NL7908399A - Werkwijze voor het maken van overschoenen uit niet-geweven textiel. - Google Patents

Description

Λ » 70 8693

Werkwijze voor het maken van overschoenen uit niet«geweven textiel.

De uitvinding heeft "betrekking op een schoen, meer in het "bijzonder een overschoen, welke over de normale schoen heen aangedaan wordt en welke na enige malen gebruikt te zijn, kan worden weggeworpen. Dergelijke overschoenen zijn "bestemd voor personen, welke percelen 5 betreden waar kans bestaat op microbische of radioactieve verontreini ging.

Eergelijke overschoenen moeten sterk zijn, teneinde bestand te zijn tegen slijtage en scheuren, doch anderzijds moeten zij goedkoop gemaakt kunnen worden, omdat zij na gebruik, worden weggeworpen.

10 Cm deze reden worden zij in het algemeen vervaardigd uit niet- geweven textiel. De bekende methode voor het fabriceren van dergelijke overschoenen is betrekkelijk, gecompliceerd en duur.

Het doel van de uitvinding is deze bezwaren te ondervangen en een mogelijkheid te scheppen overschoenen eenvoudig en goedkoop 15 te vervaardigen.

De werkwijze volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat uitgangsmateriaal wordt gebruikt, bestaande uit twee gelijke vellen in. de vorm van een parallellogram, welke langs hun brede zijden zijn verenigd door een "geer ter vorming van de zool en langs de smalle 20 zijden door verbindingslijnen, welke tevens de overliggende vlakken van de geer of de plooirand verbinden.Van een dergelijke overschoen wordt de teen gevormd door vouwen, omslaan, enz., door lijmen, lassen of vaststikken langs de vouwen en door het aanbrengen van een samengetrok— ken elastiek rondom de opening, welke wordt begrensd door de brede zij-25 den, tegenover de plooirand.

Voor het verkrijgen van het bovenbedoelde uitgangsmateriaal wordt gebruik gemaakt van een buis uit niet geweven textiel, bestaande uit twee platte langsvlakksn, welke onderling verbonden zijn door twee zijdelingse piooiranden, waarin zich herhalende dwarslijnen of verbin— 30 dingen worden vervaardigd, welke een schuin verloop hebben met betrek king tot de as van de buis, zodat tussen elk stel op elkaar volgende 790 8 3 99 2 f lijnen een ruit of dubbelwandig parallellogram wordt gevormd, waarna deze onderling worden gescheiden ter plaatse wan de verbindingslijnen en vervolgens in tweeën worden gesneden volgens een middenlangslijn.

Op deze wijze worden twee. stuiken uitgangsmateriaal verkregen in elke 5 ruit of elk. parallellogram.

De verbindingen kunnen worden vervaardigd door stikken, lij-=-men of wassen.

Voor het verkrijgen van een elastisch, samentrekken van de opening van de overschoen wordt gespannen elastiek bij voorkeur in de 10 buis bevestigd alvorens deze wordt gesneden en wel aan elke. zijde van die buis en elke zijde van de snijlijn in het langsmidden.

De buis uit niet geweven textiel wordt doelmatig verkregen door het vouwen, van een strook materiaal, waarvan de vrije langsranden met elkaar verbonden worden, -15 Al deze handelingen kunnen automatisch, op een machine worden gerealiseerd, waardoor dus de produktiekosten worden verlaagd.

De uitvinding wordt onder verwijzing naar de. tekening nader , .toegelicht. Daarin toont; figuur 1 in perspectief een buisvormig element, waaruit een 20 overschoen volgens de uitvinding wordt gemaakt; figuur 2 een methode voor het ia masts vervaardigen van een overschoen uit e.en buisvormig element volgens· figuur 1; * figuur 3. een vooraanzicht van Eet uitgangsmateriaal voor de overschoen volgens de uitvinding; en 25 figuur 4 een perspectief van' een overschoen, vervaardigd uit het uitgangsmateriaal volgens figuur 3.

Bij. het in massa vervaardigen van een overschoen volgens de uitvinding wordt een doorgaande strook niet geweven textiel gevouwen' voor het verkrijgen van een buis 1 met twee plat te: evenwijdig lopende.

30 vlakken 2 en 3, welke, onderling verbonden zijn door zijdelingse plooiV

randen ^ en 5 , zie. figuur 1. De. dwarsdoorsnede, van de buis 1 is- identiek, aai die. van zakken met zijdelingse, plooiranden, De. vrije zijranden van de doorgaande strook zijn onderling verbonden bijv, door lassen, vol-*r gens de langsmiddenlijn 6, 35 De huis 1 wordt in vlakke toestand onder e:en lasapparaat ge-?·

790 83 SS

3 schoven, dat achtereenvolgens en “bij herhaling dwars en schuin verlopende lassen 7 in de hiis maakt, waardoor ruiten of parallellogrammen 8 ontstaan. Bedoelde lijnen kunnen ook door stikken of lijmen worden verkregen. Bedoelde lijnen J verbinden niet alleen de vlakken 2 en 3 5 met elkaar, doch tevens de vlakken van de plooirand k en die van de plooirand 5· la het aanbrengen van de verbindingslijnen 7 worden de ruiten of parallellogrammen 8 gescheiden door insnijdingen in die lijnen 7, terwijl de buis 1 in de langsrichting in tweeën wordt gesneden volgens 10 de snijlijn 9·

Uit elke ruit of uit elk parallellogram 8 ontstaan twee parallellogrammen 8a en 8b, bestaande uit op elkaar liggende vellen 2 en 3, welke zijn verbonden door een gedeelte van de plooirand ^ voor de parallellogrammen 8a en een gedeelte van plooirand 5 voor parallello-15 grammen 8b.

Elke ruit of elk parallellogram 8 vormt een stel uitgangsmaterialen 8a of 8b voor een overschoen, waarvan de zool wordt gevormd door het betreffende deel van de plooirand U of 5- Figuur 3 toont dergelijke uitgangsmaterialen 8a en 8b.

20 Yan dit uitgangsmateriaal is de scherpe hoek 10 van de plooi- randen k of 5 bedoeld voor het vormen van de voorzijde van de voet, terwijl de scherpe hoek 11 aan de zijde of de opening 12 begrensd door de snijlijn 9, bedoeld is voor het vormen van de achterkant van de voet. De overschoen 13, zoals weergegeven in figuur h, wordt vervaar-25 digd uit het Titgangsmateriaal 8a of 8b, door het vormen van de scherpe hoek 10 en de overliggende stompe hoek 1¼ aan de zijde van de plooi-randen l·, 5, bijv. door om te vouwen en door lijmen of lassen bij 15 vast te zetten.

Tenminste een elastiek 16 wordt om de opening 12 van de over-30 schoen aangebracht, zodat deze opening om de enkel van de drager wordt geklemd.

Eet elastiek 16 kan om de opening 12 worden vastgezet nadat de uitgangsmaterialen 8a, 8b, van de overschoen 13 zijn uitgesneden en gevormd. Doelmatig is- het echter wanneer het elastiek wordt aangebracht 35 alvorens de insnijdingen volgens de schuin verlopende lijnen en de 790 8 3 99 i k langslijn 9 worden gemaakt.

Daartoe wordt aan elke. zijde, van de. Tdois gerekt elastiek. J7 •vastgelijmd aan elke zijde van de snijlijn % en evenwijdig daaraan.

Op deze wij ze zal de opening 12 samentrekken wanneer Set elastiek. IJ, 5 na h.et üitsnijden, ontspant, 790 8 3 99

Claims (6)

1. Werkwijze voor het maken, van een overschoen uit niet geweven textiel, waarbij gebruik wordt gemaakt van uitgangsmateriaal, bestaande uit gelijke vellen in de vorm van een parallellogram, welke 5 langs een van de zijranden verbonden zijn door een plooirand ter vor ming van de zool en aan de smalle zijde door verbindingslijnen, welke tevens de overliggende vlakken van die plooiranden verbinden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat wordt uitgegaan van een buis uit niet geweven textiel, bestaande uLt twee 10 platte langsvlakken, welke aan de twee langszijden verbonden zijn door plooiranden, waarbij zich herhalende dwarsverlopende verbindingslijnen in de buis worden gemaakt, welke schuin verlopen ten opzichte van de as van de buis, waarbij tussen elk stel op elkaar volgende lijnen een ruit of een dubbelwandig parallellogram wordt verkregen, welke onder- 15 ling worden gescheiden ter plaatse van de verbindingslijnen, terwijl elk parallellogram in tweeën wordt gesneden volgens een langsmidden-lijn.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat voor het verkrijgen van een elastisch samentrekkende opening in de over- 20 schoen een gespannen elastiek in de buis wordt vastgezet voordat deze wordt gesneden en wel aan elke zijde van de buis en aan elke zijde van de volgens het langsmidden verlopende snijlijn. Werkwijze volgens conclusies 2-3, met het kenmerk, dat de buis verkregen wordt door het vouwen van een strook, waarvan de 25 vrije randen aan elkaar zijn vastgezet.

5. Werkwijze volgens conclusie 2-k, met het kenmerk, dat de verschillende handelingen op de machine plaatsvinden.

6. Uitgangsmateriaal voor het maken van een overschoen uit niet geweven textiel, onder toepassing van de werkwijze volgens con- 30 elusies 2-5.

7. Overschoen, verkregen uit uitgangsmateriaal volgens figuur 6. 750 83 99 35