NL8001504A - Betonnen profielbalken voor spleetvloeren alsmede werkwijze voor het vervaardigen daarvan. - Google Patents

Description

ι * -ΐ IT.0.28.880

Betonnen profielbalken voor spleetvloeren alsmede werkwijze voor het vervaardigen daarvan._

Be uitvinding heeft betrekking op een betonnen profielbalk voor spleetvloeren, in het bijzonder voor veestallen.

Spleetvloeren uit voor het vormen van spleten op afstand van elkaar gelegde betonnen profielbalken kunnen worden toegepast voor 5 veestallen, maar ook voor arbeidsplaatsen waar veel vuil en vochtigheid wordt ontwikkeld, erfversterkingen en dergelijke.

Vochtigheid en vuil dringen door de spleten tussen de profielbalken en worden in een onder de profielbalken liggend verzamel-systeem verzameld en afgevoerd. Bij een bredere spleetafstand in 10 de orde van grootte van 30 tot 40 mm, zoals bijvoorbeeld wordt toegepast bij runderstallen, worden in het algemeen enkele profielbalken gelegd, terwijl bij smallere spleetafstanden van ongeveer 20 mm, bijvoorbeeld voor varkensstallen, telkens bijvoorbeeld drie profielbalken tot een profielbalkplaat met daarin aangebrachte 15 spleten zijn samengesteld.

Omdat profielbalken van deze soort uit beton worden gegoten en in de bekisting meestal die zijde boven ligt, die later als loopvlak wordt toegepast, bezitten deze een naar verhouding ruw oppervlak en eventueel zelfs scherpe randen. Bij het leggen in 20 veestallen kunnen daardoor verwondingen van het vee ontstaan.

Be uitvinding heeft daarom tot doel, een profielbalk van de hierboven genoemde soort te verschaffen, die een gladde en naar verhouding zacht oppervlak bezit en het gevaar van verwondingen in het geval van toepassing bij veestallen uitsluit.

25 Bit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een betonnen profielbalk van de hierboven genoemde soort door een met de beton-matrix verbonden bekleding uit in verhouding tot het beton zacht en glad materiaal op het loopvlak van de profielbalk.

Be bekleding kan bijvoorbeeld bestaan uit rubber of kunststof 30 en de profielbalk aan de bovenzijde ïï-vormig omgrijpen. Beze bekleding kan aan de naar het beton toegekeerde zijde verankerings-uitsteeksels bezitten, die in de betonmatrix zijn ingebed en een vaste verbinding verschaffen.

Een profielbalk volgens de onderhavige uitvinding wordt bij 35 voorkeur in omgekeerde stand, dat wil zeggen met het loopvlak onderliggend, gegoten, terwijl de bekleding direct onder in de bekisting wordt gelegd. Op deze wijze wordt het extra voordeel verkregen, dat 80 0 1 5 04 2 het onderste oppervlak van de profielbalk, dat niet als loopvlak wordt gebruikt, het naar verhouding ruwe en eventueel scherprandige oppervlak van de profielbalk is; er wordt daarom een oplossing van zelfstandig belang verkregen door de profielbalk "op de kop" liggend 5 te gieten en eventueel op de bodem van de bekisting een gladde inwendige bekleding, zoals een dunne metalen plaat aan te brengen, omdat in dit geval het loopvlak ten minste gladder is dan bij een bekisting met een bovenliggend loopvlak (afgerond zichtbeton tegenover glad gestreken betonvlak).

10 Bij afzonderlijke profielbalken kan de bekleding als continu strengmateriaal worden geextrudeerd. Bij de genoemde profielbalk-platen met bijvoorbeeld drie profielbalken en ribben voor het verbinden van de profielbalken komt niet een geextrudeerd, maar slechts een gevormd materiaal in aanmerking. Omdat geschikte vormen naar 15 verhouding duur zijn, is het doelmatig, om slechts een gering aantal bekledingsdelen met verschillende lengte te vervaardigen en deze ter vorming van de gewenste plaatlengten te combineren. Met twee bekledingsdelen in lengte van 50 en 40 cm kunnen bijvoorbeeld alle gangbare profielbalklengten vanaf 60 cm naar boven toe met trappen 20 van 10 cm worden vervaardigd.

Voozover de bekleding uit rubber bestaat, kan het doelmatig zijn, het rubber te kleuren of ten minste in de oppervlakte te kleuren, om de optische indruk vriendelijker te maken of ten minste in het begin het vee gemakkelijker te laten wennen aan de 25 vloer.

Be bekleding kan in het deel van de kopstukken van de profielbalken zijn uitgespaard en daar op geschikte wijze met zijn rand in het beton zijn verankerd.

Verdere bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit 30 de conclusies in combinatie met de hierna volgende beschrijving aan de hand van de figuren waarin enige, uitvoeringsvoorbeelden van profielbalken volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Fig. 1 geeft een perspectivisch aanzicht weer van een uitvoeringsvorm van profielbalken volgens de uitvinding waarbij twee 35 naast elkaar liggende doorgesneden profielbalken zijn weergegeven.

Fig. 2 geeft schematisch een gewijzigde uitvoeringsvorm van een profielbalk weer.

Fig. 3 geeft een doorsnede weer door een profielbalk volgens de uitvinding met bekisting.

40 Fig. 4 geeft een doorsnede weer van een deel van een bekisting 800 1 5 04 t i 3 voor het vervaardigen van een gewijzigde uitvoeringsvorm van een profielhalk lig. 5 geeft een bovenaanzicht weer van een profielbalkplaat.

lig. 6 geeft een dwarsdoorsnede weer van een profielbalkplaat 5 volgens fig. 5·

Fig· 7 geeft een gedeeltelijke dwarsdoorsnede weer van een profielbalkplaat.

lig. 8 geeft een stootverbinding weer tussen twee bekledings-delen.

10 Fig. 9 en 10 geven de verankering weer van de bekleding aan een kopstuk.

De in fig. 1 weergegeven profielbalk 10 bezit een in totaal T-vormige dwarsdoorsnede. Omdat in fig. 1 twee zelfde profielbalken zijn weergegeven, zal hierna slechts de linker profielbalk in detail 15 worden beschreven.

De profielbalk 10 omvat een bovenste dwarsribbe 12 en een onderste verticale ribbe 14· De tegenover elkaar liggende zijvlakken van beide profielbalken lopen iets schuin naar onderen naar elkaar toe, zodat het naar beneden vallen van vocht en vuil wordt vergemakke-20 lijkt en in het bijzonder de vorming van vuilverzameling in de spleet tussen de profielbalken wordt verhinderd. Profielbalken van deze soort worden op gebruikelijke wijze uit beton met toepassing van een daarin gelegde, in fig. 1 niet weergegeven bouwstaal-bewapening vervaardigd.

25 Yolgens de uitvinding is een bekleding 16 aangebracht, die bijvoorbeeld uit rubber bestaat. De bekleding 16 grijpt aan de bovenzijde om de dwarsribbe 12 op de wijze van een omgeeerde ïï en bezit aan de onderste respectievelijk binnenste, naar het beton toegekeerde zijde, in de profielrichting doorlopende verankerings-50 ribben of -lippen 18, 20, 22, 24> 26. In het bijzonder bevinden zich aan het ondereinde van de verticale, zijdelingse delen van de bekleding 16 verankeringslippen 18, 20, die schuin naar boven lopen en in de betonmatrix dringen en aan hun vrije einden een in dwarsdoorsnede in hoofdzaak cirkelvormige verdikking bezitten.

55 Dezelfde verankeringslippen 22, 24, 26 zijn onder het bovenoppervlak van de bekleding 16 aangebracht.

Aan de onderste buitenrand van de dwarsribbe 12 bezit de bekleding 16 naar onderen en eventueel schuin naar buiten gerichte afdruiplippen 28, 30, die ervoor zorgen, dat van boven af naar 40 beneden stromende vloeistof direct naar beneden druppelt.

S0 0 1 5 04

V

4

Uit fig. 1 blijkt, dat de bekleding 16 als streng door extru-sie of dergelijke kan worden vervaardigd. Deze kan daarom naar behoefte op lengte worden gesneden en in een bekisting worden gelegd. Zoals reeds werd benadrukt, wordt de profielbalk volgens fig. 1 5 in omgekeerde positie gegoten, zodat het onderste oppervlak 32, waaraan geen bijzondere eisen moeten worden gesteld, in de bekisting boven ligt en moet worden afgestreken.

Fig. 2 geeft een gewijzigde uitvoeringsvorm van een profielbalk weer, die weliswaar niet een bekleding bezit, maar die in 10 tegenstelling tot de normale werkwijze volgens de werkwijze volgens de uitvinding "op de kop" is gegoten. Bij een profielbalk volgens fig. 2 bezit de dwarsdoorsnede ook weer de vorm van een T met een vertikale ribbe 36 en een bovenste dwarsribbe 38. In het gebied van de dwarsribbe 38 is in in fig. 2 niet weergegeven bekisting een in-15 wendige bekleding met glad oppervlak, zoals een metalen plaat gelegd, die met naar verhouding grote stralen tot een 0 is gebogen, zodat de bovenranden van de profielbalk iets zijn afgerond. Door deze afronding en het door de ingelegde metalen plaat mogelijk gemaakte gladde oppervlak wordt het gevaar voor verwonding reeds aan-20 zienlijk gereduceerd. Overigens maakt deze werkwijze een profilering voor het verhogen van de glijweerstand van het loopvlak mogelijk, welke in fig. 2 door ronde noppen 40 is aangeduid.

Fig· 3 geeft een bekisting weer voor het vervaardigen van een profielbalk volgens fig. 1. Op een niet weergegeven, glad oppervlak 25 wordt eerst de bekleding 16 in omgekeerde positie gelegd. In plaats van de verankeringslippen 22, 26 volgens fig. 1 zijn in dit geval verlengde verankeringslippen 42, 44 aangebracht, die als extra functie het ondersteunen van een bewapening hebben. Tolgens fig. 3 is de verankeringslip 42 in dwarsdoorsnede T-vormig uitgevoerd, 30 terwijl de dwarsdoorsnede van de verankeringslip 44 als Y-vormig kan worden aangeduid. Op deze verankeringslippen worden de in lengterichting lopende gordingen 46, 48 van een in totaal laddervormige bewapening gelegd, die met verdere, in het bijzonder ook in de verticale ribben lopende bewapeningselementen kan zijn verbonden.

35 Op de bekleding 16 wordt een bekisting geplaatst, waarvan de inwendige ruimte in dwarsdoorsnede op de wijze van een omgekeerde T is uitgevoerd. Yoor het vormen van de verticale ribbe 14 van de profielbalk volgens fig. 1 zijn twee zijplaten 50» 52 aangebracht, die iets naar boven toe naar elkaar toe lopen. Aan hun ondereinden 40 zijn de platen 50, 52 met schuin onder een hoek van ongeveer 45° 800 1 5 04 < * 5 uit elkaar lopende tussenplaten 54> 56 verbonden, die dan in in hoofdzaak horizontale platen 58, 60 overgaan.

De platen 58, 60 zijn met schuin naar boven toe naar elkaar toe lopende buitenplaten 62, 64 verbonden, die enerzijds de verti-5 cale flenzen van de bekleding 16 naar buiten toe ondersteunen en overigens naar boven toe boven de platen 58, 60 uit zijn verlengd en zijn betrokken in een ondersteuningsconstructie voor de bekisting, die overigens bovenste dwarsplaten 66, 68 insluit.

De buitenplaten 62, 64 zijn aan hun ondereinden schuin uit elkaar 10 gebogen, zodat het plaatsen van de bekisting op de bekleding 16 wordt vergemakkelijkt.

Yocrzover afdruiplippen 28, 30 volgens fig. 1 zijn beoogd, kunnen deze worden aangelegd tegen de horizontale platen 58, 60 en bijdragen tot afdichting van de bekisting in dit gebied.

15 Er kan worden gezien dat in dit geval het beton na het in gieten alleen maar in het gebied van de bovenste opening 70 van de bekisting moet worden af ge streken, zodat een kleiner bew'erkings-vlak als bij de normale gevallen wordt verkregen, waarbij het tegenover liggende loopvlak wordt afgestreken. Overigens is bij 20 het afstrijken geen grote zorgvuldigheid vereist, omdat de kwaliteit van het "tijdens het gebruik onderliggende oppervlak niet van belang is.

Fig. 4 geeft in streeplijnen een bekisting weer die overeenkomt met die welke in fig. 3 is weergegeven. In dit geval is echter 25 geen bekleding 16 aangebracht, maar een inwendige bekleding 72 uit metalen plaat of dergelijke, waardoor een bijzonder glad oppervlak van de profielbalk kan worden verkregen. Met een dergelijke bekisting en bekleding kan een profielbalk volgens fig. 2 worden vervaardigd.

Bij kleinere spleetafstanden, zoals bijvoorbeeld in varkens-30 stallen wordaa toegepast, is het gebruikelijk, om in plaats van afzonderlijke profielbalken profielbalkplaten toe te passen.

Fig. 5 geeft een dergelijke plaat uit drie afzonderlijke balken in bovenaanzicht weer. Bij dergelijke profielbalkplaten 74 zijn tussen de afzonderlijke balken 76, 78, 80 ruggaa 82, 845 86, 88 aangebracht, 35 die de afzonderlijke balken met elkaar verbinden. Een verdere verbinding vindt plaats door kopstukken 90. Tengevolge van de ruggen 82, 84, 86, 88 die voor het vormen van een glad oppervlak eveneens van een bekleding zouden moeten zijn voorzien, is het niet mogelijk geëxtrudeerd materiaal toe te passen. Daarom moet een gevormde be-40 kleding worden toegepast. Yoorzover echter d® ruggaa niet van een 800 1 5 04 6 bekleding moeten zijn voorzien, komt ook een geëxtrudeerde bekleding in aanmerking, waarvan de zijflenzen in het gebied van de ruggen 82, 84» 86, 88 zijn opengesneden.

De dwarsdoorsnede van fig. 6 geeft weer dat afzonderlijke 5 balken 76, 78, 80 in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld in dwarsdoorsnede ongeveer Y-vormig zijn uitgevoerd. Ook hier komen echter ook T-vormige afzonderlijke balken in aanmerking.

Omdat de platen 74 volgens fig. 5 in ie praktijk meestal een lengte van 2 m en daarboven kunnen bezitten, zou het technisch 10 nauwelijks mogelijk of tenminste zeer duur zijn om een gevormde bekleding in de totale lengte te vervaardigen. Daarom verdient het de voorkeur de bekleding in afzonderlijke delen te vervaardigen en deze samen te stellen. Er werd reeds op gewezen dat twee bekle-dingstypen in lengte van 30 en 40 cm combinaties mogelijk maken, 1 5 die een opklimmende lengte vanaf 60 cm naar boven toe in trappen van 10 cm geven.

3Pig. 7 geeft een gewijzigde uitvoeringsvorm van de platen 92 schematisch in gedeeltelijke doorsnede weer, waarbij alleen maar de middelste balk 94 nauwkeuriger is weergegeven. De dwarsdoorsnede 20 van deze balk is weer T-vormig, terwijl de bekleding $6 in dwarsdoorsnede ook weer de vorm van een omgekeerd IJ bezit. Op de reeds weergegeven wijze bevinden zich aan het binnenvlak van de bekleding 96 verankeringslippen 98, 100, 102, 104, 106, 108, waarvan de dwarsdoorsnede aan de vrije einden cirkelvormig is verwijd. Overi-25 gens zijn in fig. 7 de bovenste gording 110 en de onderste gording 112 van een bewapening weergegeven, die via een ladderwerk 114 zijn verbonden. Een met streeplijnen aangegeven bewapening 116 bevindt zich in de hier' niet nader weergegeven ribben.

De ribben bezitten een Y- of T-vormige dwarsdoorsnede en wor-30 den door de bekleding 96 op dezelfde wijze als bij de afzonderlijke balken aan de bovenkant omgeven.

Fig. 8 geeft een gedeeltelijke doorsnede weer van de verbinding van bekledingsdelen 118 en 120. Bij de stootplaats vormen de bekle-dingsdelen een soort van liplasverbinding, dat wil zeggen dat zij 35 aan tegenover elkaar liggende zijden van de stootranden complementair zijn uitgespaard, zodat zij onder vorming van een glad oppervlak in elkaar grijpen. Yoor het arreteren is aan het gedeelte 118 een naar onderen gerichte tap 122 aangebracht, die grijpt in een overeenkomstige opening van het gedeelte 120. Yerscheidene dergelij-40 ke tappen kunnen over de breedte verdeeld zijn aangebracht.

80 0 1 5 04 7

Fig. 9 en 10 geven een uitvoeringsvorm weer waarbij de bekleding in deelgebieden van de oppervlakte, ongeveer in de kopstuk-gebieden van de profielbalken of profielbalkplaten zijn uitgespaard. Bij de overgang tussen de bekleding 124 en het kopstuk 126 5 volgens fig. 9 is een in de bekleding 124 ingelaten stift 128 aangebracht, die is gegoten in de beton-matrix van het kopstuk 126. Daardoor wordt verhinderd, dat de bekleding op deze overgangsplaats wordt afgelicht. Yoor hetzelfde doel vormt de bekleding 130 bij de overgang naar een kopstuk 152 volgens fig. 10 met het kopstuk een 10 inspringende verbinding 134> die eveneens het aflichten van de bekleding verhindert.

De bekleding volgens de uitvinding leidt niet alleen tot een zachter oppervlak, maar ook tot een oppervlak met verminderde warmteafvoerwaarden, dat overigens glad is en geen poriën bezit, 15 zodat het gemakkelijk is schoon te houden. Bovendien wordt het gewicht van de profielbalken verlaagd door besparing van beton.

Bij toepassing van kunststof of rubber voor de bekleding kan de materiaalstructuur van de bekleding aan het buitenoppervlak en aan de binnenzijde verschillend zijn. Doelmatig is bijvoorbeeld een 20 harde buitenste oppervlaktelaag en een naar verhouding zachte, schuimrubberachtige binnenzijde.

Yoorzover een waterdichte bekleding, bijvoorbeeld uit rubber of een geschikte kunststof wordt toegepast, wordt het extra voordeel verkregen, dat vocht in verregaande mate verre wordt gehouden 25 van het beton, zodat dit niet door scheuren in het beton bij de bewapening kan komen en een corrosie van de bewapening wordt verhinderd .

Bij de vermelde spleetvloerplaten bestaat in het bijzonder de mogelijkheid om geëxtrudeerd materiaal als bekleding toe te passen, 30 als de ruggen tussen de afzonderlijke balken ten opzichte van het bovenoppervlak van de afzonderlijke balken verzonken worden aangebracht. Eventueel moeten dan in het geëxtrudeerde materiaal alleen maar bepaalde uitsnijdingen of vensters worden aangebracht.

800 1 5 04

Claims (22)

1. Betonnen profielbalk -voor spleetvloeren, in het bijzonder voor veestallen, gekenmerkt door een met de beton-matrix verbonden bekleding (16, 96, 118, 120, 130) uit in verhouding tot 5 beton zacht en glad materiaal op het loopvlak van de profielbalk.

2. Betonnen profielbalk volgens conclusie 1 , m e t het kenmerk, dat de bekleding (16 . . . 130) bestaat uit rubber.

3. Betonnen profielbalk volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de bekleding (16 . . . 130) bestaat uit kunst- 10 stof.

4. Betonnen profielbalk volgens één der conclusies 1 tot en met 5, 1 e t het kenmerk, dat de bekleding (16 ... 130) is uitgevoerd als U-vormig profiel en de profielbalk (10, 74» 76, 78, 80, 94) aan de bovenzijde omgrijpt. 15

5· Betonnen profielbalk volgens één der conclusies 1 tot en met 4> ® e t het kenmerk, dat de bekleding (16 ... 130) aan de naar het beton toegekeerde zijde verankeringsuitsteeksels (18, 20, 22, 24» 26, 42, 44} 98 ... 108) bezit, die zijn ingebed in de beton-matrix.

6. Betonnen profielbalk volgens conclusie 5i n e t het kenmerk, dat de verankeringsuitsteeksels (18 ... 108) achter hun uiteinden inspringend zijn versmald.

7. Betonnen profielbalk volgens conclusie 5 of 6, m e t het kenmerk, dat de verankeringsuitsteeksels zijn uit- 25 gevoerd als in de profielrichting doorlopende verahkeringslippen (18 ... 108).

8. Betonnen profielbalk volgens één der conclusies 1 tot en met 7t ® e t het kenmerk, dat de verankeringsuitsteeksels (42, 44) tegelijkertijd een ondersteuning voor een bewapening 30 (46, 48) vormen.

9. Betonnen profielbalk volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het buitenoppervlak van de bekleding (16) een profilering bezit.

10. Betonnen profielbalk volgens één der voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk, dat de bekleding (16) aan het buitenoppervlak harder is dan aan de naar het beton toegelssrde zijde.

11. Betonnen profielbalk volgens één der conclusies 4 tot en met 9} met het kenmerk, dat de bekleding (16) aan het ondereinde van de verticale flens van het U-vormige profiel doorlopende afdruiplippen (28, 30) bezit. 80 0 1 5 04 V Λ α

12. Betonnen profielbalk volgens één der voorgaande conclusies, voor staafvormige profielbalken, met het kenmerk, dat de bekleding (16) een geëxtrudeerd eindloos profiel is.

13. Betonnen profielbalk volgens één der conclusies 1 tot en , 5 met 11, voor spleetvloerplaten uit meerdere afzonderlijke balken, die door verbindingsruggen verbonden zijn, met het kenmerk, dat de bekleding uit gevormde, eventueel via stootverbin-dingen samengestelde gedeelten (118, 120, 130) is samengesteld, die de naast elkaar liggende afzonderlijke balken en verbindings-10 ruggen afdekken.

14· Betonnen profielbalk volgens conclusie 13, i e t het kenmerk, dat de aan elkaar grenzende bekledingsdelen (118,120) op de wijze van een liplasverbinding met elkaar zijn verbonden.

15· Betonnen profielbalk volgens conclusie 14» met het 15 kenmerk, dat in de liplasverbinding verbindingstappen (122) zijn aangebracht.

16. Betonnen profielbalk volgens één der voorgaande conclusies, met een in deelgebieden uitgespaarde bekleding, met het kenmerk, dat als overgang tussen een betonnen oppervlak en 20 een bekleding (124, 130) een vormsluitende verbinding (128, 134) tussen de bekleding en het aangrenzende beton is aangebracht.

17· Betonnen profielbalk volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bekleding (16-..I30) bestaat uit een warmte-isolerend materiaal.

18. Betonnen profielbalk volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bekleding (16 ... 130) bestaat uit een waterdicht materiaal.

19· Betonnen profielbalk volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bekleding (16 ... 130) een 30 bijmenging van een smaakstof bevat, die het inbijten door vee verhindert .

20. Werkwijze voor het vervaardigen van een betonnen profielbalk, in het bijzonder volgens één der conclusies 1 tot en met 19» met het kenmerk, dat een bekisting met een inwendige 35 ruimte, die de dwarsdoorsnedevorm van een omgekeerde T of T bezit, op een in dwarsdoorsnede U-vormige basis wordt gelegd, dat een bewapening in de inwendige ruimte van de bekisting wordt gebracht, dat beton wordt ingegoten en dat het beton aan het tijdens het gebruik onderliggende vlak van de profielbalk wordt afgestreken.

21. Werkwijze volgens conclusie 20,met het ken- q π n 1 k n /. merk, dat als U-vormige "basis een bekleding, in het bijzonder uit rubber of kunststof wordt toegepast.

22. Werkwijze volgens conclusie 20,met het kenmerk, dat als ïï-vormige basis een gladde, U-vormige gebogen 5 plaat, in het bijzonder uit metaalplaat, wordt toegepast. « 80 0 1 5 04