NL8002134A

NL8002134A - Boormachine met diepteaanslag.

Info

Publication number: NL8002134A
Application number: NL8002134A
Authority: NL
Original assignee: Duss Maschf
Priority date: 1979-05-09
Filing date: 1980-04-11
Publication date: 1980-11-11
Also published as: FR2455942B1; FR2455942A1; CH643167A5; DE2918586A1

Description

' * t -1-

VO 037T

Boormachine met diepteaanslag.

De uitvinding heeft betrekking op een boormachine met een aan het machinehuis (huis) aangebrachte, in een geleiding verschuifbare, staafvormige diepteaanslag (staaf), die in de ingestelde stand door spannen kan worden vastgezet met behulp van 5 een met de hand zwaaibare excenter.

Bij een bekende boormachine van deze soort vormt de staaf het zwaaileger voor de, deze staaf nabij de geleiding daarvan om-sluifceade excenter. De zvaaihartlijn van de door de geleiding axiaal vastgelegde excenter, valt samen met' de denkbeeldige hartlijn van 10 de staaf. Een dergelijke uitvoering kan slechts als zuivere wrij- vingsvastzetting werkzaam zijn.

Boormachines van de in aanmerking genomen soort zijn bij het werkzaam zijn daarvan onderhevig aan sterke trillingen.Dit geldt in het bijzonder wanneer het gaat om klopboormachines of boor-15 hamers. De trillingen hebben in de eindfase van het boren van een boorgat, d.w.z. direkt voor en bij het bereiken van de gewenste Docrdiepte tot gevolg, dat de diepteaanslag veelvuldig slaat op het oppervlak van de te boren wand en dergelijke. Bij de veelal zeer grote boordruk, die bijv. bij met de hand te leiden boormachines 20 wordt uitgeoefend door de bedienaar, vormen deze slagen een sterke belasting voor de vastzetinrichting van de diepteaanslag. Deze belastingen kunnen leiden tot veranderingen van de stand van de diepteaanslag, welke veranderingen tot gevolg hebben, dat bijv. in serie geboorde gaten niet langer nauwkeurig dezelfde diepte hebben.

25 Aan de uitvinding ligt de opgave ten grondslag een boor machine van de in de aanhef genoemde soort zodanig verder te ontwikkelen, dat zonder meer technische investering en bij een eenvoudige hantering, de diepteinstelling van de diepteaanslag ook bij een extreme axiale belasting, onveranderlijk is.

30 Deze opgave wordt volgens de uitvinding opgelost door een zodanige plaatsing van de excenter, dat de zvaaihartlijn daarvan loodrecht staat op de hartlijn van de staaf.

Verdere uitvoeringen van de uitvinding zijn te ontlenen aan de volgconclusies.

35 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de 800 2 1 34 -2- tevening, waarin: figuur 1 een zijaanzicht is van de boormachine hij het vastgezet zijn van de diepteaanslag, figuur 2 een bovenaanzicht is van de boormachine volgens 5 figuur 1 bij het niet vastgezet zijn van de diepteaanslag, en figuur 3 een doorsnede is volgens de lijn HI-IH in figuur 1.

Bij het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld gaat het om een met de hand te leiden boormachine, waarvan het 10 huis 10 aan de achterzijde overgaat in een handgreep, en waarvan de boor 12 is opgenomen in een gereedschapsopneming 11. Een staaf-vormige diepteaanslag (staaf) 13 is verschuifbaar gelegerd in een geleiding, evenwijdig aan de boorhartlijn. De staaf kan in de ingestelde stand door spannen worden vastgezet met behulp van een 15 met de hand zwaaibare excenter 16. De geleiding wordt gevormd door twee op onderlinge afstand liggende, oogvormige vormgedeelten (ogen) 10a van het huis 10, door welke ogen de staaf 13 zich uitstrekt.

De excenter 16 omvat een cylindrisch vormstuk 13a. Hierin is een excentrische ringvormige gfoef 16b aangebracht, die de eigenlijke 20 excenter vormt. Een cylindrische indrukking 15 van het huis vormt een zwaaileger voor het cylindrische vormstuk 16a en zodoende ook voor de als excenter werkzame ringvormige groef l6b. Een dergelijke uitvoering heeft het voordeel van een breedvlakkige indirekte tegenlegering van de excenter aan het huis 1Q in de indrukking 15 25 via het mantelvlak van het cylindrische vormstuk 16a.daarvan.

Omdat de kromming van de, de excenter vormende ringvormige groef 16b in hoofdzaak overeenkomt met de straal van de cylindrische staaf 13, reikt deze in elk geval in de ringvormige groef, waardoor de excenter 1o is beveiligd tegen het axiaal naar buiten vallen. Een 30 verder voordeel wordt gevormd, doordat de excenter 16 bij het span nen met een klein aangrijpvlak zodanig inwerkt op de staaf 13, dat goede omstandigheden bestaan voor een licht radiaal uitbuigen in het gedeelte tussen de ogen 10a. Tenslotte kan bij het loodrecht op de staaf 13 staan van de zwaaihartlijn b-b, geen draaien plaats-35 vinden van de staaf rond de eigen hartlijn, waartoe een uitgesproken neiging bestaat in alle gevallen, waarin de staaf zelf de zwaaihartlijn vormt voor de excenter. Het draaien van de staaf 13 800 2 1 34 -3- ï rond de eigen hartlijn is nadelig wanneer deze een omgelogen gedeelte 13a heeft, omdat in dit geval de plaats van het aanligvlak 131 wordt veranderd.

In de gespannen stand ligt het spanvlak 17 van de tegen 5 het huis 10 steu-nende excenter 16 aan tegen de staaf 13. Onder het spanvlak 17 wordt het gedeelte van de excentrische ringvormige groef 16b begrepen, dat het verst verwijderd ligt van de zwaai -hartlijn b-b van de excenter. De staaf 13 wordt in het gedeelte tussen de ogen 10a omsloten door een door deze ogen axiaal vast-10 gelegde huls 18. Er kan echter ook een aantal hulsen aanwezig zijn.

In dit geval grijpt het spanvlak 17 van de excenter 16 aan op een van de hulsen.

Het mantelvlak van de staaf 13 en/of het binnenvlak van althans een huls .18, is geribbeld. De.ribbeling 1^· wordt gevormd 15 door een schroefdraadsnede,· waarbij de huls 18 de staaf 13 met speling omsluit. Ondanks de speling is zodoende een fijn instelling mogelijk door het draaien van de staaf bij een gedeeltelijke ineengrijping.

De uit een stuk met de excenter 16 bestaande bedienings-20 hefboom 16c strekt zich coaxiaal uit vanaf het cylindrische vorm- stuk 16a en is vervolgens over in hocfdzaak een rechte hoek omgebogen. In de spanstand wordt de staaf 13 in het tussen de ogen 10a liggende gedeelte daarvan door de excenter 16 zijdelings veerkrachtig uitgebogen. Door een dergelijk uitbuigen is een verande-25 ring van de axiale stand, ook bij de zwaarste axiale slagbelasting, van de staaf uitgesloten, omdat door deze uitbuiging, de staaf 13 praktisch is geblokkeerd in de ogen 10a. De staaf wordt namelijk in de Ingestelde stand daarvan niet alleen door wrijvingskrachten als gevolg van het spannen, maar aanvullend ook nog door de zijde-30 lingse uitbuiging in het gedeelte tussen de ogen, axiaal vastge houden en geblokkeerd, omdat de staaf niet langer korrespondeert met de rechtlijnige geleiding daarvan.

De excenter kan ook zodanig worden aangebracht, dat het spanvlak 17 daarvan in de spanstand niet aanligt tegen de staaf 13, 35 maar tegen het huis 10. Daardoor wordt overigens het huis onder worpen aan een sterkere slijtage en ook een sterkere belasting door druk, omdat het spanvlak bij het omschakelen van de excenter in de spanstand, onder een toenemende aanligdruk langs het huis schuurt.

800 2 1 34

Claims

1. Boormachine met een aan het machinehuis (huis) aangebrachte , in een geleiding verschuifbare, staafvormige diepteaan-slag (staaf), die in de ingestelde stand met behulp van een met 5 de hand zwaaibare excenter door spannen kan worden vastgezet, gekenmerkt, door .een zodanige plaatsing van de excenter (16) dat de zwaaihartlijn (b-b) daarvan dwars loopt de hartlijn (a-a) van de staaf (13).

2. Machine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 10 spanvlak (17) van de tegen het huis (10) steunende excenter (16) in de gespannen toestand aanligt tegen de staaf (13).

3. Machine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de excenter (16)- wordt gevormd door een in een cylindrisch vorm-stuk (16a) excentrisch aangebrachte ringvormige groef (16b), 15 en het zwaaileger (15) daarvan door een cylindrische indrukking in het' huis (10), welke indrukking tussen twee oogvormige uitdrukkingen (ogen 10a) van het huis ligt, door welke ogen de staaf (13) zich uitstrekt. h. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het / - 20 kenmerk, dat de staaf (13) in het gedeelte tussen de ogen wordt omsloten door althans een door de ogen (10a) axiaal vastgelegde huls (18). .

5. Machine volgens conclusie k, met het kenmerk, dat twee in hoofdzaak even lange hulsen zijn voorzien, waarbij het span- 25 vlak (17) van de excenter (16) aangrijpt op een van de twee hulsen nabij de andere.

6. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het mantelvlak van de staaf (13) en/of het binnenvlak van althans een huls (18), geribbeld is.

7. Machine volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ribbeling (1U) wordt gevormd door een schroefdraad, waarbij de huls (18) met speling de staaf (13) omsluit.

8. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uit een stuk met de excenter (16) bestaande 35 bedieningshefboom (16c) zich coaxiaal uitstrekt vanaf het cylindrische vormstuk (16a) en vervolgens is omgebogen.

9. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het 800 2 1 34 -5- \ X kenmerk, dat de staaf (13) in de gespannen stand in het tussen de ogen (10a) liggende gedeelte daarvan door de excenter (16) zijdelings veerkrachtig wordt uitgebogen.

10. Machine volgens een der conclusies 1, 3-9 5 met het 5 kenmerk, dat het spanvlak (17) van de excenter in de gespannen stand aanligt tegen het huis (10). 800 2 1 34