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is deze voorzien van aftastmiddelen van het type met een aftastven-ster voor lijnsgewijze aftasting, waarbij stuurmiddelen zijn verschaft voor het voorbij het aftastvenster bewegen van de slede. Bij voorkeur worden de aandrijfmiddelen voor het bewegen van de slede gestuurd met behulp van de computer of processor, waarmee de digitale representatie van de afgetaste gegevens wordt verwerkt.

In een praktische uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt een schijf afgetast bij het vanuit zijn van buiten toegankelijke positie in het frame bewegen van de slede, waarbij de slede na het aftasten weer in zijn van buiten het frame toegankelijke positie wordt gebracht, voor het verwijderen van de afgetaste schijf. Op deze wijze kunnen zeer snel meerdere schijven worden ingelezen, voor het bijvoorbeeld aan de hand hiervan samenstellen van een ritverslag, zoals bovengenoemd .

De uitvinding wordt in het navolgende aan de hand van de bijgevoegde tekeningen van een uitvoeringsvorm meer in detail beschreven.

Figuur 1 toont schematisch een tachograafschijf zoals toegepast in een automatische tachograaf.

Figuur 2 toont een globaal elektrisch blokschema van een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 3 toont schematisch, gedeeltelijk een bovenaanzicht van een inrichting voor het aftasten van een tachograafschijf volgens de uitvinding.

Figuur 4 toont schematisch een gedeeltelijk doorsnede-aanzicht langs de lijn IV-IV in figuur 3.

Figuur 5 toont schematisch een gedeeltelijk doorsnede-aanzicht langs de lijn V-V in figuur 3.

De in figuur 1 getoonde tachograafschijf 1, welke in de richting van de pijl 2 wordt geroteerd, is van een peervormige uitsparing 3 met middelpunt 4 voorzien, voor het nauwkeurig positioneren van de schijf 1 in een tachograaf (niet getoond).

De schijf 1 bevat in het getoonde voorbeeld drie informatiesporen, een eerste spoor 5 dat informatie over de afgelegde afstand bevat, een tweede spoor 6 met betrekking tot de rij- en stilstandtijden van het voertuig en een derde spoor 7 dat in de vorm van een signaal met wisselende amplitude de snelheid van het voertuig registreert.

De op een straal R vanuit het middelpunt 4 van de schijf 1 gelegen punten van de informatiesporen corresponderen alle met hetzelfde regis-tratietijdstip. Naast deze informatiesporen bevat de schijf ook andere markeringstekens, zoals bijvoorbeeld een nul- of startpositielijn 8 en is er ruimte voor het noteren van de naam van de bestuurder en/of een voer-tuignummer of andere identificatie.

In het in figuur 2 getoonde, globale elektrische blokschema is met het verwijzingscijfer 10 een optische aftasteenheid aangeduid, voorzien van een eigen besturingseenheid 11. Deze besturingseenheid 11 is enerzijds werkzaam met een microprocessor of computer 12 gekoppeld, welke microprocessor of computer 12 van een niet-vluchtig geheugen 13 is voorzien, waarin de besturings- en verwerkingsprogrammatuur is opgeslagen, en is anderzijds met een elektrisch overschrijfbaar geheugen 14 gekoppeld, welk geheugen 14 eveneens vanaf de microprocessor of computer 12 toegankelijk is.

De microprocessor of computer 12 kan van een gebruikelijk type zijn, bijvoorbeeld een personal computer voorzien van communicatiepoorten voor het communiceren met de besturingseenheid 11. De omvang van het geheugen 14 wordt uiteraard bepaald door het aantal aftastpunten en de wijze waarop de digitale representatie wordt opgeslagen.

Een schijf kan in principe volgens een willekeurig puntraster worden afgetast, bijvoorbeeld volgens een polair coördinatenstelsel met een aftastvenster in radiale richting en met een relatieve beweging tussen de schijf en het aftastvenster in tangentiële richting.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt bij voorkeur een aftasteenheid toegepast, welke volgens een uit rijen en kolommen opgebouwd puntraster aftast. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van een aftasteenheid van het type met een aftastvenster voor lijnsgewijze aftasting, waarbij middels een relatieve lineaire beweging tussen de aftasteenheid en de de schijf, deze lijnsgewijze wordt afgetast. Het is uiteraard ook mogelijk om een aftasteenheid met een bewegende aftastbundel toe te passen, waarbij de schijf en de aftasteenheid zich tijdens het aftasten in een vaste onderlinge positie bevinden. Hierbij kan worden gedacht aan een videocamera of dergelijke. Een optische aftasteenheid met een aftastvenster voor lijnsgewijze aftasting heeft echter het voordeel van een voor het analyseren van de geregistreerde gegevens hoog resolutievermogen, bijvoorbeeld resulterend in 1,5 miljoen of meer aftastpunten. In een praktische uitvoeringsvorm wordt een file met een omvang van minimaal 158 * 1242 bytes in het geheugen 14 opgeslagen. Deze file is in wezen een bit-matrix, overeenkomstig het puntraster waarin het registratie-oppervlak van de schijf wordt afgetast.

Bij toepassing van een aftasteenheid voor lijnsgewijze aftasting, wordt een puntraster volgens een cartesisch coördinatenstelsel, met een orthogonale x- en y-as verkregen. In een dergelijk geval is ieder raster-punt c.q. een aftastpunt, met behulp van een stel x,y-parameters eenduidig naar zijn positie in de file te identificeren. Het volgens de uitvinding onder besturing van de microprocessor of computer 12 zoeken naar een referentie-representatie, als uitgangspunt voor het interpreteren van de opgeslagen digitale representatie van de afgetaste schijf, resulteert dan bijvoorbeeld bij het zoeken naar het middelpunt 4 van de schijf in een met de coördinaten Mx, My corresponderende geheugenpositie. Waarin Mx en My de coördinaten van het, met het middelpunt 4 van de schijf overeenkomende rasterpunt zijn.

Door nu een rotatie in stappen van bijvoorbeeld 0,25° vanuit het middelpunt van de schijf te maken, hetgeen overeenkomt met een hoekver-draaiing van de schijf gedurende één klokminuut tijdens het registratieproces, en vervolgens voor iedere stap de geheugenposities te analyseren die overeenkomen met de rasterpunten in het gebied tussen een eerste straallengte R, en een tweede straallengte R2, kan bijvoorbeeld het eerste informatiespoor 5 op een registratie worden onderzocht. De overige informatiesporen corresponderen uiteraard met andere straalafstanden. Zie ook figuur 1.

Voor een bepaald punt met straal R en hoek α ten opzichte van bijvoorbeeld de vaste startpositie 8 van een tachograafschijf, kunnen nu de overeenkomstige rasterpunten worden bepaald uit de x,y-parameters: x = Mx+R.cos α, en y = My+R.sin α welke vervolgens weer in corresponderende geheugenposities kunnen worden omgerekend.

Voor het op deze wijze aftasten van de gehele schijf dienen 1440 stappen te worden uitgevoerd. Het spreekt vanzelf dat wanneer slechts een bepaalde sector van de schijf hoeft te worden uitgelezen alleen een met het hoekgebied dat de betreffende sector omvat aantal stappen hoeft te worden doorlopen. Uiteraard kunnen ook stappen van minder dan 0,25° of meer dan 0,25° worden uitgevoerd, al naar gelang de resolutie van de aftasting c.q. het aantal rasterpunten.

Door de schijf 1 in een vaste positie af te tasten, kunnen de met markeringen overeenkomende digitale representaties gemakkelijk in het geheugen 14 worden opgespoord door gebruik te maken van voorafbepaalde statistische gegevens omtrent de relatieve geheugenposities van de digitale representatie van een betreffende markering of markeringen.

Met behulp van een maskerrepresentatie van de betreffende markering of markeringen kunnen dan de inhouden van de betreffende geheugenposities op overeenstemming met de maskerrepresentatie worden onderzocht. Het zal duidelijk zijn dat het op deze wijze zoeken naar een representatie van een markering in het geheugen 14 relatief snel kan worden uitgevoerd.

Door de statistische informatie op te bouwen uit aftastingen van voorgaande schijven, kunnen individuele tolerantieverschillen in de aftast-apparatuur gemakkelijk worden gecompenseerd.

Een relatief snelle en betrouwbare werkwijze voor het opsporen van een referentie-representatie, bijvoorbeeld de representatie van het middelpunt 4 van de schijf, is die waarbij in eerste instantie de geheugenposities van de representatie van de peervormige uitsparing 3 worden gelokaliseerd en vervolgens de relatieve geheugenpositie of geheugenposities van de representatie van ten minste één verdere standaard op de schijf aanwezige markering worden getraceerd, bijvoorbeeld de startposi-tielijn 8. Uit de vooraf bekende positie van deze ten minste ene standaardmarkering en de peervormige uitsparing 3 kan dan eenduidig de met het middelpunt 4 van de schijf overeenkomende geheugenpositie worden bepaald. Het is uiteraard ook mogelijk om elk ander referentiepunt op de schijf als uitgangspunt voor het analyseren van de geheugeninhoud aan te wijzen. Essentieel is dat het uitgangspunt voor het analyseren van de gegevens uit de afgetaste informatie zelf wordt bepaald, zonder de noodzaak voor het toevoegen van herkennings- of referentietekens, welke op hun beurt weer onderzocht moeten worden.

Met de microprocessor of computer 12 kunnen verder een beeldscherm 15 of afdrukeenheid 15 zijn gekoppeld, voor het presenteren van de verwerkte gegevens en desgewenst een toetsenbord 17 of modem 18 voor het aan de, van de schijf afgetaste informatie omtrent de voertuigparameters, toevoegen van gegevens omtrent de bestuurder, het voertuig of de in een zogeheten ritverslag door de bestuurder opgetekende informatie.

Dit geheel kan dan in alfanumerieke vorm worden gepresenteerd, waarbij de aard van een gebeurtenis, het tijdstip van optreden van de gebeurtenis en bijvoorbeeld de tijd tussen opeenvolgende overeenkomstige gebeurtenissen als uitgangsgrootheden worden gepresenteerd. Om te voorkomen dat beschadigingen van de schijf, zoals krassen en dergelijke, als gebeurtenis worden gedetecteerd, kan een filtering worden ingebouwd, bijvoorbeeld zodanig dat gebeurtenissen met een duur korter dan bijvoorbeeld één minuut niet als zodanig worden geïnterpreteerd en waarbij dus wordt verondersteld dat de voorafgaande gebeurtenis ongewijzigd is. Bepaalde gedeelten van de alfanumerieke presentatie kunnen desgewenst in een afwijkende kleur of schrift op het beeldscherm of de afdrukeenheid worden weergegeven.

Figuur 3 toont schematisch een aftastinrichting 20 voor het aftasten van een tachograafschijf, welke inrichting 20 een frame 21 omvat, waarin een optische aftasteenheid 10 is ondergebracht, welke met onderbroken lijnen is weergegeven. De inrichting 20 omvat verder een drager 22, in de vorm van een bij benadering vierkante slede van metaal of kunststof, waarvan het gedeelte 23 van optisch transparant materiaal is vervaardigd, zoals bijvoorbeeld glas of plexiglas, voor het hierop met zijn registratie-oppervlak plaaatsen van een af te tasten tachograaf-schijf. De drager of slede 22 is verder van een peervormige nok 24 voorzien, welke in de getoonde uitvoeringsvorm op het gedeelte 23 is gelijmd en waarvan de afmetingen corresponderen met de peervormige uitsparing 3 van een tachograafschijf. Hiermee wordt bereikt dat een schijf steeds in een vaste positie wordt afgetast. Voor het aftasten van een op de drager of slede 22 geplaatste schijf wordt deze in het frame 21 binnen het bereik van de aftasteenheid 10 gebracht.

Figuur 4 toont een doorsnede langs de lijn IV-IV in figuur 3. Voor het bewegen van de drager of slede 22 is een elektromotor 25 aan het frame 21 bevestigd, waarvan de as 26 met een schroefspindel 27 is gekoppeld. Aan het vrije uiteinde is deze schroefspindel 27 middels een glij- lager 28 draaibaar ondersteund. De drager 22 is voorzien van een pen 29 welke aangrijpt in de schroefdraad 30 van de schroefspindel 27. Afhankelijk van de draairichting van de elektromotor 25, c.q. de schroefspindel 27 wordt de drager lineair in de richting naar of in de richting weg van het frame 21 verplaatst.

De aftasteenheid 10 is met een zijde 31 scharnierbaar aan het frame 21 bevestigd, terwijl de tegenover liggende zijde 32 door middel van een veer 33 tegen de gedeeltelijk van optisch transparant materiaal vervaardigde zijde van de drager 22 wordt gehouden. De drager 22 is voorts van een klep 34 voorzien, voor het hiertussen en het oppervlak 23 positioneren van een af te tasten schijf. Deze klep 34 is in figuur 3 gedeeltelijk weggebroken weergegeven.

Figuur 5 toont een aanzicht langs de lijn V-V in figuur 3, waaruit is te zien dat voor het legeren van de drager of slede 22 rails 35 aan het frame 21 zijn bevestigd, waarop aan de drager of slede 22 bevestigde geleidingsrollen 36 aangrijpen. De geleidingsrollen 36 en de geleidings-rails 35 zijn van een in hoofdzaak V-vormig geleidingsvlak 37 voorzien. Hiermee wordt een stabiele geleiding van de drager of slede 22 verkregen, zodanig dat deze desgewenst met een constante snelheid via de elektromotor 25 en de schroefspindel 27 kan worden verplaatst.

In de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een op de drager 22 gepositioneerde schijf tijdens het in de richting naar het frame 21 verplaatsen van de drager of slede 22 via de aftasteenheid 10 afgetast. Vervolgens wordt de drager of slede 22 weer in zijn in figuur 4 getoonde positie gebracht, waarna de schijf kan worden verwijderd en zonodig een volgende schijf ter aftasting op de drager of slede 22 kan worden geplaatst. Voor het signaleren van de eindstanden van de drager of slede 22 zijn twee optische sensoren in het frame 21 opgesteld (niet getoond) . Uiteraard kunnen ook andere, voor dit doel geschikte signale-ringsmiddelen worden toegepast. De elektromotor 25 wordt, ondersteund door de beide sensoren, bij voorkeur bestuurd met behulp van dezelfde microprocessor of computer 12 waaarmee ook de afgetaste gegevens worden geanalyseerd. Dit is echter niet per se noodzakelijk, omdat de aftasting van een schijf in wezen onafhankelijk van de verdere verwerking kan plaatsvinden.

In een praktische uitvoeringsvorm is gebruik gemaakt van een aftasteenheid van het type ScanMan (trademark) van de firma Logitech. Deze aftasteenheid is van een loopwiel 38 voorzien, waarmee de lijnsgewijze aftasting aan de hand van de verplaatsingssnelheid van de drager of slede 22 wordt gestuurd. Omdat het sledemechanisme met een in wezen constante snelheid kan worden verplaatst, is dit loopwiel 38 in feite overbodig. Handhaving van het loopwiel 38 houdt echter een minder strenge eis aan de nauwkeurigheid van de bewegingssnelheid van de drager 22 in. Bovendien zal aanpassing hiervan een (overbodige) modificatie van een standaardcomponent inhouden.

In een praktische uitvoeringsvorm heeft de aftastinrichting de afmetingen van een standaard full-height disc-drive, welke in een standaard 6-inch rek in een personal computer kan worden ingebouwd.

De optische aftasteenheid 10 beschikt over een lamp welke de af te tasten afbeelding, in dit geval de tachograafschijf 1, verlicht. Het door de afbeelding weerkaatste licht wordt vervolgens via een spiegel afgebogen naar een lens. Achter deze lens bevindt zich een elektronische schakeling, welke de ontvangen optische signalen in een digitaal signaal omzet. Middels de besturingseenheid 11 kan onder andere de lamp aan en uit worden gezet, kunnen aftastparameters worden ingesteld, kan de status van het aftastproces worden opgevraagd en kan het gedigitaliseerde optische signaal in het geheugen 14 worden opgeslagen.

Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet beperkt is tot de voorkeursuitvoeringsvorm zoals beschreven, of voor het aftasten van tacho-graafschijven met een peervormige uitsparing 3 zoals geïllustreerd, maar op verschillende manieren kan worden gewijzigd en/of aangevuld zonder van de uitvindingsgedachte af te wijken.

Claims (25)

1. Werkwijze voor het met behulp van een computer verwerken van grafisch op een tachograafschijf geregistreerde gegevens, waarbij de schijf optisch wordt afgetast en het verkregen optische signaal in een met de afgetaste grafische gegevens corresponderend digitaal signaal wordt omgezet, dat onder besturing van de computer verder wordt verwerkt, met het kenmerk, dat de schijf volgens een ten minste het registratie-oppervlak hiervan geheel of gedeeltelijk omvattend puntraster wordt afgetast, waarbij van de afgetaste punten een digitale representatie wordt gevormd, welke ter verdere verwerking in een geheugen wordt opgeslagen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de verdere verwerking het in de opgeslagen digitale representatie lokaliseren van de relatieve geheu-genpositie of geheugenposities van met een op de schijf aanwezige markering of markeringen corresponderende digitale deelrepresentatie omvat, en het aan de hand hiervan bepalen van de relatieve geheugenpositie of geheugenposities van een referentie-representatie, als uitgangspunt voor het interpreteren van de opgeslagen digitale representatie van de grafische gegevens van de betreffende schijf.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, voor het verwerken van schijven met een uitsparing in het midden, waarbij deze uitsparing als markering voor het globaal bepalen van de referentie-representatie wordt gebruikt, en het uitgaande van de gelokaliseerde relatieve geheugenposities van de, met deze uitsparing overeenkomende digitale deelrepresentatie bepalen van de relatieve geheugenpositie of geheugenposities van de digitale representatie van ten minste één verdere, standaard op de schijf aanwezige markering.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarin de relatieve geheugenpositie van de, met het middelpunt van de schijf corresponderende digitale representatie als referentie-representatie wordt bepaald.

5. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, waarin de schijf in een vooraf-bepaalde vaste positie wordt afgetast, waarbij voor het lokaliseren van de relatieve geheugenpositie of geheugenposities van de digitale representatie van de markeringen gebruik wordt gemaakt van vooraf bepaalde statistische gegevens omtrent de relatieve geheugenposities van de markeringen in de opgeslagen digitale representatie van de schijf, waarbij met behulp van een maskerrepresentatie van de markeringen de, op de volgens de statistische gegevens in aanmerking komende geheugenposities opgeslagen digitale deelrepresentatie wordt vergeleken op overeenstemming met de betreffende maskerrepresentatie.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij de statistische gegevens uit voorafgaande aftastingen van schijven worden opgebouwd.

7. Werkwijze volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin het puntraster een uit rijen en kolommen opgebouwde matrixvorm heeft, waarbij de digitale representatie in een met de volgorde van de raster-punten corresponderende volgorde in het geheugen wordt opgeslagen, zodanig dat elk rasterpunt correspondeert met een relatieve geheugenpositie en door een 1-bit digitale representatie wordt gerepresenteerd.

8. Werkwijze volgens conclusie 7 in afhankelijkheid van conclusie 5 en conclusie 4, waarbij de opgeslagen digitale representatie van de grafische gegevens wordt geanalyseerd overeenkomstig het, vanuit het middelpunt van de schijf vanaf de vaste startpositie hiervan, stapsgewijs tan-gentieel geheel of gedeeltelijk doorlopen van het schijfoppervlak, waarbij de, op de relatieve geheugenposities welke corresponderen met de uit het overeenkomstig stapsgewijs tangentieel doorlopen van het puntraster verkregen rasterpunten opgeslagen digitale deelrepresentatie wordt geanalyseerd.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij de, op met in radiale richting van de schijf gelegen informatiesporen corresponderende relatieve geheugenposities opgeslagen digitale deelrepresentatie wordt geanalyseerd.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de bij een informatiespoor behorende relatieve geheugenposities globaal worden bepaald met behulp van een maskerrepresentatie van een betreffend informatiespoor.

11. Werkwijze volgens conclusie 8, 9 of 10, waarin het analyseren van de, met geselecteerde grafische gegevens overeenkomende digitale deelrepresentatie het in een alfanumerieke vorm presenteren van één of meer van de volgende parameters omvat: de aard van een gebeurtenis, aan de hand van het betreffende informatiespoor en de digitale deelrepresentatie van de hierin geregistreerde gegevens; het tijdstip van optreden van de gebeurtenis, aan de hand van het aantal tangentiële stappen vanaf de startpositie tot het optreden van de gebeurtenis; de tijd tussen opeenvolgende overeenkomstige gebeurtenissen, aan de hand van het aantal tangentiële stappen tussen overeenkomstige digitale deelrepresentaties van het betreffende informatiespoor.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarin gebeurtenissen met een duur korter dan een voorafbepaalde tijdsduur als één aaneengesloten gebeurtenis worden geïnterpreteerd.

13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, waarin de alfanumerieke presentatie in combinatie met verdere in het geheugen opgeslagen informatie tot een ritverslag worden verwerkt.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarin de verdere informatie door middel van een toetsenbord onder besturing van de computer wordt opgeslagen.

15. Werkwijze volgens conclusie 11, 12, 13 of 14, waarin te selecteren gedeelten van de alfanumerieke presentatie in een qua kleur of vorm afwijkende presentatie op een beeldscherm of afdrukeenheid worden weergegeven.

16. Inrichting voor het aftasten van grafisch op een tachograafschijf geregistreerde gegevens, omvattende optische aftastmiddelen, middelen voor het dragen van een af te tasten schijf, en middelen voor het omzetten van het verkregen optische signaal in een digitaal signaal, met het kenmerk, dat de dragermiddelen in de vorm van een slede-mechanisme zijn uitgevoerd, omvattende een frame met legeringsmiddelen voor het verplaatsbaar legeren van de slede, van welke slede het gedeelte voor het dragen van de schijf van optisch transparant materiaal is vervaardigd voor het hierop met zijn registratie-oppervlak plaatsen van de schijf, en met aandrijfmiddelen voor het in een van buiten het frame toegankelijke positie brengen van de slede, voor het opnemen van de af te tasten schijf, en waarmee de slede voor het aftasten van de schijf binnen het bereik van de in het frame gemonteerde aftastmiddelen kan worden gebracht .

17. Inrichting volgens conclusie 16, waarin de aandrijfmiddelen voor het bewegen van de slede bestaan uit een elektromotor voor het aandrijven van een schroefspindel, waarbij de slede van een in de gang van de schroefdraad van de schroefspindel aangrijpende pen is voorzien, zodanig dat de roterende beweging van de schroefspindel in een lineaire beweging van de slede resulteert.

18. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, waarin het frame, voor het legeren van de slede, van geleidingsrails is voorzien en de slede gelei-dingsrollen omvat, voorzien van een met de rails corresponderend gelei-dingsoppervlak.

19. Inrichting volgens conclusie 17, waarin de geleidingsrails en de geleidingsrollen een in hoofdzaak V-vormig geleidingsvlak bezitten.

20. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 16 t/m 19, waarin de slede van een positioneringsnok voor het positioneren van de af te tasten tachograafschijf is voorzien.

21. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 16 t/m 20, waarin de slede van een klepmechanisme is voorzien, voor het tussen deze klep en het dragergedeelte van de slede opnemen van een af te tasten schijf.

22. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 16 t/m 20, waarin de aftastmiddelen van het type met een aftastvenster voor lijnsgewijze aftasting zijn, voorzien van stuurmiddelen voor het aftasten van een schijf door het voorbij het aftastvenster van de, in het frame vast opgestelde, aftastmiddelen bewegen van de slede.

23. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, voorzien van een processor voor het sturen van de aandrijfmiddelen van het slede-mechanisme en het verwerken van het signaal van de aftastmiddelen, en met geheugenmiddelen voor het onder besturing van de processor hierin opslaan van de digitale representatie van een afgetaste schijf.

24. Inrichting volgens conclusie 23 in afhankelijkheid van conclusie 22, waarin de schijf wordt afgetast bij het vanuit zijn van buiten toegankelijke positie in het frame bewegen van de slede, en waarbij de slede na het aftasten weer in zijn van buiten het frame toegankelijke positie wordt gebracht.

25. Inrichting volgens conclusie 23 of 24, voorzien van invoermiddelen voor het invoeren van verdere te verwerken gegevens en/of uitvoermiddelen voor het uitvoeren van verwerkte gegevens van een afgetaste schijf.