NL7908863A - Inrichting voor het vormen van een zelfkant. - Google Patents

Description

* cj ' 1

Inrichting voor het vormen van een zelfkant.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting, die de zelfkant van een geweven stof vormt en is aangebracht in een weefgetouw.

Het Amerikaanse octrooischrift 3.320-978 openbaart een 5 inrichting voor het vormen van een zelfkant, die voorzien is van een roteerbaar onderdeel en twee geleidingen voor het geleiden van garens voor de zelfkant, welke gemonteerd zijn op het roteerbare onderdeel.

Als het roteerbare onderdeel roteert, roteren de zelfkantgarenge- leidingen op hun assen en wentelen deze rond. Bijgevolg worden de deze 10 twee zelfkant garens geopend en gesloten en worden/getwijnd bij elke weving.

De in het voorgaande genoemde gebruikelijke bekende inrichting voor het vormen van een zelfkant, waarbij de zelfkantgarens worden geopend en gesloten door de rotatiebeweging van het roteer-15 bare onderdeel en worden getwijnd bij elke weving, is onbeweeglijk aangebracht in elke richting, d.w.z. langs de lengterichting, de verticale richting en de breedterichting van het machineframe, en de inrichting is aangebracht in een positie, die correspondeert met het maximum aantal weeflusframes. Met andere woorden kan, zelfs in-20 dien het aantal weeflusframes wordt veranderd, de positie van de inrichting voor het vormen van de zelfkant niet worden veranderd. Bijgevolg is de meest voorste positie van de afhangers, die zijn aangebracht achter de inrichting voor het vormen van de zelfkant, begrensd, en wordt de achterste gesloten positie van de scheringen 25 bepaald op basis van de begrensde voorste positie van de afhangers, ongeacht het aantal weeflusframes. Bijgevolg wordt, indien het aantal weeflusframes verminderd wordt, een onnodige ruimte gevormd tussen de weeflusframes en de inrichting voor het vormen van de zelf- 7808863 *

Is 2 kant. Daarbij wordt de afstand tussen het meest achterste weeflus-frame en de doekzoom ongelijk aan de afstand tussen het meest achterste weef lusframe en de achterste gesloten positie van de scheringen. Bijgevolg kan de spanning in de scheringen niet passend 5 ingesteld worden, en wordt een geweven stof geproduceerd, met een weeftrant en gevoel, die minder goed zijn.

Daar bij een dergelijke gebruikelijke inrichting voor het vormen van een zelfkant de posities, waar de zelfkantgarenklossen ondersteund worden, ook begrensd zijn, is de openingshoek tussen 10 de zelfkant garens constant indien de inrichting voor het vormen van een zelfkant is aangebracht in een bepaalde positie. Bijgevolg is de openingshoek tussen de zelfkantgarens niet noodzakelijk gelijk aan de tussen de grondscheringen gevormde openingshoek. Bij een wedHgetouw, zoals een straalweéfgetouw, waarbij het vooréinde van de 15 inslag-vrij is, kan het zelfkantgaren interfereren met de inslag,' en kan bijgevolg inslagbelemmering optreden. Opgemerkt moet worden dat de inslag naar willekeur geweven wordt in overeenstemming met de weefgesteldheid Hangs de onderste scheringen of langs de bovenste scheringen terwijl de scheringen open zijn. Wanneer de inrichting 20 voor het vormen van een zelfkant bijvoorbeeld zo wordt aangebracht dat het zelfkantgaren open is in uitgericht verband met de onderste scheringen van de grondscheringen, interfereert het bovenste zelfkantgaren met de inslag 21 en treedt dikwijls inslagbelemmering· op indien de weefpositie wordt veranderd teneinde de inslag langs de 25 bovenste scheringen te weven. Daarbij is het bij een weefgetouw, waarbij de inrichting voor het vormen van een zelfkant is aangebracht achter de weeflusframes, voor het ondersteunen van grondhevels, nodig dat de positie van de inrichting voor het vormen van een zelfkant wordt veranderd wanneer het aantal weeflusframes voor het 30 ondersteunen van grondhevels wordt veranderd. In een dergelijk geval kan de openingshoek tussen de zelfkant garens worden veranderd als de positie van de inrichting wordt veranderd. Indien het aantal weeflusframes voor het onderstem en van grondhevels wordt vergroot, wordt de inrichting voor het vormen van een zelfkant van de weeflus-35 frames af geplaatst, en wordt de openingshoek tussen de zelfkant- ’garens dan klein. Bijgevolg treedt de interferentie van het zelfkant- 7908863 * 3 * garen met de geweven inslag op om de in het voorgaande vermelde reden, en daarbij de interferentie van het zelfkantgaren met het gewevene omdat bijvoorbeeld het onderste zelfkantgaren op zich hoger geplaatst is dan de onderste scheringen van de grondscheringen.

5 Om de weeftrant en het gevoel voor de hand van de verkregen geweven stof te verbeteren, worden bij sommige weefgetouwen de scheringen gesloten in een positie hoger dan de scheringlijn, en worden bij sommige weefgetouwen de scheringen gesloten in een positie langer dan de scheringlijn. Echter moet-worden opgemerkt, dat daar bij de 10 in het voorgaande vermelde gebruikelijke inrichtingen voor het vormen van een zelfkant de zelfkant garens worden geopend door middel van de rotatiebeweging van het rotatieonderdeel, de zelfkantgarens worden gesloten in een positie nabij de scheringlijn. Met andere woorden is de hoogte van de gesloten positie van de zelfkantgarens 15 verschillend van de hoogte van de gesloten positie van de grondscheringen, en bö gevolg wordt de vorming van de zelfkant nadelig beïnvloed. Wanneer de scheringen bijvoorbeeld worden gesloten in een positie lager dan de scheringlijn, indien de gebruikelijke inrichting voor het vormen van een zelfkant is aangebracht teneinde de 20 zelfkantgarens te sluiten in een positie lager dan de scheringlijn, is het ónmogelijk om de verandering van de scheringgesteldheid, waarbij de grondscheringen worden gesloten in een positie hoger dan de scheringlijnen, de ondervangen.

Kort omschreven is het een oogmerk van de onderhavige uit-25 vinding om te voorzien in een inrichting voor het vormen van een zelfkant, die gemonteerd is in een weefgetouw, welke inrichting instelbaar aangebracht is ten opzichte van het machineframe van het weefgetouw, zodat de inrichting kan worden aangewend onder verschillende weefgesteldheden.

30 Bij een voorkeursuitvoering van de uitvinding is de in richting voor het vormen van een zelfkant instelbaar aangebracht in de lengterichting van het machineframè. Bijgevolg kan, als het aantal weefLusframes voor het ondersteunen van de grondhevels wordt veranderd, de afstand tussen het meest achterste weeflusframe en 35 de doekzoom in hoofdzaak gelijk zijn aan de afstand tussen het meest achterste weeflusframe en de achterste gesloten po- 7908865 t » u sitie van de scheringen. Bijgevolg kan een geweven stof met een weef- trant en gevoel voor de hand, die goed zijn, worden geproduceerd, ongeacht een vermindering of vergroting van het aantal weefTusframes, ver . ...

Daarbij kan de weefrichting door de inrichting verzekerd worden.

5 Bij een andere verkieslijke uitvoering volgens de uit vinding is de inrichting voor het vormen van een zelfkant ook verticaal instelbaar aangebracht op het machineframe. Zodoende kunnen de openschiet- en gesloten posities van de zelfkantgarens naar willekeur verticaal ingesteld worden. Bijgevolg wordt de interferentie v 10 van het zelfkantgaren met de geweven inslag geheel voorkomen.

•De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van'de tekeningen,waarin enkele uitvoeringen daarvan zijn weergegeven.

Fig. 1 is een bovenaanzicht van een weefgetouw volgens 15 de uitvinding; fig. 2 is een op grotere schaal weergegeven verticale afbeelding van de inrichting voor het vormen van een zelfkant, die op het in fig. 1 voorgestelde weefgetouw gemonteerd is; fig. 3 is een in doorsnede weergegeven zijaanzicht van 20 de in fig. 2 voorgestelde inrichting; fig. 1+ is een op grotere schaal weergegeven afbeelding in perspectief, die de monteringsconstructie van de in fig. 2 voorgestelde inrichting toont; .

fig. 5 is een schematische verticale afbeelding van een 2 5 vermogeno verbr engingsmechani sme; fig. 6 is een op grotere schaal weergegeven verticale afbeelding van een andere inrichting voor het vormen van een zelfkant volgens de uitvinding; fig. 7 is een zijaanzicht van de in fig. 6 voorgestelde 30 inrichting; en fig. 8 is een doorsnede volgens VIII-VIII in fig. 7. Vervolgens worden de voorgestelde uitvoeringen meer gedetailleerd beschreven.

Een eerste uitvoering, waarbij de onderhavige uitvinding 35 gerealiseerd is, zal in het volgende in detail worden toegelicht aan de hand van fig. 1 t/m k. Zoals in fig. 1 wordt gezien, is een weef- 79 0 8 8 6 3, * 5 getouw voorzien van een machineframe 1, een achterrol 2, weeflus-frames 3, weverskammen k, een voorspanrol 5 en een paar inrichtingen T en 7' voor het vormen van een zelfkant. De inrichtingen J en 7' zijn respectievelijk aangebracht langs de zijde van het machineframe 5 1 om zich zodoende langs de zijden van scheringen 8 te bevinden.

Zoals in fig. 3 en U wordt gezien, hebben een paar lei-rails 9 een zwaluwstaartvorm en zijn deze aan de binnenzijde van het machineframe 1 bevestigd door middel van machineschroeven 91 (fig. 4) zodat deze zich uitstrekken in een richting langs de 10 lengterichting van het machineframe 1, d.w.z. in een richting loodrecht op het blad, waarop fig. 3 is voorgesteld, en zodat deze naar elkaar toegekeerd zijn. Instelonderdelen W zijn zo in aangrijping met de leirails 9 dat deze langs de leirails 9 kunnen schuiven. De binnenste bovengedeelten van de instelonderdelen 10 hebben beves-15 tigingsonderdelen 11 daarin opgenomen, welke met zwalubtaart uitgevoerde aangrijpingsoppervlakken hebben, die aanliggen tegen de bovenste met zwalffstaarfc uitgevoerde oppervlakken 9a van de leirails 9· Bouten 12 zijn opgenomen in de bevestigingsonderdelen 11 van de buitenzijde en zijn van schroefdraad voorzien zodat de aangrijpings-20 oppervlakken van de bevestigingsonderdelen 11, in aanliggend verband met de zwaluwstaart uitgevoerde oppervlakken 9a, en daarmee de instelonderdelen 1Q in eao. gewenste positie vastgezet kunnen worden.

De steunbalk 10 voor het ondersteunen van de inrichtingen 7 en 7’ voor het vormen van een zelfkant strekt zich tussen de in-25 stelonderdeien 10 uit, en is op de instelonderdelen 10 vastgezet.

In fig. h hebben beide einden (slechts een einde is in fig. U voorgesteld) van de steunbalk 3 leirails lU, die een met zwaluwstaart uitgevoerd profiel daarop bevestigd hebben door middel van maehine-schroeven 92 zodat de leirails 1¼ zich in een breedterichting van 30 het machineframe 1 uitstrekken. Een paar verbindingsonderdelen 15 (slechts een is in fig. U voorgesteld) zijn verschuifbaar opgenomen op de leirails 1¼ zodat deze kunnen schuiven langs de -breedterichting van het weefgetouw. Twee stelhouten 16 zijn geschroefd in de bovenoppervlakken van de verbindingsonderdelen 15 35 zodat de verbindingsonderdelen 15 op de leirails 1U kunnen worden vastgezet. In fig. 3 en U wordt gezien dat steunen zijn vastgezet 7908362 6 op de zijwanden 15a van de verbindingsonderdelen 15· De 'zijoppervlakken van de steunen 17, welke oppervlakken naar elkaar toegekeerd zijn, hebben de inrichtingen J en 7’ voor het vormen van een zelfkant daarop gemonteerd.

5 De inrichtingen 7 en 7' voor het vormen van een zelfkant, di.e op de steunen 17 gemonteerd zijn, zullen nu worden toegelicht aan de hand van fig. 2 en 3. Stationaire assen 19 zijn opgenomen in het bovengedeelte van de steunen 15 en zijn aan de steunen 15 bevestigd. Een zonnewiel 18 is aan de stationaire as 19 bevestigd 10 door middel van een (niet weergegeven) spie, en een drager 20 is roteerbaar ondersteund op de stationaire as 19 door middel van een leger 120 (fig. 3). Planeet-tussenwielen 21a (fig. 2) en 21b bevinden zich in diametraal tegenovergestelde posities rond de drager 20 en zijn in ingrijping met het zonnewiel 18. Planeetwielen 15 22a en 22b, die in ingrijping zijn met de planeet-tussenwielen 21a en 21b, zijn ondersteund op pennen 122a (fig. 3) in diametraal tegenovergestelde posities rond het zonnewiel 18. Kloshouders,23a en 23b zijn op de pennen 122a van de planeetwielen 22a en 22b beves-' tigd en worden in samenhang met de planeetwielen 22a en 22b als een 20 geheel geroteerd. In fig. 2 wordt gezien, dat assen 2ha en 2^b zelfkant garenklos sen 25a en 25b roteerbaar ondersteunen.

L-vormige klosarreteerhefbomen 26a en 26b zijn roteerbaar ondersteund om assen 27a en 27b, die vast verbonden zijn aan de kloshouders 23a en 23b. Eén einde van de klosarreteerhefbomen 26a 25 en 26b heeft Y-vormige kepen, en de andere einden van de klosarreteerhefbomen 26a, en 26b hebben haken, die in aangrijping komen met pallen 28a en 28b, die zijn aangebracht langs de zijde van de zelfkant garenklos sen 25a en 25b. Terugbrengstaven 29a en 29b zijn op overeenkomstige wijze roteerbaar ondersteund om de assen 27a en 30 27b en worden in één richting gedreven door middel van (niet weergegeven) veren, zodat een vooraf bepaalde spanning wordt uitgeoefend op de zelfkantgarens.

t

De zelfkantgarens 30a en 30b, die onttrokken via de zelf-kantgarengeleidingen 25a en 25b, komen in contact met de vaste assen 35 27a en 27b, en komen dan in contact met de Y-vormige kepen, die op de klosarreteerhefbomen 26a en 26b zijn gevormd, en worden afgebogen.

7908863 τ

Nadat de zelfkant garens 30a en 30b teruggedraaid zijn, gaan deze door bet bovenste gedeelte van de kepen, die op de klosarreteer-hefbomen 26a en 26b zijn gevormd, en worden deze dan onttrokken door garengeleidingen 31a en 31b, die op de kloshouders 23a en 23b 5 zijn aangebraebt. De zelfkantgarens 30a en 30b worden onderworpen aan een schietbeweging en twijnbeweging en deze vormen, in samenhang met de inslag, die geweven is terwijl de zelfkantgarens geopend werden, een zelfkant.

Een vermogenoverbrengingsmechanisme bedient de inricht ing-10 en 7 en 7’ voor het vormen van een zelfkant en is in staat tot instelling van zijn positie in overeenstemming met de verticale of horizontale instelling van de inrichtingen 7 en 7' voor het vormen, van een zelfkant. In fig. 3 wordt gezien, dat een aandrijfas 32 ondersteund is op het machineframe 1 en aan de linker en rechter 15 zijde ingesteld is door middel van (niet weergegeven) legers, waarbij de aandrijfassen 32 in gesynchroniseerd verband met de weef-· verrichting worden geroteerd. Een monteringsring 33 is ondersteund op de aandrijfas 32 door tussenkomst van een (niet weergegeven) leger en is aan de binnenzijde van het linker machinegestel 1 be-20 vestigd. Een positieinstelring 34 is roteerbaar opgenomen op het buitenoppervlak van de rngnteringsring 33· De omtrek van de positieinstelring 3¼ is gedeeld, zoals in fig. 2 is voorgesteld, en heeft een bevestigingsboufc 35 die geschroefd is ter plaatse van de gedeelde ombrek daarvan. Wanneer de bevestigingsbout 35 aangehaald 25 wordt, wordt de diameter van de instelring 34 verminderd en wordt de instelring 34 samengedrukt tegen het buitenoppervlak van de monteringsring 33 om zodoende daarop bevestigd te worden. Ih fig. 2 wordt gezien, dat de buitenflens van de instelring 34 een boogvormig langwerpig gat 34a heeft, waarbij een andere bevestigingsbout · 30 36 is opgenomen in het langwerpige gat 34a zodat het instelonder- deel 34 tegen het binnenoppervlak van het machineframe gedrukt en daarop bevestigd wordt.

In fig. 2 en 3 wordt gezien, dat een roteerbare as 38 een tandwiel 37 daarop vastgezet heeft, dat roteerbaar ondersteund 35 is op de buitenflens van de instelring 34. Het tandwiel 37 is* in ingrijping met een tandwiel 39 dat op de aandrijfas 32 vastgezet 7908863 8 is. In fig. 2 wordt gezien, dat een tijdafstelriemschijf 1+0 op de roteerbare as 38 vastgezet is. Een roteerbare as 31 is roteerbaar ondersteund op een legergedeelte 10a (fig. l+),dat als één geheel gevormd is aan het vooreinde van het instelonderdeel 10. De as 1+1 5 heeft een tijdafstelriemschijf 1+2 daarop vastgezet. Een tijdafstel-riem 1+3 is in aangrijping met de tij daf st elriemschi jven 1+0 en 1+2. Een tandwiel 1+1+ is op de roteerbare as 1+1 vast gezet en is in ingrijping met het tandwieloppervlak van de drager 20. Het tandwiel 1+1+ is verschuifbaar op de roteerbare as 1+1 langs de axiale 10 richting zodat de positie van het tandwiel 1+1+ kan worden ingesteld op de roteerbare as 1+1.

Een tussenwiel 1+5 (fig. 2) is roteerbaar ondersteund'in een legergedeelte 17a,.dat als één geheel gevormd is met het vooreinde van de steun 17 zoals in fig. 1+ is voorgesteld, en zoals met 15 een streepstippellijn in fig. 2 is voorgesteld, is het in ingrijping met het tandwiel 1+1+ en de drager 20 die gemonteerd is op de inrichting 7' voor het vormen van een zelfkant. In fig. 3 wordt gezien, dat het tussenwiel 1+5 dient om de dragers 20 van de inrichtingen 7 en 7' voor het vormen van een zelfkant in richtingen tegenge-20 steld aan elkaar te roteren. Met het verwijzingscijfer 1+6 is een deksel van de inrichtingen 7 en 7’ voor het vormen van een- zelfkant aangegeven.

De werking van de zodoende verkregen inrichtingen voor het vormen van een zelfkant zullen nu worden toegelicht. In fig. 2 en 25 3 wordt gezien, dat wanneer de aandrijfas 32 wordt geroteerd, de rotatiebeweging daarvan wordt overgebracht op de inrichting 7 voor het vormen van een zelfkant door tussenkomst van de tandwielen 39 en 37» de as 38, de aandrijf-tijdafstelriemsehijf 1+0, de tijdafstel-riem 1+3» de aangedreven tij dafstelriemschijf 1+2, de rotatieas 1+1 en 30 het tandwiel 1+1+, en dat deze dan overgebracht wordt op de andere inrichting 7' voor het vormen van een zelfkant door tussenkomst van het tandwiel 1+1+ en het tussenwiel 1+5» en dat bijgevolg de zelfkant wordt gevormd. Daar de inrichtingen 7 en 7’ voor het vormen van een zelfkant tegenovergesteld aangebracht zijn en daar de rotatie-35 richting van het tandwiel 1+1+ van de inrichting 7 voor het vormen ' van een zelfkant tegengesteld is aan de rotatierichting van het

79 0 8 8 6 J

9 tussenwiel h5 van de inrichting 7' voor het vormen van een zelfkant, worden de rotatieriehtingen van de dragers 20 van de inrichtingen 7 en 7' voor het vormen van een zelfkant tegengesteld aan elkaar. Bijgevolg worden de twee paar zelfkant garens, die onttrokken worden 5 aan de inrichtingen 7 en 7’ voor het vormen van een zelfkant, in dezelfde richting getwijnd, en worden de zelfkant garens op zich ook aan twijning onderworpen. De zelfkantgarens worden niet zwak wanneer deze aan de zelfkantvormingsverrichting onderworpen worden daar de twijningen daarin niet verdwijnen.

T0 Wanneer de weef gesteldheid moet worden veranderd'en het aantal weeflusframes wordt verminderd of vergroot, worden de be-vestigingsbouten 35 en 36 van de positieinstelring 3^ losgemaakt, en wordt de bout 12 van het instelonderdeel 10 ook losgemaakt, en worden de steunbalk 13 in samenhang met de inrichtingen J en 7’ 15 in de lengterichting van het weefgetouw verplaatst, d.w.z. in een richting loodrecht op het blad, waarop fig. 3 is voorgesteld, en worden de bouten 35, 36 en 12 weer vastgedraaid. Wanneer het aantal weeflusframes wordt vergroot, worden de inrichtingen 7 en 7' voor het vormen van een zelfkant naar de weeflusframes toe verplaatst.

20 Daarentegen worden, wanneer het aantal weeflusframes wordt vergroot, de inrichtingen 7 en 7* van de weeflusframes af.verplaatst. Zodoende kan de positie van de afhangers worden ingesteld, en kan de afstand tussen het meest achterste wee flus frame en de doekzoom in hoofdzaak dezelfde zijn als de afstand tussen het meest achter-25 ste weeflusframe en de achterste gesloten positie van de scheringen. Bijgevolg kan een geweven stof met een weeftrant en gevoel voor de hand, die goed zijn, worden geproduceerd.

Bij een gebruikelijke inrichting voor het vormen van een zelfkant is de inrichting op een bepaalde plaats achter de weef-30 lusframes ingesteld, die gebaseerd op de weefgesteldheid dat het aantal weeflusframes op een maximum is, en de openingshoek tussen de zelfkantgarens constant is, wordt bepaald. Aan de andere kant kan bij de in fig. 1 t/m U voorgestelde inrichting de plaats van de inrichtingen 7 en 7’ voor het vormen van een zelfkant worden 35 ingesteld in de lengterichting van het weefgetouw en kan de openingshoek groter zijn indien dit vereist is. Bijgevolg· kan de inslagbe- 7908865 10 lemmering, die door de interferentie tussen de inslag en tiet zelfkant garen wordt veroorzaakt, worden voorkomen.

De instelling van de inrichtingen 7 en 7' voor het vormen van een zelfkant in de hreedterichting van het weefgetouw kan 5 worden uitgevoerd door het losdraaien van de stelhouten 16 van het verbindingsonderdeel 15· Tegelijkertijd wordt de plaats van het tandwiel 1+1+ ook zo ingesteld dat het tandwiel continu in aangrijping is met de drager 20.

Bij de voorgaande uitvoering heeft om de plaatsinstelling 10 van de inrichtingen voor het vormen van een zelfkant in de lengterichting van het weefgetouw te vergemakkelijken, de monteringsring 33 de positieinstelring 3U daarmee in aangrijping. In plaats van de monteringsring 33 en de instelring 3^+, die in fig. 2 zijn voorgesteld, is het zoals in fig. 5 is voorgesteld ook mogelijk om een 15 geleidingsonderdeel 1+7 aan te brengen, dat een langwerpig gat l+7a op het machineframe heeft, en een tijdafstelriemschijf 1+8 in het langwerpige gat l+7a te monteren, welke schijf 1+8 instelbaar is langs het langwerpige gat l+7a en met welke schijf de tijdafstelriem 1+3 in aangrijping is.

20 Zoals in het voorgaande vermeld is, bevinden de uitvoe ringen volgens de uitvinding, die in fig. 1 t/m 5 zijn voorgesteld, zich langs de zijde van de scheringen en achter de weeflusframes voor het ondersteunen van grondhevels en zijn deze zo geconstrueerd dat een paar zelfkant garens, die onttrokken worden door een paar 25 zelfkant garengeleidingen, welke verbonden zijn aan een roteerbaar onderdeel, dat geroteerd wordt door een vermögenoverbrengingsmecha-nisme, geopend en gesloten worden in gesynchroniseerd verband met de schietbeweging van de scheringen en getwijnd worden om een zelfkant te vormen bij elke weving van de inslag. De plaats van de in-30 richtingen voor het vormen van een zelfkant ten opzichte van de doekzoom kan worden ingesteld. Bijgevolg kan, in overeenstemming' met de veranderingen van het aantal weeflusframes, de afstand tussen het meest achterste weeflusframe en de doekzoom worden ingesteld om nage¾eg gelijk te zijn- aan de afstand tussen het meest 35 achterste weeflusframe en de achterste gesloten positie van de grondscheringen. Bijgevolg kan een geweven stof, met een weeftrant 79 0 8 8 6 1 11 en gevoel, die uitstekend zijn, worden verkregen ongeacht het aantal weeflusframes, en is de doelmatigheid van de weefverrichting verhoogd.

Bij daadwerkelijke weefverriehtingen kan het vaak vereist 5 zijn om de zelfkant garens verticaal in te stellen in samengaand verband met de scheringen bijvoorbeeld wanneer het aantal weeflus-frames' wordt veranderd en de inrichting voor het vormen van een zelfkant wordt verplaatst langs de lengterichting van het machine-frame onder aanwending van de in het voorgaande toegelichte uit-10 voeringen of wanneer de plaats van de zelfkantgarens ten opzichte van de geweven inslag verticaal veranderd moet worden zoals in het voorgaande uiteengezet is. Een andere uitvoering van de uitvinding, die aan het in het voorgaande vermelde vereiste tegemoet zal komen, zal nu worden toegelicht. In fig. 6 is de inrichting 7 voor het 15 vormen van een zelfkant schematisch voorgesteld en omvat deze een as 19, die op een steun 1J is vastgezet (fig. 7) terwijl de as 19 een drager 20 draagt. Twee frameonderdelen 55 en 56, die (niet in fig. β weergegeven) zelfkantgarenklossen opnemen, zijn roteerbaar ondersteund op het zijoppervlak van de drager 20. De frameonder-20 delen 55 en 56 hebben zelfkantgarengeleidingen 31a resp. 31b. De drager 20 is werkzaam onderling verbonden met een tandwiel 39» dat gemonteerd is op een aandrijfas 32 door tussenkomst van een tussenwiel 4-5» een tandwiel Ut, een aangedreven tijdafstelriemschijf 42, een tijdafstelriem 43, een aandrijf-tijdafstelriemschijf 40 25 en een tandwiel 37> zodat de drager 20 geroteerd wordt. Wanneer de drager 20 geroteerd wordt, worden daar de tandwielen en vrijdraaiende tandwielen (die niet in fig. 6 zijn weergegeven), welke op de assen 122a van de frameonderdelen 55 en 56 gemonteerd zijn, in in-grijping zijn met het zonnewiel 18 dat verbonden is aan de as 19, 30 de frameonderdelen 55 en 56 rondgewenteld in een richting, die door de pijl A is aangegeven, in samenhang met de drager 20 en worden deze rond hun eigen assen geroteerd in een richting welke tegengesteld is aan de in het voorgaande vermelde richting, die door de pijl A is aangegeven, en die door de pijl B is aangegeven. Bijgevolg 35 bewegen de z elfkantgarengeleidingen 31a en 31b op en neer langs een verticale lijn die door de hartlijn van de as 19 gaat, zodat de zelf- 7908863 12 kantgarens Y, die onttrokken worden aan de zelfkantgarenklossen, geopend en gesloten worden en getwijnd worden als gevolg van de rotatie beweging van de zelfkantgarengeleidingen 31 en 31b.

De constructie van het vermogenoverbrengingsmechanisme 5 is in hoofdzaak dezelfde als die welke aan de hand van fig. 2 is toegelicht. Zodoende zijn dezelfde onderdelen met dezelfde ver-wijzingscijfers aangegeven en is de verdere toelichting daarvan hier achterwege gelaten.

In fig. 7 wordt gezien, dat een steun 80 op het machine-10 frame 1 vast gezet is door middel van bouten 81. De steun 80 heeft een kopgedeelte 82, dat naar rechts uitsteekt· in fig. 6, en een oppervlak 83, dat'afhangt van het kopgedeelte 82. Het kopgedeelte 82 heeft een doorgaand gat 85 voor het opnemen van een in stelhout 84. In fig. 8 wordt gezien, dat een monteringsonderdeel 86 een lang-15 werpig gat 87 heeft en vastgezet is op het vooroppervlak van de steun 80 door middel van twee bouten 88 die in het langwerpige gat 87 worden opgenomen. Bij het weer beschouwen van fig. 7 wordt gezien, dat het monteringsonderdeel 86 een horizontale instelplaat 89 heeft, die uit het monteringsonderdeel 86 naar de steun 80 toe 20 steekt. De instelbout 84 is in schroefaangrijping met de instelplaat 89.

Het binnenste zijoppervlak van het machineframe 1 heeft leirails 9 en instelonderdelen 10 die geconstrueerd zijn op de in het voorgaande vermelde wij ze zoals aan de hand van fig. 3 is toe-25 gelicht. Een steunonderdeel 13 is aangebracht tussen de instelonderdelen 10 door middel van bouten 96 op de in het voorgaande vermelde wijze zoals aan de hand van fig. 4 is toegelicht, en een paar ver-bindingsonderdelen 15 worden verschuifbaar gedragen op leirails 14 die op het steunonderdeel.' 13 gemonteerd zijn.

30 Wanneer de opening van de zelfkant garens moet worden uitge richt met de onderste scheringen van de grondscheringen, wordt de bout 88 losgedraaid en wordt de inst'elbout 84, die door het gat 85 van de steun 80 ingebracht is en die geschroefd is aan de instelplaat 87 van het monteringsonderdeel 86, in een voorafbepaalde 35 richting gedraaid, bijvoorbeeld in de zin tegengesteld aan die van dè wijzers van het uurwerk, en wordt het monteringsonderdeel 86 neer- 7908863 13 gelaten. Wanneer liet monteringsonderdeel 86 wordt neergelaten tot een gewenste positie, wordt de bout 88 weer vast gedraaid en wordt het monteringsonderdeel 86 op de steun vast gezet. De instel verrichting van het monteringsonderdeel kan sterk vergemakkelijkt worden 5 door schaalverdelingen te vormen op de steun 80 en het monteringsonderdeel 86. Bijgevolg worden de inrichtingen J, die op het monteringsonderdeel 86 gemonteerd zijn, neergelaten en op een bepaalde plaats ingesteld, en worden de zelfkantgarens geopend in een gewenste toestand door middel van de inrichtingen 7. Wanneer het gewenst is 10 dat de open zelfkantgarens worden uitgericht met de bovenste scheringen van de grondscheringen, op de -in het voorgaande vermelde wijze, wordt de instelschroef in een richting, bijvoorbeeld in de zin van de wijzers van het uurwerk, gedraaid en kan de plaats van de inrichtingen 7 voor het vormen van een zelfkant gemakkelijk inge-15 steld worden.

Bij de voorgestelde uitvoering van de uitvinding zijn twee zelfkantgarenklossen roteerbaar gemonteerd op een roteerbaar onderdeel, en door de rotatie van het roteerbare onderdeel bewegén de zelfkantgarens, die onttrokken worden aan de zelfkantgarenklossen, 20 verticaal om de sehietverriehting uit te voeren. De uitvoering is gekenmerkt doordat de inrichting voor het vormen van een zelfkant verticaal ingesteld kan worden langs de zijde van het machineframe. Zodoende wordt de verticale plaats van de inrichting voor het vormen van een zelfkant vrijelijk en gemakkelijk ingesteld, en 25 kunnen de zelfkantgarens naar willekeur worden ingesteld in uitge-rieht verband met de bovenste en onderste scheringen van de grónd-scheringen. Bijgevolg kan de interferentie van het zelfkantgaren met de geweven inslag, die kan optreden als gevolg van het verschil in openingshoeken van de zelfkantgarens en de grondscheringen, worden 30 voorkomen.

Het dient wel te worden verstaan dat de onderhavige uitvinding van toepassing is voor allerlei soorten weefgetouwen zonder schietspoel, zoals een water- of luchtstraalweefgetouw, een rapier-weef getouw of een grijperweefgetouw, zonder buiten het kader van de 35 uitvinding te treden. Kort samengevat is in het voorgaande een weefgetouw beschreven, voorzien van een machineframe, weeflusframes 79 0 S 8 6 3 14 voor het ondersteunen van grondhevels van scheringen, en een inrichting voor het vormen van een zelfkant. De inrichting voor het vormen van een zelfkant omvat een roteerbaar onderdeel, dat geroteerd wordt door een vermogenoverbrengingsmechanisme, en een paar zelf-5 kantgarengeleidingen, die verbonden zijn aan dit roteerbare onderdeel en die aangewend worden om de zelfkantgarens te onttrekken. De inrichting voor het vormen van een zelfkant is aangebracht langs de zijde van het machineframe en achter de wee flus frame s. De zelfkantgarens worden geopend en gesloten in gesynchroniseerd verband met 10 de schiebbeweging van de scheringen en worden tot een zelfkant gevormd door twijning van de zelfkantgarens bij elke weving. De inrichting voor het vormen van een zelfkant is instelbaar in een lengteen verticale richting van het machineframe.

7908865

Claims (9)

1. Weefgetouw, bestaande uit een machineframe, weeflus-frames voor het ondersteunen van grondhevels van scheringen, en een inrichting voor het vormen van een zelfkant, die achter de weeflus-5 frames is aangebracht, en voorzien is van een vermogenoverbrengings-mechanisme, een roteerbaar onderdeel, dat geroteerd wordt door het vermogenoverbrengingsmechanisme, en een paar zelfkantgarengelei-dingen, die verbonden zijn aan het roteerbare onderdeel en die aan--gewend worden om zelfkant garens te onttrekken, waarbij de zelfkant-10 garens geopend en gesloten worden in gesynchroniseerd verband met de schietbeweging van de scheringen en tot een zelfkant gevormd worden door ineengetwijnd te worden bij elke weving, gekenmerkt doordat de genoemde inrichting instelbaar aangebracht is ten opzichte van het machineframe.

2. Weefgetouw volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de genoemde inrichting verplaatsbaar is in de lengterichting van het machineframe en in een bepaalde positie vastgezet kan worden.

3. Weefgetouw volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat het verder bestaat uit een paar met zwaluwstaart uitgevoerde leirail's, 20 die vast aangebracht zijn langs de binnenzijde van het machineframe om zodoende naar elkaar toegekeerd te zijn en zich in de lengterichting van het machineframe uitstrekken, en een paar schuifbalken, die verschuifbaar aangebracht op de genoemde leirails, en daarop vastgezet kunnen worden, waarbij de genoemde inrichting voor ‘het 25 vormen van een zelfkant op deze schuifbalken gemonteerd is. k. Weefgetouw volgens een der conclusies 1 t/m 3, gekenmerkt doordat de genoemde inrichting voor het vormen van een zelfkant verticaal instelbaar aangebracht is.

5· Weefgetouw volgens conclusie U, gekenmerkt doordat 30 het voorts bestaat uit een paar steunen, die op het machineframe gemonteerd zijn, monteringsonderdelen,. die de genoemde inrichting voor het vormen van een zelfkant dragen en die verticaal verschuifbaar zijn langs de steunen, en instelonderdelen, die op de steunen aangebracht zijn en die de positie van de monteringsonderdelen ten 35 opzichte van de sternen verticaal instellen.

6. Weefgetouw volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de 7908863 16 . genoemde inrichting -voor het vormen van een zelfkant instelbaar aan-gebracht is in de breedterichting van het machineframe.

7. Weefgetouw volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat het voorts bestaat uit een steunbalk, die zich in de breedterich- 5 ting van het machineframe uit strekt en een paar horizontale lei-rails daarop gemonteerd heeft, waarbij de genoemde inrichting voor het vormen van een zelfkant verschuifbaar aangebracht is langs de horizontale leirails en daarop vastgezet kan worden.

8. Weefgetouw volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat 10 het genoemde vermogenoverbrengingsmechanisme bestaat uit een aandrijfas, die op een bepaalde plaats aangebracht is en die in gesynchroniseerd verband met de schietbeweging van de scheringen roteert, een monteringsring, die coaxiaal op de aandrijfas opgenomen en op het machineframe vastgezet is, een instelring, die draaibaar 15 en instelbaar in aangrijping is met het buitenoppervlak van de monteringsring, een aangedreven tandwiel, dat in aangrijping is met een aandrijffcandviel, dat aan de aandrijfas verbonden is en dat roteerbaar aangebracht is op één einde van de monteringsring, en een tijdafstelriemschijf, dié aangedreven wordt door het aangédreven 20 tandwiel en die aandrijfvermogen overbrengt op de genoemde inrichtingen voor het vormen van een zelfkant via een tijdafstel-riem.

9- Weefgetouw volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het genoemde vermogenoverbrengingsmechanisme bestaat uit een eerste 25 tijdafstelriemschijf, die op een bepaalde plaats aangebracht is en die in gesynchroniseerd verband met de schietbeweging van de scheringen roteert, een tweede tijdafstelriem, die instelbaar en verschuifbaar in de lengterichting van het machineframe aangebracht is, en een tijdafstelriem, die in aangrijping is met de eerste en 30 tweede tijdafstelschijf om zodoende vermogen over te brengen op de genoemde inrichtingen voor het vormen van een zelfkant.

10. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 7908863