NL8004316A - Meng-koelinrichting voor het extruderen van thermoplastisch schuim. - Google Patents

Description

N.O. 29.291 * .

y

Meng- koelinriohting voor het extruderen van thermoplastisch schuim.

De uitvinding heeft betrekking op hèt vervaardigen van geëxtru-deerde voorwerpen (bijvoorbeeld vellen of buizen) uit synthetisch thermoplastisch schuim, bijvoorbeeld polystyreen, polyethyleen of polypropyleen.

5 Yolgens de gebruikelijke techniek wordt een thermoplastisch hars continu onder druk gesmolten in de loop van een extrusie-inrich-, ting met één of tmeer schroeven, welke loop eindigt in een extrusie-kop met een nauwe extrusie-opening, die vlak is (voor vellen) of cirkelvormig (voor buizen). In een tussendeel van de loop wordt 10 continu in de gesmolten hars een vluchtig blaasmiddel geïnjecteerd, gewoonlijk in een vloeibare toestand, bijvoorbeeld "Freon" (R.T.M.) of pentaan en de extrusie-inrichting is op zodanige wijze uitgevoerd dat genoemd middel"zo gelijkmatig mogelijk in de. gesmolten hars wordt verdeeld. Bij voorkeur kan de hars geschikte kernvormende 15 middelen bevatten zoals bijvoorbeeld talk, citroenzuur en natriumbicarbonaat in de vorm van zeer fijne deeltjes die gelijkmatig zijn verdeeld in de gesmolten hars. Op zijn baan naar de extrusiesleuf is het gesmolten materiaal onderworpen aan een hoge druk die noodzakelijk is om het verdampen van het blaasmiddel te voorkomen. Bij het 20 treden uit de extrusie-opening ondergaat het materiaal een decompressie tot atmosferische druk zodat het blaasmiddel zich afscheidt in het lichaam van het materiaal als belletjes, die aanleiding geven tot het gewenste schuim.

Het is bekend dat de kwaliteit van het schuim dat aldus is ver-25 kregen sterk afhangt van de extrusietemperatuur. Als de extrusie-temperatuur te hoog is slaat het schuim neer en is niet gelijkmatig, waarbij het specifieke gewicht ervan (de dichtheid) ongewenst hoog is ten opzichte van de theoretisch te verkrijgen waarde en de mechanische sterkte ervan is slecht. Als algemeen principe moet hoe hoger 30 het percentage van het blaasmiddel in het gesmolten materiaal is des te lager de extrusietemperatuur zijn omdat anders een viscositeit van de net-geëxtrudeerde hars voldoende is om de destructieve druk van het gas , dat vrijkomt in de hars, tegen te werken. Omdat het voor het verkrijgen van schuimen met een lage dichtheid (lager dan 35 0,1 g/ml), noodzakelijk is hoge percentages blaasmiddel te gebruiken., wordt het probleem van het verlagen van de extrusietemperatuur van groot belang.

Het koelen van de extrusiekop bleek tot op heden onvoldoende om 8004316 2 het gewenste resultaat te verkrijgen, in hoofdzaaisPals gevolg ervan dat de cellulaire structuur van het schuim dat aldus is verkregen, grof is en beslist niet gelijkmatig, De uitvoering tot op heden paste meestal voor het verkrijgen van een gelijkmatige structuur het koelen 5 van het laatste deel van de extrusieloop toe. Bijvoorbeeld is in het Italiaanse octrooischrift 851.699 (en het overeenkomstige ocfrooi-schrift 1251535 en het Franse octrooischrift 1600010), ten name van aanvraagster, een extrusie-inrichting voor thermoplastisch schuim beschreven omvattende ten minste één injector voor blaasmiddel in 10 een middendeel van de loop dat het gesmolten materiaal bevat, welk deel wordt gevolgd door een eerste koelzone omvattende een water-mantel, en door een tweede (eind)koelzone omvattende een vrieswikke-ling gevoed door een vriessysteem. Zelfs bij een dergelijke intensieve koeling is het echter onmogelijk de temperatuur van het ge-15 smolten materiaal tot de waarde te verlagen, die noodzakelijk is voor het verkrijgen van een optimaal resultaat. In feite neemt als het materiaal voortbeweegt door de koelzone de viscositeit ervan toe en neemt daardoor de wrijvingswarmte als gevolg van de invloed van de schroef of schroeven ook toe; een stationaire toestand treedt 20 daardoor op waarbij de temperatuur van het materiaal niet langer afneemt terwijl deze nog ver ligt van de lage waarde die gewenst is voor het extruderen. Het is gedeeltelijk mogelijk dit nadeel op te heffen door op geschikte wijze de rotatiesnelheid van de schroeven te verlagen; met deze maatregel wordt echter ook de produktiviteit 25 per uur van de extrusie-inrichting verlaagd. Ben andere oplossing is het veroorzaken van de koeling in een andereextrusie-inrichting waaraan de eerste extrusie-inrichting het gesmolten materiaal bij verhoogde temperatuur toevoert en waarbij de schroef of schroeven met lage snelheid roteren. De kwaliteit van het op deze wijze ver-50 kregen schuim is aanvaardbaar. De kosten van het laten werken van de tweede extrusie-inrichting zijn zelden lager dan die van de eerste inrichting afgezien nog van de hoge investering.

Het algemene doel van de uitvinding is het opheffen van de bovengenoemde nadelen. In het bijzonder is een doel van de uitvinding het 55 verschaffen van een koelsysteem voor het gesmolten materiaal, bevattende een blaasmiddel, waarbij de stroom van het materiaal wordt onderworpen aan een minimale wrijving ondanks de toename van zijn viscositeit, waarbij de ontwikkeling van wrijvingswarmte minimaal wordt en waarbij tegelijkertijd een bevredigende homogenisering van 40 het materiaal wordt verkregen dat aan de koeling wordt onderworpen, 800 43 16 *-· 3 zodat op het ogenblik van het extruderen het materiaal homogeen de vereiste lage temperatuur heeft. Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een eenvoudige compacte inrichting die weinig kost, economisch werkt, en in staat is aan het bovengenoemde doel te 5 beantwoorden» ÏTog een ander doel van de uitvinding is het. verschaffen van de genoemde inrichting in een vorm die gemakkelijk kan worden toegepast bij een gebruikelijke extrusie-inrichting voor synthetische thermoplastische schuimstukken.

In overeenstemming met het bovenstaande verschaft de uitvinding 10 een meng-koelinrichting voor het extruderen van thermoplastisch schuim omvattende een paar radiale doorlatende buisvormige cilindrische blokken, die axiaal op één lijn zijn geklemd tegen tegenover elkaar liggende vlakken van een sperschijf door middel van een kopplaat die met de loop van de extrusie-inrichting kan 15 worden verbonden en een kopplaat die met de extrusiekop kan worden verbonden, welke schijf een axiale cirkelvormige opening bezit? een voortbewegingsschroef, die afdichtend roteerbaar is in genoemde blokken, en die kan worden verbonden met een schroef van de extrusie-inrichting voor het vormen van een verlenging van laatstgenoemde 20 schroef, waarbij de voortbewegingsschroef een tussenliggend sperdeel bezit dat roteerbaar is in de opening van genoemde schijf; een buisvormig huis, dat op afdichtende wijze de twee kopplaten verbindt voor het vormen van een buisvormig verzamelkanaal dat vanaf de buitenzijde de doorlatende zones van de twee blokken omgeeft; en een 25 systeem van kanalen in genoemde kopplaten, blokken en schijf voor het circuleren van een koelmedium voor de twee blokken.

Aan de hand van een tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Eig. 1 toont een zijaanzicht van een extrusie-inrichting voor 30 thermoplastisch schuim voorzien van een inrichting volgens de uitvinding.

Eig.. 2 toont een axiale dwarsdoorsnede van de bevestigingszone van de inrichting aan de extrusieloop,

Eig. 2A is een verlenging van fig. 2 en toont in axiale dwars-35 doorsnede de inrichting volgens de uitvinding,

Eig. 2B is een verlenging van fig. 2A en toont schematisch een extrusiekop die wordt gevoed door de inrichting volgens fig, 2A.

Eig. 3 toont een dwarsdoorsnede over de lijn III-III in fig. 2A.

In fig, 1 is met.10 een extrusie-inrichting weergegeven die één 40 of meer schroeven kan bezitten. In het geval van het voorbeeld bezit 8004316 4 de extrusie-onrichting 2 samen roterende in elkaar grijpende schroeven aangegeven met 12 en 14 in fig. 2. In een tussendeel van de loop 16 van de extrusieinrichting mondt een injectie-inrichting 18 uit voor het blaasmiddel. De schroef 14 eindigt op de gebruike-5 lijke wijze in een kegelvormige top 14’ (fig, 2) terwijl in het vrije einde van de schroef 12 door middel van een schroefdraad voorziene schacht 20' de voortbewegingsschroef van de inrichting 21 vólgens de uitvinding is geschroefd. De schroef 20 is een schroef met dubbele schroefdraad en bezit een betrekkelijk grote steek om 10 de gehele stroom materiaal die aankomt vanaf de twee schroeven 12 en 14 van de extrusie-inrichting te transporteren. De steek en de ' diameter van de schroef 20 zijn constant over de gehele lengte ervan.

Zoals blijkt uit fig. 2 is een kort tussendeel 20" van de schroef 20 niet van schroefdraad voorzien en dit deel is afdichtend 15 roteerbaar in de overeenkomstige axiale opening 22 van een cirkelvormige schijf 24 voor het vormen van een sperinrichting tegen het direct doorlopen van het materiaal langs de schroef naar de andere zijde van de schijf 24. Dit deel 20" begrenst op de schroef 20 een toevoerdeel 20A dat bovenstrooms is geplaatst, en een overbrengdeel • 20 20B dat benedenstrooms van genoemd deel 20" is geplaatst. Indien gewenst kan het sperdeel 20' een tegengestelde schroefdraad bezitten ten opzichte van de schroef of een andere vorm die ten minste in hoofdzaak het direct passeren van het materiaal kan voorkomen.

Tegen de tegenover elkaar liggende vlakken van de schijf 24 25 zijn axiaal op 4én lijn twee buisvormige cilindrische blokken 26, 28 aangebracht uit goed warmtegeleidend metallisch materiaal, bijvoorbeeld aluminium, waarbij de betreffende delen 20A, 20B van de schroef 20 afdichtend roteerbaar zijn. Het samenstel van de blokken en de schijf is omgeven door een buisvormig huis 20 dat om het 30 samenstel een buisvormig verzamelkanaal 32 vormt coaxiaal met de schroef 20. De blokken 20, 28 zijn tegen de schijf 24 geklemd door van een centrale opening voorziene cirkelvormige kopplaten 34* door middel van bouten 39 die zijn. geschroeid in het huis door de kopplaten.

35 Elk van de kopplaten 34* 3>6 bezit een buisvormige naaf 34A

respectievelijk 3^A, gericht naar buiten en eindigen met een beves-tigingsflens respectievelijk 345, 36B. De bevestiging van de inrichting volgens de uitvinding op de loop 16 van de extrusie-inrichting 10 is weergegeven in fig. 2. In deze fig. 2 is met 38 een verloop-40 stuk aangegeven dat aan zijn twee einden van een flens is voorzien 8 0 0 4 3 16 4ί 5 en is vergrendeld op het vrije einde van de loop 16 door middel van twee klemmende halve kragen 40, 40’· Dienovereenkomstig is de flens 34B vergrendeld op het verloopstuk door middel van twee half-kraag-vormige klemorganen 42, 42'. Zoals blijkt uit fig. 2 is de werking 5 van het verloopstuk het verzamelen van de stroom, materiaal komende vanaf de schroef 14 en het afgeven ervan aan de stroom, komende vanaf de schroef 12 op zodanige wijze dat de verkregen algemene stroming wordt voortbewogen door de voortbewegingsschroef 20 die een verlenging vormt v^m de schroef 12. De naaf 34A is inwendig cirkel- ? 10 vormig cilindrisch en bezit dezelfde binnendiameter als de blokken 26, 28 en de schijf 24, dat wil zeggen een diameter die in hoofdzaak gelijk is aan de buitendiameter van de voortbewegingsschroef 20.

Het deel 20B (fig. 2) van de schroef 20 dringt over een korte afstand in de naaf 3^A Van de kopplaat 36 en in dit gebied bezit de 15 naaf 3&A dezelfde binnendiameter als het blok 28..' Op de flens 3&B van de naaf 3&A is door middel van half-kraagvormige klemmen 44» 44' het inlaateinde 46A van een extrusiekop 46 (Dig* 2B) bevestigd, en eindigt met een extrusiemondstuk 46B van de gewenste dwarsdoorsnede (cirkelvormig, ringvormig, vlak, sleufvormig, enzovoort). In de kop 20 46 dringt een temperatuurtaster 48 voor het regelen van de extrusie-temperatuur, en een overeenkomstige taster (niet weergegeven) is aangebracht in het verloopstuk 32 voor het meten van de temperatuur van het materiaal aan de inlaat van de inrichting 21 volgens de uitvinding.

25 De twee blokken 2.6, 28 zijn bij voorkeur identiek met elkaar en zijn tegenover elkaar geplaatst op de schijf 24 ('fig. 2A). Elk ervan bezit een groot aantal radiale gaten 50* bij voorkeur verdeeld in een aantal cirkelvormige ringen die elkaar in axiale richting volgen. Eén van deze ringen is zichtbaar in fig. 3· Duidelijkheids-30 halve omvat de ring weergegeven in fig. 3 slechts twaalf gaten 50 die relatief op afstand van elkaar liggen, maar in de praktijk is het gewenst een sterkere verdeling van gaten te bezitten bijvoorbeeld 34 gaten per ring in het geval van een schroef 20 met een diameter van 120 mm. Bij voorkeur is het totale oppervlak (in dwars-35 doorsnede) van de gaten in elk blok ten.minste 50%··van het binnenste-—- -cilindrische oppervlak van het blok. Bovendien bezitten bij voorkeur de gaten 50 alle dezelfde diameter.

Elk blok 26 en 28 wordt in axiale richting doorlopend door een aantal gaten 52, die gelijkmatig verdeeld kunnen zijn tussen dé . 40 gaten 50 zoals blijkt uit fig. 3· Met deze langsgaten 52 liggen 8004316 o 6 overeenkomstige gaten 54 in de schijf en verdere gaten 56- in elk van de kopplaten 54» 36 op ©én lijn. Tegen het "buitenvlak van elke kopplaat is afdichtend met "bouten een kraag 58 respectievelijk 60 "bevestigd met C-profiel die met genoemd vlak een ringvormige kamer 5 62 vormt die in verbinding staat met de gaten 56 in de kopplaat.

Elk van de kragen heeft een van schroefdraad voorziene' opening 64» 66 voor verbinding met een koelmediumcircuit (niet weergegeven), bijvoorbeeld een oliecircuit, zodat tijdens de werking de blokken 26, 28 op een geschikte temperatuur kunnen worden gehouden terwijl het 10 materiaal, dat wordt afgegeven door de toevoersectie 20A van de schroef 20 eerst stroomt door de gaten 50 van het blok 26 in de vorm van afzonderlijke smalle radiale stromen, die afzonderlijk door het blok worden gekoeld. Deze afzonderlijke radiale stromen komen weer samen en mengen met elkaar in het verzamelkanaal 52 15 voor het vormen van een enkele ringvormige stroom, die axiaal is gericht naar het blok 28. Op dit punt wordt het materiaal weer onderverdeeld tot afzonderlijke radiale stromen die treden door de gaten 50 van het blok 28 en die weer afzonderlijk worden gekoeld. Aan de uitlaat van het blok 28 worden deze stromen weer samengebracht en 20 met elkaar vermengd op uiterst efficiënte wijze waarbij het binnen-oppervlak van het blok 28 continu wordt "geveegd1* door de schroef draad van het deel 20B van de schroef 20, Dit resulteert in een zeer goede homogenisering en het aldus gehomogeniseerde materiaal wordt voortbewogen door het deel 20B van de extrusiekop 46. De hoeveelheid 25 circulerende koelvloeistof wordt geregeld als een functie van de temperatuur gemeten door de sonde 48; als de temperatuur te hoog is, wordt de circulatie verhoogd en omgekeerd.

Yoor het verkrijgen van de beste resultaten is het gewenst een aantal omstandigheden in detail te beschrijven.

30 lm de eerste plaats moet, onafhankelijk van het aantal radiale gaten 50 in elk van de blokken 26, 28 de diameter van de gaten niet kleiner zijn dan 3 mm; is dit niet het geval dan bestaat het risico van een drukval die ontoelaatbaar kan zijn. In het algemeen,en afhangend van de capaciteit van de extrusie-inrichting wordt de 35 diameter van de gaten 50 gekozen in het gebied tussen 3 mm (voor capaciteiten van 40 tot 50 kg per uur verwerkt materiaal) tot 10 mm (voor capaciteiten in de orde van 250 kg per uur).

Bovendien is de verhouding tussen de lengte en de diameter van de gaten 50 ook van belang. Het heeft de voorkeur dat deze verhou-40 ding (l/d) niet groter is dan ongeveer 12 en niet kleiner dan 4· 8004316 7

De volgende tabel is bedoeld voor het verschaffen van een praktische leidraad: gat diameter l/d voorkeur 5 ' (mm) l/d 3 4-7 5-6 5 6-10 7-9 6 7-11 8-10 8 7 - 12 8 - 10 10 10 7 - 12 8-11

Bovendien is het volgens de uitvinding aan te raden de verhouding in aanmerking te nemen tussen het totale oppervlak van de gaten in 15 elk blok en het "zuigeroppervlak" van de schroef 20 waarbij de onder de uitdrukking "zuigeroppervlak" het verschil wordt verstaan van -2 2 TT R — “ r 20 waarbij R de straal is van de schroefdraad van de schroef 20 en r de straal is van de kern van de schroef. De genoemde verhouding is bij voorkeur groter dan 1 en bij voorkeur kleiner dan 2; is dit niet het geval dan wordt de koeling slechter en de drukval over de inrichting neemt toe.

25 Het homogeniseringseffect van de inrichting volgens de uitvinding verhoogt natuurlijk met de toename van het aantal gaten 50 in elk blok. Dit hangt echter om niet te verwaarlozen wijze ook af van de vorm en de radiale breedte van het verzamelkanaal 52. Bij overmatige radiale' breedte komen de afzonderlijke radiale stromen, die treden 30 uit het blok 26 bij elkaar om de geringe verwarring en daardoor met slechte menging. Door op geschikte wijze de radiale breedte van het verzamelkanaal 32 te beperken wordt de intensiteit van de stroming in dit kanaal in axiale richting verhoogd en omstandigheden van dooreenstroming tussen deze stroom en de afzonderlijke radiale 35 stromen die het blok 26 verlaten kunnen aldus kunstmatig worden veroorzaakt zodat de homogenisering wordt verbeterd. Bij voorkeur, onder aanname dat de buitendiameter van de blokken 26, 28 en van de schijf 24 constant is (fig. 2A) neemt de radiale breedte van het verzamelkanaal 32 toe vanaf elk van zijn twee einden naar het 8004316 •S' 8 centrale cilindrische deel J2* dat de schijf 24 omgeeft. Ook hier is bij voorkeur genoemde breedte aan elk einde van het kanaal 1 tot 1,5 maal de diameter van de radiale gaten 50 die tot einde behoren. Tenslotte heeft het de voorkeur dat het oppervlak van het 5 kanaal in dwarsdoorsnede in genoemde cilindrische zone 32' 0,9 tot 1,5 maal bedraagt van het totale oppervlak van de gaten 50 in elk blok 26, 28, Onder deze omstandigheden wordt de axiale stroom van het.materiaal in het verzamelkanaal 32 slechts in beperkte mate beïnvloed door het optreden van plaatselijke turbulentie op elk 10 van de radiale gaten 50, zodat de elkaar onderling tegensprekende eisen van goede homogenisering en lage drukval op bevredigende wijze worden verkregen. Ook wordt opgemerkt dat de uitdrukking "lage drukval" een indicatie vormt van een minimalisering van de . wrijving met daaruit volgende minimalisering van de wrijvingswarmte, 15 wat allemaal bijdraagt tot verhoging van het rendement van de koeling en de homogenisering van de inrichting volgens de uitvinding.

Als voorbeeld worden bij een schroef 20 met een diameter van 120 mm (kerndiameter 80 mm) de volgende afmetingen voorgesteld: blokken 26, 28: lengte ongeveer 130 mm; buiten-20 diameter 260 mm; radiale gaten van 7 mm diameter verdeeld in 14 ringen met elk 34 gaten. Dit resulteert in: een l/d verhouding gelijk aan 10; een * 2 totaal gatoppervlak van 18,326 mm ; een zuiger- 2 oppervlak van 5»500 mm ; een verhouding tussen de 25 twee oppervlakken van 3»33»

Yerzamelkanaal: een radiale breedte aan elk einde van 10 mm, een dwarsoppervlak in de cilindrische zone 32' van 17,600 mm ; een verhouding .tussen dit oppervlaken het totale oppervlak van de gaten in elk blok is 0,96.

30 De dikte van de schijf 24 is gelijk aan 50 mm.

De inrichting 21 met deze afmetingen kan worden toegepast op de dubbelschroef*s extrusie-inrichting EO 4l/E, op de markt gebracht door aanvraagster, voor het produceren van 180 tot 220 kg per uur polystyreenschuim met een schroefsnelheid van 8,5 tot 28 omwente-35 lingen per minuut. Bij proefnemingen uitgevoerd als beschreven bleek de inrichting volgens de uitvinding (gekoeld met olie van 90°C) in staat homogeen 220 kg per uur materiaal te koelen van 140°C tot ongeveer 118°C voor het vormen van een schuim met een gelijkmatige dichtheid in het gebied van 0,029 tot 0,030 g/ml.

40 Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de 800 43 16 9 y bovenbeschreven uitvoering. In het bijzonder kan het van voordeel zijn de kerndiameter van de schroef 20 progressief te vergroten in de zones 20A en 20B naar het niet van schroefdraad voorziene deel 20" over de gehele lengte van de betreffende doorlatende blokken 26, 5 28 of langs een' deel van deze lengte. Ook kan de verdeling en/of de diameter van de radiale gaten 50 variabel zijn, alhoewel ten minste uit constructief punt een gelijkmatige verdeling en diameter de voorkeur hebben. Het huis 50 kan uitwendig van vinnen zijn voor-; zien om de dispersie -van warmte vanaf het materiaal dat stroomt 10 in het verzamelkanaal 32 te verhogen. Het schijnt echter niet van voordeel in belangrijke mate te vertrouwen op het huis 30 voor het doel van het koelen van het materiaal omdat bij dit koelen het risico bestaat van'de vorming van een "koude huid" op de stroom in het kanaal 52. De diameter van het deel 20' van de schroef 20 en de 15 diameter van het gat 22'in de söhijf 24 kunnen worden gereduceerd bijvoorbeeld tot de waarde van de diameter van de kern van de schroef 20j de uitvoering weergegeven in fig, 2A heeft echter de voorkeur omdat hierbij een gemakkelijk verwijderen van de schroef zonder het demonteren van het samenstel mogelijk is.

8004316

Claims (9)

1. Meng-koelinrichting voor het extruderen van thermoplastische schuimen, gekenmerkt door een paar radiale doorlatende buisvormige cilindrische blokken, die axiaal op één lijn zijn ge-5 klemd tegen tegenover elkaar liggende zijden van een sperschijf door middel van een kopplaat voor het verbinden ervan met een extrusie- Θ3? loop en een kopplaat voor het verbinden van met een extrusiekop, waarbij de schijf een axiale cirkelvormige opening bezit; een voortstuwschroef die afdichtend roteerbaar is in genoemde blokken 10 en kan worden verbonden met een schroef van de extrusie-inrichting voor het vormen van een verlengstuk van laatstgenoemde schroef, waarbij de vo'ortbewegingssehroef een nabij het midden liggende sper-sectie bezit die afdichtend roteerbaar is in de opening van genoemde schijf; een buisvormig huis, dat afdichtend de twee kopplaten met 15 elkaar verbindt voor het vormen van een buisvormig verzamelkanaal dat vanaf de buitenzijde de doorlatende zones van de twee blokken omgeeft; en een systeem van kanalen in de kopplaten, blokken en schijf voor het circuleren van een koelvloeistof voor de twee blokken.

2. Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat het totale oppervlak van de radiale gaten in elk blok ten minste ^QP/o bedraagt van het cilindrische oppervlak van het blok en groter is dan het zuigeroppervlak van de schroef.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 25 dat het totale oppervlak ten minste tweemaal het zuigeroppervlak bedraagt.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, ra e t het kenmerk, dat de diameter van de radiale gaten ligt tussen 3 en 10 mm en de lengte/diameterverhouding van de gaten ligt tussen 4 en 12. 30 5· Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de radiale breedte van het verzamelkanaal toeneemt vanaf elk einde van het kanaal naar een centrale cilindrische zone die de schijf omgeeft.

6. Inrichting volgens conclusie 5» m © t het kenmerk, 35 dat de breedte aan elk einde van het kanaal 1 tot 1,5 maal de diameter van de radiale gaten bedraagt die in dit eindeinde uitmonden.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6,met het kenmerk, dat het oppervlak van het kanaal in dwarsdoorsnede op ge- 40 noemde centrale cilindrische zone 0,9 tot 1,5 maal het totale opper- 8004316 11 * . • v vlak van de gaten in elk blok bedraagt.

8. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met uitzondering van het sperdeel de steek en de diameter van de voortbewegingsschroef constant zijn., 5.9· Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat de kemdiameter van de voortbewe-gingssehroef toeneemt naar de spersectie.

10. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot 9> met het kenmerk, dat de spersectie een cilindrisch 10 niet van schroefdraad voorzien deel Is dat afdichtend kan roteren in de opening van de schijf.

11, Extrusie-Inrichting voor thermoplastisch schuim voorzien van een inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 t/m 10. 8004316