NL7920035A - Werkwijze en inrichting voor het ontinkten van vezelstofsuspensies. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het ontinkten van vezelstofsuspensies. Download PDF

Info

Publication number
NL7920035A
NL7920035A NL7920035A NL7920035A NL7920035A NL 7920035 A NL7920035 A NL 7920035A NL 7920035 A NL7920035 A NL 7920035A NL 7920035 A NL7920035 A NL 7920035A NL 7920035 A NL7920035 A NL 7920035A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
suspension
cell
air
fiber
flotation
Prior art date
Application number
NL7920035A
Other languages
English (en)
Other versions
NL187895C (nl
Original Assignee
Feldmuehle Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from DE2836496A external-priority patent/DE2836496C2/de
Priority claimed from DE2914392A external-priority patent/DE2914392C2/de
Application filed by Feldmuehle Ag filed Critical Feldmuehle Ag
Publication of NL7920035A publication Critical patent/NL7920035A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL187895C publication Critical patent/NL187895C/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D21PAPER-MAKING; PRODUCTION OF CELLULOSE
    • D21BFIBROUS RAW MATERIALS OR THEIR MECHANICAL TREATMENT
    • D21B1/00Fibrous raw materials or their mechanical treatment
    • D21B1/04Fibrous raw materials or their mechanical treatment by dividing raw materials into small particles, e.g. fibres
    • D21B1/12Fibrous raw materials or their mechanical treatment by dividing raw materials into small particles, e.g. fibres by wet methods, by the use of steam
    • D21B1/30Defibrating by other means
    • D21B1/32Defibrating by other means of waste paper
    • D21B1/325Defibrating by other means of waste paper de-inking devices
    • D21B1/327Defibrating by other means of waste paper de-inking devices using flotation devices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B03SEPARATION OF SOLID MATERIALS USING LIQUIDS OR USING PNEUMATIC TABLES OR JIGS; MAGNETIC OR ELECTROSTATIC SEPARATION OF SOLID MATERIALS FROM SOLID MATERIALS OR FLUIDS; SEPARATION BY HIGH-VOLTAGE ELECTRIC FIELDS
    • B03DFLOTATION; DIFFERENTIAL SEDIMENTATION
    • B03D1/00Flotation
    • B03D1/14Flotation machines
    • B03D1/1443Feed or discharge mechanisms for flotation tanks
    • B03D1/1456Feed mechanisms for the slurry
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B03SEPARATION OF SOLID MATERIALS USING LIQUIDS OR USING PNEUMATIC TABLES OR JIGS; MAGNETIC OR ELECTROSTATIC SEPARATION OF SOLID MATERIALS FROM SOLID MATERIALS OR FLUIDS; SEPARATION BY HIGH-VOLTAGE ELECTRIC FIELDS
    • B03DFLOTATION; DIFFERENTIAL SEDIMENTATION
    • B03D1/00Flotation
    • B03D1/14Flotation machines
    • B03D1/1443Feed or discharge mechanisms for flotation tanks
    • B03D1/1462Discharge mechanisms for the froth
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B03SEPARATION OF SOLID MATERIALS USING LIQUIDS OR USING PNEUMATIC TABLES OR JIGS; MAGNETIC OR ELECTROSTATIC SEPARATION OF SOLID MATERIALS FROM SOLID MATERIALS OR FLUIDS; SEPARATION BY HIGH-VOLTAGE ELECTRIC FIELDS
    • B03DFLOTATION; DIFFERENTIAL SEDIMENTATION
    • B03D1/00Flotation
    • B03D1/14Flotation machines
    • B03D1/24Pneumatic
    • DTEXTILES; PAPER
    • D21PAPER-MAKING; PRODUCTION OF CELLULOSE
    • D21FPAPER-MAKING MACHINES; METHODS OF PRODUCING PAPER THEREON
    • D21F1/00Wet end of machines for making continuous webs of paper
    • D21F1/66Pulp catching, de-watering, or recovering; Re-use of pulp-water
    • D21F1/70Pulp catching, de-watering, or recovering; Re-use of pulp-water by flotation
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B03SEPARATION OF SOLID MATERIALS USING LIQUIDS OR USING PNEUMATIC TABLES OR JIGS; MAGNETIC OR ELECTROSTATIC SEPARATION OF SOLID MATERIALS FROM SOLID MATERIALS OR FLUIDS; SEPARATION BY HIGH-VOLTAGE ELECTRIC FIELDS
    • B03DFLOTATION; DIFFERENTIAL SEDIMENTATION
    • B03D1/00Flotation
    • B03D1/14Flotation machines
    • B03D1/1487Means for cleaning or maintenance
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B03SEPARATION OF SOLID MATERIALS USING LIQUIDS OR USING PNEUMATIC TABLES OR JIGS; MAGNETIC OR ELECTROSTATIC SEPARATION OF SOLID MATERIALS FROM SOLID MATERIALS OR FLUIDS; SEPARATION BY HIGH-VOLTAGE ELECTRIC FIELDS
    • B03DFLOTATION; DIFFERENTIAL SEDIMENTATION
    • B03D1/00Flotation
    • B03D1/14Flotation machines
    • B03D1/1493Flotation machines with means for establishing a specified flow pattern
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02WCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO WASTEWATER TREATMENT OR WASTE MANAGEMENT
    • Y02W30/00Technologies for solid waste management
    • Y02W30/50Reuse, recycling or recovery technologies
    • Y02W30/64Paper recycling

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Biotechnology (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Paper (AREA)

Description

4 - 1 -
Werkwijze en inrichting voor het ontinkten van vezelstof suspensies .
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het ontinkten van vezelstofsuspensies door middel van flotatie, waarbij de met lucht beladen vezelstofsuspensie wordt gebracht in een flotatiecel, het 5 zich op het oppervlak van de vezelstofsuspensie vormende schuim met de verontreinigingen wordt afgevoerd en de gereinigde vezelstofsuspensie als bruikbaar materiaal, in het nu volgende heelstof genoemd, wordt onttrokken.
Het reinigen van vezelstofsuspensies, zoals'deze 10 in het algemeen worden vervaardigd uit oud papier, is sedert lang in de techniek bekend. Volgens bekende própédé's \ wordt daarbij zodanig te werk gegaan, dat aan een bak, \ die in zijn bodemdeel is voorzien van een poreuze plaat,' lucht wordt toegevoerd onder deze plaat, zodat de lucht 15 door de boven de plaat staande vezelstofsuspensie heengaat, in de vorm van luchtbellen waaraan de vuiideeltjes zich kunnen hechten om met de luchtbellen naar het bovenoppervlak van het materiaal in de bak te worden gebracht. De vezelstofsuspensie wordt daarbij continu door deze bak ; 20 gevoerd en het zich op het oppervlak van de bak vormende ; schuim wordt afgestreken, afgespoten of afgeblazen. De statische waarschijnlijkheid, dat een vuiideeltjes zich bij deze bekende inrichting kan hechten aan een luchtbel, ligt bij ongeveer 50 %, daar niet verzekerd kan worden dat de 25 gehele in de bak gevoerde stroom vezelsuspensie innig wordt vermengd met de opstijgende luchtbellen. Om desniettegenstaande een bevredigende reiniging van de vezelstof suspensie te bereiken, worden in het algemeen tien van dergelijke cellen achter elkaar geschakeld, die alle 30 door de vezelstofsuspensie moeten worden doorstroomd voordat ongeveer de witheid wordt verkregen van een onbedrukt vezelmateriaal.
Om deze omslachtige werkwijze te reduceren, is in het Duitse Offenlegungsschrift 2.712.947 reeds een ont-35 inktings-toren voorgesteld, waarbij de vezelstofsuspensie eerst door een mengkamer moet gaan, voordat hij de eigen- 7920035 - 2 - lijke fiotatiecel bereikt. In deze mengkamer, waaraan perslucht en vezelstofsuspensie wordt toegevoerd, passeert de vezelstofsuspensie een regelbare spleet, die gekenmerkt is door een poreuze wand enerzijds en een dichte wand 5 anderzijds. Door de poreuze wand stroomt lucht onder druk in de vezelstofsuspensie, waarbij een optimale verdeling wordt verkregen, omdat de spleet van de mengkamer relatief nauw is terwijl de door de vezelstofsuspensie gevormde vloeistoffilm weer dun is. Door de innige vermenging van 10 lucht en vezelstofsuspensie, tezamen met het afblazen van het schuim, wordt bij deze inrichting een verbetering van het rendement verkregen, zodat het aantal doorgangen, dus het aantal trappen door welke de vezelstofsuspensie moet worden gevoerd, van 10 tot 4 kan worden gereduceerd. 15 Bij de fiotatiecel volgens het Duitse Offenlegungs- schrift 2.712.947 wordt de met lucht beladen vezelstof-suspensie aan de eerste cel toegevoerd in het bodemdeel daarvan en het door de flotatie verkregen primaire materiaal wordt ook in het bodemdeel afgevoerd, en toe-20 gevoerd aan de tweede cel om deze als secundair materiaal te verlaten, enz. Bij elke toevoer naar de opvolgende cel moet de suspensie daarbij een mengkamer passeren, waarin hij opnieuw met lucht wordt beladen. De gelijktijdige toe- en afvoer van vezelstofsuspensie in het bodemdeel 25 brengt echter het grote gevaar met zich mee, dat vuildeel-tjes voordat zij met de luchtbellen naar boven toe kunnen stijgen, door de heelstofafvoer naar de volgende cel worden getransporteerd, waar weer hetzelfde gevaar aanwezig is. Niettegenstaande de goede lucht-beiading van 30 de vezelstofsuspensie wordt daardoor het statistische resultaat slechter, dat wil zeggen dat weer meer cellen achter elkaar moeten worden geschakeld om een Witheid van de vezelstof te verkrijgen, die nagenoeg overeenkomt met het oorspronkelijke materiaal, omdat slechts door het 35 achter elkaar schakelen van een aantal cellen de waarschijnlijkheid kan worden verminderd, dat vuildeeitj.es in de heelstof achterblijven.
De uitvinding, heeft nu tot doei het aantal van de tot nu toe noodzakelijke reinigingstrappen bij fïotatie-: 40 cellen verder te verminderen en zo mogeiijk te volstaan 7920035 - 3 - met een enkele cel en het passeren van vuildeeltjes door de heelstofafvoer in hoge mate te verhinderen. Gelijktijdig moeten daarbij de investeringskosten voor ontinktingsinrichtingen worden verlaagd en de ruimte 5 die deze innemen worden verminderd. Verder moet de inrichting gemakkelijk zijn te reinigen en met minimaal toezicht en onderhoud kunnen worden bedreven.
Het bovenaangegeven doel wordt nu bereikt bij een werkwijze voor het ontinkten van vezelstofsuspensie door 10 middel van flotatie, waarbij de met lucht beladen vezelstof suspensie wordt gebracht in een flotatiecel, het zich op het oppervlak van de vezelstofsuspensie vormende schuim met de verontreinigingen wordt afgevoerd en gereinigde vezelstofsuspensie, dus heelstof, wordt onttrokken, welke 15 werkwijze daardoor is gekenmerkt, dat de met lucht beladen vezelstofsuspensie wordt toegevoerd aan het bovenste deel van een flotatiecel, een deel van de heelstof als gereinigde vezelstofsuspensie in het bodemdeei van de flotatiecel wordt onttrokken en een iucht/water-suspensie aan de flota-20 tiecel wordt toegevoerd in het gebied boven de heeistof-afvoer en in tegenstroom wordt geleid ten opzichte van de naar beneden toe zakkende heelstof-vezeis.
De werkwijze wordt bij voorkeur uitgevoerd met een inrichting bestaande uit een flotatie-ringcel waaraan 25 schuimafzuig- en beluchtingsinrichtingen zijn toegevoegd, ' benevens inrichtingen voor de toe- en afvoer van vezelstof-suspensie, welke inrichting is gekenmerkt door de combinatie van de volgende maatregelen:
In de flotatiecel is ofwel zijn: 30 a) de toevoeraansluiting of aansluitingen voor de vezelstofsuspensie tussen 300 en 1000 mm onder het niveau van de vezelstofsuspensie aangebracht; b) de afvoeraansiuiting ongeveer ter hoogte van de bodem; en !35 c) de na-beluchtingsaansluiting of aansluitingen op 300 tot 500 mm boven de afvoeraansiuiting en op 300 tot 1100 mm onder de toevoeraansluiting of aansluitingen.
De aansluitingen voor het toevoeren van de lucht/ watersuspensie in de flotatiecel kunnen zowel zijn uitge-: 40 voerd als schroef- alsook als fIensaansluitingen. Bij 7920035 \.
- 4 - voorkeur staan zij daarbij in verbinding met injector- of venturimondstukken, maar zij kunnen ook worden gevoed door beluchtingskamers, zoals deze zijn beschreven in het Duitse Offenlegungsschrift 2.721.947. De opschuiminrichtingen, 5 dat wil zeggen dus zowel de mengkamer alsook de injectors kunnen direkt aan de aansluitingen zijn vastgezet, maar het is ook mogelijk deze afzonderlijk van de flotatie-ringcel aan te brengen en door buisleidingen te verbinden met de aansluitingen, waarbij de buizen eventueel ook kunnen 10 worden vervangen door slangverbindingen. De afzonderlijke aanbrenging is steeds dan geschikt wanneer vanwege de stof-samensteiling in de fiótatiecel er op moet worden gerekend, dat injectors of mengkamers dicht kunnen komen te zitten, dus verstopt kunnen raken waardoor zij niet meer 15 werkzaam zijn. De afzonderlijke plaatsing op de begane grond levert dan een betere toegankelijkheid op en dus een sneller onderhoud ofwel reiniging van de opschuiminrichtingen.
Voor en achter de injectors wordt op doelmatige 20 wijze telkens een afsluitklep aangebracht, zodat de injectors bij een eventuele verstopping snel en zonder stilzetten van de fiótatiecel kunnen worden gedemonteerd en gereinigd. Het is daarbij niet van belang of de injectors afzonderlijk zijn aangebracht of dirëkt aan de flotatie-25 cel zijn bevestigd, daar door het aanbrengen van de injectors tussen kleppen in elk geval het gemak van het onderhoud van de fiótatiecel wordt vergroot.
De toevoer van de met lucht beladen vezelstofsuspensie vindt volgens de uitvinding plaats in het bovenste deel 30 van de fiótatiecel, waardoor de luchtbellen, beladen met vuildeeltjes, over een relatief korte weg naar de oppervlakte toe bewegen, waar zij als schuim worden afgezogen.
Van belang is daarbij, dat deze weg niet te lang is, daar anders door het bij elkaar komen van een aantal 35 kleine luchtbellen tot ëén grote, een vermindering van het oppervlak: van de luchtbellen plaatsvindt, wat gedwongen gepaard gaat met een verlies aan vuildeeltjes. Niettegenstaande zuilen afzonderlijke luchtbellen toch nog vuil-deeljtes op hun weg naar boven toe verliezen, welke : 40 deeltjes met de rest van de vezelstofsuspensie verder 7920035 - 5 - naar beneden toe zullen zinken. Hierdoor komen zij in het gebied van de toevoer van een verdere lucht/water-suspensie, waar hen volgens de technische leer van de onderhavige uitvinding opnieuw luchtbellen ter beschikking 5 staan, die in dit geval door reeds in hoge mate gereinigde stof heen gaan. De vezelstof, die ten gevolge van de heelstofafvoer in het bodemgedeelte, dus van boven naar beneden toe de flotatie-ringcel passeert, wordt dus volgens tegenstroomprincipe beladen met luchtbellen, 10 dat wil zeggen dat aan de vuildeeltjes een groot aantal micro-luchtbellen wordt aangeboden, waardoor de waarschijnlijkheid dat ook de laatste vuildeeltjes worden opgenomen, aanzienlijk wordt vergroot. Hierdoor wordt reeds met een enkele flotatiecel een heelstof met een 15 hoge witheidsgraad bereikt, zoals dit tot nu toe slechts kon worden verkregen na het doorlopen van een aantal achter elkaar geschakelde ontinktingscellen.
Volgens een zeer belangrijke uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt er in voorzien, dat de verdere 20 lucht/water-suspensie heelstof is, die gecirculeerd wordt. Wel is het in principe mogeiijk de secundaire beluchting van de flotatiecel uit te voeren met schoon water en lucht. Het is echter doelmatiger daarbij terugloopwater te gebruiken om ruwe stof en ook energie te besparen, daar 25 het gehele proces plaats moet vinden bij temperaturen rond 45°C. De circulatie van de heelstof, Waaraan de voorkeur wordt gegeven, maakt echter naast deze besparingen een aanzienlijk betere belading mogelijk van de teruggevoerde heelstofhoeveelheid met lucht en daardoor een 30 grotere reinigende werking, daar door het invoeren van lucht in de teruggevoerde heelstof deze beter wordt verdeeld door de daarin aanwezige vezels.
Het is natuurlijk mogeiijk de op deze wijze verkregen heelstof nog een keer toe te voeren aan een 35 verder identiek uitgevoerde inrichting zoals boven beschre-| ven, waardoor dan in vergelijking met de tot nu toe bekende ontinktings-flotatie-inrichtingen steeds nog een aanzienlijk voordeel wordt verkregen voor wat betreft de benodigde plaatsruimte, energieverbruik en investeringen 40 terwijl in het bijzonder een heelstof van nog betere 7920035 - 6 - witheid kan worden verkregen.
Een bijzonder voordeel van de terugvoer van een deel van de heelstof onder opnieuw beluchten, is daarin gelegen, dat daardoor de consistentie van de vezelstof-5 suspensie slechts zeer weinig wordt veranderd. Deze geringe verandering kan worden teruggebracht op het afzuigen van het schuim.
Wanneer echter een verdunning van de vezelstof-suspensie gewenst zou zijn, kan het doelmatig zijn cjeheel 10 of gedeeltelijk af te zien van de terugvoer en opschuiming van de heelstof in de flotatie-ringcel en in plaats daarvan luchtbeladen water toe te voeren.
De teruggevoerde hoeveelheid heelstof ligt op doelmatige wijze tussen 10 en 150 % van de totale hoeveelheid 15 heelstof. Door de regeling van de teruggevoerde hoeveelheid kan de totaal toegevoerde hoeveelheid lucht worden ingesteldj dat wil zeggen dat men bij bijzonder sterk verontreinigde vezelstofsuspensies de hoeveelheid teruggevoerde heelstof zal vergroten om een zeer goede reiniging van de vezeistof-20 suspensie te bereiken, terwijl bij minder verontreinigde vezelstofsuspensies de teruggevoerde hoeveelheid heelstof bij de onderste grens kan worden gehouden. Opgemerkt kan worden, dat door deze terugvoer van een deel van de opnieuw met lucht beladen heelstof niets verandert aan de doorstro-25 mende hoeveelheid van de cel. De heelstof-terugvoer vormt een eigen onafhankelijk intern circuit, dat niet wordt beïnvloed door de doorstromende hoeveelheid.
Een bijzonder doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding voorziet er in, dat de met iucht beladen vezel-30 stofsuspensie op een aantal plaatsen, verdeeld over de gehele omtrek wordt toegevoerd aan de fïotatiecel. De vezelstofsuspensie wordt daarbij toegevoerd aan een ringleiding, van waaruit zij aan de afzonderlijke aansluitingen wordt toegevoerd. De toevoer vindt daarbij op doelmatige 35 wijze plaats onder een hoek α tussen 10 en 55° ten opzichte van de raaklijn aan de fïotatiecel, om de vezelstofsuspensie in een circulerende beweging te brengen. Door de verdeling van de aansluitplaatsen over de omtrek van de flotatiécel wordt een gelijkmatiger verdeling van de luchtbellen in 40 de gehele ruimte bereikt. Gelijktijdig is het mogeïijk, 7920035 - 7 - in het bijzonder door de toevoer onder een bepaalde hoek α ten opzichte van de raaklijn van een cirkelvormig uitgevoerde flotatiecel, de vezelstofsuspensie in een circulerende beweging te brengen. Door de circulerende beweging wordt 5 het er zich op verzamelende schuim meegevoerd, zodat het mogelijk is dit slechts op één of twee plaatsen af te voeren, dat wil zeggen dat het niet noodzakelijk is dat de schuim-afzuiging zich uitstrekt over het gehele oppervlak van de ringcel. Bij de tot nu toe bekende stelsels zijn ofwel 10 bewegende delen zoals schoepen noodzakelijk of is een afblazen van het schuim noodzakelijk. Beide zijn omslachtiger dan de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.
In dit verband is ook de afstand tussen de toevoer-plaats van de vezelstofsuspensie en de vloeistofspiegel 15 van belang, daar door de nagenoeg vertikaal opstijgende vloeistofbellen de circulerende beweging van de vezelstofsuspensie wordt tegengegaan.Een te laag aangebrachte mondstukring vergroot daardoor niet slechts het gevaar van de vorming van grotere luchtbellen, leidend tot een 20 slechtere reiniging van de vezelstofsuspensie, maar heeft bovendien het nadeel, dat geen circulerende beweging van het schuim aan het oppervlak tot stand komt waardoor dus omslachtige maatregelen noodzakelijk zijn voor het afzuigen van het schuim, die het verdere nadeel met zich brengen, 25 dat vuildeeltjes weer van de schuimbeilen kunnen worden vrijgemaakt.
Bij voorkeur wordt ook de verdere lucht/water-suspensie voor de secundaire beluchting over een aantal plaatsen verdeeld aan de omtrek van de flotatiecel toege-30 voerd. Ook hier kan de verdeling plaatsvinden via een ringleiding, van waaruit de suspensie van de afzonderlijke injectors wordt toegevoerd. De toevoer vindt daarbij op doelmatige wijze plaats onder een hoek a tussen 0 en 30° met de raaklijn aan de flotatiecel, om de vezelstofsuspensie 35 in een circulerende beweging te brengen. Door de verdeling van de aansluitplaatsen over de omtrek van de tweede afdeling van de flotatiecel wordt een gelijkmatige verdeling verkregen van de luchtbellen in de gehele flotatiecel. Door de toevoer onder een bepaalde hoek α ten opzichte 40 van de raaklijn aan de cirkeivormig uitgevoerde flotatiecel 7920035 - 8 - van de vezelstofsuspensie en de daardoor verkregen circulerende beweging wordt het zich op de vezelstofsuspensie verzamelende schuim mee verplaatst, zodat het mogelijk is dit op slechts êên of twee plaatsen af te voeren, dat wil 5 zeggen dat het niet noodzakfeslijk is dat de schuimafzuiging zich uitstrekt over het gehele oppervlak van de flotatiecel. Bij de tot nu toe bekende stelsels zijn ofwel bewegende delen zoals schoepen noodzakelijk of is een afblazen van het schuim nodig.
10 In dit verband is het van belang, dat de nabeluchtings- aansluiting, dus de aansluiting of aansluitingen waar doorheen de verdere lucht/water-suspensie, in het bijzonder teruggevoerde heelstof, aan de flotatiecel wordt toegevoerd, zich op een zekere afstand bevindt van de afvoeraansluiting, 15 omdat anders luchtbellen direkt via de heelstofafvoer de flotatiecel zouden kunnen verlaten. De luchtbellen hebben dan niet de beoogde werking, dat wil zeggen de reiniging van de vezelstofsuspensie, maar verlaten de flotatiecel en leiden dan eventueel bij de overloop tot ongewenste 20 schuimvorming en eventueel ook tot storingen in de pompen.
Volgens een gunstige uitwerking van de uitvinding wordt er in voorzien, dat de toevoer- en nabeluchtings-aansluitingen direkt zijn verbonden met injectors. De injectors bevinden zich dus eventueel onder tussenschake-25 ling van een klep direkt bij de flotatiecel, dat wil zeggen dat de vermening van lucht en water resp. vezelstofsuspensie direkt plaatsvindt voor de flotatiecel waardoor vanwege de korte af te leggen weg geen mogelijkheid aanwezig is voor ontmenging.
30 Een verdere gunstige uitwerking van de uitvinding voorziet erin, dat de injectors zijn verbonden met stijgbuizen. voor de luchtaanzuiging, die ten minste in het direkte gebied van de injectors transparant zijn.
Door deze uitvoering van de uitvinding is het mogelijk 35 vast te stellen of-een mondstuk verstopt is of niet.
Wanneer de inrichting is ingeschakeld, dan wordt door de stijgbuis lucht aangezogen, dat wil zeggen dat het transparante gebied van de stijgbuis schoon en helder moet zijn. Wanneer dit niet het geval is, dan zal de 40; injector verstopt zijn en niet werken. Dan treedt al naar 7920035 - 9 - de hoogte van de vezelstofsuspensie in de fïotatiecel de vezelstofsuspensie binnen in de transparante stijgbuis.
De uitvoering van de stijgbuis als transparante buis, ten minste in het onderste deel, geeft dus de eenvoudige 5 mogelijkheid van een controle van de werking van de injectors.
Een verdere uitwerking van de uitvinding voorziet erin, dat de stijgbuizen zich uitstrekken tot boven de vulhoogte van de fïotatiecel. Door het uitsteken van de 10 stijgbuizen tot boven de vulhoogte van de fïotatiecel kan de cel ook in gevulde toestand worden uitgeschakeld, zonder dat de vezelstofsuspensie naar buiten toe loopt. Gelijktijdig kan bij stilgezette otatiecel worden waargenomen in hoeverre deze is gevuld.
15 Een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding voorziet erin, dat de injectors zijn voorzien van uitwisselbare inzetstukken, waarbij deze inzetstukken op doelmatige wijze uit hard materiaal bestaan. Het mond-stuklichaam kan als zodanig worden vervaardigd uit metaal 20 of bij voorkeur ook uit kunststof., omdat het weliswaar is blootgesteld aan aggresieve media maar slechts aan geringe slijtage onderhevig·is. Daarentegen is het inzet-stuk, dat wil zeggen de plaats van de grootste vernauwing, bijzonder blootgesteld aan slijtage zodat het daarom wordt 25 vervaardigd uit een zo mogeiijk hard materiaal, in het bijzonder een hoog-gelegeerde staalsoort, of in het bijzonder volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding uit eeh hard materiaal, zoals gesinterd oxyde-keramiek. De uitwisselbaarheid van het inzetstuk biedt 30 echter nog een verder belangrijk voordeel·. Men kan door de keuze van verschillende diameter van de inzetstukken, dat wil zeggen de vrije doorsnede daarvan, de luchthoeveel-heid regelen die wordt toegevoerd aan de vezelstofsuspensie.: Hoe groter het verschil tussen de vrije doorsnede van 35 het inzetstuk en die van het mondstuklichaam - waarbij de boring in het mondstuklichaam natuurlijk groter is dan in het inzetstuk - des te meer lucht wordt toegevoerd aan de vezelstofsuspensie. Daardoor is het mogeiijk om ook bij een bestaande inrichting door verwisseling van de 40 inzetstukken binnen korte tijd de doorgevoerde hoeveelheid 792 0 0 3 5 - 10 - lucht te wijzigen.
Een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding voorziet erin, dat de flotatiecel is uitgevoerd als ringcel, waarbij volgens een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm 5 van de uitvinding /de buitendiameter van de ringcel het 1,5- tot 3f-.voudige bedraagt van de binnendiameter van de ringcel. In het algemeen kan de flotatiecel een willekeurige dwarsdoorsnede bezitten. Zo kan hij bijv. ovaal of veelhoekig zijn. In dit geval vormen zich echter gemakkelijk 10 dode ruimten, die niet volledig worden doorstroomt, zodat zich hier vuilnesten kunnen vormen. Dit geldt in het bijzonder voor het buitenste deel van de cel, terwijl in het binnenste deel van de cel, dus bij de kern zich een andere moeilijkheid kan voordoen. Zoals bekend neemt 15 bij roterende vloeistoffen de rotatiesnelheid toe naar binnen toe, omdat zich een wervel vormt. Bij een fiotatiecei is deze wervelvorming echter in hoge mate ongewenst, omdat daardoor de reinigende werking van de cel aanmerkelijk wordt verstoord. Het is daarom doelmatig gebleken het middelste 20 gebied van een fiotatiecei uit te sparen om daardoor wervelvorming te vermijden. De gunstigste stromingsverhoudingen worden daarbij verkregen met een cel waarbij de buitendiameter van de flotatieringcel het 1,5- tot 3-voudige van de kern-diameter bedraagt.
25 Een verdere zeer gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat in een werkwijze voor het ontinkten van vezelstofsuspensies door middel vanflotatie, met de kenmerkende maatregel, dat in een onderverdeelde flotatiecel de vezelstofsuspensie vanaf het bodemgebied van een eerste 30 afdeling opstijgend stroomt over een tussen de eerste en de tweede afdeling aanwezige stuwplaat, in de tweede afdeling naar beneden toe zinkt en vanaf het bodemgebied wordt afgezogen, terwijl gelijktijdig een lucht/water-suspensie in tegenstroom wordt toegevoerd en het zich aan 35 het oppervlak van de suspensie van beide afdelingen verzamelende schuim wordt afgezogen.
De werkwijze wordt doelmatigerwijze uitgevoerd met een inrichting, die is gekenmerkt door twee in hoofdzaak concentrisch ten opzichte van elkaar aangebrachte 40 ringceiien, die door een stuwplaat van elkaar zijn ge- 7920035 - 11 - scheiden, welke de overloop mogelijk maakt van de vezelstof suspensie vanuit de eerste ringcel in de tweede ringcel, met aansluitingen voor het inbrengen van met lucht vermengde vezelstofsuspensie in de eerste ringcel, een heel-5 stofafvoer in het bodemgebied van de tweede ringcel, ten minste ëën aansluiting voor de toevoer van een verdere lucht/water-suspensie aan de tweede ringcel en een afzuig-inrichting voor het afzuigen van het zich vormende met vuil beladen schuim in het bovenste deel van de beide 10 ringcellen.
Bij deze uitvoeringsvorm van de werkwijze en de inrichting vindt de volgens de uitvinding belangrijke secundaire beluchting van de reeds in hoge mate gereinigde vezelstofsuspensie en de tegenstroomgeleiding dus pas 15 plaats in de tweede ringcel en de vezelstofsuspensie wordt eraan toegevoerd doordat hij over de tussen de beide afdelingen aanwezige stuwplaat heen stroomt. In de eerste ringcel, waarin de te reinigen vezelstof met lucht beladen wordt binnengebracht, is de stroming van de vezelstof en 20 de lucht daarentegen gelijkgericht. Deze schijnbaar voorgeschakelde behandelingstrap heeft het voordeel, dat voor het hechten van de luchtbellen aan vuildeeltjes meer tijd en een langere weg ter beschikking staan, zodat deze variant in het bijzonder voordelen biedt bij sterk 25 vervuilde vezelstoffen.
In detail speelt zich bij deze uitvoeringsvorm het volgende af:
Door de onderverdeling van een flotatiecel in een eerste en een tweede ceideel, waarbij aan het eerste 30 deel, dus de eerste afdeling van de cel, de opgeschuimde vezelstofsuspensie wordt toegevoerd, worden alle vuildeeltjes die zich aan luchtbellen hebben gehecht, naar het oppervlak van de vezelstofsuspensie getransporteerd en daar door de afzuiginrichting als schuim afgevoerd.
35 Afzonderlijke luchtbellen verliezen echter hun vuillast tijdens de weg naar boven toe, terwijl tevens ook enige vuildeeltjes bij het opschuimproces geen luchtbel hebben : gevonden voor hun transport. Deze vuildeeltjes worden, voor zover zij zich niet alsnog aan opstijgende luchtbellen 40 kunnen hechten, over de stuwplaat in de tweede cel gespoeld 7920035 - 12 - en komen daardoor terecht in een stroming die hen naar beneden toe in de richting van de heeistofafvoer transporteert. Om dit naar beneden toe gaan en daardoor het achterblijven van deze vuildeeltjes in de heelstof te vermijden, 5 wordt aan deze tweede afdeling volgens de uitvinding een lucht/water-suspensie toegevoerd, die vanaf het bodemdeel maar boven de heeistofafvoer en tegen de daalrichting van de vuildeeltjes in door de afdeling stroomt. Daardoor wordt aan de vuildeeltjes opnieuw een aantal micro-luchtbellen 10 aangeboden, waarbij aanvullend door de tegenstroombeweging een innige vermening plaatsvindt, waardoor de waarschijnlijkheid dat ook het laatste vuildeeltje wordt gepakt, aanzienlijk wordt vergroot. Door de combinatie van stuwplaat en tegenstroming, dus door het scheiden van toe- en afvoer 15 van de vezelstofsuspensie wordt een optimale reinigende werking verkregen. Ook bij deze varianten van inrichting en werkwijze kunnen een aantal flotatiecellen volgens de uitgevonden werkwijze achter elkaar worden geschakeld waardoor de witheid nog wordt vergroot.
20 De heeistofafvoer bestaat op doelmatige wijze uit een op de bodem van de tweede ringceï aansluitende en zich buiten de ringcel nagenoeg tot de hoogte van de stuwplaat uitstrekkende overloop. Door de uitvoering van de heeistofafvoer als overloop wordt automatisch het niveau 25 van de vezelstofsuspensie geregeld, zonder dat daartoe gecompliceerde regelinrichtingen noodzakelijk zijn. Bij de dimensionering van de flotatiecel moet slechts rekening worden gehouden met de grootte van de overloop overeenkomstig de verhouding tussen de toevoer en de maximaal 30 in de tweede ringcel teruggevoerde heelstof, om een storingsvrij continu werken mogelijk te maken.
Een zeer doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding voorziet erin, dat de stuwplaat tussen de eerste en de tweede ringcel op 30 tot 150 mm onder het 35 niveau van de vezelstofsuspensie ligt. De hoogte van de stand van de vezelstofsuspensie boven de stuwplaat is in laatste instantie instelbaar door de hoogte van de overloop. Daaraan komt echter in zoverre een vergrote betekenis toe, daar deze hoogte een snelheidscriterium 40 vormt voor de vezelstofsuspensie, dat wil zeggen dat bij
7 0 2 0 0 3 S
- 13 - een laag niveauverschil tussen de stuwplaat en de vezelstof suspensie de suspensie met een aanzienlijk grotere snelheid over de stuwplaat heen moet stromen dan het geval is bij een grotere diepte van de stuwplaat. De snelheid moet 5 echter relatief laag worden gehouden, zodat de luchtbellen niet worden verhinderd de naar boven toe gaande beweging uit te voeren en door eventueel ontstane turbulentie hun vuildeeltjesvracht zullen verliezen. Anderzijds mag echter de stuwplaat niet te ver afliggen van het niveau van de 10 vezelstofsuspensie, daar anders het gevaar aanwezig is dat de vuildeeltjes zonder het bereiken van het oppervlak terecht komen in het neerwaartse zog van de tweede ringcel waardoor de daarin aanwezige heelstof wordt verontreinigd.
Het aangegeven gebied van 30 tot 150 mm onder het niveau 15 van de vezelstofsuspensie als afstand tot aan de stuwplaat is dus van aanmerkelijke betekenis. In het bijzonder wordt de voorkeur gegeven aan een gebied tussen 80 en 120 mm.
De aansluitingen voor de toevoer van een verdere 20 lucht/water-suspensie aan de tweede ringcel liggen op doelmatige wijze op 100 tot 300 mm boven de afvoer van de heelstof. Men streeft er natuurlijk naar de weg van de luchtbellen door de vezelstofsuspensie heen zo groot mogelijk te houden om een goede reinigende werking te verkrijgen.
25 Om deze reden moet de plaatsing van de aansluitingen zo mogelijk plaatsvinden in de nabijheid van de bodem van de tweede ringcel. In dit gebied bevindt zich echter eveneens de heelstofafvoer, zodat de mogelijkheid bestaat dat vers toegevoerde lucht/water-suspensie direkt wordt afgezogen 30 door de heelstofafvoer. Om dit gevaar in hoge mate te verminderen, is een afstand van ongeveer 200 mm noodzakelijk tussen de heelstofafvoer en de aansluiting voor de toevoer van de lucht/water-suspensie. De optimale plaats van de toevoer van de tegenstroombeluchting ligt ongeveer 1 tot : 35 2 meter onder de stuwplaat. Bij een geringe afstand zou door te sterke turbulentie een optimale flotatie van de vuildeeltjes worden verstoord. Bij een te lage stand ontstaat het nadeel, dat de gewenste circulerende beweging te zwak wordt.
40 Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de 7920035 - 14 - uitvinding voorziet erin, dat de in gelijkstroom met de vezelstofsuspensie gevulde eérste ringcel de binnenste ringcei vormt en de in tegenstroom door de vezelstofsuspensie gevulde tweede ringcei de buitenste ringcel. Door 5 deze plaatsing ontstaat een constructief eenvoudige mogelijkheid voor het aanbrengen van de overloop, heelstofafvoer en toevoerleiding. Van belang is daarbij echter,dat door het aanbrengen van de tweede ringcel als buitenste ringcel een vergroting van het oppervlak en daardoor een vermindering 10 van de snelheid van de vezelstofsuspensie wordt bereikt.
De in de vezelstofsuspensie opstijgende luchtbellen en daardoor ook de daaraan hechtende vuildeeltjes krijgen door de buitenste ringcel een groter oppervlak voor het opstijgen, dat wil zeggen dat een vermindering van de snelheid optreedt. 15 Daardoor wordt het gevaar verminderd, dat de afzonderlijke luchtbellen de daaraan hechtende vuildeeltjes verliezen. Verder wordt het gevaar van vorming van wervels verder verlaagd, waardoor ook weer wordt vermeden dat de aan luchtbellen hechtende vuildeeltjes zich van de luchtbellen 20 vrijmaken.
Niet in tegenspraak met het verhinderen van wervels staat de toevoer van de lucht/water-suspensie onder een bepaalde hoek ot ten opzichte van de raaklijn in de tweede ringcel. De hoek a, die bij voorkeur bij 10 tot 30° 25 ten opzichte van de raaklijn ligt, is zodanig gekozen en op de toevoersnelheid afgestemd, dat geen wervels optreden, maar slechts een geringe draaiende beweging van de totale vezelstofsuspensie.
Op gunstige wijze worden de injectors voor de 30 toevoer van de vezelstofsuspensie aan de binnenste ringcel en aan de buitenste ringcei onder een hoek van 10 tot 30Q ten opzichte van de raaklijn aangebracht, waarbij de mondstukken in ten minste één van de ringcellen onder verschillende hoeken ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.
35 Door de plaatsing van de mondstukken onder verschillende hoeken wordt een betere verdeling verkregen van de vezelstofsuspensie over de ringdwarsdoorsnede, dat wii zeggen dat de totale ring-dwarsdoorsnede waaiervormig wordt doorstroomt. Door deze waaiervormige doorstroming zullen 40 zich geen dode hoeken vormen waar zich eventueel vezelstof 7920035 - 15 - zou kunnen verzamelen. De toevoer van de vezelstofsuspensie leidt dus tot een zelfreiniging van de inrichting, waardoor de controle daarvan wordt verminderd en vergemakkelijkt.
De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de 5 hand van uitvoeringsvoorbeelden.
VOORBEELD I
In een verkleiningsinrichting wordt oud papier, dat voor 20 % uit houtvrije dossiers en voor 80 % uit drukwerk bestaat, ontsloten. De consistentie van de pulp 10 bedraagt 5 %. Betrokken op de hoeveelheid oud papier worden de volgende gewichtsprocenten aan chemicaliën toegevoegd: 1 % h2o2
1,5 % NaOH
5 % waterglas 15 1,3 % wasmiddel.
De verblijftijd in de verkleiningsinrichting bedraagt ongeveer 30 min. en de uit de beide oud papier-componenten bestaande pulp bezit een witheid van 52°.
Na het verlaten van de verkleiningsinrichting 20 wordt de vezelstofsuspensie toegevoerd aan een roerkuip, waarin hij 2 uur blijft om onder continu roeren de toegevoegde chemicaliën hun werk te laten verrichten. De consistentie van de vezelstofsuspensie in de roerkuip bedraagt eveneens 5 %. Na verdunning van de vezelstofsus-25 pensie tot een consistentie van 1 % wordt deze toegevoerd aan de flotatie-inrichting volgens de uitvinding, waar de suspensie met een zodanige snelheid doorheen gaat, dat de verblijftijd op circa 7 min. ligt. Na verlaten van de flotatie-inrichting bezit de pulp een eindwitheid 30 van 62°. In aansluiting hierop wordt de suspensie toegevoerd aan een indikinrichting, waarbij het aldus verkregen terugloopwater weer dient voor verdunning van de pulp, die aan de flotatietrap wordt toegevoerd, dus voor het instellen van de pulp op een consistentie van 1 %.
35 VOORBEELD II
In een verkleiningsinrichting wordt oud papier dat voor 50 % uit krantenpapier en voor 50 % uit geïllustreerde tijdschriften bestaat, ontsloten. De consistentie van de pulp bedraagt 5 %. Betrokken op het toegevoerde 40 oud papier worden de volgende gewichtsprocenten aan /920035 - 16 - chemicaliën toegevoegd: 1 % h2o2
1,5 * NaOH
5 % waterglas 5 1 % zeep-olinor, ingeschreven merk van de firma Henkel.
De verblijftijd in de verkleiningsinrichting bedraagt ongeveer 30 min.
De suspensie wordt door stoomtoevoer verwarmd 10 tot een temperatuur tussen 30 en 45°C.
De uit beide oud-papiercomponenten bestaande pulp bezit een witheid van 50. Na het verlaten van de verkïeinings-inrichting wordt de vezelstofsuspensie toegevoerd aan een roerkuip waarin deze 2 uur blijft om onder continu roeren 15 de toegevoegde chemicaliën hun werking te laten verrichten.
De consistentie van de vezelstofsuspensie in de roerkuip bedraagt eveneens 5 %.
Na verdunning van de vezelstofsuspensie tot een consistentie van 1 % wordt de suspensie toegevoerd 20 aan de rotatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waar de suspensie met een zodanige snelheid doorheen gaat, dat de verblijftijd op circa 7 min. ligt. Na verlaten van de flotatie-inrichting bezit de pulp een witheid van 62.
De pulp wordt in aansluiting daarop toegevoerd aan een 25 indikkingsinrichting, waarbij het hier ontstane terugloop-water weer dient voor verdunning van de pulp die toegevoerd wordt aan de flotatietrap, dus voor de instelling van de pulp op een consistentie van 1 %.
De uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de 30 hand van uitvoeringsvoorbeelden, weergegeven in de tekening, waarin: fig. 1 schematisch een vooraanzicht en gedeeltelijke doorsnede toont over een inrichting volgens de uitvinding; 35 fig. 2 een bovenaanzicht toont van de inrichting van fig. 1; fig. 3 een detail toont van een injectormondstuk met aansluitingen; fig. 4 schematisch een vooraanzicht en gedeel-40 telijke doorsnede toont over een onderverdeelde inrichting; ; 3 2 0 0 3 5 : - 17 - en fig. 5 een bovenaanzicht toont van de inrichting van fig. 4.
Via de pomp 26 voor de vezelstofsuspensie wordt 5 aan de verdeelleiding 27 de reeds chemisch en fysisch ontsloten oud-papierpulp toegevoerd. De verdeelleiding 27 voert de vezelstofsuspensie via toevoeraansluitingen 34 toe aan de vezelstofinjectors 20. De vezelstofinjectors 20 bezitten evenals de nader nog te beschri jven heelstof-10 injectors 7 aansluitingen 32 voor het aanzuigen van lucht, welke aansluitingen zijn verbonden met een stijgbuis 33 en eventueel een luchtklep 41 en boven het reservoirniveau uitsteken. Door het sluiten van de klep 41 kan bij in bedrijf zijnde injectors 7, 20 de totale luchthoeveelheid, 15 die wordt toegevoerd aan de flotatiecel 1, worden verminderd en daardoor worden geregeld. Gelijktijdig verhindert de gesloten luchtklep 41 het naar buiten toe treden van vezelstof suspensie vanuit de flotatiecel 1, wanneer aan de injectors 7, 20 geen vezelstofsuspensie wordt toegevoerd.
20 De stijgbuis 33 is op doelmatige wijze ten minste in het onderste deel, dus in het deel van de aansluiting op de injectors 7, 20, transparant uitgevoerd zodat kan worden nagegaan of zich vezelstofsuspensie in de stijgbuis 33 bevindt. Daardoor kan de werking van de injectors 7, 20 25 worden gecontroleerd, welke injectors bij toevoer van vezelstofsuspensie lucht moeten aanzuigen, dat wil zeggen dat in de belaste toestand in de stijgbuis 33 geen vezelstof suspensie zichtbaar mag zijn.
De vezelstofinjectors 20 zijn evenals de heelstof-30 injectors 7 afgesloten door kleppen 19, zodat zij gemakkelijk verwisseld, gedemonteerd en gereinigd kunnen worden.
Van belang is daarbij, dat de regeling van de iuchthoeveel- ; heid door uitwisseling van de inzetstukken in de injectors kan plaatsvinden. Eveneens is het mogeïijk de injectors, 35 dus de vezelstofinjectors 20 resp. de heeistofinjectors 7, van grootte te veranderen.
Zoals blijkt uit fig. 2 vindt de toevoer van de vezelstofsuspensie plaats onder een hoek a, die ligt tussen 10 en 55° ten opzichte van de raaklijn aan de 40 cirkel van de dwarsdoorsnede van de flotatiecel. De toe- 7920035 - 18 - voer van de vezelstofsuspensie vindt dus plaats vanaf verschillende punten van de omtrek van de flotatiécel 1, zodat het gehele oppervlak, dat wil zeggen de volledige ringvormige ruimte van de flotatiecel wordt bestreken en 5 in beweging wordt gebracht. De vezelstofsuspensie bevindt zich dus in de flotatiecel 1, die naar het midden toe wordt begrensd door de holle ruimte 21. De holle ruimte 21 heeft daarbij tot doel een wervelvorming in het midden van de flotatiecel 1 te verhinderen. De luchtbellen stijgen 10 vanuit de vezelstofsuspensie naar boven toe op en bereiken het niveau 6 van de vezelstofsuspensie, waarboven de zuigmondstukken 4 zijn aangebracht op de zuigleiding 5.
Deze dienen voor het afzuigen van het met vuildeeltjes beladen schuim en bevinden zich op ongeveer 60 mm boven 15 het niveau 6 van de vezelstofsuspensie. De mondstukken zijn uitgevoerd als sleuven en strekken zich uit over de gehele breedte van de ringvormige ruimte tussen de holle ruimte 21 en de buitenwand van de fiotatiécei 1.
De vezelstofsuspensie wordt in de flotatiecel 1 20 doorstroomt door luchtbellen, die naar boven toe opstijgen. In tegenstroom daarmee wordt de suspensie via de heelstof-afvoer 25 afgezogen vanuit de flotatiecel 1. Een deel van de afgezogen heeïstof wordt via heelstofinjectors 7 weer toegevoerd aan de flotatiecel 1. De heelstofinjectors 7 25 zijn aangebracht onder een hoek a, die tussen 25 en 55° met de raaklijn bedraagt. De injectors bestrijken daardoor waaiervormig de gehele tussenruimte van de cirkelvormige ring. De heelstofinjectors 7 zijn met een leiding 11' aangesloten op de ringleiding 11, die is verbonden met de 30 heelstofpomp 23 en met de witwaterpomp 13. De verbinding vindt daarbij telkens plaats via een afsluitklep 19, zodat het mogelijk is zowel slechts met witwater alsook slechts met heelstof te werken. Eveneens is het mogelijk een zekere verdunning van de heelstof in te stellen door 35 toevoer van vers water. De gereinigde vezelstofsuspensie verlaat als heelstof via de heelstofafvoer 25 en door de afvoeraansïuiting 35 de flotatiecel 1 en passeert daarbij de overloop 9. Door de hoogte van de overloop 9, tezamen ; met de toegevoerde hoeveelheid vezelstofsuspensie wordt :40 het niveau 6 van de vezelstofsuspensie in de flotatiecel 1 7920035 - 19 - geregeld. De uit de overloop 9 tredende heelstof komt terecht in de overloopverzamelaar 10, waarop de heelstof-pomp 23 is aangesloten. De overloopverzamelaar 10 is voorzien van een afvoer 42, waardoor het niveau 43 erin 5 op gelijke hoogte wordt gehouden, zodat wordt vermeden dat de pomp 23 lucht aanzuigt. De heelstof pomp 23 transpor-/' teert de geheel bewerkte heelstof via de leiding 22 naar de ringleiding 11, terwijl het overschot aan heelstof via de afvoer 42 ofwel wordt toegevoerd aan een ernaage-10 schakelde flotatiecel of aan de verbruiksinrichting.
Het door de zuigmondstukken 4 afgezogen schuim komt via de zuigïeiding 5 terecht in de afscheider 14, die is voorzien van een ventilator 15 en die slechts een omkeerplaat 18 bezit. Het afgezogen schuim wordt 15 in de afscheider 14 afgebroken. De daarbij vrijkomende lucht verlaat de afvoeraansluiting 29 door middel van de ventilator 15. De nu aan het water gebonden vuildeeltjes van het schuim komen via de valbuis 16 terecht in de vuilverzamelaar 17. De vuilverzamelaar 17 staat in ver-20 binding met de atmosfeer en bezit een overloop 30, waar doorheen het vuil wordt toegevoerd aan een indikstation 31 of eventueel aan een nabewerkingsstation. Daar de afscheider 14 onder, vacuum staat, dat wil zeggen dat er een onderdruk in heerst van ongeveer 0,1 bar, zal het 25 in de valbuis 16 terechtkomende vuile water boven het niveau staan van het vuile water in de vuilverzamelaar 17.
De in fig. 3 weergegeven injector bestaat uit het mondstuklichaam 40, dat is geschroefd op de trechter 39 ; en daardoor het inzëtstuk 37 vast in zich opsluit. Het 30 inzëtstuk 37 bezit een nauwe boring van 10 mm en het mondstuklichaam 40 in zijn rechterdeel een boring van 1 mm. De daaruit resulterende ringspieet met een verschil van 0,5 mm dient voor het aanzuigen van de lucht via de aansluiting 32, die is voorzien van de transparante 35 stijgbuis 33 en via een klep 41 kan worden afgesloten.
De afdichtingsring 38 dient voor de afdichting naar de in- resp. uitlaatkleppen 19 toe.
De aansluitingen 34, 36 zijn met behulp van ’ een wartelmoer 44 vastgeschroefd op de kleppen 19. De 40 mondstukken kunnen daardoor na het dichtdraaien van de 792 0 0 3 5 - 20 - kleppen 19 zonder moeilijkheden door eenvoudig losmaken van de wortelmoeren worden gedemonteerd en gereinigd, resp. worden onderhouden.
Evenals bij fig. 1 wordt ook volgens;l.fig. 4 5 door middel van de pomp 26 voor de vezelstofsuspensie de chemisch en fysisch reeds ontsloten oud-papierpulp toegevoerd aan de verdeelleiding 27. De verdeelleiding 27 brengt de vezelstofsuspensie naar de injectorbundels 8, die bestaan uit afzonderlijke vezelstofinjectors 20, 10 waarbij telkens vier vezelstofinjectors 20 zijn samengevoegd tot een injectorbundel 8. De vezelstofinjectors 20 bezitten evenals de beschreven heelstofinjectors 7 aansluitingen voor het aanzuigen van lucht, die zijn verbonden met een stijgbuis 33 of een klep 19. Door het sluiten van 15 de klep 19 resp. het sluiten van de stijgbuis 33 kan bij in bedrijf . zijnde injectors 7, 20 de totale hoeveelheid lucht die wordt toegevoerd aan de flotatiecel 1, worden verminderd en daardoor geregeld. Gelijktijdig verhindert de gesloten klep 19 het naar buiten toe treden van de vezelstofsuspensie 20 vanuit de flotatiécel 1, wanneer aan de injectors 7, 20 geen vezelstofsuspensie wordt toegevoerd. De stijgbuis 33 is op doelmatige wijze ten minste in het onderste deel, dus in het gebied van de aansluiting op de injectors 7, 20, transparant uitgevoerd zodat gecontroleerd kan worden of 25 zich vezelstofsuspensie in de stijgbuis 33 bevindt. Daardoor kan de werking van de injectors 7, 20 worden gecontroleerd, daar de injectors bij toevoer van vezelstofsuspensie lucht moeten aanzuigen, dat wil zeggen dat in de in bedrijf zijnde toestand in de stijgbuis 33 geen vezelstofsuspensie te zien 30 mag zijn.
Zoals weergegeven zijn de injectorbundels 8 op verschillende hoogten aangebracht, waarbij de afstand tussen de onderste injectorbundel 8 en de bodem van de flotatiecel 100 mm bedraagt en de afstand tussen de 35 afzonderlijke injectorbundels 8 in vertikaie richting op 150 mm ligt. Zoals weergegeven vindt de toevoer van de vezelstofsuspensie plaats onder een hoek a, die bij 10° ten opzichte van de raaklijn ligt. De vezelstofsuspensie bevindt zich daardoor in de eerste ringcel 2, die 40 naar; liet midden toe wordt begrensd door de holle ruimte 21 792 0 0 3 5 - 21 - en naar de buitenzijde toe door de stuwplaat 24. De holle ruimte 21 heeft daarbij slechts tot doel om de vorming van een wervel in het midden van de cel 1 te verhinderen. De luchtbellen stijgen vanuit de vezelstof-5 suspensie naar boven toe en bereiken het niveau 6 van de vezelstofsuspensie, waarboven de zuigmondstukken 4 zijn aangebracht aan de zuigleiding 5. De mondstukken dienen voor het afzuigen van het met vuildeeitjes beladen schuim en bevinden zich 60 mm boven het niveau 6 van de vezelstof-10 suspensie. De mondstukken zijn uitgevoerd als sleuven en strekken zich uit over de gehele:breedte van de ringruimte tussen de holle ruimte 21 en de buitenwand van de tweede ringcel 3.
De vezelstofsuspensie stroomt over de stuwplaat 15 24 heen in de richting van de pijlen 28 en komt daardoor terecht in de tweede ringcel 3, waaraan door de injectors 7 een lucht/water-suspensie wordt toegevoerd. De heelstof-injectors 7 zijn aangebracht onder een hoek a, die van 10 tot 30° met de raaklijn bedraagt. De injectors be-20 strijken daardoor waaiervormig de totale tussenruimte van de cirkelvormige ring. De injectors 7 zijn door middel van een mondstukleiding 11' aangesloten op de heelstof-ringleiding 11 en verbonden met de tegenstroompomp 12 en de witwaterpomp 13. De verbinding vindt daarbij plaats 25 via een afsluitklep 19, zodat het mogelijk is om zowel slechts met witwater alsook slechts met heelstof te werken. Eveneens is het mogelijk een bepaalde verdunning van de heelstof in te stellen door toevoer van witwater.
De gereinigde vezelstofsuspensie verlaat als 30 heelstof via de afvoer 25 de tweede ringcel 3 en passeert daarbij de overloop 9 waarvan de hoogte, tezamen met de hoeveelheid toegevoerde vezelstofsuspensie het niveau 6 bepalen van de vezelstofsuspensie. De uit de overloop 9 tredende heelstof komt terecht in de overloopverzameiaar 10, 35 waarop zowel de tegenstroompomp 12 alsook de heelstofpomp 23 zijn aangesloten. De heelstofpomp 23 transporteert de gereedgemaakte heelstof via de leiding 22 naar de verbruiks-inrichting, dat wil zeggen naar de niet weergegeven papiermachine of een er voor geschakelde tussenverzamelaar.
7920035

Claims (23)

1. Werkwijze voor het ontinkten van vezelstofsuspensies door middel van flotatie, waarbij de met lucht beladen vezelstofsuspensie wordt gebracht in een flotatiecel, het zich op het oppervlak van de vezelstofsuspensie vormende 5 schuim met de verontreinigingen wordt afgevoerd en de gereinigde vezelstofsuspensie - heelstof - wordt onttrokken, met het kenmerk, dat de met lucht beladen vezelstofsuspensie wordt toegevoerd aan het bovenste deel van een flotatiecel, een deel van de heelstof als gereinigde vezelstofsuspensie in het bodemdeel aan de flotatiecel wordt 10 onttrokken en een lucht/water-suspensie aan de flotatie-cel wordt toegevoerd in het gebied boven de heelstofafvoer en in tegenstroom wordt geleid ten opzichte van de naar beneden toe zakkende heelstof-vezels.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t het 15 kenmerk, dat de lucht/water-suspensie wordt gevormd door heelstof, die gerecirculeerd wordt.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, m e t het kenmerk, dat de teruggevoerde hoeveelheid heelstof tussen 10 en 150 % van de totale heelstof bedraagt.
4. Werkwijze volgens êén der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lucht/water-suspensie aan de flotatiecel wordt toegevoerd op een aantal plaatsen, verdeeld over de gehele omtrek.
5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de vezelstof aan de flotatiecel wordt toegevoerd onder een hoek α tussen 10 en 55° met de raaklijn aan de cirkel van de dwarsdoorsnede van de flotatiecel.
6. VJerkwijze volgens één der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat de lucht/water-suspensie op een aantal plaatsen verdeeld over de omtrek van de flotatiecel wordt toegevoerd. 7920035 - 23 -
7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lucht/water-suspensie onder een hoek α tussen 0 en 30° met de raaklijn in de flotatiecel wordt gebracht en de vezelstofsuspensie in 5 circulerende beweging wordt gebracht.
8. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in een onderverdeelde flotatiecel de vezelstofsuspensie vanaf het bodemgebied van een eerste afdeling opstijgend over een zich tussen ;10 de eerste en de tweede afdeling bevindende stuwplaat heen-stroomt, in de tweede afdeling naar beneden toe zakt en vanuit het bodemgebied wordt afgezogen, terwijl gelijktijdig een lucht/water-suspensie in tegenstroom wordt toegevoerd en het zich op het oppervlak van de suspensie van beide afdelingen vormende schuim wordt afgezogen.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, m e t h e t kenmerk, dat als lucht/water-suspensie een deel van de aan de tweede afdeling onttrokken heelstof na vernieuwd opschuimen wordt toegevoerd aan het bodemgebied van de tweede afdeling boven de heelstofafvoer.
10. Werkwijze volgens één der conclusies 8 of 9, met het kenmerk, dat de iucht/water-suspensie van de tweede afdeling op een aantal plaatsen verdeeld over de gehele omtrek wordt toegevoerd.
11. Inrichting voor toepassing van de werkwijze 25 volgens één der conclusies 1-7, bestaande uit een flotatie-ringcel met daarbij aangebrachte inrichtingen voor schuimafzuiging en beluchting, benevens inrichtingen voor de toe- en afvoer van vezelstofsuspensie aan en vanaf de flotatieringcel, met het kenmerk, 30 dat in de flotatieringcel (lj': a) de toevoeraansluiting of aansluitingen (34) voor de vezelstofsuspensie tussen 300 en 1000 mm onder het niveau (6) van de vezelstofsuspensie zijn aangebracht; b) de afvoeraansluiting (35) ongeveer ter 35 hoogte van de bodem; en 7920035 - 24 - c) de na-beluchtingsaansluiting of aansluitingen (36) op 300 tot 500 mm boven de afvoeraansluiting (35) en op 300 tot 1700 mm onder de toevoeraansluiting of aansluitingen (34).
12. Inrichting volgens conclusie 11,met het kenmerk, dat de toevoer- (34) en de na-beluchtings-aansluitingen (36) direkt zijn verbonden met injectors (7,20).
13. Inrichting volgens conclusie 12, m e t het : 10 k e n m e r k, dat de injectors (7,20) voor de luchtaan- zuiging zijn verbonden met stijgbuizen (33), die ten minste in het gebied van de mondstukken (7,20) transparant zijn.
14. Inrichting volgens conclusie 13, m e t het kenmerk, dat de stijgbuizen (33) zich uitstrekken 15 tot boven de vulhoogte van de flotatieringcel (1).
15. Inrichting volgens één der conclusies 12 - 14, met het kenmerk, dat de injectors (7,20) zijn voorzien van uitwisselbare inzetstukken (37).
16. Inrichting volgens conclusie 15, m e t het 20 kenmerk, dat de inzetstukken (37) uit hard materiaal bestaan.
17. Inrichting volgens één der conclusies 11 - 16, met h e et k e n m ewr.. k, dat de buitendiameter van de flotatieringcel (1) het 1,5 tot 3-voudige van de kern-25 diameter van de holle ruimte bedraagt.
18. Inrichting voor toepassing van de werkwijze volgens één der conclusies I- 10, gekenmerkt door twee in hoofdzaak concentrisch ten opzichte ' van elkaar aangebrachte ringcellen (2,3), die door een 30 stuwplaat (24) van elkaar zijn gescheiden, die de overloop mogelijk maakt van de vezelstofsuspensie vanuit de eerste ringcei (2) naar de tweede ringcel (3), met aansluitingen voor het inbrengen van met lucht vermengde vezelstofsuspensie 7920035 - 25 - in de eerste ringcel (2), met een heelstofafvoer (25) in het bodemgebied van de tweede ringcel (3),met ten minste één aansluiting voor de toevoer van een verdere lucht/water-suspensie boven de heelstofafvoer (25) van de 5 tweede ringcel (3) en met een afzuiginrichting voor de afzuiging van het met vuil beladen schuim in het kopdeel van de beide ringceilen (2,3).
19. Inrichting volgens conclusie 18, m e t het kenmerk, dat de heelstofafvoer (25) bestaat uit een 10 op het bodemgebied van de tweede ringcel (3) aansluitende en zich buiten de ringcel.....nagenoeg tot de hoogte van de stuwplaat (24) uitstrekkende overloop (9).
20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, m e t het kenmerk, dat de stuwplaat (24) tussen de 15 eerste ringcel (2) en de tweede ringcel (3) op 30 tot 150 mm onder het niveau (6) van de vezelstofsuspensie ligt.
21. Inrichting volgens één der conclusies 18 - 20, met het kenmerk, dat de aansluiting of aansluitingen voor de toevoer van de verdere lucht/water- 20 suspensie aan de tweede ringcel (3) op 100 tot 300 mm boven de heelstofafvoer (25) zijn aangfebracht.
22. Inrichting volgens één der conclusies 18 - 21, met het kenmerk, dat de eerste ringcel (2), waaraan in gelijkstroom de vezelstofsuspensie wordt 25 toegevoerd, de binnenste ringcel vormt en de tweede ringcel (3), waaraan in tegenstroom de vezelsuspensie wordt toegevoerd, de buitenste ringcel vormt.
23. Inrichting volgens één der conclusies 18 - 22, me t het kenmerk, dat de injectors (7,20) 30 voor de toevoer van de vezelstofsuspensie aan de eerste ringcel (2) en aan de tweede ringcel (3) onder een hoek tussen 0 en 30° met de raaklijn zijn aangebracht, waarbij de injectors (7,20) in ten minste één ringcel (2,3) onder . verschillende hoeken ten opzichte van elkaar zijn 35 aangebracht. 7920035
NL7920035A 1978-08-21 1979-08-18 Inrichting voor het ontinkten van vezelstofsuspensies. NL187895C (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE2836496 1978-08-21
DE2836496A DE2836496C2 (de) 1978-08-21 1978-08-21 Verfahren und Vorrichtung zum Deinken von Faserstoffsuspensionen
DE2914392A DE2914392C2 (de) 1979-04-10 1979-04-10 Verfahren und Vorrichtung zum Deinken von Faserstoffsuspensionen
DE2914392 1979-04-10

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL7920035A true NL7920035A (nl) 1980-06-30
NL187895C NL187895C (nl) 1992-02-17

Family

ID=25775471

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7920035A NL187895C (nl) 1978-08-21 1979-08-18 Inrichting voor het ontinkten van vezelstofsuspensies.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4331534A (nl)
JP (3) JPH0224955B2 (nl)
ES (2) ES483503A1 (nl)
FR (1) FR2438115A1 (nl)
GB (1) GB2041788B (nl)
NL (1) NL187895C (nl)
SE (1) SE449627B (nl)
WO (1) WO1980000423A1 (nl)

Families Citing this family (42)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4472271A (en) * 1982-08-25 1984-09-18 Freeport Kaolin Company Froth flotation apparatus and process
DE3243223C1 (de) * 1982-11-23 1984-05-24 J.M. Voith Gmbh, 7920 Heidenheim Verfahren und Einrichtung zur Flotation von Fasersuspensionen
GB8310494D0 (en) * 1983-04-19 1983-05-25 Beloit Walmsley Ltd Deinking
DE3406990A1 (de) * 1984-02-27 1985-08-29 E. & M. Lamort S.A., Vitry-le-François, Marne Verfahren und vorrichtung zum flotieren von dispersionen
EP0211834B1 (de) * 1984-04-03 1988-12-28 Feldmühle Aktiengesellschaft Vorrichtung zum belüften
FR2574002B1 (fr) * 1984-11-30 1987-02-27 Inst Nat Rech Chimique Perfectionnement apporte a la separation et a la recuperation de solides a partir de liquides les contenant et faisant appel au procede de flottation ionique, et moyen pour la mise en oeuvre de ce perfectionnement
US4752383A (en) * 1986-08-05 1988-06-21 The United States Of America As Represented By The Secretary Of The Interior Bubble generator
US4952308A (en) * 1986-12-10 1990-08-28 Beloit Corporation Pressurized flotation module and method for pressurized foam separation
DE3822454C1 (nl) * 1988-07-02 1989-08-24 J.M. Voith Gmbh, 7920 Heidenheim, De
US5080780A (en) * 1988-10-11 1992-01-14 Process Development Company Single cell vertical static flow flotation unit cross-reference to related applications
US5011597A (en) * 1988-10-11 1991-04-30 Canzoneri Anthony S Single cell vertical static flow flotation unit
US5224604A (en) * 1990-04-11 1993-07-06 Hydro Processing & Mining Ltd. Apparatus and method for separation of wet and dry particles
US5236090A (en) * 1990-05-30 1993-08-17 Sulzer-Escher Wyss Gmbh Flotation-deinking-device
US5131980A (en) * 1990-08-09 1992-07-21 Kamyr, Inc. Hydrocyclone removal of sticky contaminants during paper recycling
US5069751A (en) * 1990-08-09 1991-12-03 Kamyr, Inc. Hydrocyclone deinking of paper during recycling
US5725764A (en) * 1990-09-28 1998-03-10 Paul C. Broussard, Sr. Apparatus for clarifying contaminated fluids
US5242585A (en) * 1991-09-04 1993-09-07 Lenox Institute For Research, Inc. Apparatus and method for deinking waste paper pulp
DE4134607A1 (de) * 1991-10-19 1993-04-22 Escher Wyss Gmbh Verfahren zur entfernung von feinen verunreinigungen aus altpapierfaserstoff
US5192423A (en) * 1992-01-06 1993-03-09 Hydro Processing & Mining Ltd. Apparatus and method for separation of wet particles
JP2579734B2 (ja) * 1993-11-19 1997-02-12 栄工機株式会社 フローティング形脱墨装置
US5520780A (en) * 1993-11-30 1996-05-28 Dxresources Corporation Method and apparatus for de-inking newsprint using counterflow extractor
FR2717192B1 (fr) * 1994-03-11 1996-04-26 Lamort E & M Procédé de désencrage de pâte à papier et appareil pour la mise en Óoeuvre de ce procédé.
US5512133A (en) * 1994-08-01 1996-04-30 International Paper Company Method for deinking recycled paper using a low flow elongated open top flotation vessel
FR2727441B1 (fr) * 1994-11-28 1997-01-31 Lamort E & M Perfectionnements aux dispositifs d'injection d'air dans un flux de pate a papier pour en operer le desencrage
FI105212B (fi) * 1994-12-02 2000-06-30 Enso Gutzeit Oy Flotaatiolaitteisto sekä menetelmä musteen ja painovärien siistaamiseksi
FR2730941B1 (fr) * 1995-02-23 1997-05-16 Gonzalez Pierre Cellule pour le traitement par flottation d'un milieu liquide
SE516480C2 (sv) * 1996-08-30 2002-01-22 Valmet Fibertech Ab Förfarande för rening av en fibersuspension
IT1293000B1 (it) * 1997-05-30 1999-02-11 Comer Spa Reattore perfezionato per la depurazione di liquidi.
FR2772399B1 (fr) 1997-12-15 2000-02-11 Lamort E & M Procede de desencrage de la pate a papier provenant de papiers recycles
DE19823053C1 (de) * 1998-05-22 1999-10-14 Voith Sulzer Papiertech Patent Verfahren zur Flotation von Störstoffen aus einer wässrigen Faserstoffsuspension
AT408957B (de) * 2000-02-03 2002-04-25 Andritz Ag Maschf Verfahren und vorrichtung zum belüften von dispersionen
EP1208897A1 (en) * 2000-11-21 2002-05-29 Epcon Norge AS Combined degassing and flotation tank
US7537674B1 (en) 2006-06-12 2009-05-26 Narayanasamy Seenivasan Closed floatation de-inking module for recycled paper
US7544271B1 (en) 2006-06-12 2009-06-09 Narayanasamy Seenivasan Open flotation de-inking module for recycled paper
US7562777B1 (en) 2006-06-12 2009-07-21 Narayanasamy Seenivasan Flotation cell injector assembly for use with open or closed flotation deinking modules for recycled paper
JP5275840B2 (ja) 2009-02-10 2013-08-28 Ntn株式会社 磁気エンコーダ等の多極磁化環状体の着磁方法および着磁装置
EP2266704A1 (de) 2009-06-24 2010-12-29 Siemens Aktiengesellschaft Pneumatische Flotationsmaschine und Flotationsverfahren
DE102009045965A1 (de) * 2009-10-23 2011-04-28 Voith Patent Gmbh Verfahren zur Entfernung von Feststoffen aus einer Faserstoffsuspension durch Flotation
JP5379748B2 (ja) 2010-06-03 2013-12-25 Ntn株式会社 磁気エンコーダ
CN102247934B (zh) * 2011-07-04 2013-09-25 福建省龙岩龙能粉煤灰综合利用有限公司 自供气式粉煤灰浮选工艺
DE102014012666B4 (de) 2014-08-22 2016-07-21 Rithco Papertec Gmbh Vorrichtung und Verfahren zur Reinigung von verunreinigten Feststoff-Flüssigkeits-Gemischen und Verwendung der Vorrichtung und des Verfahrens
AU2021223912A1 (en) * 2020-02-21 2022-09-22 Sumitomo Metal Mining Co., Ltd. Slurry processing apparatus, microbubble generation equipment, and slurry processing method

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1067743B (de) * 1956-06-04 1959-10-29 Hubert Schranz Dr Ing Vorrichtung zum Aufbereiten von Mineralien und anderen Stoffen nach dem Flotationsverfahren
DE1190412B (de) * 1961-04-18 1965-04-08 Heyl & Patterson Verfahren zur Schaumflotation
NL273214A (nl) * 1961-11-13
DE1280765B (de) * 1962-07-26 1968-10-17 Milos Krofta Dr Ing Verfahren und Vorrichtung zum Reinigen von Abwasser, insbesondere der Papier- und Zellstoff- und aehnlicher Industrien
GB1058914A (en) * 1965-06-14 1967-02-15 Outokumpu Oy Froth flotation apparatus
US3870635A (en) * 1972-12-13 1975-03-11 Improved Machinery Inc Apparatus for clarifying an influent water
DE2442045B2 (de) * 1974-04-29 1976-03-11 Adka-Matic Wasser-Aufbereitung Gmbh, 6300 Giessen Vorrichtung zur abwasseraufbereitung
JPS51203A (ja) * 1974-06-19 1976-01-05 Mitsubishi Electric Corp Tashatsuwahoshiki
DE2442848B1 (de) * 1974-09-06 1976-01-02 Adka-Matic Wasser-Aufbereitung Gmbh, 6300 Giessen Verfahren zur Aufbereitung von Abwässern oder ähnlichen Flüssigkeiten mit Hilfe einer Flotationsanlage
JPS52118002A (en) * 1976-03-31 1977-10-04 Fujimoto Porukon Kk Apparatus for removing printed ink from used paper
FR2371968A1 (fr) * 1976-11-26 1978-06-23 Guigues Sa Dispositif d'epuration d'un effluent liquide par flottation
US4212730A (en) * 1978-03-17 1980-07-15 Brooks George C Apparatus for separating and classifying diverse, liquid-suspended solids
US4157952A (en) * 1978-03-24 1979-06-12 Lenox Institute For Research Apparatus for deinking waste paper pulp

Also Published As

Publication number Publication date
WO1980000423A1 (en) 1980-03-20
FR2438115A1 (fr) 1980-04-30
NL187895C (nl) 1992-02-17
JPH01168984A (ja) 1989-07-04
FR2438115B1 (nl) 1983-04-22
JPS55500597A (nl) 1980-09-04
SE449627B (sv) 1987-05-11
GB2041788B (en) 1982-10-06
GB2041788A (en) 1980-09-17
JPH0450429B2 (nl) 1992-08-14
JPH0224955B2 (nl) 1990-05-31
ES483503A1 (es) 1980-04-16
JPH0424472B2 (nl) 1992-04-27
US4331534A (en) 1982-05-25
SE8002919L (sv) 1980-04-18
ES485488A1 (es) 1980-05-16
JPH03193988A (ja) 1991-08-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL7920035A (nl) Werkwijze en inrichting voor het ontinkten van vezelstofsuspensies.
US4607592A (en) Process for the recycling of paint material from the overspray occuring during spray painting and a device to carry out the process
US4545892A (en) Treatment of primary tailings and middlings from the hot water extraction process for recovering bitumen from tar sand
US5268077A (en) Apparatus and method for deaerating or degassing a paper stock suspension
US5242585A (en) Apparatus and method for deinking waste paper pulp
US4618430A (en) Process and apparatus for removing scum from a liquid surface
US4274959A (en) Apparatus for dissolving air in water and subsequent reduction of the water surface tension in flotation systems
CH679839A5 (nl)
EP2722089B1 (de) Vorrichtung zur thermischen Behandlung von Produkten mit Reinigung der Prozessflüssigkeit
EP0543866B1 (en) Method and apparatus for stabilizing and simplifying an approach flow system for a paper-making machine
DE2836496C2 (de) Verfahren und Vorrichtung zum Deinken von Faserstoffsuspensionen
FI69492B (fi) Foerfarande och anlaeggning foer avfaergning
CN205856908U (zh) 一种废纸脱墨浮选槽
FI58442B (fi) Saett och anordning foer filtrering av vaetska
NL8601174A (nl) Inrichting voor het door flotatie elimineren van onzuiverheden.
CN103088689B (zh) 一种废纸或原浆板造纸废水零排放回用工艺
CN113373737B (zh) 一种纸浆分散均匀工艺
CN209454367U (zh) 一种印刷机节能油墨回收装置
DE2926751A1 (de) Einrichtung zum ausscheiden von fremdstoffen aus papierstoffsuspensionen
CN110218261A (zh) 一种淀粉加工生产装置
US2518814A (en) Method and means for the separation of fibers suspended in a liquid
CN218756496U (zh) 一种循环印染池除杂机构及具有该机构的印染设备
CN217699603U (zh) 一种多管高压射流浮选装置
CN103058434A (zh) 废纸或原浆板造纸废水零排放回用装置
US4536295A (en) Method for separating coarse particles from a liquid

Legal Events

Date Code Title Description
TNT Modifications of names of proprietors of patents or applicants of examined patent applications

Owner name: STORA FELDMUEHLE AKTIENGESELLSCHAFT

V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 19980301