NL7908114A - Schaar. - Google Patents

Description

* ΙΓ.Ο. 28.414

Schaar.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een twee-bladig snij-instrument van het type, dat voorzien is van een paar schar-nierbaar met elkaar verbonden bladen. Dergelijke instrumenten zullen hierna in het algemeen worden aangeduid met scharen, ofschoon 5 het duidelijk is dat de uitvinding ook betrekking heeft op andere instrumenten van dit type.

Het is algemeen gebruikelijk scharen zodanig te vormen, dat in de gesloten stand de achterrand van ieder blad uitsteekt voorbij de snijrand van het andere blad. Dat wil zeggen de snijrand is in IQ de gesloten stand niet vrij en daardoor tegen beschadiging beschermd. Verder kan daardoor de snijrand niet in aanraking komen met het oppervlak, waarover de schaar wordt gebruikt en kan daardoor ook dit oppervlak niet beschadigen.

Een nadeel van deze conventionele constructie is dat dit 15 moeilijkheden oplevert bij het slijpen van de bladen. Het is algemeen gebruikelijk ieder blad afzonderlijk te slijpei/en in bepaalde gevallen moeten daartoe de bladen van elkaar worden losgemaakt.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel een verbeterde schaarconstructie te verschaffen, die het mogelijk maakt dat de twee bla-20 den gelijktijdig worden geslepen, terwijl de schaar zich bevindt in de gesloten stand.

Volgens één aspect van de uitvinding wordt een schaar verschaft, die bestaat uit twee bladen, uit scharniermiddelen die de twee bladen zodanig met elkaar verbindt, dat zij ten opzichte van elkaar 25 kunnen bewegen tussen de open en de gesloten stand van de schaar, waarbij ieder blad een snijrand heeft en een achterrand, welke respectievelijk tegenover elkaar gelegen üaigsranden van dat blad voinnen, welke schaar wordt gekenmerkt, doordat de snijrand van ieder blad gelijk ligt met of uitsteekt voorbij de achterrand van 30 het andere blad in de gesloten stand van de schaar.

Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het vervaardigen van scharen van het type, bestaande uit twee scharnierbaar met elkaar verbonden bladen, welke werkwijze wordt gekenmerkt, doordat ieder blad zodanig wordt gevormd dat het 35 twee betrekkelijk brede tegenover elkaar liggende oppervlakken heeft en twee betrekkelijk smaïLe tegenover elkaar liggende oppervlakken, die zich uitstrekken in de langsrichting van het blad, waarbij één breed oppervlak een binnenvlak vormt, dat gericht is 79 0 8 1 1 4 2 naar het overeenkomstige oppervlak van het andere blad, waarbij de genoemde smalle oppervlakken van ieder blad zodanig worden gevormd dat het ene in hoofdzaak loodrecht staat op het genoemde binnen-oppervlak en een achtervlak vormt en het andere oppervlak helt 5 ten opzichte van het genoemde binnenoppervlak onder een hoek die kleiner is dan 90°, waarbij de achter- en hellende oppervlakken zodanig zijn opgesteld, dat het hellende oppervlak uitsteekt voorbij het achteroppervlak in de gesloten stand van de schaar, en waarbij vervolgens de bladen in de gesloten stand van de schaar worden be-10 handeld, zodat een respectievelijk deel van ieder hellend oppervlak en van het aangrenzende achteroppervlak wordt verwijderd over vrijwel de gehele lengte daarvan om aangrenzende en in één vlak liggende oppervlaktedelen te vormen op de twee bladen, waarbij ieder paar oppervlaktedelen helt ten opzichte van het genoemde binnenop-15 pervlak onder een hoek die groter is dan die van let hellende oppervlak.

De uitvinding zal nu aan de beschrijving aan de hand van de tekening nader worden toegelicht, waarin:

Fig 1 is een zijaanzcht van een schaar volgens één uitvoe-20 ringsvorm van de uitvinding; fig.2 is een dwarsdoorsnede over lijn II-II van fig. 1 op grotere schaal; fig. 3 is een aanzicht overeenkomend met fig. 2, waarbij het verband tussen de twee bladen is getoond voor het geheel gereed 25 maken van de twee bladen; fig. 4 is een perspectivisch aanzicht van een deel van de bladen getoond in een gedeeltelijk geopende stand; fig. 5 is een aanzicht overeenkomende met fig. 4> waarbij de bladen zijn getoond in een verdere open stand.

30 De twee bladen 2 van de schaar 1 volgens fig. 1 zijn bij 5 scharnierbaar met elkaar verbonden, zodat de schaar 1 geopend en gesloten kan worden. Volgens de uitvinding ligt de snijrand 4 van ieder blad 2 langs of steekt uit voorbij de achterrand 5 van het andere blad 2 in de gesloten stand van de schaar 1. Bij voorkeur 35 is zoals getoond iedere snijrand 4 geplaatst bij en volgt de baan van de achterrand 5 van het andere blad 2, waneer de schaar 1 is gesloten. Dit kan op verschillende wijzen bereikt worden, maar één bijzondere methode zal hierna worden beschreven.

Iedere snijrand 4 wordt begrensd door één langsrand van een breed oppervlak 6 van het blad 2, dat gericht is naar het overeen- 7908114 3 komstig oppervlak van het andere blad 2 en zal hierna worden aangeduid als het binnenoppervlak van het blad. Het binnenoppervlak 6 is in het algemeen in hoofdzaak plat, terwijl het tegenoverliggende brede buitenoppervlak 7 indien gewenst een contour kan hebben, 5 Toot het doel van de onderhavige uitvinding wordt er de voorkeur aan gegeven dat zowel de binnen- als de buitenoppervlakken 6 en 7 in hoofdzaak plat zijn en in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar, maar dit is niet essentieel. Het kan gunstig zijn ieder blad 2 te vormen uit een plaatmateriaal.

10 He snijrand 4 wordt begrensd door de gemeensohappelijke rand of verbindingsplaats van het binnenoppervlak 6 en een werkoppervlak 8, dat bij voorkeur zodanig ten opzichte van het binnenoppervlak 6 is opgesteld, dat de hoek x tussen de oppervlakken 6 en 8 kleiner 15 is dan 90° (fig. 2). Yerder wordt er de voorkeur aan gegeven, dat zoals is getoond, het werkoppervlak 8 zich slechts gedeeltelijk over de breedte van het blad 2 uitstrekt en grenst an een schuin oppervlak 3, dat een hoek maakt met het werkoppervlak, zodanig dat de hoek z tussen het schuine oppervlak en het binnenoppervlak 20 6 scherper is dan de hoek x van het werkoppervlak 8.

Tenminste een binnendeel 10 van het oppervlak 11, dat de achterrand 5 van ieder blad 2 vormt, is opgesteld als in hoofdzaak een verlenging van het werkoppervlak 8 van het andere blad 2 in de gesloten stand van de schaar 1 (fig. 2). Hat wil zeggen het opper-25 vlaktedeel 10 volgt dezelfde langsbaan als het werkoppervlak 8 en helt onder dezelfde hoek ten opzichte van het binnenoppervlak 6 van het andere blad 2. Het zal duidelijk zijn dat als gevolg van deze relatie, ieder oppervlaktedeel een hoek y maakt van meer dan 90° met het binnenoppervlak 6 van het blad 2, waarbij het behoort.

30 Ook het oppervlaktedeel 10 grenst aan zijn bijbehorende binnenoppervlak 6 en kan zich voortzetten over de gehele breedte van het blad 2, indien dit gewenst is. Bij de getoonde constructie is echter een buitendeel 12 van het achteroppervlak 11 onder een hoek opgesteld ten opzichte van het binnendeel 10 en de hoek w tussen 35 het oppervlaktedeel 12 en het binnenoppervlak 6 is. kleiner dan de hoek y. Bij voorkeur staat het oppervlaktedeel 12 loodrecht op het binnenoppervlak 6 van het blad 2, waardoor beschadiging tot een minimum wordt teruggebracht, bij gebruik van de schaar 1.

ïïit het voorgaande zal het duidelijk zijn, dat het hellende 40 binnendeel 10 van het achteroppervlak 11 van ieder blad 2 het achteroppervlak 11 voorbij de snijrand 4 van het andere blad 2 in- 79 0 8 1 1 4 ί- 4 neemt en daardoor de snijrand 4 tegen beschadiging beschermt zie (fig. 2). Verder wordt het slijpen van de bladen 2 vergemakkelijkt door het feit, dat de aangrenzende oppervlaktedelen 8 en 10 van de twee bladen onder in hoofdzaak dezelfde hoek hellen en daardoor 5 in hoofdzaak een voortzetting van elkaar vormen. Dat wil zeggen een slijpelement met dezelfde hoekrelatie ten opzichte van de binnen-oppervlakken 6 van de bladen 2 kan metaal verwijderen van of holen beide oppervlaktedelen 8 en 10 in één enkele bewerking en daardoor de snijrand 4 slijpen. Ben slijpinrichting die hiervoor geschikt 10 is, is beschreven in de samenhangende octrooiaanvrage.

Scharen van het beschreven type kunnen op iedere geschikte wijze vervaardigd worden. Volgens een voorkeursmethode worden de bladen aanvankelijk gevormd op de wijze zoals getoond in fig. 3, waarbij een rand 13 van ieder blad 2 uitsteekt voorbij het achter-15 oppervlak 11 van het andere blad 2. Dit uitsteken kan betrekkelijk klein zijn, bijvoorbeeld 0,13 mm en de nand 13 wordt gevormd door de verbinding van het binnenoppervlak 6 en een hellend oppervlak 14· Dit uitsteken zorgt ervoor dat een snijrand 4 met minimaal verwijderen van materiaal gevormd kan worden. Dat wil zeggen de opper-20 vlakken 8 en 10 behoeven niet niet zo te zijn uitgevoerd, dat later slijpen moeilijk is. Fig. 2, 4 en 5 tonen de oppervlakken 8 en 10, die iets groter zijn dan noodzakelijk, tenminste bij de beginvorm van de schaar én deze oppervlakken worden gevormd door slijpen of met Mere andere geschikte bewerking. Het buitendeel 25 van het oppervlak 14 kan het schuine oppervlak 9 worden, zoals hierboven beschreven.

Het zal duidelijk zijn dat diverse wijzigingen kunnen worden * aangebracht zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

7908114

Claims (8)

1. Schaar bestaande uit twee bladen, scharniermiddelen die de twee bladen beweegbaar, met elkaar verbinden tussen een open en een gesloten stand van de schaar, waarbij ieder blad een snijrand heeft en een achterrand die respectievelijk tegenover elkaar lig- 5 gende langsranden van het blad vormen, met het kenmerk, dat de snijrand van ieder blad gelijk ligt met of uitsteekt voorbij - de achterrand van het andere blad in de gesloten stand van de schaar.

2. Schaar volgens conclusie 1, met het kenmerk, 10dat in de gesloten stand iedere snijrand zich bevindt bij en volgt de baan van de achterrand van het andere blad.

5· Schaar volgens conclusie 1o<f2,met het kenmerk, dat het blad brede binnen en buitenoppervlakken heeft, waarbij de brede binnenoppervlakken van de bladen tegenover elkaar 15 liggen en waarbij iedere snijrand wordt begrensd bij de verbinding van het respectievelijke binnenoppervlak en een werkoppervlak van het blad, waarbij de hoek tussen de binnen- en werkoppervlakken kleiner is dan 90°.

4. Schaar volgens conclusie 3> t het kenmerk, 20 dat de achterrand wordt begrensd bij de verbinding van een respectievelijk binnenoppervlak en een achteroppervlak van het blad, waarbij ten minste een binnendeel van het achteroppervlak, dat grenst aan het binnenoppervlak onder een zodanige hoek is opgesteld, dat het zich bevindt in hetzelfde vlak als het werkoppervlak van 25 het andere blad in de gesloten stand van de schaar.

5· Schaar volgens conclusie 4» met het kenmerk, dat ieder achteroppervlak een buitendeel heeft naast het buitenoppervlak van het blad en dat de hoek tussen het buitendeel en het binnenoppervlak van het respectievelijke blad kleiner is dan 50 de hoek tussen het binnenoppervlak en het binnendeel van het respectievelijke achteroppervlak.

6. Schaar volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat de hoek tussen het buitendeel en het respectievelijke binnenoppervlak ongeveer 90° bedraad * 35 7· Schaar volgens één of meer der conclusies 3 tot en met 6, met het kenmerk, dat een hellend oppervlak is geplaatst tussen het werkoppervlak en het buitenoppervlak van het respectievelijke blad en dat de hoek tussen het hellende oppervlak en 7908114 * κ het respectievelijke binnenoppervlak kleiner is dan de hoek tussen hetzelfde binnenoppervlak en het respectievelijke werk-oppervlak.

8. Schaal volgens een of meer der conclusies 3 tot en met 7, 5 met het kenmerk, dat de binnea- en buitenoppervlakken van ieder blad in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar zijn.

9. Werkwijze voor het vervaardigen van een schaar, voorzien van twee scharnierbaar met elkaar verbonden delen, met het kenmerk, dat de werkwijze bestaat uit het zodanig vormen van 10 ieder blad, dat dit twee betrekkelijk brede tegenover elkaar liggende oppervlakken heeft en twee betrekkelijk smalle tegenover elkaar liggende oppervlakken, die zich uitstrekken in de langs-richting van het blad, waarbij één van de brede oppervlakken een binnenoppervlak vormt, dat gericht is naar het overeenkomstige op-15 pervlak van het andere blad, dat de smalle oppervlakken van ieder blad zodanig zijn gevormd dat één daarvan in hoofdzaak loodrecht staat op het genoemde binnenoppervlak en een achteroppervlak vormt en het andere smalle oppervlak helt ten opzichte van het binnenoppervlak onder een hoek die kleiner is dan 90° , dat de achter-20 en hellende oppervlakken zodanig zijn opgesteld dat dit laatste uitsteekt vsrbij het eerste in de gesloten stand van de schaar en dat vervolgens de bladen in de gesloten stand van de schaar worden behandeld, zodanig dat een respectievelijk deel van ieder hellend oppervlak en het aangrenzende achteroppervlak wordt verwijderd 25 langs vrijwel de gehele lengte daarvan om aangrenzende en in één vlak liggende oppervlaktedelen te vormen op de twee bladen, waarbij ieder paar van de oppervlaktedelen hellen ten opzichte van het binnenoppervlak onder een hoek die groter is dan het hellende oppervlak. 7908114