NL8002534A - Inrichting, bestemd voor het verbinden van buizen. - Google Patents

Description

- 1 - a N.O. 29063 *

Inrichting, bestemd voor het verbinden van buizen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting, bestemd voor het onderling verbinden van buizen van willekeurige dwarsdoorsnede of van buizen met installatie-elementen, eveneens van willekeurige doorsnede, zoals kamers of lichamen, die deel uitmaken van auto-5 matische kleppen of andere apparaten, in het bijzonder voor sanitaire leidingen voor de afvoer van gebruikt water.

' Bij dergelijke apparaten komen buisleidingsystemen voor, die bestemd zijn voor het transporteren en voor het doen circuleren in een enkele installatie met variabele debieten en hoeveelheden van media van wille-10 keurige aard (gas, vloeistof, mengsel van vloei-stof en gas).

Tegenwoordig worden buisleidingen gebruikt van verschillende dimensies (diameters) en om de verbindingen tussen de buisleidingen tot stand te brengen, is een groot aantal en een groot assortiment aan verbindingsstukken nodig, overeenkomende met verschillende diameters.

15 De uitvinding heeft tot doel het mogelijk te maken een buisleiding of een buisvormig orgaan met een bepaalde diameter te verbinden met buizen of elementen met andere diameters met behulp van zeer eenvoudige middelen, die het mogelijk maken te komen tot een verbinding van een absoluut universeel type met een volmaakte dichtheid en een effektieve 20 geleiding van de te verbinden elementen.

Om dit doel te bereiken wordt een inrichting verschaft met een manchet uit flexibel materiaal, aan zijn binnenomtrek voorzien van een afdichtmembraan in de vorm van een lip of kap, welke inrichting in hoofdzaak wordt gekenmerkt, doordat met deze lip geleide- of centreringsmid-25 delen van de in te voeren buisleiding samenwerken.

Bij de praktische uitvoeringsvorm van de uitvinding kan voor het geleiden en centreren een onderdeel aanwezig zijn, dat wordt gevormd door een serie ringen van verschillende diameter, die coaxiaal ten opzichte van elkaar worden gehouden door tussenstukken en waarvan de buitenring 30 door armen verbonden is met een centreerring, die verbonden is met de manchet en die in het algemeen is ingevoerd in een inwendige groef van de manchet.

De uitvinding zal nu aan de hand van de tekening voor een uit-voeringsvoorbeeld nader worden toegelicht, waarin: 35 fig. 1 is een doorsnede van de verbindingsmanchet met het geleide deel; fig. 2 is een bovenaanzicht van een geleide- en centreerdeel van een 800 2 5 34 - 2 - * buis met een diameter die kleiner is dan de diameter van de manchet; fig. 3 en 4 tonen een bijzonder toepassing van de uitvinding.

In fig. 1 is een verbindingsstuk getoond, dat wordt gevormd door een manchet 1, waarvan de binnen- en buitenwanden in het weergegeven 5 voorbeeld voorzien zijn van omtreksuitsteeksels 2 en 3.

Dit deel bestaat uit een flexibel materiaal, in het algemeen een kunststofmateriaal.

Aan de binnenzijde van de manchet is een flexibel mambraan 4 aanwezig in de vorm van een lip, die aan één omtreksrand één geheel vormt 10 met de binnenwand van de manchet 1 en die gericht is naar de longitudinale as van de manchet 1, waarbij een centrale opening 5 vrijblijft.

Dankzij dit membraan en zoals met streepstippellijnen is weergegeven in fig. 1, kan men in het inwendige van de manchet 1 buizen van verschillende diameters (D^, D2, D^) invoeren, welke diameters kleiner 15 zijn dan de inwendige diameter van de manchet 1.

In ieder geval en onverschillig de diameter van de ingevoerde buis, vervormt de lip 4 zich en brengt een afdichting tot stand met de ingevoerde buis.

De diameters D^, D2> D^ kunnen , zoals is weergegeven in fig. 1, 20 absoluut willekeurig zijn.

De manchet 1 zelf kan ingébracht worden in het inwendige van een buis met een grotere diameter dan de diameter van de manchet. In dit geval vormen de uitwendige uitsteeksels 3 van de manchet 1 de afdichting.

De manchet 1 kan ook geplaatst worden op een buis met een diameter 25 die kleiner is dan de diameter van de manchet; de inwendige uitsteeksels 2 dienen dan als afdichtringen.

Dit aanbrengen wordt echter beperkt door de lip 4, die in hoofdzaak in het midden van de manchet 1 ligt.

Dankzij de uitsteeksels 2 en 3 worden dichte verbindingen verkregen, 30 waarbij rekening wordt gehouden met toleranties, in het geval waarin buizen in elkaar worden geplaatst, die beantwoorden aan de verschillende normen (ASH, SIS, ISO, enzovoort).

Om een effketieve afdichting te verkrijgen tussen de lip 4 en een buis met kleinere diameter, wordt volgens de uitvinding een geleide 35 middel verschaft voor de buis, teneinde de buis in een coaxiale stand met de manchet 1 te houden.

Bij het geval van fig. 1 voor het onderling verbinden van buizen, wordt gebruik gemaakt van een onderdeel 6, samengesteld uit een serie ringen 7, 8, 9 van verschillende diameters, die coaxiaal ten opzichte van elkaar worden vastgehouden door tussenstukken 10, die één geheel 800 2 5 34 - 3 - vormen met deze ringen en waarvan de buitenring 9 door armen 11 verbonden is met een bevestigingsring 12, die is geplaatst in een inwendige groef 13 in de manchet 1.

Het is duidelijk, dat wanneer de ring 7 met de kleinste diameter 5 met de bijbehorende tussenstukken 10 is weggenomen, een buis met een grotere diameter (D^) ingebracht kan worden, waarbij de buis wordt geleid door de ring 8 met grotere diameter.

Indien een buis met een diameter D2 wordt ingevoerd in de inrichting, zal de lip 4 eerst de afdichting vormen en wanneer de buis iets. verder 10 wordt gedrukt, zal de buis worden geleid door de ring 8, die overeenkomt met de diameter D2 .

Op de lip 4 kunnen aan de binenzijde en aan de buitenzijde kleine ringvormige uitsteeksels 14 zijn aangebracht om de afdichting met de buis te verbeteren.

15 Een kenmerk van de uitvinding is, dat een groef 13 kan zijn aan gebracht aan beide zijden van de lip 4, zodanig, dat het geleide deel 6 in twee verschillende standen op haar plaats gebracht kan worden, waardoor het mogelijk is buizen in te voeren in de ene of de andere richting (F of F^).

20 Zoals duidelijk zal zijn maakt de uitvinding het mogelijk een ab soluut volmaakte afdichting te verkrijgen, dankzij de afdichtelementen zelf en de geleide middelen.

Deze verbinding is te beschouwen als universeel bij een inrichting, zoals weergegeven in fig. 1, bestaande uit een manchet 1 met uitsteeksels 25 2 en 3 en een lip 4, waarbij willekeurige diameters kunnen samenwerken.

Dé fig. 3 en 4 tonen een verbinding tussen buizen van verschillende diameters en een buisvormig lichaam 15 van willekeurige doorsnede (cirkelvormig, veelhoekig, enzovoort), dat behoort bij een willekeurige installatie.

30 Een verbindingsdeel 21 wordt gebruikt met dezelfde principes als de manchet 1 met inwendige uitsteeksels 22 en uitwendige uitsteeksels 23 en de lip 24.

Het centreren van de binnenbuizen wordt in dit geval gerealiseerd door op de binnenomtrek van het buisvormige lichaam 15 uitsteeksels 16 35 aan te brengen (in het getoonde voorbeeld een zestal), die ieder een trapvormig deel 17 omvatten voor het opnemen van buizen van verschillende diameters.

800 25 34 - k - 3

De verbindingsinrichtingen volgens fig. 3 en 4 kunnen met voordeel gebruikt worden bij inrichtingen met automatische kleppen voor sanitaire leidingen voor het afvoeren van gebruikt water, in het bijzonder bij kleppen, die beschreven worden in het Belgische octrooischrift 858.265, 5 waarin het gebruik van één enkel type automatische klep wordt beschreven voor de aansluiting op buizen van verschillende diameters, zie conclusie 9 van het Belgische octrooischrift.

Conclusies 800 2 5 34

Claims (6)

1. Inrichting, bestemd voor het onderling verbinden van buizen met willekeurige doorsnede of van buizen met installatie-elementen, eveneens van willekeurige doorsnede, zoals kamers, die deel uitmaken van automatische kleppen of andere apparaten, welke inrichting voorzien 5 is van een manchet uit een flexibel materiaal met aan zijn binnenomtrek een afdichtmembraan in de vorm van een lip of een kap, met het kenmerk, dat geleide- en centreermiddelen voor de in te voeren buizen samenwerken met de genoemde lip of kap.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 10 dat als geleide- en centreermiddel een onderdeel (6) aanwezig is, dat gevormd wordt door een serie ringen (7,8,9) van verschillende dimensies of diameters, welke coaxiaal ten opzichte van elkaar worden vastgehouden door tussenstukken (10), waarbij de buitenring (9) van het centreerdeel door armen (11) verbonden is met een bevestigingsring (12), die is opge-15 nomen in een groef (13) in het inwendige van de manchet.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een groef (13), bestemd voor het opnemen van het centreerdeel is aangebracht aan beide zijden van het membraan (4), om het op deze wijze mogelijk te maken dat het centreerdeel wordt geplaatst in 20 twee verschillende standen, waardoor buizen in de ene of in de andere richting kunnen worden ingevoerd.

4. Inrichting volgens één of meer der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de binnen- en buitenwanden van de manchet zijn voorzien van omtreksuitsteeksel (2,3), zodanig dat wan- 25 neer de manchet (1) is ingevoerd in het inwendige van een buis met een grotere diameter dan de diameter van de manchet, de uitwendige uitsteeksels van de manchet dienen als afdichting en dat wanneer de manchet wordt geplaatst op een buis met een kleinere diameter, de inwendige uitsteeksels (2) dienen als afdichtring. 30

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat voor de verbinding tussen buizen van verschillende diameters of verschillende dimensies en een buisvormig lichaam (15) van willekeurige doorsnede (cirkelvormig, veelhoekig enzovoort), behorende bij een apparaat of bij een installatie, gebruik wordt gemaakt van een manchet (21) 35 voorzien van een inwendige lip (24) en dat voor het centreren op de binnenomtrek van het buisvormige lichaam (15) uitsteeksels (16) aanwezig zijn, die ieder een trapvormig deel (17) bevatten voor het opnemen van buizen van verschillende dimensies. 800 2 5 34 - 6

- 6« Toepassing van verbindingsinrichtingen volgens één of meer der voorafgaande conclusies, bij automatische klepinrichtingen voor sanitaire leidingen voor het afvoeren van gebruikt water, in hoofdzaak zoals beschreven in het Belgische octrooischrift 858.265. 800 2 5 34